DE TERUGTOCHT VANUIT ZEELAND
FRANSEN ZAGEN NEDERLANDERS
VOOR DUITSERS AAN
Leiding van Commandant Zeeland
aan troepen was weinig effectief
Uit Zeeland moest al
het materieel weg
Kon. Marine week uit naar Engeland
Wantrouwen
De parlementaire enquêtecommissie heeft de in
druk» dat de moeilijkheden bij de terugtocht van een
gedeelte der koninklijke landmacht in de meidagen
van '40 door België en Frankrijk in eigen land» en in
het bijzonder in Zeeland» groter zijn geweest dan in
de landen van onze Zuiderburen. De in Zeeland aan
wezige troepen zagen de Nederlanders» als gevolg
van het door hen gedragen uniform» in vele gevallen
aan voor Duitsers. Mede om deze reden heeft de
Commandant Zeeland, de schout by nacht H. J. van
der Stad» na overleg met de Franse bevelhebber, de
troepen opdracht gegeven zich op Duinkerken terug
te trekken. Deze terugtocht stond formeel onder
leiding van de Commandant Zeeland, maar de com
missie heeft niet de indruk, dat deze effectief leiding
heeft gegeven aan de troepen. Toen hem bleek, dat
men in Duinkerken de Nederlandse troepen liever
niet dan wel zag, heeft hij gepoogd Parijs te berei
ken. Hy wilde met hulp van de Nederlandse gezant
aldaar een beslissing uitlokken over de vraag, waar
de Nederlandse troepen heen zouden gaan. Hij werd
echter door de Duitsers gevangen genomen.
Aparte Nederlandse afdelingen hebben evenwel telefonisch contact
kunnen krijgen met het gezantschap te Parijs. Door bemiddeling van
de militaire attaché aldaar, dié contact met Londen had opgenomen,
is het een aantal militairen gelukt naar Engeland over te steken. An
deren is het gelukt op eigen gelegenheid naar Engeland te komen.
Ook is nog een groep militairen, na een zwerftocht door België en
Frankryk, naar Nederland teruggekeerd. Van een inschakeling van de
Nederlandse troepen bij de geallieerde oorlogvoering op het continent
is toen geen sprake geweest. Dit had de Commandant Zeeland
verwacht.
Aparte afdelingen bereikten Engeland
De commissie acht het duidelijk,
dat de terugtocht van de Nederlandse
troepen naar Frankrijk en later het
oversteken naar Engeland geheel zijn
geïmproviseerd. De Nederlandse re
gering, met name de toenmalige mi
nister van defensie, de heer A. Q. H.
Dijxhoorn, had tevoren geen bepaal
de maatregelen voorbereid, in ver
band met de mogelijkheid, dat na het
uitbreken van de oorlog een deel van
het Nedertandse leger naar het bui
tenland zou moeten uitwijken. Hoewel
de commissie zich kan indenken, dat
de Nederlandse regering, gezien haar
neutraliteitspolitiek, hieromtrent geen
contact met andere regeringen had
opgenomen, had zij het beter geacht,
wanneer deze mogelijkheid althans
Intern onder ogen was gezien.
Gezien de gedachte, waarvan men
uitging, namelijk dat zo lang moge
lijk in 't eigen land stand moest wor
den gehouden, is het begrijpelijk, dat
ook de Nederlandse bevelhebber in
Zeeland niet aanstonds de daar aan
wezige troepen van de Koninklijke
landmacht bevel heeft gegeven naar
het zuiden uit te wijken; hij heeft dit
aanvankelijk zelfs terecht verboden,
ook ai omdat door de Fransen nog in
Zeeland werd gevochten. Eerst na
herhaald aandringen van de Franse
bevelhebber heeft hij de troepen naar
het zuiden, in de richting van Duin
kerken, gedirigeerd. Zijn bedoeling
was de Nederlandse troepen in Frank
rijk te hergroeperen. Op het moment,
dat, hij gevangen genomen werd, was
een bevel tot uitwijking naar Enge
land nog niet op zijn plaats geweest,
omdat niet verwacht kon worden, dat
de Belgische en Franse legers zo
spoedig zouden capituleren.
Weinig activiteit
De commissie is van oordeel, dat
de minister van defensie, de heer Dijx.
hoorn, te Londen, weinig activiteit
heeft ontplooid om de resterende Ne
derlandse troepen uit Frankrijk naar
Engeland te doen oversteken. Het
hoofd van de Nederlandse militaire
missie te Londen, de heer Van Oor
schot, heeft hierin op eigen gelegen
heid gehandeld, nadat de heer Van
Voorst Evekink, militair attaché te
Parijs, zjjn hulp had ingeroepen. Dat
een klein aantal Nederlandse militai
ren in Engeland is aangekomen, is,
naar het oordeel der commissie, voor
het grootste deel te danken aan het
initiatief van de commandanten der
verspreide Nederlandse afdelingen en
de activiteit van de militaire attaché
te Parijs en de Nederlandse militaire
missie te Londen.
Hoe weinig de Nederlandse Rege
ring na de capitulatie door generaal
Winkelman op de hoogte was van de
toestand hier te lande, ban worden
afgeleid uit de verklaring van de
toenmalige minister van defensie voor
de commissie, dat hij zich niets her
innerde van de aanwijzing van schout
bij nacht Van der Stad, de bevelheb
ber van Zeeland, tot opperbevelheb
ber van liet nog strijdende gedeelte
van land- en zeemacht.
Deze benoeming is waarschijnlijk
een initiatief geweest van de marine
staf, zonder toestemming van de mi
nister. De marinestaf heeft nagelaten
hem er in te kennen. Later heeft de
heer Van Dijxhoorn er wel van ge
hoord. De gang van zaken leelc hem
echter, ook zonder nader bevel, lo-
Êisch, daar de bevelhebber in Zee-
md de enige was, die nog doorvocht.
Contact met hoofdkwartier
In het hiervoor geschrevene zijn de
conclusies vervat van de parlemen
taire enquêtecommissie, die verder
uitvoerig verslag deed over liet uit
weken van landmaohtonderdelen naar
Engeland en die daar in paragraaf 1,.
onder het opschrift.Terugtocht" o.m.
het volgende óver rapporteerde:
Nadat in 1940 de Duitsers ons land
waren binnengevallen, is een deel van
de Nederlandse krijgsmacht via Bel
gië en Frankrijk teruggetrokken en
overgestoken naar Engeland. Door de
Nederlandse regering waren volgens
mededeling van de toenmalige minis
ter van defensie, de heer A. Q. H. Dijx
hoorn, tevoren geen bepaalde maat
regelen genomen in verband met de
mogelijkheid, dat na het uitbreken
van de oorlog een deel van het Neder
landse leger naar Engeland zou moe
ten oversteken.
Schout bij nacht H. J. van der Stadt
was op 14 mei 1940 commandant van
Zeeland. Hij trad na de capitulatie
van Nederland (met uitzondering van
Zeeland) op die dag als opperbevel
hebber op van land- en zeemacht.
Onmiddellijk na de capitulatie is
er contact geweest met het Alge
meen Hoofdkwartier te 's-Graven-
hage, dat mededeelde, dat Zeeland
zou doorvechten. Het grootste ge
deelte van de troepen op Zuid-Beve
land en Walcheren bestond uit
Fransen. De 14e mei 's-avonds zijn
de Duitsers de eigenlijke aanval op
Zeeland begonnen.
De aanwezige Nederlandse troepen
zijn weggevloeid uit het noordelijke
deel van de Zanddijkstelling. Deze
tnóegen zijn daarna verzameld met be
hulp van militaire politie. De Fransen
hebben die troepen later naar het zui
den gestuurd. Deze waren altijd ver
schrikkelijk bang, dat zy door de
vorm van de helmen en door de kleur
van de uniformen Nederlandse troe
pen voor Duitsers zouden aanzien.
Geleidelijk aan zijn de Fransen terug
gedrongen naar de Sloedam. Er is nog
geprobeerd wat Nederlandse troepen
bij elkaar te krijgen en deze ook naar
de Sloedam te sturen om de Fransen
te helpen bij de verdediging. Op een
gegeven ogenblik naar de heer
Van der Stad meent de 16e óf 17e mei
1940 kreeg hg opdracht uit Lon
den, dat hij er in ieder geval voor
moest zorgen, dat de Duitsers hem
persoonlijk niet gevangen namen.
De heer Dyxhoorn wilde niet
ontkennen, dat schout bij nacht
Van der Stad order heeft gekre
gen, dat hij zich niet persoonlyk
gevangen mocht laten nemen door
de Duitsers, doch deze order is dan
buiten hem om gegeven. Hij hoor
de dit bij zijn verhoor voor de com
missie voor het eerst. Hij achtte
het niet logisch een dergelijke or
der te geven. Het zich niet gevan
gen laten nemen in een oorlog pre
valeert niet. Iets anders zou het
zijn, wanneer men zo'n order geeft,
omdat men van de betrokkene in
'n latere phase van de oorlog nog
partij wil trekken. Dit is echter
heel iets anders.
De heer Van der Stad kon zelf,
aldus zgn verklaring voor de com
missie, van Vlissdngen uit niet recht
streeks naar Engeland gaan. Ten eer
ste had hij daar geen schip voor en
ten tweede kon hij de troepen van de
landmacht zijns inziens toch niet in
de steek laten. De landmachttroepen,
welke hij in Zeeuwsch-Vlaanderen
aantrof, waren eigenlijk allemaal
troepen, die uit Brabant waren afge
vloeid. Deze terugtrekkende troepen
stonden onder zijn bevel. Hij heeft
order gegeven, aangezien er met deze
troepen niets meer te beginnen was,
dat alle troepen van de landmacht
zich in Duinkerken moesten verzame
len. Zij waren niet in prima conditie
en zij waren grotendeels ontwapend.
Hg wilde hen eerst verzamelen en dan
naar het zuiden achter het front stu
ren om daar te proberen een Neder
lands legioen te vormen.
Vergissingen
Aanvankelijk wilde hij de in
Zeeuwsch-Vlaanderen aanwezige
troepen daar houden onder leiding
van majoor De Heer, omdat hij het
wenselijk vond, dat op Nederlands ge
bied ook nog Nederlandse troepen
waren. De Franse generaal heeft er
bg de heer Van der Stad voortdurend
op aangedrongen, dat hij die troepen
ook zou wegnemen, omdat er vergis
singen werden gemaak t door de Fran
se troepen, die de Nederlanders voor
Duitsers aanzagen. De heer Van der
Stad heeft zich tenslotte op 't stand
punt gesteld, dat militaire overwe
gingen hier de doorslag moesten ge
ven en zwaai-der moesten wegen dan
politiek. Hij heeft daarna opdracht
gegeven om alle troepen te verzame
len en weg te sturen naar Duinkerken.
De heer Van der Stad is zelf niet
met de troep meegegaan, daar er geen
vaste troep was. Hij is later heen en
weer gereden tussen Duinkerken en
Oostburg. Voorzover er van enig ver
band sprake was, stond de gehele
terugtocht echter wel onder zijn lei
ding. Had hij kunnen voorzien, dat
het met Frankrijk zo zou gaan als het
gegaan is, dan had hij van de land
macht ook zoveel mogelijk mensen
naar Engeland gestuurd. De heer Van
der Stad had echter aldoor nog het
idee, dat het anders zou lopen; dat
had hij ook met de Franse generaals
besproken.
De manschappen zouden naar een
punt in Frankrijk worden gebracht;
zij zouden daar behoorlijk geënca
dreerd en geschift worden, waarna ze
misschien een troep konden vormen.
Hij had nog altijd het idee, dat de Ne
derlandse legeronderdelen voor de
landoorlog gebruikt konden worden.
Niemand verwachtte toen, dat zij in
Duinkerken ineens afgesneden zouden
worden.
Twistpunt vormde
het personeel
.Voordat Zeeland viel heeft het
commando in Zeeland een telegram
gehad» misschien ook een medede'
ling, om zoveel mogelijk materieel
naar Engeland te doen gaan. Het
twistpunt is of daarby personeel is
bedoeld".
Dit verklaarde de toenmalige
luitenant ter zee der 1ste klasse
W. van den Donker, in mei 1940
chef staf van de zeemacht in Zee
land, volgens het verslag van de
parlementaire enquête-commissie.
De heer Van den Donker en schout
bij-nacht Van der Stad, destijds com
mandant Zeeland, zijn op een gege
ven ogenblik met de marinetroepen
en een gedeelte van de landmacht
naar Duinkerken vertrokken. Men
had toen reeds het vooropgesteld idee
om de marine naar Engeland te bren
gen.
De heer Van der Stad had een ge
deelte van de marine reeds voor de
algehele capitulatie naar Engeland
gestuurd, waarbij enige onderzeebo
ten (zie ook elders in dit nummer).
Uit Duinkerken heeft hij marine-per
soneel naar Engeland gestuurd.
Het grootste gedeelte van de ma-
Een foto van Hr. Ms. „Sumatra",
die op 10 mei 19lf0 op de rede van
Vlissingen lag. In juni 19lf0 bracht
deze kruiser Prinses Juliana met de
Prinsessen Beatrix en Irene vanuit
Milford Haven in Engeland veilig
naar Canada. Op 9 juni 19kh vond
de Sumatrahet einde toen de
kruiser ter beveiliging van de inva
sie als golfbreker tot zinken xoerd
gebracht op het strand van Norman-
die.
*1
rine, dat van Frankryk naar En
geland is overgegaan, was het
wachtschip met de opleiding. Ver
der nog enige marine-officieren
van de staf, die tijdig uit Middel
burg waren weggekomen. Van het
havendetachement, aldus do ver
klaringen van de heer Van den
Donker, is gegaan wat gemist kon
worden.
De mariniers zaten allemaal bg de
verdediging te land, dus daar is nie
mand van overgekomen. Het ging in
hoofdzaak om degenen, die vlak bij
de haven in Vlissingen zaten. Voor de
anderen is er volgens de heer Van den
Donker helemaal geen tyd geweest.
Aan de heer Van den Donker is
verweten, dat uit Zeeland de marine
niet zou zijn geëvacueerd. Het is het
enige deel van Nederland, waar een
behoorlijk gedeelte van de marine is
uitgekomen en daarom verklaarde hij
het verwijt niet te begrijpen.
Hij is meegegaan naar Engeland;
via Duinkerken en Boulogne, waar
hij de mensen aan boord van de „Ba
tavier II" heeft gebracht.
„Grote bende
Kapitein ter zee F. H. M. van
Straélcn zat op het wachtschip
„Noord-Brabant". Gedurende de oor
log nog is hij commandant geworden
van de havenverdediging van Vlissin
gen. Na de capitulatie is hy overge
stoken via Breskens en Ostende. Vol
gens hem werd er gezegd: „Wie naar
Engeland wil gaan, om door te gaan,
kan gaan; wie niet wil, kan achter
blijven". De heer Van Straelen noem
de het, volgens het verslag van de
commissie, „een grote bende".
Op zeker ogenblik is er een Franse
admiraal uit Breskens overgestoken,
die gezegd zou hebben: „De Neder
landse marine gaat weg, het leger
blijft".
De heer Van Straelen gelooft zelfs,
dat het goedgekeurd is dat die Frans
man daar het bevel zou voeren.
De heer Van Straelen is naar En
geland gegaan met de mensen van de
opleidfcig van de „Noord-Brabant"
en met de vaste bemanning van de
havenbescherming en havenverdedi
ging. Zij marcheerden naar Ostende,
waar zij het Deense schip „Svava"
van de Belgische havenautoriteiten
kregen. Zij kregen het stoomklaar en
zijn met ongeveer twintig man weg
gegaan, maakten bombardementen
mee en werden zelfs nog door twee
Engelse jagers beschoten, omdat ze
niet terug konden seinen.
ER WAS NIETS VOORBEREID, MAAR
Ook uit de Zeeuwse wateren
Het vertrek van de marine in de meidagen van 1940 is geschied op last
van drie marine-autoriteiten, te weten de vice-admiraal J. Th. Furstnet,
destijds chef van de marinestaf en tegelijkertijd bevelhebber der zeestrijd
krachten, de toenmalige schout by nacht F. J. Heeris, en de schout by nacht
Doorman, chef van de afdeling materieel marine van het departement van
defensie. De parlementaire enquête-commissie komt tot de conclusie, dat
de gezamenlijke beslissingen, (ondanks vele controversen) tenslotte 's lands
belang gediend hebben. Ten aanzien van de wyze van uitvoering en de
coördinatie had de commissie echter wel enige bedenkingen.
Toen de oorlog uitbrak, zo is ge
bleken» was er niets voorbereid
voor een algehele verplaatsing van
marine-eenheden. De regerings-po-
litiek van neutraliteit impliceerde
evenwel niet, dat de marineleiding
harerzijds niet zoveel maatregelen
zou hebben kunnen nemen om een
dergelijke actie voor te bereiden»
aldus het verslag van de commis
sie.
Behalve de marinestaf had ech
ter ook de minister van defensie
aandacht moeten schenken aan een
mogelijke evacuatie van dit krijgs
machtonderdeel» zo wordt verder
opgemerkt. Wanneer niettemin
toch een groot deel van de Neder
landse schepen kans heeft gezien
naar Engeland over te steken, wil
de commissie dit evenwel niet al
leen toeschrijven op het credit van
de genpemde drie marine-autoritei
ten. maar ook op dat van de plaat
selijke marinecommandanten» be
nevens van de commandanten en
het personeel van de varende loot.
Het standpunt van de heer Van der
Stadt, tevens commandant van de
landmacht in Zeeland» dat hij de
nog strydende troepen niet in de
steek kon laten, acht de commissie
juist.
De marine was dus niet geprepa
reerd om over te gaan naar Engeland
en van daaruit de strijd voort te zet
ten, zo wordt elders m het verslag
nog opgemerkt. Er zijn nog enige
conferenties geweest over het ver
trekken naar Engeland en de laatste
keer is beslist dat men zou gaan. Op
de 14e mei is de marinestaf van
Scheveningen uit met een vissersman
naar Ostende vertrokken, met de be
doeling naar Zeeuwsch-Vlaanderen te
gaan. Het gezelschap is in Duinker
ken terechtgekomen. Toen zij daar
aankwamen, zo verklaarde de toen
malige kapitein-luitenant ter zee, jhr.
In het verslag komen tal van
marine-officieren aan het woord
over de wyze, waarop zü uitge
weken zijn naar Engeland. Hier
moge volstaan worden met dege
nen, die vanuit de Zeeuwse wate
ren naar Engeland vertrokken.
Hr. Ms. Sumatra
Schout bij nacht b.d. C. H. Brouwer
was gedurende de oorlogsdagen van
mei 1940 commandant van Hr. Ms.
kruiser „Sumatra", die patrouilleerde
op de Nederlandse kust om de terri
toriale wateren te beschermen. Hij
was in de nacht voor 10 mei op de
rede van Vlissingen met de opdracht
de rede te bewaken en te verdedigen
en de koopvaardij te beveiligen. Zij
lagen dus op de rede en 's morgens
bemerkten zij, dat de oorlog was be
gonnen, doordat zij een magnetische
mijn aan een parachute zagen neer
dalen. Zij zagen de Duitse vliegtuigen
ook over Zeeuwsch-Vlaanderen vlie
gen en deze deden ook aanvallen op
zijn schip. Omgekeerd deed de „Su
matra" aanvauSn op de vliegtuigen;
hij heeft de hele dag strijd met vueg-
^-'gen geleverd.
a de loop van de ochtend van de
11de mei kwam luitenant ter zee
Bauduin aan boord, die de heer Brou
wer een gesloten enveloppe bracht
met de opdracht van de commandant
maritieme middelen Vlissingen, die
deze waarschijnlijk van de marinestaf
in Den Haag had ontvangen, 's och
tends vroeg de Schelde te verlaten en
naar Engeland te gaan, met name
naar de rivier de Humber.
De motieven, die daartoe hebben
geleid, weet de heer Brouwer niet.
Hg zou zich kunnen voorstellen, dat
het was om deze waardevolle eenheid,
die door de Duitsers op de rede van
Vlissingen was verkend en daar was
opgebotteld, weg te krijgen om er
gens anders beter dienst te doen. In
ieder geval is het hem niet medege
deeld, maar dit dacht hij er van. Die
dag zijn de koopvaardijschepen in
groten getale de Schelde afgekomen;
de „Sumatra" heeft de rede verlaten
en zee gekozen. De volgende dag is de
heer Brouwer er met de „Sumatra"
uitgekomen, vlak langs de dijk en de
hoofden van de Zeeuwsch-Vlaamse
wal en naar Engeland overgestoken.
Hr.Ms. „Flora"
Kapitein ter zee J. G. van Broek-
huysen was in de meidagen van 1940
commandant van Hr. ais. „Flores".
De „Flores" had diverse opdrachten
in de Zeeuwse wateren. De heer Van
Broekhuysen is op eigen initiatief
naar Zeebrugge gegaan en daar met
averij aangekomen. De heer Van
Broekhuysen is daar na de capitula
tie binnengevaren, toen er in Zeeland
nog gevochten werd. Vóór de capitu
latie heeft hij geen opdracht ontvan-
i om naar Engeland te gaan hij
1 ook geen kaarten en er was ook
geen enveloppe aan boord, waarin zou
moeten staan langs welke route de
heer Van Broekhuysen naar Enge
land moest gaan.
In Zeebrugge kon men een ton. die
in de schroef was geraakt, er niet uit
halen. De heer Van Broekhuysen
heeft getracht het met een eigen dui
ker te doen, maar dat is ook niet ge
lukt. In Zeebrugge wilde men hen zo
spoedig mogelijk weg hebben; men
was bang, dat het schip luchtaanval
len zou aantrekken, althans die in
druk kreeg de heer Van Broekhuysen.
Op advies van de Britse navaroffi-
cer in charge is de heer Van Broek
huysen naar Duinkerken gegaan. De 1
Met betrekking tot het M
feit, dat de naar het zuiden M
terugtrekkende Nederlandse 1
troepen door de geallieerden
werden gewantrouwd, heeft M
de toenmalige reserve-kapi-
tein der infanterie, M. B. M
Niterink verklaard, dat dit M
wantrouwen reeds in Z.- M
Vlc-deren begon.
Er was daar een Franse
kolonel, die hem zonder meer |l
gevangen wilde nemen. Dat
was in Sas van Gent. W
In Frankrijk ging het over H
het algemeen ook zo, maar in M
België ging het heel goed. j§
Overal waar de troepen van §f
de heer Niterink kwamen, in M
H Ostende, Duinkerken, enz., is M
1 het goed gegaan.
Engelse naval officer zou de com
mandant in Zeeland waarschuwen,
dat de heer Van Broekhuvsen averij
had en naar Duinkerken ging. Hij zou
dit telefonisch doen. De heer Van
Broekhuysen is te Duinkerken aange
komen, waar ongeveer op hetzelfde
ogenblik admiraal Furstner aan
kwam. Hij heeft admiraal Furstner
de situatie uitgelegd en gezegd, dat
hij niet meer van de raaio gebruik
had gemaakt, omdat hij zeer sterke
vermoedens had, dat de code was ge
compromitteerd. Toen Hr. Ms. „Flo
res" nog op de rede lag, heeft hij ad
miraal Furstner gesproken, die direct
daarna naar Engeland is vertrokken.
Die zelfde ochtend is de heer Van
Broekhuysen met het schip naar bin
nengegaan en hg heeft toen zelf Zee
land opgebeld om de situatie uit te
leggen. Voorover hij zich weet te
herinneren, heeft hij met de chef staf
contact gehad. Met behulp van de
Franse marine is de ton uit de schroef
gekomen. Intussen was Hr. Ms. ..Van
Meerlant" ook aangekomen. Prins
Bernhard, teruggekomen uit Enge
land, is toen aan boord gekomen en
heeft de heer Van Broekhuysen de
opdracht van admiraal Furstner me
degedeeld zo spoedig mogelijk naar
Engeland te gaan. Dit is niet onmid
dellijk gebeurd, omdat de heer Van
Broekhuysen eerst heeft getracht dè
degaussing-installatie te repareren.
Bij aankomst te Duinkerken was ge
bleken, dat het schip met de degaus
sing-installatie, welke provisorisch
was aangebracht op de rede van
Vlissingen, gevaarlijker was dan zon
der deze installatie.
De heer Van Broekhuysen is toen
zonder kaarten, welke hij ook niet
kon krijgen, naar Engeland gegaan.
Dit heeft nog enig oponthoud veroor
zaakt en uiteindelijk heeft de heer
Van Broekhuysen op een stukje pa
pier van een Franse jager een kaart
overget^ki-nd van de betonning en de
mynvereperrlngen.
(Vervolg op pag. 15)