Hollandse treksters zagen hoe arm
en hoe gul Joego-Slavië is
9
„Hef land behoort het volk,
maar wij hebben geen land"
DR. SCHWEITZER PREFEREERT
HOLLANDSE VERPLEEGSTERS
SPAANS LANDINGSLEGER WAS
OP WEG NAAR FLAKKEE
10
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
DONDERDAG 26 JULI 1956
VREEMDELINGEN ZIJN ALTIJD RIJKAARDS
Al direct ademde het nieuw betreden land Joego-Slavië een andere
sfeer dan Oostenrijk. Zat het in de druilerige bergen, de armelijk ge
klede vrouwen of de zwart-bestoppelde gezichten van de mannen, die
aan het weinig inschikkelijke land een bestaan poogden te ontworste
len? Plotseling wisten we, waar die vreemde, droefgeestige druk van
daan kwam. Daar stond langs de weg de vertolking: een skelet. Om
ringd door grote klompen steen, met achter zich de fundamenten van
wat eens het concentratiekamp was, kreet het met zijn opgeheven
hoofd en handen ten hemel; de S.S.-moordenaars van duizenden onge
registreerde Fransen, die in het crematorium werden omgebracht, bij
het hoogste gerecht aanklagend met de simpelende woorden: J'ac-
cuse.
Meer was niet nodig.
Meer hoefde ook onze begeleider niet te zeggen, toen hij vertelde,
dat van zijn acht broers geen uit de laatste wereldoorlog was thuis
gekomen.
van zijn maandsalaris slechts twee
paar schoenen kan kopen, zegt wel
iets.
Maar zelfs in zijn armoe is de Joego
slaaf gul. En gastvrij. Zo strandden
we 's avonds in een dorpje van een
paar huizen. Aan de kant van de weg
beraadslaagden we waar te slapen.
Het was te rotsig voor onze tent. Van
de nieuwsgierig toegelopen kinderen
rende er éen plotseling weg, kwam te
rug en beduidde cns mee te gaan.
We belandden in een piepklein huis
je van twee kamers en het oudste
meisje van de vijf kinderen vertelde
ons, dat we konden blijven slapen,
maar niet vóór we onze magen ge
vuld hadden. Als prinsessen werden
llllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll
In ieder dorpje, of zo maar langs
de kant van de weg, overal vindt
men gedenktekens voor de gevalle
nen, die niet vergeten worden. Jon
ge, sterke en oude gerimpelde han
den vleien dagelijks verse veldbloe
men op een eenvoudige steen.
„Het land behoort het volk, maar
Joegoslavië heeft geen land", smaal
de iemand. En inderdaad, 'steen, steen
en nog eens steen was soms het enige,
dat ons oog uren lang te zien kreeg.
Dan sta je echter ineens voor ecnt
vaderlandse tulpen, bottende kastan
jes, uitlopende meidoorns en zacht-
geurende laurier
Overal waar we kwamen waren wy
de bezienswaardigheid. Van buiten
landers is men gewend, dat ze per
auto komen en zich met voor Joego
slavische begrippen groot comfort
omringen. Maar lopende toeristen en
dan nog met een pak op him rug
dat is iets ongekends.
Bestoven of dik onder de modder,
dat deed er niet toe, in dit arme
land werden we steeds als rijk
aards beschouwd. Al wist men
soms heel niet waar Holland lag
Een hield bij hoog en bij laag vol,
dat het in Denemarken lag en een
ander vroeg meewarig of we dan
in de Russische zone leefden, niet
beter wetend of Holland was een
wijk in Berlijn. Het feit alleen al,
dat je van ver kwam was vol
doende om je voor rh'k te verkla
ren, Vandaar dan ook, dat we in
een dorpshotel lelijk ondervraagd
werden. Een tandtechnicus wist
echter een betef. adres en nam ons.
mee naar een eenvoudige, doch
keurige familie, die direct een ka
mer aan ons afstond, onze dorsti
ge kelen laafde en van dank of be
taling niet wilde weten.
Veel verdienen de mensen niet, net
genoeg om te leven. Aan kleding kan
niet worden gedacht. Het weinige
geld, dat men verdient, wordt om
gezet in levensmiddelen. Men vraagt
dan ook niet: „Hoeveel geld verdient
een chauffeur in Holland?", maar:
„Hoeveel kilo vlees of brood verdient
hij?" Al zijn brood en vlees het
hoofdvoedsel dan vrij goedkoop,
van vier of vijf gulden per dag heeft
men geen vetpot. En dat 'n ingenieur
"J'accuse".
Twee meisjes op
avontuur
Twee Hollandse meisjes zijn er,
belust op avontuur, met de rug
zak op uitgetrokken om iets
meer van Zuid-Europa te leren
kennen. Zonder grote avontu
ren zijn ze inmiddels in Grie
kenland beland waar een van
het tweetal plotseling gouver
nante geworden is.
Omdat de zomermaanden
te warm zijn om te trek
ken, houdt ze zich nu bezig
met pogingen om twee Griek
se kinderen enige kennis van
het Duits bij te orengen. Deze
rustperiode benutte zij tevens
om iets te schrijven over haar
ervaringen tijdens de voettocht
door Joegoslavië en haar con
tacten met een doodarme be
volking.
we behandeld. Eerst moesten wij eten
Er werd een schotel aardappelen, een
stuk spek en knoflook voorgezet, de
enige stoelen waren voor ons en de
kinderen kregen niets voordat wij
klaar waren. Pas toen ook man en
kroost voldaan waren, zette de moe
der zich aan een punt van de schraag
en at het povere restje aan koude
aardappelen met droog brood....
Bij het flauwe licht van een petro
leumlamp zongen de kleintjes ons
volksliederen voor, tot het tijd was
voor slapen gaan: vier kinderen in
één bed, het vijfde tussen de ouders in
(Van een speciale verslaggever)
Het gebeurt niet elke dag, dat
een charmante jonge vrouw tot het
besluit komt, haar leven in dienst
te stellen van de lijdende mensheid
en in het bijzonder haar krachten
gaat wijden aan het levenswerk
van de beroemde dr. Alb. Schweit
zer. Mej. G. L. Veeren, Wilhelmina-
laan 4 te Leusden in Utrecht heeft
die grote stap gewaagd en is per
vliegtuig naar Lambarene in Mid-
den-Afrika -vertrokken.
Mej. Veeren was niet erg onder
de indruk van de reis, die zij aan
vaardde. Integendeel, zij heeft al
een groot deel van de wereld ge-
Do oudjes doen het nog best.
De heer en mevrouw Johnson uit
Springfield in Amerika zijn met hun
auto, een „Knox" uit 19Ö1 naar de
Rally van historische auto's in Sussex
geweest. Nu zijn zij overgestoken
naar het Europesee continent waar
zij om. Frankrijk en ons land bezoe
ken. Het Is te hopen dat ze mooi weer
zullen treffen, want zo te zien biedt
de wagen niet veel bescherming te
gen dé milde gaven van pluvius.
MEJ. VEEREN NAAR LAMBARENE
pvpïi In dipiicf- van iIp zien' al was het in minder prettige
LcYcll UI UICI1M Vdll UC omstandigheden. De reis naar
Lambarene betekent slechts de
vervulling van een grote wens, die
zij eigenlijk gekoesterd heeft sinds
zij alle ellende van concentratie
kampen heeft ondervonden.
Mej. Veeren werd in Palembang ge
boren. Zij heeft van 1943 tot 1945 met
haar familieleden de verschrikkingen
van een Jappenkamp te Semarang aan
den lijve ondervonden. Zij werd ge
confronteerd met de vele ontberingen
ook op medisch gebied, van de kamp
bewoners.
Dat is misschien de belangrijkste
reden, waarom zij zich zo tot het werk
van dr. Albert Schweitzer voelt aan
getrokken.
Daarbij komt haar grote liefde
voor de tropen en de daar leven
de mensen. Zij werd opgeleid in
een ziekenhuis te Haarlem, waar
haar in 1953 het verpleegstersdi
ploma ter hand werd gesteld.
Toen rijpte definitief het plan
naar Lambarene te gaan.
Zonder enige introductie schreef
zij naar dr. Schweitzer en toen
deze voor enige tijd in de Elzas
verbleef voor rust, kreeg zij een
uitnodiging om eens te komen
praten.
Dat onderhoud verliep zo gunstig,
dat mej. Veeren begon zich in de
Franse taal te bekwamen. De basis
voor haar werk in Lambarene was
gelegd .Mej. Veeren is niet de enige
Nederlandse verpleegster, die bij dr.
Albert Schweitzer 'gaat werken. Er
zijn er nog enkele, omdat dr. Albert
Schweitzer blijkbaar een voorkeur
heeft voor Nederlandse verpleegsters.
Mej. Veeren stelt zich veel van haar
werk voor, al beseft zij, dat het moei
lijk en zwaar zal zijn.
Woensdag 15 juli is zij per K.L.M.-
vliegtuig naar Parijs gevlogen, van
waar zij met een Frans vliegtuig is
verder gereisd naar Brazzaville in
West-Afrika. Daar wordt het laatste
deel van de reis tenslotte met een
postvliegtuig gemaakt.
en wij bij de ouders in de kamer op on
ze luchtbedden.
Toen we de volgende morgen aan
stalten maakten om te vertrekken,
werden we teruggehouden. Eerst ont
bijten. Van de laatste 25 kostbare
koffiebonen werd koffie voor ons ge
zet. Nagewuifd door de hele familie
zetten we onze tocht voort.
Uit de gebaren van een volgende
gastvrouw begrepen we dat we iets
te wachten hadden. Plotseling
stoof ze de deur uit: een vracht
wagen. Boven op grote vette slak
ken konden we plaats nemen! Wie
zou zo'n aanbod afslaan?
Wij niet. Mocht U uw Franse va
kantie met een maaltijd van slak
ken willen besluiten, bedenk dan,
dat misschien twee Hollandse
meisjes in Joegoslavië op hun rug-'
gen gereden hebben. Want slak
ken etenneen, dat doen de Joe-
goslaven niet.
Belgische gifmengster legt
bekentenis af
De 40-jarige Catharina V., de gift-
mengster uit Sint-Gillis (België),
heeft bekend, drie personen uit de
zelfde familie vergiftigd te hebben.
Haar eerste slachtoffer was Charles
B., 53 jaar oud, die 11 november 1954
in het ziekenhuis te Sint Gillis overle-
den is.
Amper een maand later overleed in
hetzelfde ziekenhuis zijn broeder, de
50-jarige Frans B., met wie hij had
samengewoond. Catharina V., was
sedert een tiental jaren zijn minnares
en woonde in hetzelfde gebouw.
Het derde slachtoffer was een tan
te van de twee voornoemden, Horten-
se B., 76 jaar oud en wonende te Brus
sel, die 22 september 1955 overleed.
De datum der feiten sluit het me
dedaderschap van Salomon W., uit,
met wie zijn in oktober 1955 in de
echt trad. Hij werd niettemin aange
houden onder beschuldiging meube
len, die aan de drie slachtoffers be
hoorden, verduisterd te hebben.
0 De Belgische ministerraad heeft een
wetsvoorstel goedgekeurd, waardoor
dienstweigeraars, voorzover hun weige
ring als overtuiging wordt erkend door
een speciale commissie, geen wapendienst
zullen hoeven te doen.
EEN ZEEUWSE ZEEHELD (II)
Marinus Hollare wachtte de invallers op
In het vorige artikel zagen wy, dat in 1631 te Antwerpen een Spaanse
vloot in gereedheid werd gebracht om met een landingsleger door de Zeeuw
se wateren op Flakkee aan te stevenen ten einde hier by De Plaat (Oolt-
gensplaat) vaste voet te krijgen om van Meruit het verkeer tussen Holland
en Zeeland te beletten. De infante Isabella, dochter van Filips H, na de dood
van haar echtgenoot Albertus van Oostenrijk over de Zuidelijke Nederlan
den regerende, was by het inschepen der manschappen en krijgsbehoeften
aanwezig.
Bij de afvaart op 10 september 1631
zegende 'n pauselijke gezant de vloot
en sprak: „Ga, gy gezegenden en ver
sla de vervloekten','. Bevelhebbers der
vloot waren de markies van Aytona
en de admiraal Boy. De laatste was
geboortig van Zierikzee. De Spaanse
landingstroepen stonden onder bevel
van Jan, graaf van Nassau, een klein
zoon van Jan van Nassau, de oudste
broeder van Willem van Oranje. Door
dat hij op 30-jarige leeftijd het pro
testantisme de rug had toegekeerd en
r,ooms-katholiek was geworden, was
hij een renegaat (afvallige) uit het
huis van Nassau. Daar destijds de
protestanten in Duitsland de verlie
zende partij waren, was hij, als rege
rend vorst over Nassau-Siegen, even
als vele anderen tot de keizerlijken
overgelopen.
Hi) had in 1629, toen Frederik Hen
drik 's Hertogenbosch belegerde,
braaf meegeholpen om de Veluwe plat
te branden. Deze inval der Spanjaar
den met behulp der keizerlijken uit
Duitsland was bedoeld om Frederik
Hendrik van Den Bosch af te trekken,
hetgeen echter niet gelukte.
Toch kon Jan van Nassau als een ech
te zoon uit zijn geslacht dapper ge
noemd worden. Het jaar tevoren was
hij echter in handen gevallen van Otto
van Gent, een der bevelhebbers van
het Staatse leger. Spanje had hem
voor 10.000 rijksdaalders losgekocht.
Hij meende door de inval in 1631 kans
te zien die schade te kunnen verhalen.
Een groot aandeel in de onderne
ming had Gillis van Wissekerke, een
Zeeuws edelman. Het geslacht Van
Wissekerke, waarvan enkelen vroe
ger burgemeester van Middelburg
waren geweest, bleef evenals verschei
dene andere Zeeuwse edelen bij het
uitbreken van de opstand tegen Span
je aan de zijde van de koning en dus
ook trouw aan de roomse kerk.
Paard slachtoffer van afgunst
Tot tweemaal toe is in de afgelopen nachten een aanslag gepleegd op een
kostbare stamboekmerrie van de heer J. v. d. Kamp aan de Haldebrinkweg
te Bennekom.
De eerste keer werd het dier de staart afgeknipt, de tweede keer werd
het tot enkele malen toe in de prikkeldraadafrastering van de weide ge
jaagd, waardoor het paard deerlijk werd gewond.
In de weide vond men een stok met touwen en ijzer, die door de dader
waarschijnlijk is het beide malen dezelfde geweest blijkbaar als gesel is
gebruikt.
Men neemt aan, dat de merrie slachtoffer is van afgunst, omdat het dier
op keuringen reeds tal van prijzen won.
Het afknippen van de staart gebeurde juist voor een einde vorige week
te Barneveld gehouden voorkeuring, maar de jury liet bet paard toch toe,
daar zij rekening wilde houden met de bijzondere omstandigheden.
Het paard behoorde toen weer tot de beste inzendingen en werd aangewe
zen voor de heden te Bennekom te houden centrale keuring. Maar door de
nieuwe aanslag is de merrie daarvoor wel definitief uitgeschakeld.
Toen Zeeland geheel van Spanjaar
den was g'ezuiverd, moesten de edelen
die bij de moederkerk waren gebleven
dat gewest verlaten. Zo ook Gillis
van Wissekerke. Hij vestigde zich in
Brabant maar had toestemming zijn
bezittingen in Zeeland te bezoeken.
Later is gebleken, dat hij hierbij
spioneerde. Natuurlyk zou hij met de
vloot meevaren om getuige te zijn
van de ovei*winning, die hij zich met
de anderen had voorgesteld. Want al
len waren optimistisch gestemd.
Wij meldden reeds de aanwezig
heid van de infante Isabella bij het
inschepen der manschappen te
Antwerpen. Een leger onder bevel
van de markies Santa Cruze zou in
't westen van Brabant invallen.
Hij verzekerde Isabella vast de
overwinning te zullen behalen en
daarbij meer roem verwerven dan
zyn voorganger Spinola ooit be
haald had.
Daar hij bekend stond als een be
kwaam en dapper veldheer was de
verwachting van Spaanse zijde bijzon
door B. J. DE MEIJ
der groot. Wij zullen zien, hoe de uit
slag geheel anders was.
Het uitrusten van een Spaanse
vloot te Antwerpen was in de repu
bliek uitgelekt, hoe de onderneming
ook met veel zorg was geheim gehou
den. Frederik Hendrik had bij Bergen
op Zoom een groot leger verzameld.
Verder had hy versterking naar het
eiland Tholen gebracht. Alle bakens
op de ondiepten waren weggenomen.
Zeeuwse en Hollandse schepen onder
bevel van de Zeeuwse vice-admiraal
Marinus Hollare hadden bij Saaftinge
postgevat om te trachten het uitvaren
der Spaanse vloot te beletten.
In 't eerst scheen het de Spanjaar
den voorspoedig te ga m. Hun geschut
deed de Zeeuwse vloot wijken tot be
neden Zuid-Beveland. Gevreesd werd
dat hier zou geland worden, doch de
Spaanse vloot, getij en wind mee heb
bende, voer gezwind noordwaarts
voorbij Bergen op Zoom, terwijl enke
le Staatse schepen op het droge
kwamen te zitten. Maar in de buurt
van Reimerswaal was dit ook met en
kele van 's vijands grootste schepen
het geval. Graaf Jan van Nassau hield
krijgsraad. Wat nu te doen? Doorva
ren met een mindere macht of wach
ten tot de vastgelopen schepen vlot
waren gekomen.
Tot het laatste werd besloten. Hier
door hadden de Staatsen de tijd om
zich te Tholen en aan de Brabantse
kust nog meer te versterken. Onder
tussen was ook de Zeeuwse vloot ge
heel vrijgekomen en werd nog ver
sterkt met enkele schepen uit Ber
gen op Zoom onder bevel van kapi
tein Heerde.
(Slot volgt)
FEUILLET0N Avontuur in de
Residentie
door
TJEÉRD ADEMA
47
Toen Ir. Steensma de volgende mor
gen wakker werd, was het daglicht
nauwelijks tot het ziekenzaaltje door
gedrongen maar de zuster, geassis
teerd door enkele leerling-verpleeg
sters, had de mannen van haar af
deling reeds wakker gemaakt.
Er moest gewassen en getempera
tuurd worden en het zaaltje was Vól
leven en beweging.
Steensma keek er 'n ogenblik naar
zonder de aandacht van zijn buurman
te trekken.
Sommige patiënten zaten half op
gericht in bed. De man in het baaien
hemd was in een pyjamajasje gesto
ken en de zuster haalde een kam door
•zijn haar.
Ze ging twee passen achteruit en
nam hem met kritische blik op.
„Ziezo" zei ze tevreden, „nou kun
je voor 't front komen. Je kunt nog
wel zien, Govers, dat je vroeger een
mooi kind bent geweest."
De patiënt Govers lachte gevleid.
„Ik heb nog een pertretje als kleine
jongen zijnde met 'n matrozenkraag",
legde hij uit. „Ik zal mijn vrouw eens
vragen om 't eens mee te brengen.
Dan kun U 's kijke, zuster."
Hé ja" zei de zuster zonder veel
enthousiasme.
„O, kijk eens, Jan zonder naam is
ook present. Goed geslapen, baasie?"
Ir. Steensma knikte. Zijn hoofd
deed minder pijn, zijn herinnering
was teruggekeerd. Hij was bijna in
staat om de situatie min of meer
komisch te vinden.
„Moet ie ook gewassen worden?"
informeerde een gedienstige leerlinge.
„Och, nee", zei de zuster. „Hy is
zo netjes verpakt, laat 'm maar lig
gen, tot de dokter geweest is."
„Hallo!" riep een oud mannetje in
het bed naast de ingenieur.
„Ben je wakker, vader?"
Steensma knikte.
„Dat 's fyn", zei het mannetje,
„dan kunnen we noggerus prate. Hoe
kwam je nou zo in dat plantsoentje,
buur?"
Steensma haalde de schouders op.
Wat bazelden ze nou weer over een
plantsoentje
„Ik heb m'n poot gebroke", legde
het mannetje uit. „Bove van 't kerk
dak gegleë. Het is een merakel, dat
'k nog leef."
Steensma knikte.
„Ik kwam eerst in de goot terecht.
Dat 's m'n geluk geweest, mot je
maar rekene. Anders was ik hard-
stikke
„Boenders!" riep de zuster waar
schuwend. „Laat 'm nou nog een
beetje met rust. Je kunt de hele week
nog vertellen."
„Jawel, zuster", repliceerde Boen
ders. „Ik zou wellerus wille wete, wie
of die gabber eigenlijk is. Het is net
of ik 'm ken, maar ik kan zo weinig
van z'n snuit- zien. Als ie een rooie
sik heeft lijkent ie sprekend op een
broer van de melkboer by ons op 't
grachie."
„Wacht nou maar tot de dokter
geweest is", zei de zuster kalmerend.
Ir. Steensma zuchtte en viel in een
lichte sluimering.
Toén hij ontwaakte, was er om zijn
bed een kamertje van dichtgeschoven
gordijnen gemaakt, dat hem deed
denken aan een poffertjeskraam,
waar hy als jongen wel eens Franse
wafels had gegeten.
Een klein mannetje met een bol
rond hoofdje keek nem door twee
helder gepoetste brilleglazen aan.
„Dit is de patiënt, dokter", zei een
jonge vrouw, die een nonnenkap
droeg.
„Ah.... juist.... zo, zo.... ja.... ja",
zei de dokter. „Laat 'm straks maar
's op de verbandkamer brengen, dan
zullen we 'm eens nakijken. Heb je
nog pyn, ouwe heer?"
Steensma schudde ontkennend het
hoofd.
„Mooi, mooi", zei de dokter. „Kun
je je armen en benen nog bewegen?"
De zuster wilde de dekens opslaan,
maai- de dokter wuifde elk verder
dienstbetoon met een breed gebaar
weg.
,Uaat maar, laat maar, straks pel
len we 'm d'r wel uit."
Hij schoof de gordijnen terzijde en
stapte op het bed van de man in het
pyjamajasje af. Hij legde zijn korte
armpjes op de rug en bewoog zijn
rechterhand regelmatig heen en weer
als een hond, die met zyn staart
kwispelt.
„Wel, wel", zei hij tevreden. „U
ziet er goed uit. U bent aangekomen,
zou ik zeggen. Wat zou U er van
denken, als ik U morgenochtend eens
naar huis liet gaan. Wat zal uw
vrouw opkijken."
De man in het pyjamajasje ging
recht overeind zitten en keek de dok
ter verbaasd aan.
„Verrek!" zei hij, „ik ken U niet
eens. Ik ben gisteren pas hier ge
komen, omdat ik vanmorrege van een
dubbele breuk geopereerd mot wor-
re."
De dokter keerde zich haastig om
en kuchte.
„Uche.... uche.... ja.... ja.... juist",
zei hij, een beetje geïrriteerd i nzijn
notitieboekje kijkend. „Nee, nee, ik
ben abuis. Jansen moet ik hebben.
Waar is Jansen?"
Hij keek verstoord om zich heen,
als verwachtte hij, dat men Jansen
spoorloos had laten verdwijnen om
hem in de war te brengen.
„Waar is Jansen!?"
„Daar, dokter!" riep de zuster, wij-
„Ha.... ha.... ja.... ja....", zei de
dokter op het hem aangewezen bed
afstappend. „Kerel, wat zie je d'r
smalletjes uit. Daar zal nog wel een
weekje bijkomen."
„M'n pillen bennen op, dokter",
verklaarde Jansen.
„Prachtig.... prachtig.... dan moet
it recept nog mrJ ,_1
gemaakt, zuster."
„Best, dokter."
De dokter keek de bedden langs.
Klaarblijkelijk had hij hier geen an
dere patiënten. Hij knikte de zuster
vriendelijk toe en wuifde met zijn
rechterarm een voor allen bestemde
groet.
„Goeie morgen, mannen!"
„Goeie morgen, dokter!"
Op de drempel van de zaal botste
hij bijna tegen Bastiaan op.
„He.... hé.... pardon.... pardon...."
Bastiaan ging beleefd op zij om
hem door te laten en wendde zich
met de hoed in de hand tot de zus
ter.
„De portier", zei hij, „vertelde me,
dat hier iemand is binnengebracht,
die op straat is gevonden en waar
van de identiteit...."
De zuster knikte en wees naar
Steensma.
„Bedoelt U deze man, mijnheer?"
vroeg zij vriendelijk.
Bastiaan kwam op zyn tenen na
derbij en bekeek de patiënt. Zijn blik
en die van de ingenieur kruisten elk
aar en Bastiaan slaakte een zucht
van verlichting.
„Het is in orde, zuster", zei hh te
gen de hoofdzuster, die achter nem
stond. „Meneer is toch niet erg ge
wond?"
„Ik geloof het niet, meneer", zei
de zuster geruststellend, toen zij het
verschrikte gezicht van de bezoeker
„Is de patiënt familie van U?"
vroeg zij nieuwsgierig.
„Ik ben bij meneer in betrekking",
legde Bastiaan uit. Hij keek rond
zich en zag aan de in spanning luis
terende hoofden, dat alle patiënten
het gesprek volgden.
„Kan ik meneer even alleen spre
ken?" vroeg hij.
„U kunt het proberen", zei de zus
ter, „maar veel zegt hij nog niet. Het
lijkt me beter, dat U nem nog even
met rust laat."
Bastiaan knikte.
„Meneer moet een eigen kamer
hebben", zei hij.
„Wie is.... eh.... meneer?" vroeg
de zuster nieuwsgierig. „U kunt door
al dat verband niet veel van hem
zien. Heeft U hem goed herkend?"
,Het is jonker Van Waardenburg",
zei Bastiaan, „attaché aan een van
onze gezantschappen."
De zuster liet van verbazing bijna
het urinaal vallen, dat ze juist in een
nachtkastje wilde zetten.
„Nee, maar, ik dacht...."
Bastiaan keek eens rond zich. Hij
zag in vijftien bedden evenzovele
hoofden, die de halzen gestrekt hiel
den en geen oog van hem af hadden.
Gossiemijne, die knul, die ze daar
vannacht uit een plantsoentje opge
vist hadden, was een jonkheer....
(Wordt vervolgd)