MM
Altijd hangt er een grijze mist
boven de marmerstad Carrara
éBÉ-ïO door K
Acf
^iepfepMuf, een grote poel.
MET VIER PAPOEA'S DE
WREDE WILDERNIS IN
WOENSDAG 12 SEPTEMBER 1956
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
T Tef afscheid was korf. Hef was natuurlijk niet pret-
A tig hen achter te moeten laten. Ineens realiseerde
ik me, dat ik voorlopig aan mezelf zou zijn overgela
ten. Er was geen sprake van enige conversatie met de
me begeleidende papoea's. Nog geen woord kende ik
van hun taal. Men moet daar drie of vier jaar zijn, wil
men iets van die hopeloos moeilijke taal verstaan. En
dan nog maar enkele woorden. Ervaren taalkundigen
hebben me verzekerd, dat deze papoea-talen tot de
moeilijkst-verstaanbare ter wereld behoren.
Een laatste handdruk, een laatste belofte van een
weerzien in de (verre?) toekomst en dan scheiden we.
Vóór me ligt het moeras: groen, modderig, geurend. Er
zal geen gelegenheid meer zijn om vaak om te kijken.
Ik doe het eenmaal en glijd meteen uit. Maar de dra
ger achter me, een oudere man, weet nog nét te voor
komen, dat ik begin met een bemodderd khaki shirt en
een dito pantalon.
Even later zijn de vrienden achter wuivend riet verdwenen. Ik neem me
dan voor direct maar een flink stuk door te lopen. M'n goede vriend
dr. De Bruyn, groot man op het gebied van lopen, had het me vaak
verteld: stel de eerste rust zo lang- mogelijk uit, Hoe langer hoe beter. Na
de eerste rust is het altijd moeilijker, zwaarder. Er was nog een raad van
hemdrink de eerste tijd zo weinig mogelijk. Zonder drinken transpireer je
doorgaans al meer dan voldoende.
Voorop liep Primus. Primus was de naam van de ene papoea, zyn doop
naam wel te verstaan. De brave broeder was namelijk gedoopt. Op Primus
volgde ik. Na mij kwam een drager, een oude man, met nogal vrij veel
schurft over praktisch z'n hele body. Na de oude kwam een jonge drager,
met nog iets meer schurft. De stoet werd besloten door de tweede politie
man. Samuel was z'n naam.
De rawah, het moeras, bleek moeilijk doorgaanbaar. Niet zo zeer vanwe
ge het water, dat onder m'n voeten sopte, als wel vanwege de gladheid van
de weg. Die weg was niet helemaal zichtbaar. Hij was ergens tussen en on
der het riet, het gras en de verdere vegetatie.
ik haar-
id geweigerd
me alleen te laten gaan. IR had die
weg nooit gevonden. Omdat het geen
weg was in de betekenis die wij dat
woord toekennen. Het was een oud
paadje gemaakt door en geschikt
voor Papoea's. Niet voor amateurs.
Niet voor mij.
Glijdend... glibberend... schui
felend... strompelend ging 't voor
waarts. Dat wil zeggen, niet zij
gleden of glibberden, maar ik. Het
paadje steeg en daalde en ik kreeg
enig idee van de hoeveelheden
zweet, die een mens in maximaal
korte tijd kan kwijt raken. Ik
raakte trouwens die twee dagen
meer kwijt. Ook een flinke portie
lichaamsgewicht, Zo'n tocht door
een regenbos is wel het vermage
ringsmiddel bij uitnemendheid.
Ik ontdekte al spoedig, dat 't voor
al begonnen was om het bewaren van
evenwicht. Iedere keer waren daar
wortels, stronken en restanten van
bomen, die je niet zag, maar die er
wel" waren. Je kunt niet alles zien.
Teveel modder, slik, water. Je moet
daar een apart instinct voor hebben.
Omdat ik dat miste, hield ik het op
de laarzen van Primus, die voor me
uitging. Ik. was Primus onzegbaar
dankbaar, na een uur al, dat hij er
was. En ik was Samuel dankbaar. En
ik was die twee andere Papoea's
dankbaar, omdat ik er niet aan moest
denken zelf m'n barang, bagage, te
moeten dragen.
Het moeras lag in een bos. En
door- het moeras kronkelde zich de
weg, of wat we zo maar zullen noe
men. Het was er broeiheet. En
zeer stil. En uitermate vochtig,
hetgeen niet zo erg was, omdat je
tijdens een dergelijke onderneming
toch al binnen enkele minuten
doorweekt bent. Eenmaal maakte
ik een lelijke glijpartij.
Er was geen kwestie meer van het
behouden van evenwicht. Kletsnat
stond ik op. pijnlijke diverse onderde
len van m'n lichaam betastend. Ik
merkte, dat de vier Papoea's stil wa
ren blijven staan. Ik keek ze aan.
Vier paar meewarige, bedroefde ogen
staarden me aan. Het was bijna ont
roerend. Kunt u zich dat voorstellen
als je als amateur-rimboeïoper in het
bos bezig bent te voelen of je geen
been gebroken hebt en je ziet dan het
oprechte medegevoel van vier onbe
kende, wildvreemde Papoea's, die alle
vier doorboorde neuzen hadden? En
weer op, dat de Papoea's er mins
tens zo bang van zijn als blanken.
En daar zullen ze dan wel reden
voldoende voor hebben, lijkt me.
Harde les
Zo'n tropisch regenwoud is totaal
anders dan men zich voorstelt. Ik
had er vaak over gehoord. Had er zo
hier en daar aan gesnuffeld. In ieder
geval meende ik er wel zo het een
en ander van te weten. Ik bleek er
niets van te weten, die dagen. Maar
ik leerde veel, in diezelfde dagen.
Hoewel de les hard was en zwaar.
Zo vergleden de uren, doorgebracht
in die kokend hete broeikas. Na de
hitte kwam de modder. En met de
modder kwamen de muskieten. En
na de muskieten kwamen de bloed
zuigers. En daar waren altijd wel
takken met allergemeenste doorns,
die als het ware expres uitgestoken
waren om een mens te vangen en te
wonden.
't Waren Primus en Sampel die
me als vaders door diéjiingle
voerden. Het was Primus vooral,
die telkens weer even bleef stil
staan, z'n blikken onderzoekend
over me liet gaan en altijd wel
ergens een van die allerge
meenste bloedzuigers ontdekte,
die zich aan me vastgezogen had-
die alle vier een paar jaar geleden
nog tot de wildste stam der aarde be
hoorden
We gingen verder. Een eeuwig
groen bos. Met als enige veelvoor
komende bloem de orchidee. Or
chideeën waren er in ongekende
variëteiten Opschietend langs de
bomen, rankend langs varens.
Wonderlijk stil, het bos overdag.
Een enkele maal een paar pape
gaaien, schel roepend, uitdagend
schreeuwend. Als het ware ver
ontwaardigd over de komst van
mensen in hun domein. Soms een
korte schreeuw van Primus, of
een der andere Papoeas: dat was
dan een slang, die zich snel uit de
voeten maakte. Er zijn veel slan
gen hier, maar lang niet allemaal
zijn ze giftig. Het viel' me steeds
den. Je voelt ze niet. Later pas,
als ze zich aan je vastgehecht
hebben. Trek je ze er af. dan ont
staat een lelijke wond, die moei
lijk heelt en zowel gevaar voor
infectie als voor exzeem betekent.
Primus sloeg ze er met een stokje
handig af. Van m'n gezicht, han
den en benen. Hij boog de doorns
weg. En liet was Primus, die het
tempo aangaf. Niet te hoog. Maar
hoog genoeg voor mij.
Dit was dus de tocht door het ro
mantische regenbos, waar ik zo vaak
aan had gedacht. Het bleek niet ro
mantisch. Dat is dit soort dingen al
leen maar later, als je er weer uit
bent. Je hebt ook geen -seconde tijd
om romantische gevoelens te ontwik
kelen, omdat je aldoor met duizend
andere dingen bezig bent. Om niet te-
Wilde Asmatter. Hij heeft haarver-
lengsels met vruchtenpittenannex
een stuk mensenbot in z'n neus.
Hier volgen enkele herinneringen aan m'n tocht door een tro
pisch regenwoud, in gezelschap van vier papoea's, wier
aanwezigheid ik (aanvankelijk) overbodig achtte en waaruit
moge blijken, hoezeer men zich kan vergissen, als men veronder
stelt, dat men de weg wel vindt in een gebied, behorend tot Zuid
Nieuw Guinea. Voor mij was deze tocht een ervaring, een les en
een aanzienlijke vermeerdering van praktische kennis inzake het
maken van éénmans-tournee's. Bijzonder nuttig voor een jour
nalist, die zo graag over dat soort dingen wenst te schrijven.
Nuttig en vermoeiend. En tenslotteuitputtend.
Het begon met een prauw. Ik heb u al eerder verteld, dat de
prauwen van dit land bijzonder mooi zijn. En knap gemaakt.
Maar ze zijn niet gemaakt voor min of meer gezette figuren, om
dat men dat soort figuren daar niet kent. Waarmee ik maar wil
zeggen, dat het altyd weer iets met acrobatiek en gymnastiek
te maken had, als ik me in een dergelijk vaartuig had te wrin
gen. Niet eenmaal is de prauw, waarin ik zitting nam, omgesla
gen, maar dat was dan ook werkelijk mijn schuld niet. Dat was
alleen dank zij de talenten van m'n vrienden, de papoea's, op het
gebied van sturen, evenwicht en peddel-gebruik.
Dat eerste stuk waren Cappetti en Cowan nog in m'n gezel
schap. Ze wilden me naar de plek brengen, waar de mars voor
mij begon. Ze wilden blijkbaar zien dat ik op het goede punt
begon.
vallen, om bij adem te blijven, om
stronken van wortels mis te lopen,
om het zweet van je gezicht te vegen,
om het van je bril weg te houden enz.
Een heel complex van werkzaamhe
den, die lopend gedaan dienen te
worden. Gelooft u mij, als ik zeg, dat
voor de amateur-woudloper iedere
romantiek hieraan vreemd is.
Ongelooflijk
In de loop van die dag herinner
de ik me een woord van controleur
Frans Cappetti; hij zei me in de
speurzin, hun gehoor, hun ge
zichtsvermogen!
Er zijn niet veel blanke lopers, die
in hun schaduw kunnen staan. Men
moet jarenlang dit werk doen, het
bos intrekken, om iets van him ken
nis, ietB van hun vak te leren. Wat
mij betreft, ik zal nooit vergeten welk
een diepe indruk deze kennis van en
het vergroeid zijn met het bos op me
maakte.
Het was een afmattende, uitermate
vermoeiende affaire. Ik klaarde haar,
dank zij m'n begeleiders. Zonder hen
had ik het doel nooit bereikt. Nog
niet voor de helft en dat is al aan de
hoge kant, lijkt me. Ik miste de er
varing, die zij hadden. Ik wist niet
voldoende van een tropisch oerbos,
noch van een tropisch moeras.
Tegen de middag kwamen we
aan de eerste poelen. Er volgden
vele van die poelen. Hun diepte
varieerde van een decimeter tot
anderhalve meter. Van een brug
heeft hier nog nooit iemand ge
hoord. Soms liggen er wat stam
men in zo'n poel, die nu eens tien,
dan weer een paar honderd meter
lang is. Soms ook palmbladeren.
Dat zijn dan de bruggen.
Ik wil niet verder
Ik moet vreemd gekeken hebben,
toen ik, door de derde poel wadend,
langzamerhand de grond onder m'n
voeten voelde verdwijnen. Het water
steeg tot aan m'n kuiten. Toen tot
m'n knieën. Ik bleef staan, maar Pri
mus maakte uitnodigende bewegin
gen. Zo in de geest van „Kom, kom,
toeanwe beginnen pas
Het water steeg tot m'n dijen. Daar
na wandgjde ik tot aan m'n buik
over iets, dat op boomstammetjes
leek. Totdat het moment kwam, dat
ook die stammetjes zachtjes aan ver
dwenen.
Ik stond daar en waarschijnlijk
zal ik vrij hopeloos voor me uitge
staard hebben. Achter me plons
den de anderen. Vóór me stond
Primus tot over z'n middel in het
modderwater. Wenkend, mompe
lend, bezorgd te kijken.
Ik weigerde verder te gaan. Het
was op dat ogenblik, dat Samuel
van achteren naar voren kwam. Hij
en Primus spraken samen, wierpen
angstige blikken op me en strom
pelden op me af.
Ik had zo het gevoel het diepte
punt van de expeditie genaderd te
zijn.
dagen hiervoor eens: „Papoea-zijn
is een vak". Ik begreep het niet
precies. Deze dag leerde ik wat die
woorden inhielden. Ja Papoea-
zijn is. een vakeen kunst
Nooit eerder was me dit zo duide
lijk als toen. Bij het zien van de
manier van lopen van deze kerels!
Bij het zien van hun indrukwek
kende kennis van het bos! Bij het
ervaren van him ongelooflijke
Zagerijen verwerkten blokken
van ongeveer 40.000 kilogram
(Van een medewerker)
Altijd hangt er een grijze mist boven Carrara, de stad van het be
roemde sneeuwwitte marmer.
In de stad zelf zijn de wegen verhard, maar daarbuiten bestaan ze
uit fijn steenslag dat achter elk vervoermiddel als een dikke rook
wolk omhoog bolt en dat de ogen van de voetgangers verblindt en hun
het ademhalen bemoeilijkt. Deze sluier van stof tegen de hoog oprij
zende donkerblauwe bergen, de witte rookpluimen van de fabrieks
schoorstenen, het dreunen, stampen en sissen van de machines, dat
alles maakt Carrara tot een onweerstaanbaar aantrekkingspunt voor
de toerist die van Italië iets meer wil zien dan hetgeen de reisbureaus
afficheren.
Maar enkele kilometers landin
waarts, van de kust van de Tyr-
rheense Zee, tussen de toppen van
de Apuaanse Alpen (zoals dit ge
deelte van de Etruskische Apennij
nen heet) ligt dan deze stad, vind
plaats sinds twintig eeuwen van 't
marmer waarin een Michelangelo
zijn schoonste scheppingen beitel
de. Reeds de Romeinen gebruikten
Een buitenwijk van Carrara met de
Apuaanse (marmer) Alpen op de
achtergrond.
het Carrarischc marmer, dat hier
in onuitputtelijke voorraden aan
wezig is.
Zelfs de moderne twintigste eeuwse
exploitatie, die in ongeveer 600 mar
mergroeven tegelijk het witte goud
loswoelt en over de gehele wereld ver
zendt, is niet in staat enige zichtbare
vermindering van de ongelofelijke
opeenhoping van marmer te bewerk
stelligen.
Wat men in die groeven toch nog
bereikt wordt uitgedrukt in de cijfers
van de jaarproduktie, die zo tussen
de 200.000 en 300.000 ton bedraagt, i
En wat dat weer betekent kan men
zich enigszins voorstellen als men in
een marmerzagerij, die Carrara bij
tientallen telt, een blokje marmer van
ruw weg <10.000 kg in bewerking ziet.
Zo'n brokje is ongeveer 1.50 m hoog
en breed en plusminus 4 m lang. Dat
is de meest courante maat voor de
verwerkende industrie. Maar omdat
geen bouwmeester een dergelijk blok
kan gebruiken, worden er bijvoor
beeld, platen van 2 cm dikte van ge
zaagd. Daartoe moet het grote blok
eerst op maat gesneden worden voor
de zaagmachine die met een oorver
dovend lawaai zijn stalen tandzagen
door de witte steen trekt. Het vóórza
gen geschiedt door middel van de
zaagkabel, een staaldraad zonder
eind, die via grote katrollen in het ru
we blok kerft. Het duurt 24 uur voor
dat een blok van 1.50 m op deze wijze
in stukken is gezaagd. Voortdurend
wordt de zaagsnede met nat slijpzand
gevuld. Aan het polijsten komen ver
volgens tenminste zes polijststenen
van aflopende grofheid te pas alvo
rens het marmer die onvergelijkelijke
glans en die diepte van kleur heeft
gekregen die ook in de loop der
eeuwen niet aan schoonheid inboet.
Marmer is sinds tientallen eeuwen
het bouwmateriaal bij uitstek dat in
duurzaamheid en schoonheid onge
ëvenaard blijft. Michelangelo ontdek
te als eerste na de Romeinen weer de
mogelijkheden van marmer voor de
sculptuur en door zijn zeer persoon
lijke behandeling van het materiaal
schiep hij meesterwerken die niet al
leen een onvergankelijke duurzaam
heid, maar ook een onvergankelijke
schoonheid hebben.