PARIJZENAAR R. RAY DOODDE ZIJN KIND UIT MEDELIJDEN XX (slot) DONDERDAG 27 SEPTEMBER '56 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT VADER WIL ZWAARSTE STRAF heidsbedrijf, waarbij wij dan de hoop uitspreken dat de honore ring van hun werk aangepast zal worden aan de normen van deze tijd. Ik noem hier twee voorbeelden, die bewijzen wat er te bereiken is, indien men bereid is zich ge heel te geven. Zes jaar geleden kwam een jonge man bij de schrijver van dit artikel, met de vraag of hij (oud militair), naar Nieuw-Guinea zou kunnen gaan. Of er een kans voor hem was. Ik liet het besluit aan hem over, doch wees hem op de mogelijkheden. Ik hoorde nooit meer van hem. Op Manokwari liep ik hem twee maan den geleden tegen het lijf. Hij was eigenaar van een goedlopend bedrijf en dacht er niet meer aan naar Ne derland terug te gaan. Het andere voorbeeld is dat van een Fries gezin in Hollandia. Het had het in het begin moeilijk genoeg, maar met Friese koppigheid zette het door. Ik was in hun zaak, een warenhuis, en het was alleen maar plezierig verheugend met die men sen te praten en hun zaak te be kijken. Ze waren er. Ze hadden be reikt wat ze bereiken wilden. Ook al wisten ze dat er moeilijkheden zouden blijven. De laatste avond De laatste avond op Hollandia. Ik was daar bij mijn oude vriend, dr. De Bruyn, en we reden de lange weg die Dok V verbindt met Hol- landiahaven en Hollandia-binnen. We reden met een auto langs die weg. Rechts van ons verhief zich de rimboe, links lag, ver in de diepte, de Humboldtbaai. Het was die avond volle maan en heel de Zijn dochter was niet ongeneeslijk ziek (Van onze Parijse correspondent) De 47-jarige Roger Ray, politie agent te Parijs, zit nu wegens moord in zijn cel hier in Parijs. Zijn leven is gebroken, zijn vrienden en collega's herkent hij niet meer en zijn vrouw durft hij niet meer onder ogen ko men. Roger Ray heeft zijn kind ge dood. Uit medelijden schoot hij zijn 16-jarige dochter Chantal een kogel door het hoofd en pas daarna bleek, dat de artsen zich hadden vergist en dat het meisje niet ongeneeslijk ziek was geweest Het vreselijke drama houdt heel Frankrijk in spanning en hoewel op moord met voorbedachte rade hier dé doodstraf staat, menen toch velen, dat ei1 in Frankrijk geen rechter te vinden zal zijn, die het leven van Ray zal eisen. Ook gelooft niemand meer in levenslang. Ray zelf smeekt echter om de maximale straf. Opzettelijk doodde hij immers zijn eigen dochter. Jarengeleden reeds was vastgesteld, dat het meisje aan epilepsie leed. Aanvankelijk wilde het gezin de uitspraak van de doktoren, dat Ohantal ongeneeslijk ziek was. niet aannemen, maar toen de aanvallen waaraan het kind leed heviger werden, veranderde er iets in het gezin. Chantal, die inzag, dat ze heel haar leven pijn zou lijden en nooit echt gezond zou kunnen leven, smeekte haar vader, haar uit het lij den te verlossen. Ray weigerde en trachtte het meisje weer wat moed in te praten, maar het kind leed steeds ernstigere pijnen. Eindelijk gaf Ray toe. Hij wachtte een gelegen heid af, dat hij met Chantal alleen thuis zou zijn vader en dochter waren overeengekomen, dat moeder het niet mocht"meemaken. Voor de laatste keer trachtte hjj haar moed in te spreken, maar nog sterker smeekte zij om een genadeschot. Met zijn dienstrevol ver schoot hij haar dood. Met de tweede kogel trachtte hij zichzelf te doden. Dit mislukte. Na enige maanden was hij weer opgeknapt. NIET ONGENEESLIJK Toen men sectie op het lijk verricht te. stelde mea vast. dat het meisje niet aan epilepsie leed, maar aan vasomotorisohe storingen, die had den kunnen genezen. Ray kreeg een instorting en moest opnieuw in het ziekenhuis worden opgenomen." Weer herstelde hij en toen werd hij overge bracht naar de gevangenis om daar zijn straf af te wachten. Tegen de geestelijke zei hij: „Eerst had ik gehoopt met mijn le ven te mogen boeten, maar die straf zou te licht zijn. Ik weet nu, dat m(jn straf er uit zal bestaan, voort te lo ven. Hef zal vreselijk zijn. Nooit zal ik mijn vrouw durven ontmoeten. Nooit meer zal ik rust hebben, want ik heb mijn kind gedood, m^jn eigen vlees en bloed, eens onze trots en on ze hoopDe Heer sta mij b|j We leunden tegen de auto en in eens zei dr. De Bruyn: „Dit vergeet je niet meer". „Nee", zei ik, „dat vergeet je niet meer". Het was te schoon, te in drukwekkend om dat beeld van Nieuw-Guinea ooit te vergeten. Ik zou het de volgende dag met me meenemen naar Holland en het me herinneren, op alle trieste, sombere, verregende dagen die me daar te wachten stonden. Een rimpeling trok over het ge smolten zilver in de Humboldt-baai. Neeik zou het niet meer ver geten, dit kleine stukje Nieuw-Gui nea onder me en rond me. Een deel van een land van 161.000 vierkante mijl, bewoond door een klein miljoen Papoea's, waarvan er thans een 400.000 onder bestuur zijn of waar mee een eerste contact is opgeno men. Een land van 16.000 Aziaten ook. En van 17.000 Europeanen. Het was doodstil om ons heen, maar ergfens, dichtbij en heel ver weg, waren ze, die 17.000 Euro peanen. Elk met hun zorgen, proble men en moeilijkheden. En elk met een stukje vertrouwen in de toekomst van dit land. Het zal een toekomst hebben, als Nederland het wil. Wil Nederland het? Velen in dat land hopen het, Euro peanen en Papoea's. Nieuw-Guinea is bezig met z'n opbouw, maar het is nu eenmaal een lange weg van het stenen tijdperk naar de twintigste eeuw. En het land bezit een „Chinese muur" van moerassen, bergen en jungle, die genomen moet worden. Geef dat land, geef dat volk z'n kans! Geef het de tijd die het nodig heeft en onthoud het de wijsheid niet, die evenmin onontbeerlijk is. Er is te veel werk verzet. Dat heeft te veel zweet gekost. Daar is te veel geleden om idealen, om hal verwege terug te keren. Ik geloof niet dat er, aan het einde van deze reisbrieven over Niemv-Guinea iets beters is te wen sen. In Nieuw-Guinea wijkt de wilder nis. Moge zij niet, om welke reden dan ook, zich opnieuw gaan slui ten! Manokwari... Sorong... Fak Fak... Biak... en dan naar de hoofdstad van Nieuw-Guinea: Hollandia. In al die plaatsen Nederlanders. Daaronder dan Nederlanders, die met hun horloge in de hand de minuten tellen, die hen nog scheiden van hun vertrek naar Nederland. Ik ontmoette er nog al wat. Ze waren teleurgesteld. Nieuw-Guinea had hun niet gegeven wat ze ervan verwacht hadden. En omdat ze, om welke reden dan ook, teleurgesteld waren, haatten ze het land. Haatten ze het klimaat. Haatten ze het lot, dat hen hierheen gevoerd had. Maar er waren anderen, die in datzelfde Nieuw- Guinea hun bestemming hadden gevonden. Die bezig waren een bedrijf op te bouwen. Die geen enkele haast hadden terug te keren naar Nederland. Ik vond hen niet alleen in de kringen van bestuursambtenaren, zen delingen en missionarissen, maar ook onder particulie re ondernemers. Ik vond ze onder de bezitters van klei nere en grotere middenstandsbedrijven. Ik vond ze on der de kolonisten. Ik ontving in de laatste weken, terug uit Nieuw-Guinea, brieven van mensen, die me vragen: moet ik naar Nieuw-Guinea gaan en zo ja, wat kan ik daar dan doen? „Dit vergeet je niet meer", zei dr. De Bruyn bij de in drukwekkende Humbolt-baai Nieuw-Guinea is geen gemakkelijk land. Wie besluit er heen te gaan, die moet weten dat hy heeft te pionieren. Hij krygt er niets cadeau. Het zal ge heel aan hem zélf liggen of hjj slaagt of mislukt. Wie mislukt geeft bjjna automatisch de schuld daarvan aan het gouvernement. Ik geloof niet dat dit bllljjk is. Natuurlek kan men dat gouvernement allerlei dingen verwyten, maar zeker niet alles. En dat er in een jong land als Nieuw-Guinea proble men zyn, moeilykheden, conflicten.... is dat te verwonderen? Behoren ze niet baast organisch tot een land-in-aanbouw Tot een land, met welks open legging, ontwikkeling en opbouw men in wezen eerst gisteren is begonnen Wie werkelijk naar dat land wil, en dan als particulier, die zou ik willen 'vijzen op de kansen in het Er wordt in Nieuw-Guinea hard gewerkt. Ook dét wekt weerstanden op. Maar ze lijken ons niet onover komelijk. In Nederland pleegt men „de amb tenarij" de schuld te geven ook van déttgene, waaraan die ambtenarij werkelijk niet debet is. Nieuw-Gui nea zijn een plezierige functie is. In- Ik benijd dit gouvernement niet. Noch de lagere bestuursambtenaren, noch de diensthoofden, noch de gou verneur. Om dit land te leiden dient men een Jobs geduld te paren aan Salomo's wijsheid. En dat is niet eenvoudig. Ik had gelegenheid geruime tijd contact te hebben met de gouverneur, dr. J. van Baal. Het waren uiterma te stimulerende, verhelderende en verfrissende gesprekken. Indien écn ding zeker is, dan de grote liefde, de sympathie van deze gouverneur voor dat land en dit volk. Ik geloof niet dat gouverneur van Nieuw-Gui nea zijn een plezierige functie ie. In tegendeelhet is een buitenge woon önplezierige, ondankbare en.... fysiek önmensefijke zware functie. Deze gouverneur kent het land al vele jaren. Hij was er reeds als jong controleur in het zuiden. Hij spreekt over de Papoea's als over zijn kinderen en indien één ding ze ker is. dan zijn inzicht, dat men zou kunnen samenvatten onder „Nieuw- Guinea voor de Papoea's". Als ide aal heeft hij zich gesteld, dat elk Papoea-gezin de beschikking zou kunnen krijgen over een paar hec- taren eigen grond waarop het zo mogelijk een eigen bedrijfje kan i ontwikkelen. Het moge een ver j ideaal lijken, met móet mogelijk J zijn eenmaal een eigen Papoease j middenstand te creëren. Maar ook hiervoor is weer dat ene, allesbe palende nodig: tijd. Papoea's bezig in hun bedrijfsschool te Sorong, geleid, door personeel van de NJN.G-P.M. (Nederl. Nw.-Guinea (Petroleum Mij.) kleinbedrijf. Men moet zich echter in geen geval gouden bergen voor stellen, en zich wel degelijk voorbe reiden op teleurstellingen. Er zijn in plaatsen als Hollandia, Manokwari en Merauke echter mogelijkheden voor fietsenreparateurs, voor een be drijfje in ijzerwaren, voor motor- reparateurs, enz. Wie er meer van wil weten, stelle zich in verbinding met het ministerie van overzeese rijksdelen. Eveneens is er behoefte aan administratief personeel, zowel op Hollandia als op de andere plaat sen. Van belang is echter, dat men fy siek en geestelijk in staat is daar 'te gaan werken. Het kan niet vaak ge noeg worden gezegd: dit is geen ge makkelijk land enhet is niet het oude Nederlands-Indië! Voor jonge mensen, die nog niet te oud zijn om niets meer te mogen riskeren, liggen hier ech ter kansen. Ook in het over- De Humboldt-baai bij Hollandia. Het laatste beeld waarover onze mede werker Anthony van Kampen schrijft in zijn laatste artikel. baai was één bassin vol glanzend zilver. Ik wist, dat over enkele uren het vliegtuig kwam, dat me terug zou brengen naar Nederland. We spra ken niet veel omdat we eikaars ge dachten wel wisten. De auto stopte en we stegen uit. Er was geen geluid daar, op het ge zaag van de grote krekels na. De branding van de Stille Zuidzee kwam in de verte dofruisend aan. Uit een kampong, heel in de diepte, kringel de wat rook omhoog. Hier en daar gloorde een klein lichtje uit de duis ternis. Nergens waren mensen te zien of te horen. Het was volmaakt vrede daar.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1956 | | pagina 5