Hollandse treksters zagen hoe arm en hoe gul Joego-Slavië is 9 „Hef land behoort het volk, maar wij hebben geen land" DR. SCHWEITZER PREFEREERT HOLLANDSE VERPLEEGSTERS SPAANS LANDINGSLEGER WAS OP WEG NAAR FLAKKEE 10 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT DONDERDAG 26 JULI 1956 VREEMDELINGEN ZIJN ALTIJD RIJKAARDS Al direct ademde het nieuw betreden land Joego-Slavië een andere sfeer dan Oostenrijk. Zat het in de druilerige bergen, de armelijk ge klede vrouwen of de zwart-bestoppelde gezichten van de mannen, die aan het weinig inschikkelijke land een bestaan poogden te ontworste len? Plotseling wisten we, waar die vreemde, droefgeestige druk van daan kwam. Daar stond langs de weg de vertolking: een skelet. Om ringd door grote klompen steen, met achter zich de fundamenten van wat eens het concentratiekamp was, kreet het met zijn opgeheven hoofd en handen ten hemel; de S.S.-moordenaars van duizenden onge registreerde Fransen, die in het crematorium werden omgebracht, bij het hoogste gerecht aanklagend met de simpelende woorden: J'ac- cuse. Meer was niet nodig. Meer hoefde ook onze begeleider niet te zeggen, toen hij vertelde, dat van zijn acht broers geen uit de laatste wereldoorlog was thuis gekomen. van zijn maandsalaris slechts twee paar schoenen kan kopen, zegt wel iets. Maar zelfs in zijn armoe is de Joego slaaf gul. En gastvrij. Zo strandden we 's avonds in een dorpje van een paar huizen. Aan de kant van de weg beraadslaagden we waar te slapen. Het was te rotsig voor onze tent. Van de nieuwsgierig toegelopen kinderen rende er éen plotseling weg, kwam te rug en beduidde cns mee te gaan. We belandden in een piepklein huis je van twee kamers en het oudste meisje van de vijf kinderen vertelde ons, dat we konden blijven slapen, maar niet vóór we onze magen ge vuld hadden. Als prinsessen werden llllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll In ieder dorpje, of zo maar langs de kant van de weg, overal vindt men gedenktekens voor de gevalle nen, die niet vergeten worden. Jon ge, sterke en oude gerimpelde han den vleien dagelijks verse veldbloe men op een eenvoudige steen. „Het land behoort het volk, maar Joegoslavië heeft geen land", smaal de iemand. En inderdaad, 'steen, steen en nog eens steen was soms het enige, dat ons oog uren lang te zien kreeg. Dan sta je echter ineens voor ecnt vaderlandse tulpen, bottende kastan jes, uitlopende meidoorns en zacht- geurende laurier Overal waar we kwamen waren wy de bezienswaardigheid. Van buiten landers is men gewend, dat ze per auto komen en zich met voor Joego slavische begrippen groot comfort omringen. Maar lopende toeristen en dan nog met een pak op him rug dat is iets ongekends. Bestoven of dik onder de modder, dat deed er niet toe, in dit arme land werden we steeds als rijk aards beschouwd. Al wist men soms heel niet waar Holland lag Een hield bij hoog en bij laag vol, dat het in Denemarken lag en een ander vroeg meewarig of we dan in de Russische zone leefden, niet beter wetend of Holland was een wijk in Berlijn. Het feit alleen al, dat je van ver kwam was vol doende om je voor rh'k te verkla ren, Vandaar dan ook, dat we in een dorpshotel lelijk ondervraagd werden. Een tandtechnicus wist echter een betef. adres en nam ons. mee naar een eenvoudige, doch keurige familie, die direct een ka mer aan ons afstond, onze dorsti ge kelen laafde en van dank of be taling niet wilde weten. Veel verdienen de mensen niet, net genoeg om te leven. Aan kleding kan niet worden gedacht. Het weinige geld, dat men verdient, wordt om gezet in levensmiddelen. Men vraagt dan ook niet: „Hoeveel geld verdient een chauffeur in Holland?", maar: „Hoeveel kilo vlees of brood verdient hij?" Al zijn brood en vlees het hoofdvoedsel dan vrij goedkoop, van vier of vijf gulden per dag heeft men geen vetpot. En dat 'n ingenieur "J'accuse". Twee meisjes op avontuur Twee Hollandse meisjes zijn er, belust op avontuur, met de rug zak op uitgetrokken om iets meer van Zuid-Europa te leren kennen. Zonder grote avontu ren zijn ze inmiddels in Grie kenland beland waar een van het tweetal plotseling gouver nante geworden is. Omdat de zomermaanden te warm zijn om te trek ken, houdt ze zich nu bezig met pogingen om twee Griek se kinderen enige kennis van het Duits bij te orengen. Deze rustperiode benutte zij tevens om iets te schrijven over haar ervaringen tijdens de voettocht door Joegoslavië en haar con tacten met een doodarme be volking. we behandeld. Eerst moesten wij eten Er werd een schotel aardappelen, een stuk spek en knoflook voorgezet, de enige stoelen waren voor ons en de kinderen kregen niets voordat wij klaar waren. Pas toen ook man en kroost voldaan waren, zette de moe der zich aan een punt van de schraag en at het povere restje aan koude aardappelen met droog brood.... Bij het flauwe licht van een petro leumlamp zongen de kleintjes ons volksliederen voor, tot het tijd was voor slapen gaan: vier kinderen in één bed, het vijfde tussen de ouders in (Van een speciale verslaggever) Het gebeurt niet elke dag, dat een charmante jonge vrouw tot het besluit komt, haar leven in dienst te stellen van de lijdende mensheid en in het bijzonder haar krachten gaat wijden aan het levenswerk van de beroemde dr. Alb. Schweit zer. Mej. G. L. Veeren, Wilhelmina- laan 4 te Leusden in Utrecht heeft die grote stap gewaagd en is per vliegtuig naar Lambarene in Mid- den-Afrika -vertrokken. Mej. Veeren was niet erg onder de indruk van de reis, die zij aan vaardde. Integendeel, zij heeft al een groot deel van de wereld ge- Do oudjes doen het nog best. De heer en mevrouw Johnson uit Springfield in Amerika zijn met hun auto, een „Knox" uit 19Ö1 naar de Rally van historische auto's in Sussex geweest. Nu zijn zij overgestoken naar het Europesee continent waar zij om. Frankrijk en ons land bezoe ken. Het Is te hopen dat ze mooi weer zullen treffen, want zo te zien biedt de wagen niet veel bescherming te gen dé milde gaven van pluvius. MEJ. VEEREN NAAR LAMBARENE pvpïi In dipiicf- van iIp zien' al was het in minder prettige LcYcll UI UICI1M Vdll UC omstandigheden. De reis naar Lambarene betekent slechts de vervulling van een grote wens, die zij eigenlijk gekoesterd heeft sinds zij alle ellende van concentratie kampen heeft ondervonden. Mej. Veeren werd in Palembang ge boren. Zij heeft van 1943 tot 1945 met haar familieleden de verschrikkingen van een Jappenkamp te Semarang aan den lijve ondervonden. Zij werd ge confronteerd met de vele ontberingen ook op medisch gebied, van de kamp bewoners. Dat is misschien de belangrijkste reden, waarom zij zich zo tot het werk van dr. Albert Schweitzer voelt aan getrokken. Daarbij komt haar grote liefde voor de tropen en de daar leven de mensen. Zij werd opgeleid in een ziekenhuis te Haarlem, waar haar in 1953 het verpleegstersdi ploma ter hand werd gesteld. Toen rijpte definitief het plan naar Lambarene te gaan. Zonder enige introductie schreef zij naar dr. Schweitzer en toen deze voor enige tijd in de Elzas verbleef voor rust, kreeg zij een uitnodiging om eens te komen praten. Dat onderhoud verliep zo gunstig, dat mej. Veeren begon zich in de Franse taal te bekwamen. De basis voor haar werk in Lambarene was gelegd .Mej. Veeren is niet de enige Nederlandse verpleegster, die bij dr. Albert Schweitzer 'gaat werken. Er zijn er nog enkele, omdat dr. Albert Schweitzer blijkbaar een voorkeur heeft voor Nederlandse verpleegsters. Mej. Veeren stelt zich veel van haar werk voor, al beseft zij, dat het moei lijk en zwaar zal zijn. Woensdag 15 juli is zij per K.L.M.- vliegtuig naar Parijs gevlogen, van waar zij met een Frans vliegtuig is verder gereisd naar Brazzaville in West-Afrika. Daar wordt het laatste deel van de reis tenslotte met een postvliegtuig gemaakt. en wij bij de ouders in de kamer op on ze luchtbedden. Toen we de volgende morgen aan stalten maakten om te vertrekken, werden we teruggehouden. Eerst ont bijten. Van de laatste 25 kostbare koffiebonen werd koffie voor ons ge zet. Nagewuifd door de hele familie zetten we onze tocht voort. Uit de gebaren van een volgende gastvrouw begrepen we dat we iets te wachten hadden. Plotseling stoof ze de deur uit: een vracht wagen. Boven op grote vette slak ken konden we plaats nemen! Wie zou zo'n aanbod afslaan? Wij niet. Mocht U uw Franse va kantie met een maaltijd van slak ken willen besluiten, bedenk dan, dat misschien twee Hollandse meisjes in Joegoslavië op hun rug-' gen gereden hebben. Want slak ken etenneen, dat doen de Joe- goslaven niet. Belgische gifmengster legt bekentenis af De 40-jarige Catharina V., de gift- mengster uit Sint-Gillis (België), heeft bekend, drie personen uit de zelfde familie vergiftigd te hebben. Haar eerste slachtoffer was Charles B., 53 jaar oud, die 11 november 1954 in het ziekenhuis te Sint Gillis overle- den is. Amper een maand later overleed in hetzelfde ziekenhuis zijn broeder, de 50-jarige Frans B., met wie hij had samengewoond. Catharina V., was sedert een tiental jaren zijn minnares en woonde in hetzelfde gebouw. Het derde slachtoffer was een tan te van de twee voornoemden, Horten- se B., 76 jaar oud en wonende te Brus sel, die 22 september 1955 overleed. De datum der feiten sluit het me dedaderschap van Salomon W., uit, met wie zijn in oktober 1955 in de echt trad. Hij werd niettemin aange houden onder beschuldiging meube len, die aan de drie slachtoffers be hoorden, verduisterd te hebben. 0 De Belgische ministerraad heeft een wetsvoorstel goedgekeurd, waardoor dienstweigeraars, voorzover hun weige ring als overtuiging wordt erkend door een speciale commissie, geen wapendienst zullen hoeven te doen. EEN ZEEUWSE ZEEHELD (II) Marinus Hollare wachtte de invallers op In het vorige artikel zagen wy, dat in 1631 te Antwerpen een Spaanse vloot in gereedheid werd gebracht om met een landingsleger door de Zeeuw se wateren op Flakkee aan te stevenen ten einde hier by De Plaat (Oolt- gensplaat) vaste voet te krijgen om van Meruit het verkeer tussen Holland en Zeeland te beletten. De infante Isabella, dochter van Filips H, na de dood van haar echtgenoot Albertus van Oostenrijk over de Zuidelijke Nederlan den regerende, was by het inschepen der manschappen en krijgsbehoeften aanwezig. Bij de afvaart op 10 september 1631 zegende 'n pauselijke gezant de vloot en sprak: „Ga, gy gezegenden en ver sla de vervloekten','. Bevelhebbers der vloot waren de markies van Aytona en de admiraal Boy. De laatste was geboortig van Zierikzee. De Spaanse landingstroepen stonden onder bevel van Jan, graaf van Nassau, een klein zoon van Jan van Nassau, de oudste broeder van Willem van Oranje. Door dat hij op 30-jarige leeftijd het pro testantisme de rug had toegekeerd en r,ooms-katholiek was geworden, was hij een renegaat (afvallige) uit het huis van Nassau. Daar destijds de protestanten in Duitsland de verlie zende partij waren, was hij, als rege rend vorst over Nassau-Siegen, even als vele anderen tot de keizerlijken overgelopen. Hi) had in 1629, toen Frederik Hen drik 's Hertogenbosch belegerde, braaf meegeholpen om de Veluwe plat te branden. Deze inval der Spanjaar den met behulp der keizerlijken uit Duitsland was bedoeld om Frederik Hendrik van Den Bosch af te trekken, hetgeen echter niet gelukte. Toch kon Jan van Nassau als een ech te zoon uit zijn geslacht dapper ge noemd worden. Het jaar tevoren was hij echter in handen gevallen van Otto van Gent, een der bevelhebbers van het Staatse leger. Spanje had hem voor 10.000 rijksdaalders losgekocht. Hij meende door de inval in 1631 kans te zien die schade te kunnen verhalen. Een groot aandeel in de onderne ming had Gillis van Wissekerke, een Zeeuws edelman. Het geslacht Van Wissekerke, waarvan enkelen vroe ger burgemeester van Middelburg waren geweest, bleef evenals verschei dene andere Zeeuwse edelen bij het uitbreken van de opstand tegen Span je aan de zijde van de koning en dus ook trouw aan de roomse kerk. Paard slachtoffer van afgunst Tot tweemaal toe is in de afgelopen nachten een aanslag gepleegd op een kostbare stamboekmerrie van de heer J. v. d. Kamp aan de Haldebrinkweg te Bennekom. De eerste keer werd het dier de staart afgeknipt, de tweede keer werd het tot enkele malen toe in de prikkeldraadafrastering van de weide ge jaagd, waardoor het paard deerlijk werd gewond. In de weide vond men een stok met touwen en ijzer, die door de dader waarschijnlijk is het beide malen dezelfde geweest blijkbaar als gesel is gebruikt. Men neemt aan, dat de merrie slachtoffer is van afgunst, omdat het dier op keuringen reeds tal van prijzen won. Het afknippen van de staart gebeurde juist voor een einde vorige week te Barneveld gehouden voorkeuring, maar de jury liet bet paard toch toe, daar zij rekening wilde houden met de bijzondere omstandigheden. Het paard behoorde toen weer tot de beste inzendingen en werd aangewe zen voor de heden te Bennekom te houden centrale keuring. Maar door de nieuwe aanslag is de merrie daarvoor wel definitief uitgeschakeld. Toen Zeeland geheel van Spanjaar den was g'ezuiverd, moesten de edelen die bij de moederkerk waren gebleven dat gewest verlaten. Zo ook Gillis van Wissekerke. Hij vestigde zich in Brabant maar had toestemming zijn bezittingen in Zeeland te bezoeken. Later is gebleken, dat hij hierbij spioneerde. Natuurlyk zou hij met de vloot meevaren om getuige te zijn van de ovei*winning, die hij zich met de anderen had voorgesteld. Want al len waren optimistisch gestemd. Wij meldden reeds de aanwezig heid van de infante Isabella bij het inschepen der manschappen te Antwerpen. Een leger onder bevel van de markies Santa Cruze zou in 't westen van Brabant invallen. Hij verzekerde Isabella vast de overwinning te zullen behalen en daarbij meer roem verwerven dan zyn voorganger Spinola ooit be haald had. Daar hij bekend stond als een be kwaam en dapper veldheer was de verwachting van Spaanse zijde bijzon door B. J. DE MEIJ der groot. Wij zullen zien, hoe de uit slag geheel anders was. Het uitrusten van een Spaanse vloot te Antwerpen was in de repu bliek uitgelekt, hoe de onderneming ook met veel zorg was geheim gehou den. Frederik Hendrik had bij Bergen op Zoom een groot leger verzameld. Verder had hy versterking naar het eiland Tholen gebracht. Alle bakens op de ondiepten waren weggenomen. Zeeuwse en Hollandse schepen onder bevel van de Zeeuwse vice-admiraal Marinus Hollare hadden bij Saaftinge postgevat om te trachten het uitvaren der Spaanse vloot te beletten. In 't eerst scheen het de Spanjaar den voorspoedig te ga m. Hun geschut deed de Zeeuwse vloot wijken tot be neden Zuid-Beveland. Gevreesd werd dat hier zou geland worden, doch de Spaanse vloot, getij en wind mee heb bende, voer gezwind noordwaarts voorbij Bergen op Zoom, terwijl enke le Staatse schepen op het droge kwamen te zitten. Maar in de buurt van Reimerswaal was dit ook met en kele van 's vijands grootste schepen het geval. Graaf Jan van Nassau hield krijgsraad. Wat nu te doen? Doorva ren met een mindere macht of wach ten tot de vastgelopen schepen vlot waren gekomen. Tot het laatste werd besloten. Hier door hadden de Staatsen de tijd om zich te Tholen en aan de Brabantse kust nog meer te versterken. Onder tussen was ook de Zeeuwse vloot ge heel vrijgekomen en werd nog ver sterkt met enkele schepen uit Ber gen op Zoom onder bevel van kapi tein Heerde. (Slot volgt) FEUILLET0N Avontuur in de Residentie door TJEÉRD ADEMA 47 Toen Ir. Steensma de volgende mor gen wakker werd, was het daglicht nauwelijks tot het ziekenzaaltje door gedrongen maar de zuster, geassis teerd door enkele leerling-verpleeg sters, had de mannen van haar af deling reeds wakker gemaakt. Er moest gewassen en getempera tuurd worden en het zaaltje was Vól leven en beweging. Steensma keek er 'n ogenblik naar zonder de aandacht van zijn buurman te trekken. Sommige patiënten zaten half op gericht in bed. De man in het baaien hemd was in een pyjamajasje gesto ken en de zuster haalde een kam door •zijn haar. Ze ging twee passen achteruit en nam hem met kritische blik op. „Ziezo" zei ze tevreden, „nou kun je voor 't front komen. Je kunt nog wel zien, Govers, dat je vroeger een mooi kind bent geweest." De patiënt Govers lachte gevleid. „Ik heb nog een pertretje als kleine jongen zijnde met 'n matrozenkraag", legde hij uit. „Ik zal mijn vrouw eens vragen om 't eens mee te brengen. Dan kun U 's kijke, zuster." Hé ja" zei de zuster zonder veel enthousiasme. „O, kijk eens, Jan zonder naam is ook present. Goed geslapen, baasie?" Ir. Steensma knikte. Zijn hoofd deed minder pijn, zijn herinnering was teruggekeerd. Hij was bijna in staat om de situatie min of meer komisch te vinden. „Moet ie ook gewassen worden?" informeerde een gedienstige leerlinge. „Och, nee", zei de zuster. „Hy is zo netjes verpakt, laat 'm maar lig gen, tot de dokter geweest is." „Hallo!" riep een oud mannetje in het bed naast de ingenieur. „Ben je wakker, vader?" Steensma knikte. „Dat 's fyn", zei het mannetje, „dan kunnen we noggerus prate. Hoe kwam je nou zo in dat plantsoentje, buur?" Steensma haalde de schouders op. Wat bazelden ze nou weer over een plantsoentje „Ik heb m'n poot gebroke", legde het mannetje uit. „Bove van 't kerk dak gegleë. Het is een merakel, dat 'k nog leef." Steensma knikte. „Ik kwam eerst in de goot terecht. Dat 's m'n geluk geweest, mot je maar rekene. Anders was ik hard- stikke „Boenders!" riep de zuster waar schuwend. „Laat 'm nou nog een beetje met rust. Je kunt de hele week nog vertellen." „Jawel, zuster", repliceerde Boen ders. „Ik zou wellerus wille wete, wie of die gabber eigenlijk is. Het is net of ik 'm ken, maar ik kan zo weinig van z'n snuit- zien. Als ie een rooie sik heeft lijkent ie sprekend op een broer van de melkboer by ons op 't grachie." „Wacht nou maar tot de dokter geweest is", zei de zuster kalmerend. Ir. Steensma zuchtte en viel in een lichte sluimering. Toén hij ontwaakte, was er om zijn bed een kamertje van dichtgeschoven gordijnen gemaakt, dat hem deed denken aan een poffertjeskraam, waar hy als jongen wel eens Franse wafels had gegeten. Een klein mannetje met een bol rond hoofdje keek nem door twee helder gepoetste brilleglazen aan. „Dit is de patiënt, dokter", zei een jonge vrouw, die een nonnenkap droeg. „Ah.... juist.... zo, zo.... ja.... ja", zei de dokter. „Laat 'm straks maar 's op de verbandkamer brengen, dan zullen we 'm eens nakijken. Heb je nog pyn, ouwe heer?" Steensma schudde ontkennend het hoofd. „Mooi, mooi", zei de dokter. „Kun je je armen en benen nog bewegen?" De zuster wilde de dekens opslaan, maai- de dokter wuifde elk verder dienstbetoon met een breed gebaar weg. ,Uaat maar, laat maar, straks pel len we 'm d'r wel uit." Hij schoof de gordijnen terzijde en stapte op het bed van de man in het pyjamajasje af. Hij legde zijn korte armpjes op de rug en bewoog zijn rechterhand regelmatig heen en weer als een hond, die met zyn staart kwispelt. „Wel, wel", zei hij tevreden. „U ziet er goed uit. U bent aangekomen, zou ik zeggen. Wat zou U er van denken, als ik U morgenochtend eens naar huis liet gaan. Wat zal uw vrouw opkijken." De man in het pyjamajasje ging recht overeind zitten en keek de dok ter verbaasd aan. „Verrek!" zei hij, „ik ken U niet eens. Ik ben gisteren pas hier ge komen, omdat ik vanmorrege van een dubbele breuk geopereerd mot wor- re." De dokter keerde zich haastig om en kuchte. „Uche.... uche.... ja.... ja.... juist", zei hij, een beetje geïrriteerd i nzijn notitieboekje kijkend. „Nee, nee, ik ben abuis. Jansen moet ik hebben. Waar is Jansen?" Hij keek verstoord om zich heen, als verwachtte hij, dat men Jansen spoorloos had laten verdwijnen om hem in de war te brengen. „Waar is Jansen!?" „Daar, dokter!" riep de zuster, wij- „Ha.... ha.... ja.... ja....", zei de dokter op het hem aangewezen bed afstappend. „Kerel, wat zie je d'r smalletjes uit. Daar zal nog wel een weekje bijkomen." „M'n pillen bennen op, dokter", verklaarde Jansen. „Prachtig.... prachtig.... dan moet it recept nog mrJ ,_1 gemaakt, zuster." „Best, dokter." De dokter keek de bedden langs. Klaarblijkelijk had hij hier geen an dere patiënten. Hij knikte de zuster vriendelijk toe en wuifde met zijn rechterarm een voor allen bestemde groet. „Goeie morgen, mannen!" „Goeie morgen, dokter!" Op de drempel van de zaal botste hij bijna tegen Bastiaan op. „He.... hé.... pardon.... pardon...." Bastiaan ging beleefd op zij om hem door te laten en wendde zich met de hoed in de hand tot de zus ter. „De portier", zei hij, „vertelde me, dat hier iemand is binnengebracht, die op straat is gevonden en waar van de identiteit...." De zuster knikte en wees naar Steensma. „Bedoelt U deze man, mijnheer?" vroeg zij vriendelijk. Bastiaan kwam op zyn tenen na derbij en bekeek de patiënt. Zijn blik en die van de ingenieur kruisten elk aar en Bastiaan slaakte een zucht van verlichting. „Het is in orde, zuster", zei hh te gen de hoofdzuster, die achter nem stond. „Meneer is toch niet erg ge wond?" „Ik geloof het niet, meneer", zei de zuster geruststellend, toen zij het verschrikte gezicht van de bezoeker „Is de patiënt familie van U?" vroeg zij nieuwsgierig. „Ik ben bij meneer in betrekking", legde Bastiaan uit. Hij keek rond zich en zag aan de in spanning luis terende hoofden, dat alle patiënten het gesprek volgden. „Kan ik meneer even alleen spre ken?" vroeg hij. „U kunt het proberen", zei de zus ter, „maar veel zegt hij nog niet. Het lijkt me beter, dat U nem nog even met rust laat." Bastiaan knikte. „Meneer moet een eigen kamer hebben", zei hij. „Wie is.... eh.... meneer?" vroeg de zuster nieuwsgierig. „U kunt door al dat verband niet veel van hem zien. Heeft U hem goed herkend?" ,Het is jonker Van Waardenburg", zei Bastiaan, „attaché aan een van onze gezantschappen." De zuster liet van verbazing bijna het urinaal vallen, dat ze juist in een nachtkastje wilde zetten. „Nee, maar, ik dacht...." Bastiaan keek eens rond zich. Hij zag in vijftien bedden evenzovele hoofden, die de halzen gestrekt hiel den en geen oog van hem af hadden. Gossiemijne, die knul, die ze daar vannacht uit een plantsoentje opge vist hadden, was een jonkheer.... (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1956 | | pagina 12