STADSVERKEER GEVAARLIJKER
DAN AFRIKAANSE WILDERNIS
ZATERDAG 21 JULI 1956
•R0V1NCIA LE 7juEIW SE COURANT
7
llllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllilllllllllllllllllllll
(tfeen pAMMcH m jGumo
wel pijlen en speren
e volgende dag brengt de Catalina ons van
Agafs naar de kampong Atsj, waar de stemming
gepeild moet worden. Direct na de landing worden
prauwen van de oever geschoven, die in de richting
van het vliegtuig komen. Het enthousiasme is onbe
schrijfelijk. Dit is de eerste maal dat een vliegtuig land
voor Atsj en aan de reacties van de Asmafters is duide
lijk te zien, hoe ongelooflijk ze de komst van deze
„bruiprauw" vinden.
We gaan naar de wal en daar is dan zo mogelijk
nog méér consternatie. Ik sta in het midden van een
groep jonge wilden, waarvan een deel reeds door
boorde neuzen en oren heeft, tekenen van manbaar
heid. Het zijn overigens bijzonder geïnteresseerde ge
zichten. Men kan van Asmatters veel zeggen, zeker niét
dat ze indolent, sloom zijn. Felle, levende kerels, die
niets ontgaat. Er zijn er met reusachtige schelpen door
de neus en men vraagt zich af via welke zeldzaam en
onbegrijpelijk manuaal deze voorwerpen in de neus ge
wrongen zijn. In ieder geval moet het een maximaal
pijnlijke affaire zijn geweest. Maar wat is tenslotte wat
lichamelijke pijn voor iemand als een Asmatter. Er zijn
woest-beschilderde gezichten, bedekt met kalk. Weer
anderen springen en dansen om ons heen en het valt
me op, dat er van een vijandige stemming niets te be
speuren is. Als ik dat zeg tegen de pastoor, merkt deze
op dat diezelfde enthousiaste lieden een paar maan
den geleden een zware moordpartij bedreven in de
kampongs Os en Fos. Vrouwen en kinderen werden het
slachtoffer
Ontmoeting met
„Jungle Pimpernel"
Toen onze medewerker, Antho-
ny van Kampen, per Dakota-
vliegtuig tijdens zijn reis door
Zuid Nieuw Guinea van Tanah
Merah in Boven-Digoel naar n
Merauke vloog, wachtte hem op
het vliegveld van Merauke een
wel uitermate aangename ver-
rassing. Enigszins verkreukeld
door een nogal onrustige lucht- |f
reis (onrustig door veel wolk-
vorming en een staartje van
een typhoon) de Dakota veria-
tend," stond op het vliegveld op
hem te wachtenzijn oude
vriend dr. De Bruyn, „Jungle
Pimpernel". Van Kampen dacht
een fata morgana te zien. doch
het was werkelijkheid. Dr. de n
Bruyn, die thans de leiding
heeft van het kantoor bevol-
kingszaken in Hollandia, maak-
te een inspectiereis die tevens
een gedeelte van Zuid Nieuw
Guinea omvatte. Een avond en m
een dag waren ze bij elkaar:
Resident Boendermaker, dr. De M
Bruyn en Van Kampen. Drie
oudé vrienden, met alle drie m
evenveel belangstelling en sym-
pathie voor Nieuw Guinea. M
In de Asmat krijgt men de meest
bizarre voorwerpen voor een plukje
tabak. Anthony van Kampen bezig
met het ruilen.
Illlllllllllllllllllllllllllilllllllllllllllllllllllllll
De jeugd verdringt zich om me, om dat men heeft -ezien dat ik wat stuk
ken tabak bezit. Ze willen hun hele hebben en houden wel geven voor
deze tabak. Ik kryg trommels, sagoschotels, dolken van casuaris-bot
en dolken van mensenbot aangeboden. Er wordt geruild voor tabak. De jon
gens blyven wild-enthousiast. Zoals ze daar staan, moedernaakt, zijn het
aardige kinderen. Net zo aardig als alle kinderen, waar ook ter wereld. Het
lykt nauwelyks redelijk zich te realiseren, dat ik hier omringd ben door
aspirant-koppensnellers en evenzeer aspirant-kannibalen. Tenzij het moge
lijk zal blijken de stam in toom te houden en onder werkelyk bestuur te bren
gen. De ruiltabak is zwaar. Niet te roken voor een Europeaan. Als ik een
oudere Asmatter een gewone sigaret geef, kijkt deze daar verbaasd naar,
houdt er een stukje smeulend hout teg en aan enzuigt de sigaret in 3 ha
len achter elkaar-leeg. Ik heb dat nog niet eerder gezien. Als ik dan even
later zie hoe een andere Asmatter een stuk loodzware lempeng-tabak inha
leert en enorme rookwolken uitblaast, vraag ik me af hoe het ter wereld mo
gelijk is, dat de man niet uit elkaar barst.
Er komen nu ook waf vrouwen kij
ken. Maar ze blijven in de achterhoe
de. Durven nauw-elijks kijken. Als ze
zien dat je naar hen kijkt, draaien ze
zich om. Ën dan te weten dat het deze
zelfde vrouwen zijn, die als evenzovele
wilde furies de mannen ophitsen om
op sneltocht te gaan.
Een uur lang blijven we op de oever.
Dan gaan we terug naar de Catalina,
die ons naar de volgende kampong
brengt: Kaimn.
Maar de ontvangst daar is anders.
Dit dorp, gelegen aan de noordelijke
Eilanden-rivier, heeft geen bijster bes
te reputatie. Sinds maart Van dit jaar
staan er minstens 40 moorden op zijn
debet en dat is altijd nog een respec
tabel getal. Er zal dus iets moeten ge
beuren.
Zodra de Catalina is uitgetaxied
en de blister geopend, nemen we de
oever op, waarop de kampong is
gebouwd. Het ziet er daar maar
stil en eenzaam uit. Verdacht stil
en eenzaam. Hier en daar rent ie
mand weg, de oetan, de jungle in.
Anderen komen voorzichtig achter
een groot mannenhuis vandaan en
schijnen de situatie op te nemen.
Men schijnt aanzienlijk op z'n qui
vive te zijn, het is duidelijk merk
baar.
We buigen ons zo ver mogelijk
uit de blister en schreeuwen naar
de oever om prauwen. De Catalina
kan niet dichterbij komen en we
zijn dus aangewezen op de boom
stammen der Asmatters. Zonder
slechts enkele meters zijn gescheiden.
Een paar kogels worden nog afge
schoten en dan wordt het stil. Met de
rubberboot van de Catalina gaan we
even naar de oever. Het is een span
nend moment, als we de wal naderen.
Tenslotte lijkt liet me zeer wel moge
lijk, dat de Asmatters zich in een hin
derlaag hebben begeven en plotseling
uit de jungle zullen springen.
Maar er gebeurt absoluut niets. Het
is stil bij de kampong. Geen vrouw,
geen man, geen kind. Het is vreemd,
geheimzinnig stil. Telkens loer ik in
het dichte bos, om te zien of daar geen
Asmatter naderbij sluipt. Maar geen
levende ziel laat zich zien.
Triest gehuil
We staan daar en overleggen wat
te doen. En dan ineensvan
verre loeit een ellendig, triest ge
huil aan. Het is alsof tientallen
vrouwen plotseling in luid gejam
mer zijn uitgebarsten. Ik kyk de
resident aan en vraag hem wat
Kampong Atsj haalt ons
juichend j V binnen
Ajam plaats van massamoord
deze kunnen we niets uitrichten.
„Tji....! tjitjiwordt er
geroepen, hetgeen de roep om
prauwen is. Maar er kómen geen
prauwen. Totdat plotseling een
groep mannen te voorschijn komt.
Ze staan misschien een drie hon
derd meter van ons af, beslist niet
veel verder. Ze brullen iets terug,
wat ik natuurlijk niet versta. We
vragen de Papoea-tolk wat ze roe
pen, en horen dan de verheugende
mededeling dat de heren schreeuw
den dat we zélf maar met prauwen
moesten zien te komen...
Daar blijft het overigens niet bij.
Even later komen er nog andere aan
lopen en ik zie dan dat de hele groep
tot de tanden is gewapend met pijl en
boog met een indrukwekkend aantal
speren. Het ziet er dan werkelijk bij
zonder oorlogszuchtig uit en ik vraag
me af op welke manier we hier aan
land zullen komen. Er wordt nog
meer geroepen over en weer, en we
doen ons best een zo vriendelijk mo
gelijke indruk te maken. Maar de As
matters hebben kennelijk begrepen,
dat ze een geweldige hoeveelheid bo
ter op het hoofd hebben en prefereren
hun splendid isolation.
Er wordt beraadslaagd wat nu te
doen. Intussen staan de kerels op de
oever te springen en te dansen, steeds
met de pijlen op de boog en de speren
dreigend opgeheven. Er is duidelijk
zichtbaar geen land met hen te bezei
len.
Indruk maken
De mitraileur aan boord van de
Catalina komt in actie. Niet om enke
len der stenentijdperkers naar de an
dere wereld te helpen, maar wél om
indruk te maken. Als de kogels zich
gierend een weg zoeken, ver boven de
zwarte koppen der omvilligen. is de
reactie ongelooflijk. Even blijven ze
staan, een seconde later springt de
hele troep het bos in, waarvan ze
dat is. Hij lacht. Geen vrouwen.
Het zijn de kamponghonden, die
eveneens gevlucht zijn en nu hun
onrust uitjammeren. Nog enkele
malen herhaalt zich het geloei en
het is iedere keer even melancho
liek en treurig. We gaan terug,
omdat hier verder toch niets te
beginnen is. Er zal over enkele
dagen, na de strafexpeditie tegen
Ajam, door een politie-inspecteur
een bezoek aan dit dorp worden
gebracht. Hij zal de zaak wel na
der uitzoeken. Maar het -is nodig,
dat ze dan eerst uit het bos terug
keren.
We vliegen naar Agats, en in de verte
zien we reeds dat het beloofde schip,
ons toegezegd door de Commandant
Zeemacht, commandeur De Neeve, is
aangekomen. In de kali ligt Hr. Ms.
Jan van Brakel, en men behoeft er
niet aan te twijfelen, welke reacties
de komst van deze „prauw" bij de
Asmatters van Agats zal hebben te
weeggebracht
We landen en er wordt krijgsraad
fehouden voor de actie, die de volgen-
e dag zal plaatsvinden. Ik kryg die
dag gelegenheid te over om me te ver.
bazen over diverse uitingen van As-
mat-leven. Het is ongelooflijk, welke,
systemen zowel bestuur als missie
hier moeten toepassen, om enig con
tact met de bevolking te verkrijgen.
Zo hing daar een kruisbeeld, met aan
het kruis een vrouw. Ik zie een cruci
fix, waarop de gekruisigde figuur een
heel gewoon sluippetje draagt. Ik zie
een schild, door Asmatters gemaakt,
waarop een embleem voorkomt dat
duidelijk een fiets voorstelt. Zo kon
digt zich het contact met de buiten
wereld aan
We gaan die avond vroeg te kooi.
En vroeg ontketent zich dus de strijd j
met de muskieten, die in schijnbaar
steeds toenemende hoeveelheid de zij-
de der Asmatters gekozen hebben en
een vertwijfelde poging doen ons het
leven hier maximaal zuur te maken.
Een ,Jsu:are: jongen" uit de Asmat.
Een ketting van hondentanden, een
stuk schelp en een neus-ornament
van mensenbot.
Voor het eerst
Om 7 uur de volgende morgen gaan
we aan boord van Hr. Ms Jan van
Brakel. Steeds het lood gaande hou
dend, gaat het zo snel mogelijk de
Oetoenboeweerivier af. De comman
dant, ltz. I J. H. Weijers, is de waak
zaamheid zelve. En dat is te begrij
pen als men weet dat het de eerste
maal is, dat een zo groot oorlogsschip
zich zo diep in het land bevindt. De ri
vier is uiteraard niet in kaart ge
bracht, zodat er permanent gelood
wordt. Hij blijft overigens behoorlijk
diep: 20 tot 25 meter en dat is rijke
lijk voldoende.
We varen een paar uur voorbij
het mangrovebos. In de bochten
van de kali liggen banken, die met
uiterste voorzichtigheid omzeild
worden. Het is in het geheel geen
plezierig vooruitzicht op een dezer
banken terecht te komen. Opval
lend is de zware stroom, die in de
bochten staat. Even opvallend als
de enorme lussen, die de rivier
maakt. De ene S-bocht na de an
dere. Ze blijken nog aanzienlijk
groter dan we vanuit de luent za
gen.
In de loop van de morgen wordt
het doel bereikt. Daar ligt Ajam
en elk van ons is onuitsprekelijk
nieuwsgierig of de moordenaars er
zullen zijn. Het laatste wat resi
dent Boendermaker hun heeft ge
zegd is: „Ik kom terug met een gro
te prauw", en wellicht heeft hun
nieuwsgierigheid het gewonnen
van hun angst en wantrouwen. We
zullen zien»
We zien ze al staan voor het grote
mannenhuis. Een donkere groep ke
rels, die zichtbaar aan hevige emotie
ten prooi is. Zó geëmotioneerd zelfs,
dat we even bezorgd zijn, dat ze
plotseling onder het hoge huis zullen
doorschieten en zich niet meer laten
zien. Maar die angst is overbodig. In
groepjes komen ze naar de oever van
de rivier en de eerste prauwen wor
den al te water geschoven.
Ze komen.
Maar de omstandigheden willen
op dat moment, dat we in het ge
heel niet verlegen zijn om Asmat-
prauwen. Er is een beter vaartuig
beschikbaar: de barkas van Hr.
Ms. Van Brakel.
Er is besloten in 2 groepen, zo
rustig en onopvallend mogelijk,
naar de kant te gaan. In ieder ge
val moet agitatie vermeden wor
den, omdat de mogelijkheid aanwe
zig is dat ze gezamenlijk de vlucht
zullen nemen. Met die mogelijheid
wordt in elk geval ernstig rekening
gehouden.
De eerste groep stoot af. Ik sta
naast monseigneur Tillemans, die
,ook nu weer aanwezig is. Ik hoor
hem zachtjes voor zich uit mompe
len. Ik heb er zo'n idee van, dat de
bisschop met zorg beladen is. En
daar is reden genoeg voor. Wat er
nu gaat gebeuren, is bepaald niet
plezierig meer.
Hamburgs wereldreiziger
werd „slachtoffer der
beschaving"
Van het feit, dat de eenzame man
uit Hamburg kwam en met zijn
motorfiets dwars door Afrika was
gereden, waarbij hij van Cairo uit
een afstand van 21.000 kilometer
had getrotseerd over steppenstra-
ten en rimboepaden, was niemand
in Kaapstad bijzonder onder de in
druk, zo schrijft de correspondent
van de Frankfurter Allgemeine
Zeitung in Zuid-Afrika. Anderen
hadden hetzelfde gedaan in de
laatste maanden, per fiets zelfs en
te voet. Zij hadden ontmoetingen
beleefd met kudden olifanten en
met gevaarlijk snuivende buffels.
Zij waren'voor leeuwen in bomen
gevlucht en zij hadden in de Loea-
poela met krokodillen om 't hardst
gezwommen, waarbij inderdaad
hun leven ervan afhing.
Zij hadden als ware leden van het
gilde der avonturiers alle avonturen
van de wildernis beleefd en helemaal
beantwoord aan de wensen van de
verslaggevers. De kranten hadden
daarover bericht. Daarmee scheen
het, dat dit thema uitgeput was.
„Good luck!" riep men hem na bij
de benzinepompen in de Soedan, in
het hoogland van Kenya, aan de boor
den van het Njassameer en onder de
schachttorens In het mijnbouwgebied
van Noord-Rhodesia „Veel geluk!"
Dat was alles. De kranten negeerden
hem en alleen in de negerhutten be
steedde men verbaasd aandacht aan
hem.
Zo reed hij door Afrika, zo knet
terde hij door het werelddeel en hij
liet slechts blauwe rook en drink
gelden achter alsmede een een
zaam spoor in het zand, dat in de
delta van de Nijl begon en verlo
ren ging op de betonstraten van de
Kaap in het verre zuiden. Hij had
de eerste etappe van zijn reis, die
om de hele aardbol zou leiden,
achter zich gelaten, helemaal on
opgemerkt.
Aan de kust van Sea Point, op de
boulevard de promenade onder neon
licht, beleefde hij het eerste incident
van zijn wereldreis. In de wildernis
van de verkeerswegen, waaraan hij
ontwend was. werd hij aangereden
door een zware Amerikaanse limou-
Onbeschadlgd bleef van zyn motor
fiets, die zich op twee continenten
goed gehouden en alle beproevingen
van de wildernis doorstaan had, al
leen de Hamburgse nummerplaat.
Hem zelf brachten de mensen haastig
naar een eerstehulppost en vandaar
met een beenwond naar een zieken
huis in Woodstock. Daar vond Her
mann Rehder, dertig jaar oud, voor
het eerst de aandacht van de verslag
gevers: als slachtoffer van de be
schaving.