AIac/vImac/vI„^veclz in, o Wagvg Ij
„De stille Amerikaan", verhaal
tegen decor van een oorlog
db
we
MEESTERWERK VAN GRAHAM GREENE
Nederland bezit in Laren
nieuw cultureel centrum
Nc
VITTORIA de SICA: een
profeet in eigien land...
ilz&wf teg
Ivt weo-re&l\sn\e
ZATERDAG 11 AUGUSTUS 1956
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
7
Een boek dat door zijn grootsheid
tot het geweten spreekt
DE STILLE AMERIKAAN", de vorig jaar verschenen en thans
in Nederlandse vertaling verkrijgbare roman van de Engelse ro
mancier, wereldreiziger en journalist Graham Greene is mogelijk het
beste en gaafste kunstwerk dat deze thans ruim vijftigjarige schrijver
tot nu toe heeft vervaardigd. Het is een in alle opzichten verbluffend
boek, een van die merkwaardige meesterwerken die slechts kunnen
ontstaan op een leeftijd a.s men niet meer werkelijk jong en toch ook
nog niet oud is, èn van beide staten of toestanden profiteren kan,
zowel van het élan, de inzet, als van de wijsheid die ervaring, aan
vaarding, verzaking zelfs, brengt. Welk een wijsheid, levenservaring
èn kracht zijn er nodig om zo beknopt en tevens zo evocatief te
schrijven
Typisch dat Greene als
hoofdper
soon* ook iemand van middelbare
leeftijd genomen heeft. Deze Fowler
is een Britse journalist die als oor
logsverslaggever naar Vietnam is ge
gaan teneinde in Engeland zijn hui
selijke omstandigheden te ontvluch
ten. Hoewel Greene zelf vijf jaar lang
in Saigon heeft gewoond en oorlogs
verslaggever in de oorlog tussen Viet
nam en Frankrijk was, dient wel al
lereerst opgemerkt dat dit verhaal
wat de intrigue betreft een fictie is;
zelfs bepaalde oorlogsgebeurtenissen
zijn gearrangeerd teneinde allereerst
een literair bevredigende compositie
te verkrijgen. Wat volkomen gelukt
is: hoewel men in zekere zin van een
„oorlogsroman" zou kunnen spreken,
stijgt dit boek verre boven het tij
delijke in casu de recente oorlog
in Indo-China uit: het is een boek
over menselijke hartstochten tegen
een achtergrond van oorlog en poli
tieke roerselen. Een drama dat tege
lijk typisch van onze tijd èn van alle
tijden is. De meesterlijke toets waar
mee Greene het gegeven behandelde,
maakt dat dit werk blijven zal als
men de oorlog in Vietnam weer al
vrijwel vergeten is.
We gebruiken het woord verbluf
fend, en dat is inderdaad het
woord voor de manier waar
op Greene in zo'n klein bestek een
volheid en volledigheid heeft weten
te scheppen. Allereerst: zijn boek is
biizonder meeslepend. In een gesprek
heeft hij eens verklaard: „Ik Kan
geen enkele reden bedenken waarom
iemand mijn boeken zou beginnen te
lezen anders dan om het verhaal.
Men leest toch in de eerste plaats
omdat men geboeid wil worden. Al
leen op deze manier kan een scnnj-
ver een functie vervullen in zijn volk.
Het is allerminst nodig dat hg zich
hiervoor behoeft te verlagen Hoe
dit nu ook zij: geboeid wordt men
ongetwijfeld van de eerste tot de
laatste bladzij, maar men wordt méér
dan geboeid. Men kan tenslotte ook
hevig geboeid worden door een in
feite onbelangrijk boek.
„De stille Amerikaan" is geens
zins onbelangrijk; men wordt hier
behalve geboeid ook werkeluk gegre
pen. Gegrepen door dit menselijke
drama waarbij men betrokken raakt
omdat het iedereen in dubbele zin
aangaat: als liefdesverhaal en als
oorlogsboek. De problemen zijn zo
dwingend en duidelijk gesteld dat
men ze niet zo maar naast zich kan
neerleggen. „De Stille Amerikaan" is
een van die werken die door hun
grootsheid en oprechtheid „tot het
geweten spreken" zoals dat met een
afgesleten term heet, maar we we
ten geen betere uitdrukking voor dat
gevoel van persoonlyk-erby-betrok-
l^en-zjjn.
Als het boek begint, is een van de
belangrijkste figuren er uit, de
Amerikaan Pyle -(de „stille")
vermoord in een rivier gevonden.
Reeds van hét begin af, vermoedt
men dat de hoofdpersoon, Fowler,
op een of andere manier mede schul
dig is aan Pyles dood, want de man
nen waren rivalen. Fowler, wiens hu
welijk mislukt is, leefde reeds lang
samen met een Indochinees meisje,
Phuong. Op bijzonder evocatieve wij
ze beeldt Greene hun verhouding uit,
of liever, laat hij de onmogelijkheid
voelen voor een Westerling om de
Oost-Aziatische ziel te begrijpen.
Fowler kan Phuong niet trouwen;
zijn vrouw staat niet in een scheiding
toe, en toch beseft hij dat Phuong de
enige vrouw is voor zijn laatste le
vensjaren. De Amerikaan Pyle, een
dertiger, naar Vietnam gezonden als
lid van een missie voor economische
hulpverlening, vat op slag liefde voor
Phuong op. Meesterlijk is deze wht
jongensachtige, halfbakken argeloze
idealist getekend. Pyle draagt Fowler
een grote vriendschap, haast verering
toe, maar gaat niettemin recht op
zijn doel af: hg tracht Phuong voor
zich te winnen. Hij heeft geld, hij zal
haar trouwen. Phuong blijft evenwel
bij de oudere man, tot uitkomt dat
deze haar uit egoisme grof bedrogen
heeft door te zeggen dat zijn vrouw
toestaat in een scheiding. Dan is
Phuong op een dag verdwenen en
naar Pyle gegaan.
Pyle had echter nog andere, gehei-
mere bezigheden. Hij wil een „Derde
Macht" op gang helpen, maar maakt
daarbij mets dan brokken, waarvan
telkens onschuldige Vietnamezen,
vooral vrouwen en kinderen, het
slachtoffer worden. Ongetwijfeld is
Pyle een moëdig mens. Hij redt bijv.
Fowlér het leven met groot gevaar
voor zijn eigen, maar hij is kortzich
tig. Fowler, die politiek eigenlijk niet
kiezen wil, maar diep begaan is met
het lot van de onschuldige slachtof
fers die Pyle ongewild maakt, komt
in een positie, waarin hij Pyle kan
laten verdwijnen zonder zelf eigenlijk
iets te doen. Hij wil nog waarschu
wen, maar de oer-instincten winnen
het: tenslotte had Pyle, de jongere,
zijn vriendin geroofd hoe eerlijk
Pyles spel ook was geweest. En in
zekere zin speelt ook Fowler eerlijk,
al weet hij dat Pyle vermoord zal
worden of op zijn minst grondig ver
dwijnen zal.
Dtt hele conflict is op zo subtiele,
geraffineerde manier uitge
beeld, dat men niet alleen adem
loos geboeid wordt men leeft de
intense spanningen mee maar bo
vendien verrukt wordt door de knap
pe psychologische karaktertekening.
Voorts - en dat is het belangrijke -
wordt men persoonlyk gegrepen door
Fowlers gewetens- en schuldprobleem.
„Vroeg of laat moet men partij kie
zen als men mens wil blijven" zegt
ergens iemand in dit boek. Fowler
kiest partij, zo op het oog nog al
immoreel tegen iemand die hem het
leven heeft gered, maar het geval is
niet zo eenvoudig, zoals er niets een
voudig is in het leven Diepe wijshe
den en originele gedachten zijn over
al in de gesprekken verwerkt. Men
zou er gemakkelijk een bloemlezing
„pensees" uit kunnen samenstellen.
Dit bewogen liefdesverhaal
speelt zich, zoals gezegd, af tegen
het decor van de oorlog in Indo-
China. Greene geeft in ae schilde
ring daarvan blijk van een bijzon
der scherp inzicht in de conflicten
van deze speciale oorlog en in
wezen van de drijfveren tot elke
oorlog en gunt de lezer boven
dien menig interessant kijkje in
het interne journalistenleven.
Behalve de hoofdpersonen zijn
tal van bijfiguren en situaties on
vergetelijk uitgebeeld, We denken
bijv. aan Fowlers Indische assis
tent, of aan het bezoek bij de Chi
nese familie Chou.
Het enige bezwaar dat men tegen
dit rijpe, weloverwogen en uitgeba
lanceerde werk zou kunnen inbren
gen is de happy-endingdat Phuong
terugkeert naar Fowler is normaal,
dat echter Fowlers vrouw, na zo
lang en gegrond geweigerd te hebben
opeens een telegram stuurt dat zij
in een scheiding toestemt, is werke
lijk wat wonderlijk, al dempt de
schrijver dadelijk wat af doordat
Fowler zich slecht verzoenen kan
met een voorspoedige gang van za
ken.
De vertaling van H. J. Scheepma
ker verdient alle lof. Men vergeet
heel vaakt dat men met een vertaling
te doen heeft.
Graham Greene: De stille Amerikaan
Uitgeverij Contact, Amsterdam.
ederland :s een nieuw museum
van hedendaagse kunst rijk.
Het is zelfs meer dan dat: de nieu
we «instelling heeft de pretentie,
een volslagen cultureel centrum
te zijn, dat vele vormen van kunst
op voet van gelijkheid wil dienen.
Het Singer Memorial te Laren
(Gooi) bevat namelijk niet slechts
een zeer grote collectie schilderij
en en andere kunstvoorwerpen; 't
biedt ook gelegenheid voor het or
ganiseren van concerten van ka
mermuziek, van voordrachtavon
den, van uitvoeringen van klein
ballet en klein toneel, van lezingen.
Dat alles ter nagedachtenis van de
Amerikaanse fabrikantenzoon en
kunstschilder William H. Singer, die
een groot deel van zijn leven in'Het
Gooi heeft gewoond en er een man
vag-ote betekenis is geweest.
„Ik wil kunstschilder worden", zei
de jonge William in de laatste jaren
van de vorige eeuw tegen zijn vader
William Henry senior, in de wereld
van ijzer en staal een machtig man.
William junior, in 1868 te Pittsburgh
geboren, was weliswaar de jongste
zoon in het gezin Singer, maar dat
hield toch niet in, dat zijn vader hem
de kans liet zonder meer zijn eigen
zin te volgen. Hij was nu eenmaal
Een van de mooie ruimten in het
Singer Memorial te Laren.
voorbestemd, op een kantoorkruk
heel het machtige rijk van de Singers
te leren kennen en het te zijner tijd
mede te leiden. Het betekende, dat de
jongeman overdag de wil van zijn va
der deed en 's avonds in het geheim
zg'n eigen diepste wensen najoeg. Pas
toen zijn werk in 1899 op een tentoon
stelling te Pittsburgh veel succes
oogstte en de staalkoning Carnegie
zijn vader op de betekenis ervan had
gewezen, kon de jonge William zijn
eigen weg ga^p.
Zo trok hij in 1900 met zgn jonge
vrouw naar Parijs, vastbesloten, zich
als kunstenaar door het leven te
slaan. Een jaar later vestigde hg zich
in Laren, aangetrokken door de Hol
landse schilderkunst dier dagen en
door landschap en atmosfeer van ons
land. Meer dan veertig jaar heeft hij
in het Gooise schildersdorp gewoond,
al bracht hij menige zomer door in
Noorwegen. Hier overleed hg op 29
december 1943 in zijn landhuis Dal-
heim aan het Northfjord.
Nadat mevrouw Singer reeds eni
ge jaren geleden een deel van
de artistieke nalatenschap van
haar man als legaat aan de gemeen
te Amsterdam had afgestaan, heeft
zij sindsdien een stichting in het leven
geroepen, welke de rest van 't kunst
bezit zou moeten beheren. Deze Sin
ger Memorial Foundation, geleid door
zeven vooraanstaande ingezetenen
van Laren, werd bezitster van het
landhuis van de Singers. De Wilde
iawewi
3M"
T talië, het land van de
felle hartstochten, zo
als we die uit een reeks kos
telijke Italiaanse films heb
ben leren kennen en daar
mee bedoel ik heel beslist
niet die met Gina of Sophia
als middlpunt heeft tot
slachtoffer van deze harts
tocht gemaakt de man, die
door zijn films het karakter
van de Italiaan op een mees
terlijke wijze aan de wereld
heeft getoond: Vittorio de
Sica.
..Sciuscia", „Fietsendieven",
„Wonder inMilaan". en „Um-
berto D." hebben de hele we
reld in beroering gébracht
door hun zuivere directheid,
door het mengsel van vreugde
melancholie en ironie. Maar al
verwierven zij op het een of
ander festival wel een of an
dere pry's, in Italië schreeuwde
Zwanen, in 1911 door de architect
Johan Willem Hanrath gebouwd, als
mede van het overgrote deel van de
verzameling schilderijen en kunst
voorwerpen. De Larense architect
Wouter Hamdorff maakte in de af-
elopen twee jaar het prachtige land-
iuis tot de kern van een complex, dat
een zeer mooi museum en een met
grote zorg ingerichte kleine concert
zaal omvat. Directeur van het gehele
complex werd de heer J. Leffelaar,
voordien een bekend kunsthandelaar
uit Haarlem, die in zijn voortreffelij
ke zaak aan de Wagenweg reeds me
nige jonge kunstenaar van gehalte
aan het publiek had voorgesteld.
AMSTERDAMSE HOOGLERAAR
HELLINGA heeft onlangs een boekje
geschreven over 's werelds beroemdste
schilderij „De Nachtwacht" en hij heeft dit het
opschrift van het doek meegegeven „Rem
brandt fecit 1642", Rembrandt heeft het in
1642 gemaaktIn deze naamgeving herkent
men de wetenschapsman, die liever zijn ge
schrift met een kleurloze titel het leven in
stuurt dan met een opschrift, dat wellicht te
veel van een onwetenschappelijke slagzin zou
krijgen. Jammer aan één kant, want voor dit
boeiende werkje zijn drie, vier namen te be
denken, waarmee beter recht zou worden ge
daan aan deze verrassende analyse van de be
faamde Nachtwacht.
Professor Hellinga tracht hier de vraag te
beantwoorden, hoe Rembrandt tot de vormge
ving is gekomen van zijn beroemde doek. En bij
het zoeken naar een antwoord wyst de schrg-
ver op het verschijnsel, dat zich altijd voordoet
wanneer men een kunstwerk uit het verleden
in een moderne tijd plaatst, namelijk dat er
botsingen ontstaan tussen verleden en heden.
Zo ziet bijvoorbeeld elk modern regisseur zich
m'.t zijn spelers in'Vondel's Gijsbrecht gesteld
voor problemen, die schier onoplosbaar zijn.
Want zij hebben enerzijds te maken met speci
ale kenmerken, die behoren tot het wezen van
de tijd waarin het stuit ontstond, doch ander
zijds er rekening mee te houden, dat deze spe
ciale kenmerken voor de moderne mens onbe
grijpelijk zgn. Eenzelfde „botsing" doet-zich
nu ook voor bij de beschouwing van Rem-
brandts Nachtwacht en het gaat dus om die
obstakels uit de weg te ruimen, die het ver
staan van de taal uit dat verleden in de weg
staan. Daarom tracht prof. Hellinga in zijn
boek zeventiende eeuwer te worden. Hij ziet
Rembrandt in het Jeurrijke décor van het
Amsterdam uit die dagen, als burgei van een
zelfbewuste, fiere stad. „Wat kunnen wij, in
dien wij hem niet willen verliezen, dan anders
doen dan hem daar opzoeken?" zo vraagt de
schrijver. En hij gaat de lezer voor, geleid door
grote kennis en fijne intuïtie, twee zaken die
bij ware wetenschap altijd samengaan.
Prof. Hellinga bespreekt eerst de figuren, die
op het grote schilderij voorkomen en verdiept
zich daarbij in allerlei details, hun houding,
hun gebaren de bijbehorende attributen, die
3tuk voor stuk de gewone beschouwer van
1956 voor allerlei raadselen stellen. Waarom
bijvoorbeeld heeft Banning Coq een losse hand
schoen in de rechterhand, waarom zgn sommi
ge mannen gekleed in merkwaardige maske
rade-kostuums, zoals toen de schutterij ze ze-
t
ker niet droeg, waarom staat rechts op het
doek sergeant Rombout Kemp in deftig zwart
te spreken, doch zit links zijn collega Reinier
Engelen vol fantasie met een Mercurius-helm
op het hoofd op een muurtje bij de brugleu
ning?
elnu, de Amsterdamse hoogleraar heeft
de reis door de tijd naar de zeventiende
eeuw met succes gemaakt en is daarbij
In aanraking gekomen met het in die dagen al
gemeen aanvaarde gebruik van zinnebeelden,
van emblemen en algorieën. Hy komt tot de
conclusie, dat de details van de Nachtwacht
worden beheerst door de regelen der emblema-
tiek. Ook andere werken uit die tijd heeft hy
in zijn beschouwing betrokken en elders toont
hij aan, hoe de kunstenaar o.a. in het perspec
tief en in het gebaren van de handen op geheel
éigen wijze maar niettemin zeventiende
eeuws! het vormgevingsprobleem tot oplos
sing bracht. En deze details spreken tenslotte
van do ondertoon van het doek: niet het „zo
maar" schilderen van een schutterstuk was het
uitgangspunt van Rembrandt, doch de wil om
een doek te creëren, waarmee het glorierijke
optreden van de zelfbewuste Amsterdamse
burgerij tot uitdrukking werd gebracht.
Dit laatste komt ook tot uitdrukking in de
analyse van de opstelling der figuren, waarbij
prof. Hellinga een parallel trekt tussen Vondels
Gijsbrecht en de Nachtwacht. In 1638 werd de
Gijsbrecht voor het eerst in de Amsterdamse
Schouwburg opgevoerd en uit rekeningen uit
die dagen, blijkt dat diverse attributen moesten
worden aangeschaft voor deze voorstelling: 'n
paar handschoenen voor Ggsbrecht, er moes
ten figuranten komen, poortwachters, trapbe-
waarders, er kwam een trommelslager op de
planken, enz.
Prof. Hellinga is geïntrigeerd door deze za
ken. „Wenden wij onze blik naar het ope
ningstoneel. Gijsbrecht met zijn militaire
gevolg is enkele stappen naar voren getreden,
straks zullen er nog meer militairen komen,
als Arend terugkeert van de achtervolging met
hoflieden en soldaten en de gevangen spie
Ook de burgers van de stad zijn aanwezig
men kan het uit de tekst concluderen: „treek
in, o braeve burgerij, die U zoo moedigh hebt
het toneel van de Amsterdamse Schouwburg
gequeten". En als professor Hellinga zich zo
het toneel van de Amsterdamse Schouwburg
heeft voorgesteld, dan ziet hij plotseling in 'n
loge de schilder zitten. Ook deze is geboeid
door dit verrassende openingstafereel, mogelijk
gemaakt door de nieuwe toneelinrichting van
ie n-eeuwse Schouwburg. En haastig legt
Rembrandt zijn indrukken in zijn schetsboek
vast, prachtige snelle notities van zijn .schrij
vende tekenaarshand.. Zo wordt door prof. Hel
linga aangetoond, knap en meeslepend dat de
compositie van het schilderij De Nachtwacht
mede is bepaald door de bouw van het toneel
van de Amsterdamse Schouwburg, waarop de
Gijsbrecht werd vertoond.
In bovenstaande regelen zijn enige hoofdlij
nen vervat van dit nieuwe geschrift, dat
verscheen by uitgever J M. Meulenhoff in
Amsterdam. De schrijver gaat daarin veel ver
der dan hier kan worden aangegeven en behan
delt diverse interessante details, ontleend niet
alleen aan de Gijsbrecht, maar ook aan andere
letterkundige en picturale werken uit die tijd.
Tenslotte gaat hg dieper in op de verhouding
Rembrandt-Vondel Door dit alles is een boek
je ontstaan, dat ongetwijfeld opvalt onder de
vele geschriften over Nederlands grote schilder
in het Rembrandtjaar 1956.
De Sicaals de in het in 't ge
heim gokkende graaf.
iedereen moord en brand. Zó
waren de Italianen niet, zo was
het leven in Italië niet, zoals
De Sica het op het witte doek
bracht. Dat was moeilijk te be
wijzen zolang De Sica zijn ge
gevens ontleende aan het dage
lijks leven, en die liet uitbeel
den door mensen uit het volk,
die niets anders deden dan
zichzelf zijn. Neo-realistisch
noemde men zgn films. Dat dit
neo-realisme voor De Sica al
leen maar gemak „hij hoeft
de straat maar op te trekken
en zijn camera in te stellen"
en lage kosten betekent is een
fabeltje.
Om steeds weer aan de juiste
mensen als vertolkers te ko
men hy „koopt" ze niet zo
als de studio's is een zenuw
slopend karwei. Met de opna
men van „Fietsendieven" was
hy bijvoorbeeld al begonnen
terwyl hij nog steeds het jon
getje, dat Druno moest spelen
niet gevonden had. Iedereen,
die bij de opname betrokken
was leefde dag in dag uit in
paniek, dat alles spaak zou lo-
Een. Maar De Sica bleef zoe-
en, tussen het werk door. En
hij vond tenslotte zijn speler
tje.
In zijn eentje vechtend tegen
een overmacht van geld.
van jaloezie, tegen zijn
eigen zelfkritiek, heeft hij geen
tijd om zich te bekommeren om
wat het neo-realisme dat men
hem in de schoenen schuift, nu
eigenlyk wel is. Ziin werk ver
toont zulke uiteenlopende ten-
denzen. dat men hem binnen
enkele jaren tijds al heeft
uitgekreten voor communist,
defaitist en pessimist. Omdat
hy niet rust de mensen met zijn
films te vertellen: „zo is 'tl",
het leven van jou. van mij, van
iedereen,..,.
Al werden De Sica's films in
Amerika de een na de ander
bekroond, in Italië beweerde
men. dat de Amerikanen niet
langer het werk in de trant van
f®" ..Fietsendieven" wensten.
Dat betekende: geen afzetge
bied meer voor zijn films, geen
dollars meer. Dat De Sica de
naam van de Italiaanse filmin
dustrie in het buitenland weer
1 vesti«en. was men
vergeten. In de toekomst was
net voor her.i onmogelijk de
b0% vergoeding voor produk-
tiekosten te krijgen, die de re
gering doorgaans uitdeelt.
Dit totalitaire gebaar van de
censuur kwam niet uit onder
linge ïaloezie voort, maar uit
angst voor dreigementen van
11?r* het„ water Enkele jaren
ge eden bezochten namelijk en-
ke e Amerikaanse priesters Et-
hel Monaco, hoofd van de Bond
van Italiaanse filmproducenten
en filmexporteurs.
Zij kwamen eens haarfijn ver
tellen, dat ook Italië er goed
aan zou doen, wilde het nog
films in Amerika toegelaten
krijgen, de Katholieke Filmco-
de die ook in Amerika aange
houden wordt, over te nemen.
En er werd bijgezegd, dat dan
een film als „Fietsendieven"
beslist niet toegelaten zou wor-
n'j andere regisseurs
werden al bij voorbaat op de
zwarte lijst gezet.
Toen De Sica na zijn plotse
linge grote succes als re
gisseur weer zelf als ac
teur optrad in films door an
deren geregisseerd is ongetwij
feld gezegd: „Hij wil zeker nog
beroemder worden!"? Maar
hoepelen konden toen weten
dat zijn uitbeeldingen van een
liefde met schonen als Gina en
Sophia inderdaad het onbe
gonnen werk was van een man,
die dag in dag uit ieder middel
te baat moet nemen om aan
geld te komen, waarmee hij
zijn eigen films kan financie
ren?
De Sica lijkt een hartverove-
rend man als acteur, maar wie
hem in de pauzes van de opna
men ziet temidden van de re
gisseurs, die hem treiteren, te
midden van vrouwelijk schoon,
dat hij bij zijn talent gebruikt
om er zich aan op te trekken
naar 'n wereldfaam, begrijpt,
dat hij in enkele jaren heus niet
zo grijs geworden is. alleen om
er interessanter door te lijken.