UI/W
door
DE MOORD OP GOEBAGAI, HET
PLEEGKIND VAN SORAI
XII
In Saoedi-Arabië wordt de
slavenhandel beschermd
DONDERDAG 23 AUGUSTUS 1956
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
7
Dif is de „zaak" van vier of vijf mannen, die vlak
bij m'n huis in de gevangenis oftewel „boei"
van Kepi verblijven, ik zie ze iedere dag tweemaal,
omdat ik er langs moet als ik naar controleur Capetti
ga. De „boei" is namelijk open. Men kan zo'n gevan
genis in geen enkel opzicht met een Nederlandse ver
gelijken. Hij wordt bewaakt door enkele Papoea-poli
tieagenten, die hun best doen, dat er geen gevange
nen ontsnappen. Dat lukt niet altijd. Tijdens m'n ver-
£ch hmd nis scAietscAijj-
voor jorge AamtiArtlen
blijf in Kepi ontsnapten er tweemaal enkele van deze
zware jongens. Een deel ervan werd teruggebracht,
opgevist door de bewakers uit het moeras.
Ze zagen er vreselijk uit. Men moet zo'n moeras ge
zien hebben. Het is interessant er overheen te vliegen.
Maar men moet er niet hoeven te lopen. Het is de
hel op aarde. Ik schrijf nog over die hel, omdat ik er
later zelf iets mee te maken kreeg. Ietsniet zo heel
veel. Maar mij was het genoeg. Meer dan genoeg.
De zaak waar het hier om gaat, vond plaats aan de Koningin Juliana-
rivier en wel in oktober 1955. Dat is dus nog geen jaar geleden en het
vormt een bevvy's, dat het experiment nog niet voltooid is, in de Mappi.
De kepala kampong, de leider van het dorp, van Jagasoe (behorend tot de
grote Auwjoe-stam) geheten Sorai, bezat een pleegkind. Een jongetje. Het
zal een jaar of drie zijn geweest. Er zijn veel pleegkinderen in dit gebied.
Men krygt ze door koop, door ruil of gewoon maar door meenemen na een
sneltocht. Goebagai heette het jongetje. Het behoorde thuis in de kampong
Okomogir. In dit geval was het Itind gebruikt als gedeeltelijke betaling by
een vredessluiting. Het was hiermee het bezit geworden van vier mannen.
Van Soroi, Jong, Songgondon en Kore. Soroi had het kind vaak bij zich en
droeg het soms, naar Papoea-gewoonte, op de nek. Misschien was het alle
maal beter met de kleine wees afgelopen als hy niet zo onverstandig was
geweest op een Invade dag per ongeluk z'n behoefte te doen op de nek van
zijn pleegvader. Deze ontstak hierover in zulk een hevige woede, dat hy het
kind geen moment langer wenste te hebben. Hy wilde er van af en zocht een
mogelijkheid die hem passend leek.
Die was er wel. Hij zocht contact
met een andere, bevriende kampong,
en vertelde daar aan een der mannen
wat er was gebeurd. Deze voelde' wel
voor de koop,'dat wil zeggen, hij zou
het kind samen met nog enkele ande
re mannen kopen. Als prijs werd af
gemaakt dat Ieder een bijl, een mes
en een emaille bord zou hebben te be
talen. De prijs was akkoord en werd
prompt uitbetaald. Na de verkoop
deelde de pleegvader mede, dat men,
wat hèm betrof, het kind best ver
moorden mocht. Hij stelde op het
voortleven van Goebagai niet de min
ste prijs meer.
Wat er vervolgens gebeurde, is
ongelooflijk voor wie niets weet
van wat er gebeurt in onbestuurd
gebied. Dit drama, deze afschuwe
lijke kindermoord, geschiedde in
onbestuurd gebied. Dat wil zeggen:
op één dag lopen van Kepi af. Dat
is een kwestie van nauwelijks een
kilometer of twintig. U moet zich
dit soort zaken goed realiseren, le
zer.
Om te harden
Het kind werd gebruikt als object
om jonge kerels te harden m de strijd.
Men zou kunnen zeggen: Goebagai
diende om de'bibit, de jeugd van die
kampong, te harden, te oefenen, te
trainen. Hij was een levend stuk trai
ning. Jeugd moet gehard worden op
allerlei manieren. Omdat men eerst
dan een goede sneller wordt, omdat
men eerst daii geen last heeft van
kinderachtige en laffe gevoelens, die
lets met menselijkheid te maken heb
ben. Hoe harder, hoe wilderhoe
beter. En om nu eens te bewijzen hoé
sterk flink' en krijgshaftig ze waren,
moesten de jongens hun „examen" af
leggen op het lichaam van de kleine
Goebagai.
Eï verzwijg details. Het komt er
op neer, dat een aantal jongens en
jongemannen, allen beneden de
dertig, hun pijlen op het kind af
schoten, dat aan een boom was
vastgebonden en de moord willoos
had te ondergaan. Daarop waren
er negen jongens, die het kind met
hun speren staken. Tijdens het kor
te politionele proces werd ge
vraagd, of er nog meer gestoken
hadden. „O ja.... maar men wist
niet meer precies wie Er waren er
zovéél geweest".
Asmatse vrouw, bezig garnalen te
vissen. De man werkt niet.
moet. dan nét zo veel koppen snellen
als je vader, kindje".
Zo zyn de slaapliedjes anno 1956 in
onbestuurd gebied, vlak naast de
deur van de bestuurspost Kepi, in het
Mappi-gebied. De naam van die stam
luidt Isagai. Misschien voelt U be
hoefte er heen te gaan, om een milli
meter licht in deze inktzwarte duis
ternis te brengen
Wreedheidhardheidbruut
heiddat was zo ongeveer alles
waarover ik vernam. En ik zag die
hardheid zélf, op allerlei manieren.
Dat waren geen plezierige ervaringen
en dat waren niet de genoeglijkste
momenten op deze vreemde reis door
een der wildste, zo niet het wildste
gebied der aarde.
En toch.... ondanks al die wreed
heid voor kinderen en dieren, is
daar ook tederheid, is daar ook
liefde Ik heb mannen gezien die
Ik zal de tyd, die ik doorbracht in de bestuurspost Kepi, in het
land der Ma'pplërs, niet meer vergeten. Niet vanwege het
grote, en menselijke experiment, dat daar momenteel
wordt uitgevoerd, maar ook vanwege een aantal voorbeelden
van wreedheid, hardheid, onmenselijkheid, levend In de harten
dezer primitieven. Ik zal daar een enkel voorbeeld van geven.
Ik schreef al, dat lk, in Kepi zynde, sliep in het huls van de
polltie-inspecteur. Op een paar honderd meter afstand van dat
houten huls staat de „boei", de gevangenis. In die gevangenis
bevonden zich een stuk of vyftien veroordeelden. Ik heb ze en
kele malen bekeken. Het was geen opgewekt tafereel, die dof
voor zich ultstarende kerels. Men komt. in de verleiding mede
lijden met ze te hebben. Zyn ze tenslotte eigenlijk niet min of
meer slachtoffer van de komst der blanken? Doen w(J hun niet
teveel onrecht aan met onze opvattingen van straf en vergel
ding?
Ik moet U zeggen dat deze en soortgelijke gedachten me de
eerste tyd door het hoofd speelden. Ik moet U eveneens zeggen,
dat die overwegingen stuk voor stuk verdwenen by het verne
men van de redenen, waarom deze kerels daar zaten. Bijna de
meeste gevallen zjjn niet helemaal voor beschaving geschikt.
Maar ik geef er een als voorbeeld. Hier is het.
zijn pleegkind. Er was niet veel meer
van over. Tijdens het proces werd ge
vraagd waar het stoffelijk overschot
was gebleven. Men wist dat niet meer
zo precies. De mannen werd gevraagd
of ze het overschot opgegeten hadden.
Dat hadden ze niet, zeiden ze, maar
Frans Capetti, de controleur van Ke
pi, kijkt me zuchtend aan, als hij zo
ver is gekomen met z'n verhaal en
Het koppensnellen bezongen in
slaapliedje
van Mappiërs
in onbestuurd gebied 1956
Nadat het kind overleden was (het
geen gelukkig wel vrij snel het geval
geweest zal zijn) kwam de jongeman
Soep, die met een parang, een kap
mes, het hoofd van het kind afsloeg.
Het was een andere jongeman, Orai
geheten, aie de onderkaak van het
hoofdje nam, hetgeen een verplichte
ceremoniële handeling is.
Later kwam de „pleegvader" naar
het overschot van zijn „piara" kijken,
A*WSA*A*VVV\*W*VVVWV
zegt: „Maar dat is niet waar
schijnlijk".
Er zou enkele weken later een
politie-patrouille het bos ingaan,
teneinde naspeuringen te doen
naar het stoffelijk overschot van
het pleegkind. Als men niets
vindt, zal de strafmaat van de ver
oordeelden verhoogd worden
Capetti zou 't resultaat nog laten
weten. Tijdens het korte proces
wees de controleur erop, dat deze
beestachtige dingen toch verboden
zijn. „Ja, toean, het is verboden",
zeiden de moordenaars.
„Waaróm is het verboden?"
vroeg de bestuursambtenaar daar
op.
„Omdat toean Bestuur het zegt
toean", was het antwoord.
Men kan zuchten. Niet alleen om
het misdrijf, maar om de lange, lange
weg, die nog moet worden afgelegd
om enig begrip in deze duistere
breinen te brengen. Om ze aan te to
nen w aar om het niet mag.
Waarom het gemeen is. Wa a r-
o m het laf is. Waaromnu,
ga maar door.
Dat is geen kwestie van maanden,
maar van jaren. Van geduld en nog
eens geduld. Dezelfde controleur Ca
petti was kort geleden verplicht op
patrouille te gaan, teneinde een an
dere moordzaak uit te zoeken. Hij
zocht 't uit en met succes. Tijdens die
campagne kwam hij in een kampong,
die door de mannen was verlaten. De
ze mannen hadden daar reden genoeg
voor. Maar de vrouwen waren achter
gebleven in de huizen. Frans Capetti
zag een van de vrouwen, die haar
kind wiegde. Hij hoorde haar iets
zacht zingen. Was het een slaaplied
je? Hij kende iets van de taal en hy
wilde wel eens horen wat die moeder
haar baby voorzong. Het was wellicht
een aardig slaapliedje.
Hij hoorde het. Zo luidde het: „Je
zal groot worden, kind, eenmaal zal
je groot zyn, net zo groot als je vader.
Zorg dat je dan sterk bent, want je
Asmalters uit het stenen tijdperk
staren U aanKannibalen en kop-
pensnellers.
urenlang hun kleine jongens en
meisjes op de nek droegen. En
steeds ging voorzichtig een hand
naar achteren, om te voelen of ze
wel goed zaten. Het was haast ver
tederend, die zorg te zien. Toch
was die man een sneller geweest,
een paar jaar geleden nog.
En ik zag de zorg, waarmee de
moeders met hun kinderen omgin
gen. Ze waren dan vuil, smerig, te
vies om aan te pakken, maar ze
zaten comfortabel aan de borst en
ze bleven daaraan, urenlang. Lan
ger waarschijnlijk dan ooit een ba
by in Holland de borst van zijn
moeder krijgt.
In het huis van de controleur Frans
Capetti bevinden zich vrouwen van
de Mappi-stam. Ze zien er nogal wild
uit, maar ze zijn gewend aan de eer
ste beginselen van reinheid en het
gaat wel, als men niet té hoge eisen
stelt. Schrijver dezes worden, voort
durend wantrouwende, verschrikte
blikken toegeworpen. Ik hoorde van
daag de reden daarvoor. M'n benen
zyn nog niet byzonder gebruind, om
dat het levensgevaarlyk is hier met
een korte broek te lopen in verband
met de muskieten. Enkele malen ech
ter liep ik in het kort. Ze zagen m'n
benen en die waren beslist blanker
dan ze ooit mensenvlees gezien had
den.
Ze hebben mevrouw Capetti
gevraagd of zo alle mannen er uit
zagen in het verre, vreemde land,
dat ergens moet liggen, ver over
zee, heel ver. Het rijk der Zonne
kinderen. Indien er iets is dat deze
mensen imponeert, fascineert, dan
is dat de blankheid van de huid
der „Zonnekinderen".
Mevrouw Capetti heeft ook een
baby. Een kleine jongen van 'n
maand of vier. Flip Capetti ligt
in een wiegje soms een paar uur
lang op z'n duim te zuigen. Ook
wel te huilen. Precies zo huilt en
zuigt hij, als alle andere baby's in
Nederland.
Niet te begrijpen
Maar de Papoea-vrouwen, die zich
in het huis der Capetti's bevinden,
zyn onuitsprekelijk verontwaardigd
over -het feit dat een moeder zo diep
kan zinken dat ze haar kind een paar
uur lang zo maar laat liggen in een
kist... zonder er naar om te kijken...
zonder het er uit te halen als het
huilt. Ze begrijpen er niets van, maar
een ding is zeker: dit is toch wel
het toppunt van wreedheid
Voo deze Papoea-vrouwen is me
vrouw Capetti een ontaarde moeder.
Het zijn moeilijke zaken, waar men
niet goed uitkomt. Aan de ene kant
beestachtige wreedheden, onmenselijk
optreden tegen kinderen, letterlijk te
gen alles wat leeft. Aan de ene kant
snellen, kannibalisme en ga maar
door. En aan de andere kant teder
heid en liefde.
Ik ga er, om U de waarheid te
zeggen, steeds minder van begrij
pen. Wat leeft daar in die hoofden
en harten van dit volk?
Ik vrees, dat men generaties
lang onder zo'n volk moet verblij
ven om er iets van te doorgronden.
Ik ben er alleen verheugd over
dat ik niet de énige ben die het
niet begrijpt. Ik sprak in die dagen
priesters die al verscheidene ja
ren werken in dit gebied, en mij
zeiden dat ze er, hoe langer ze er
waren, des te minder van gingen
begrijpen. En dat lijkt mij aardig
te kloppen met mijn waarnemin
gen.
Mensen ie koop op
openbare markien
In Saoedi-Arabië wordt sla
vernij niet als een misdaad
beschouwd; in feite is de sla
venhandel daar niet slechts
ilgemeen bekend, maar hij
tvordt zelfs beschermd door
ie koninklijke familie en
beeft erkende centra voor 'fc
verzamelen en verkopen van
slaven. De kooplieden maken
van tyd tot tijd reizen naar
Dubai en Muscat en komen
terug met een groep van vyf-
tig tot zestig slaven per keer.
De slaven worden eerst te
koop aangeboden in Al Has-
sa en later als men ze daar
aiet kan kwijtraken via tus-
jenpersonen doorverkocht in
Riyadh.
Aldus schrijft Leslie Housden
in het Engelse dagblad de
„Manchester Guardian". Aan
het belangwekkende relaas
ontlenen wij nog het volgende:
Volgens een der slavenhande
laars is er een speciale metho
de om slaven te ontvoeren uit
de dorpen en steden in de
streek van Yatar en Boeraimi.
De slavenhandelaar stelt
zich in verbinding met
groepen goochelaars en
muzikanten, die uitvoerin
gen géven buiten het dorp
of de stad. Afgesproken
wordt, dat op een bepaalde
dag een danspartij zal wor
den gegeven. Daarna zoekt
de slavenhandelaar contact
met de stam die in de om
geving leeft om een over
val op de dansenden te or
ganiseren en om de meisjes
te ontvoeren. Aan de sheik
van de stam wordt per
hoofd een tevoren overeen-,
gekomen som betaald. Dan
neemt de slavenhandelaar
hen over.
Wanneer een dergelijk schema
niet wenselijk wordt geacht,
komt de slavenhandelaar met
zekere personen in de stad of
het dorp overeen, dat dezen
hun de mensen zullen aanwij
zen die zij kunnen ontvoeren
en er wordt afgesproken, dat
oetaald zal worden voor ieder
mens, die wordt uitgezocht om
naar een verzamelplaats in de
woestijn te worden gebracht.
Als de slavenhandelaar heeft
betaald, worden de slacht
offers naar Al Hassa gebracht
en overgedaan aan makelaars.
De slaven, die de makelaars
in Al Hassa niet nodig hebben,
worden meegenomen naar
Riyadh. De makelaars van
Riyadh, die het gezelschap
buiten de stad ontmoeten, ver
kopen de slachtoffers indivi
dueel in de plaats zelf of ne
men ze mee naar Hedjaz om
daar te worden verkocht. De
prijs van slaven wordt hoger,
telkens wanneer zij in andere
handen overgaan.
Wanneer zij eenmaal in de
handen van de tussenpersonen
zijn, worden de slaven openlijk
op de markten verkocht. In
Mekka is een slavenmarkt, die
Dakkat a al Abeed wordt ge
noemd (het slaventerras) en
in Riyadh worden de slaven
rondgeleid, achter hun leider,
met jukken als vee, zes of ze
ven tegelijk. In Mekka zijn de
voornaamste slavenhandelaars
Al Garra, Mimisj en Ibn Na-
sir. De grootste makelaar in
Riyadh is Abdoela Ibn Mar
wan.
De makelaars sluiten hun sla
ven op in een kleine kamer in
hun huizen en voeden ze met
brood en water; wanneer een
klant komt om ze te zien wor
den ze naar buiten geleid. Als
ze niet worden verkocht keren
ze terug om de volgende dag
weer in optocht door de stad
te worden geleid.
Vluchten gevaarlijk
Leslie Housden noemt enkele
voorbeelden. In 1954 werd een
aantal meisjes ontvoerd uit
Qatar. Onder hen was de nicht
van een bekende koonman, Ibn
Maktoem. Zij werd twee keer
verkocht in Al Hassa en later
overgebracht naar Riyadh,
waar zij aan de koninklijke
familie werd overgedaan. De
familie van het meisje werd
ongerust na haar plotselinge
verdwijning en zond mannen
in de woestijn om haar te zoe
ken.
Tenslotte hoorden zij dat het
meisje was ontvoerd door een
slavenkoopman en dat zij in
Al Hassa in andere handen
was overgegaan. De familie
zond toen 120 mannen op ka
melen naar Al Hassa om het
meisje te zoeken en aan de
Saoedi-autoriteiten te verzoe
ken haar terug te geven. Ten
slotte kreeg ae familie haar
inderdaad terug. Maar meestal
lijden de pogingen om slaven
te bevrijden schipbreuk.
Twaalf ontvoerde slaven uit
Baluchi, van wie drie het per
soonlijke eigendom waren van
koning Saoed, besloten te ont
snappen. Zij verzamelden ge-
noeg geld om twee kamelen te
kopen die hun voedsel en wa
tervoorraden moesten dragen
voor de reis naar huis door de
woestijn. Hun verdwijning
werd ontdekt en zij werden in
de woestijn gevangen door een
opsporingsgroep. Allen op drie
na werden meteen in de
voestyn onthoofd. De overblij
vende drie bracht men terug
naar Riyadh, waar men hen in
het openbaar terechtstelde. Zij
werden onthoofd door een ne
gerslaaf, genaamd Al Hilali,
op het plein voor het paleis.
Dit moest een les zijn voor
anderen die eventueel met
vluchtingsplannen rondliepen.
En, zo besluit Leslie Housden
vat hier van de slavenhandel
werd verteld is nog maar 'n
klein deel van het handels
verkeer in menselijke wezens,
dat op dit ogenblik nog be
staat in vele delen van de
wereld. In zijn wreedheid te
genover kinderen en jonge
mensen kent deze slavenhan
del zijn meerdere niet en men
Dehoort te weten van zijn
verspreiding en van zijn ver-
jchrikkelijkheid. Er is van
daag de dag te veel wreed-
aeid ten opzichte van kinde
ren, soms op plaatsen waar
men het niet zou verwachten,
en de eerste stap om aan de
ze praktijken een eind te ma
ken is: te weten dat zij be
staan.
llllllllllllllllllllllllllllllUIIIIUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIlil