David de Jong en Jan Mens over leven en werken van Rembrandt Nederlands-Italiaanse operaproduktie DE WERELD HERDENKT EEN GENIE ZATERDAG 14 JULI 1956 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT 7 Twee omvangrijke romans mei een bescheiden bedoeling A/t/i or»en> 15 Ju'i is het 350 jaar gelèden dat Rembrandt geboren werd. Grootse tentoonstellingen in verscheiden landen, lezin gen, publikaties en andere manifestaties memoreren het feit. Niet al leen ons land maar de hele wereld herdenkt een van zijn grootste kun stenaars, een naam die in één adem genoemd wordt met Shakespeare, met Bach. Zyn schilderijen, etsen en tekeningen vormen een onuitput telijke bron van rijkdom, schoonheid en mysterie. Geslacht na geslacht blijft er levenslang door geboeid. Rembrandts innerlijke leven was zo rijk en bewogen, geschakeerd van de heiligste en zinnelijkste vreugde tot de diepste menselijke ellende; zijn vermogen om elke gemoedsbe weging vast te leggen zo absoluut vanaf de vluchtigste krabbel tot het doorwrochtste schilderij dat men, om hem te Ieren kennen, slechts aandachtig tot hem behoeft te gaan. Hij heeft alles wat hij zeggen wou volmaakt gezegd de rest is bijzaak. Er zijn bibliotheken over hem volgeschreven. Er bestaan zeer in dringende, voortreffelijke studies over zijn veelzijdig oeuvre. Er is opsporingswerk verricht dat vele vergeten dingen uit zijn leven weer aan hét licht heeft gebracht. Dat leven is innerlijk zeer bewogen en beproefd geweest. Stof voor een ro man, stof te over zelfs. Roem en neergang, hef en leed, licht en schaduw, een mensenleven, maar niet zomaar een mensenleven; het leven van een „onsterfelijke". En nu komt de moeilijkheid van de opgave: welke schrijver is zelf van een dusdanig formaat (we spreken nu nog niet eens van genie) dat hij Rembrandt op bevredigende wijze weet uit te beelden? Wie is er groot genoeg om ons een sprekende en han- Letterkundige kroniek door HANS WARREN delende Rembrandt te geven die op zijn eigen peil blijft en niet is afge daald tot dat van de auteur, hoe respectvol die overigens tegenover zijn onderwerp mag staan Tot nu toe Is het niemand gelukt. Twee omvangrijke Rembrandtro- mans liggen voor ons, uitgegeven in dit herdenkingsjaar: het nieuwe -werk „Rembrandt, vorst der schil ders" van David de Jong, en de herdruk van Jan Mens „Meester Rembrandt". Vooropgesteld zij, dat zowel Mens als De Jong ongetwijfeld oprech te bewonderaars zijn van Rem brandt en werkelijk hun best hebben gedaan, de lezer nader te brengen tot de innerlijke problemen van de genia le schilder. Zij slagen daar op him ma nier ook wel in. Zo goed als men be ginnen moet een schoolkind iets te vertellen over Rembrandt; zo goed kan men beginnen volwassenen wat over Rembrandt, zijn leven en levens problemen te vertellen in de vorm van een roman. Dat hebben deze schrijvers gedaan. Tweemaal een min of meer aanvaardbaar vie romancée, histo risch behoorlijk verantwoord, maar geen scheppingen, Rembrandts genie waardig. Het werk van David de Jong hoewel hier en daar langdradig (hg strijkt de stof te veel uit, men komt te veel met bijzaken, te weinig met Rembrandt in aanraking) is verre te verkiezen boven dat van Jan Mens. die soms op zijn gemoedelijke manier wat met Rembrandt solt. Hij ontziet het bv. niet als schrijver buiten zijn boek te treden en Rembrandt in een overpeinzing gemeenzaam, school meesterlijk en tutoyerend toe te .spre ken: „Goed gesproken, meester Rem- REMBRANDT VAN RHIJN VEERTIEN LANDENwaaronder Nederland, zijn in Parijs overeenge komen, de invoerrechten te verlagen op verschillende goederen ten behoe ve van onderwijs, wetenschap en cul tuur. Dit was het resultaat van on derhandelingen, die gevoerd roerden naar aanleiding van een verzoek van de directeur-generaal van de Unesco om de invoerrechten op dergelijke goederen te verlagen. JAN MENS gemeenzaam brandt, heel goed. Maar het zijn drog redenen. Je praat niet rechtuit, je zoekt naar argumenten om je houding te rechtvaardigen" of: „Praat maar, meester Rembrandt, praat maar. Doch bedenk dat je tegen een vrouw praat en die verstaat geeii rede. Wees niet zo sentimenteel, etc. (pp. 239, 242). Of, haast nog erger, passages als deze„Pluto en Proserpina. Rem brandt en Saskia. Bglo! het duizelt hem in de kop, het lijkt wel alsof zijn hersens dooreenrammelen" (p. 144). Dergelijke banaliteiten zijn haast on verdraaglijk, al moet er onmiddellijk bijgevoegd dat de schrijver vaak be ter op dreef is en vooral tegen het ein de er wel in slaagde iets van de tra giek van Rembrandts leven voelbaar te maken. David de Jong heeft zijn roman vernuftig gecomponeerd. Door het in te kleden alsof het boek is geschreven door een vriend en be wonderaar van Rembrandt, een Jood se arts die hem vaak in het leven ter zijde heeft gestaan en o,ok menigmaal voor hem poseerde, schiep hij afstand tot zijn onderwerp en was hg ontsla gen van de taak, Rembrandt recht streeks in te voeren in de handelingen. Het zgn steeds anderen die spreken en vertellen, Rembrandts gedragingen uitbeelden en trachten toe te lichten. Bovendien geeft de Jong blijk, zich goed op de hoogte te hebben gesteld van nieuwe wetenschappelijke publi katies over de schilder, zodat zijn werk minder historische onjuistheden bevat dan dat van Jan Mens. De Jong legt zijn verteller, de Joodse dok ter, ook treffende opmerkingen over Rembrandts werken in de mond. Kort om: De Jongs boek is in vrgwel alle opzichten te verkiezen boven dat van Mens. Beide schrijvers zijn er stellig in geslaagd, Rembrandts levensver haal voor een breed publiek aantrek kelijk te maken. Dat het werk van Mens zes drukken beleefde, terwijl dat van De Jong, hoewel pas verschenen, reeds aan zgn tweede toe is, wijst daar op. Maar nog steeds wachten we op een roman, die Rembrandt waardig is. Mogelijk zou Vestdijk die kunnen 'schrijven. Maar de minister van O.K. en W. vroeg Vestdijk, die meesterlijke prozaïst, om een gedicht Wat hij er van maakte (o.a. een zeer mooi vers bij Rembrandts Saul en Da. vid) is met vele andere schone en we tenswaardige zaken te lezen in het de zer dagen verschenen Rembrandt- dubbelnummer van Maatstaf waarop we nog nader terug komen. De beide romans over Rembrandt zijn geïllustreerd met reprodukties van de werken waarop de auteurs wat dieper ïngeo-aan zijn. We hopen dat deze boeken helpen mogen om velen nader te brengen tot het genie Rem brandt, wat stellig ook de bescheiden bedoeling van de schrijvers is ge weest. Jan Mens: Meester Rembrandt, Kos mos, Amsterdam. Maatstaf, Juni/Juli 1956, Daamen N.V. Den Haag. Yxr'ift strepen m ei iCuvisf museum De Zeeuwse schilder Andries Minder hout exposeert voor het eerst in het verband van de Zeeuwse Kunste naarskring in het Kunstmuseum te Middelburg. Een reproduktie van Moeder en kind", dat op deze ten toonstelling te zien is. ^fwee J2ggmwsc {enioonsieliinqer. EN HET MIDDELBURGSE KUNSTMUSEUM waar thans de leden van de Zeeuwse Kunste naarskring exposeren zou, di rect na de ingang, een krijtstreep getrokken moeten worden over de vloer van de eerste zaal: de grens tussen twee werelden. Ter rechter zijde van die streep hangt het werk van de jonge schilder Jac. Prince en ter linkerzijde van de zeventig jarige Reimond Kimpe. Beide kun stenaars kan men daarmee een vage, maar niet onjuiste termino logie gebruikend moderne kun stenaars noemen, in wier schilder kunstige reacties men onze eigen tijd meent te herkennen. Maar welk een verschil in deze re acties: de doorwerkte doeken van Kimpe, "strak en logisch van opbouw, naast de fel-brutale kleuren van Prince. Twee werelden inderdaad, na melijk die van Kimpe, die ergens toch nog aansluiting geeft aan wat tot dus ver in de beeldende kunst is geweest, waarin dus waardevolle elementen uit het verleden samengaan met zaken, die kenmerkend heten voor onze dagen, een synthese, die een magistraal doek ais „meisje met wit te vogel" opleverde. Daartegenover de wereld van Prince, waarin men die aansluiting met het verleden vrij wel niet meer aantreft, blijkbaar door de schilder overboord gezet als ware het onnutte ballast. Zijn werk is derhalve welsprekend vóór een ;eneratie. die opgroeit tussen gewel- lige muurvlakken, bedekt met affi ches in felle kleuren. „Schepen in de avondzon" en „Bomen" zgn daarvan sprekende voorbeelden en zij wekken de indruk haastig tot stand te zijn gekomen, haastig omdat de schilder geen tijd verloren wilde laten gaan, teneinde vast te leggen, wat hij als 't moderne levensruimte ervoer. Wat bedachtzamer is Prince in een stille ven met vissen, waarin wel een trait d'union met het verleden is aan te wijzen. Om nog even terug te keren naar Kimpe: er is een opvallend verschijn sel in diens laatste werk, n.l. het in voeren van speelse motieven, typisch vooral in „Droomtuin", zodat het schijnt alsof de strakke iijn van Kim- pes werk enigszins doorbroken wordt. Men zal moeten afwachten, of dit tot een nieuwe ontwikkeling in dit schilderkunstig oeuvre zal leiden. Men wandelt van de eerste naar de tweede zaal van het Kustmu- seum. die men de zaal der Wal- cherse joffers zou kunnen noemen. Een merkwaardige overgang van dat eerste vertrek, waarin typisch mannelijke kunst hangt en waar zich een toernooi van hedendaag se visies afspeelt, naar de tweede, waar het vrouwelijke element zich voornamelijk doet gelden. Maar ook hier zou men weer de krijtstreep kunnen trekken, namelijk tussen het werk van Claire Bonebak ker en van Sarika Goth, dat wil zeg gen tussen de felle, primairereactie en de rustige, introverte beschou wing. Dit zijn twee voorbeelden van deze tegenstelling: het knappe, zelf bewuste portret van „Schilderende Vrouw" een zelfportret van Claire Bonebakker tegenover het teer- geschilderde stilleven „Roosje" van Sarika Goth. Uit beider werk proeft men een intense belangstelling voor het leven, zich bg Claire Bonebakker uitend in de laaiende gloed, waarmee zij onder meer de pracht van bloemen vastlegde, bg Sarika Goth daarente gen in de verstilde rust, die bijvoor beeld spreekt uit „Lezend meisje". Bij het zien van het eerste werk krijgt men lust om de knapak te pak ken en vrolijk de wijde wereld in te trekken, „heel de wereld staat te wachten, heel de wereld is een feest"; bij het tweede zou men stil willen dromen voor 'n open raam, 's avonds ergens aan de kade van Veere. OOK IN OOSTBURG. Piet Rijken uit Middelburg heeft ditmaal opvallend werk ingezonden, doch het is niet in de eerste plaats te vinden in het Middelburgse Kunst museum, doch in de Oostburgse wa tertoren. waar thans de leden van- de Kring eveneens exposeren. Hij heeft daar een voortreffelijk stilleven- hangen, waarmee hg bewijst dat ook hij nieuwe wegen inslaat en langza merhand los komt van een wat aca demische stijl. Overigens: over de hele linie is een merkbare vooruitgang te bespeuren. Want wanneer men deze beide nieu we exposities te Middelburg en te Oostburg vergelijkt met wat vorig jaar in Middelburg en Goes werd ge toond, dan moet er van groei worden gesproken. Misschien is dat een heel klein beetje mede te danken aan de Zeeuwse Kunstenaarskring, die deze hyper-individualisten dwingt tot na der contact Een nieuwe figuur in de kring is Andries Minderhout en vanzelfspre kend beschouwt men zijn werk met enige nieuwsgierigheid. Men heeft deze kunstenaar in het buitenland, waar hij enige jaren heeft gewoond, wel als existentialist gekenmerkt. Voortreffelijke samenwerking Vorig jaar was in het Holland Festival een operagezelschap met wereldbe roemde naam te gast: „teatro alla Scalla Milano". Dit jaar was vrgwel het zelfde ensemble te gast, en heette het de „Holland Festival Opera". En in beide geval len was het een opmerkelijke vorm van in ternationale co-produktie op opera-gebied. Een vorm, die voor ons kleine land mee bracht dat het zich voorstellingen kon per mitteren, die anders onbetaalbaar zouden zijn geweest. Immers, de prijs van een vermaard insti tuut als de Scala te Milaan ligt, allen reeds op artistieke gronden, aanmerkelijk hoger dan van de meeste andere opera-groepen. Een voorstelling uitkopen loopt in de tien duizenden. Maar als men die voorstelling dan ook nog geleverd wil krijgen in Neder land, tijdens het Holland Festival, zouden daar nog eens de reiskosten bijkomen van orkest, koor, ballet, technische staf, décors, leiding en sterren. Kosten, die op enkele voorstellingen afgeschreven zouden moeten worden, omdat het Festival nu eenmaal meer attracties te bieden heeft. Over een „uitkoop" van de Scala de Mila no viel dus niet te denken. En daarmee zou de zaak uit zijn geweest, als niet de directeur van ons Festival een vindingrijk man was met vele relaties, en als niet één der dirigen ten van de Scala, Carlo Maria Guilini, als gast-dirigent was opgetreden bg het Resi dentie-orkest. Want Guilini was over dat or kest dermate te spreken, dat hij zei zgn Sca la-orkest wel thuis te willen laten. En ook zijn koor, omdat hij meende in het Neder lands Kamerkoor van Felix de Nobel een ensemble gevonden te hebben, dat voldeed aan de strenge eisen die de Scala stelt! Van het een kwam het ander en ook vele besprekingen. En zo ontstond de Neder lands-Italiaanse co-produktie, die zich vo rig jaar „Scala" noemen mocht, en dit jaar schuil ging achter de naam „Holland Festi val Opera", omdat de Scala het toch ietwat verwarrend' vond als er deze zomer twee „Scala's" tegelgk bleken op te treden, in Amsterdam en Milano, in Rome en Den Haag. Drie opera's hebben we in deze co- produktie gezien: de Italiaanse in Algiers, Assepoester, en dan dit jaar de befaamde laatste opera van Verdi, Falstaff. Drie ope ra's welker artistiek gezicht (en succes) in hoofdzaak bepaald werd door een jeugdig span van artistieke leiders: Guilini, 37, de dirigent, en Franco Zeffirelli, 28, regisseur, décorateur en kostuumontwerper. Op zich zelf is dat al iets, wat ons land ten voorbeeld moge zijn: een eerbied waardig en traditioneel instituut als de Scala, dat aan een dirigent een kans geeft op zijn 33ste, en aan een regisseur op zijn 35ste! Een kans overigens, die met re den gegeven werd, want beiden hebben zich door C. Nicola'i in korte tijd ontwikkeld tot artiesten van wereldformaat en wereldfaam; gelykeiyic begaafd, jong, enthousiast. En tezamen vor men zij de kern, waarop die „Nederlandse Scala" berust. Ook financieel, omdat van hun plannen voor het volgende seizoen in Milaan afhangt, wat het Holland Festival bieden kan. Men werkt namelijk aldus: Giulini en Zef. firelli bespreken hun voorgenomen produk- ties met de Scala én met het Holland Festi val. In gemeenschappelijk overleg wordt er dan één uitgekozen, die eerst in Nederland zal worden vertoond, en tijdens het winter seizoen in Milaan. Het Residentie-Orkest en het Nederlands Kamerkoor worden voorbe reid door repetitoren van de Scala. De kos tuums en décors worden bij de Scala ge maakt. Maar aangezien het toneel daar zoveel gro ter is dan de tonelen in Nederland, worden de ontwerpen, opgestuurd en ten dele in Ne derland, op kleiner formaat, nog eens ge maakt. Zoals ook de kostuums tijdig worden opgestuurd, omdat de dames en heren van het Nederlands koor nog wel eens andere maten hebben dan hun collega's in Milaan. Zo werkt men reeds geruime tgd tevoren naar elkaar toe. Een Nederlands choreo graaf (ditmaal Jean Rebel) krijgt opdracht om een bepaald aantal danseressen en dan sers bijeen te zoeken en na een bespreking met regisseur Zeffirelli begint hij alvast de vereiste dansen te zetten en in te studeren. Ondertussen zgn de contracten afgesloten met de sterren van de Scala, die vaak zóveel gastvoorstellingen in andere landen geven, dat het bv. dit jaar kon voorkomen dat de wereldberoemde Fernando Corena, de Fal staff, in Nederland voor het eerst onder lei ding van Giulini kwam te werken. In Milaan waren ze klaarblijkelgk altijd op verschillen de tgdstippen geweest! Een dag of tien voor de voorstellingen beginnen, komt men dan van heinde en verre bijeen: Corena uit New York, Zeffirelli uit Milaan, Guilini uit Salzburg, Rebel en zgn dansers uit Amsterdam, de schoenen uit Rome en de décors uit Den Haag, en wat er verder nodig is om de Fal staff te bezetten, te begeleiden en aan te kleden. Dan volgen de dagen van hoogspan ning met orkest-repetities, solisten-repeti ties, regie-repetities en eindelijk totale repe tities. De internationale legpuzzle wordt in elkaar gepast, en als op de première het doek rijst, weet niemand dat op de planken en achter de schermen lieden bijeen zijn, die elkaar merendeels tien dagen geleden nog niet kenden. Een des te groter compliment derhalve, als de critici unaniem zijn in hun lof juist voor het „ensemble"; voor de volmaakte eendracht en harmonie van alle samenstel lende onderdelen. Een compliment, dat de artistieke gaven en vakkennis van de uit voerenden betreft, maar toch in hoofdzaak de artistieke leiding van Giulini en Zeffirel li, die in luttel tyds dat, wat zij in maanden van voorbereiding in hun geest zagen en hoorden, weten te realiseren aan het gewil lig maar uiteenlopend gezelschap van solis ten, koren, dansers en orkest. En zelfs zó weten te realiseren, dat een Nederlands Kamerkoor zich plots over de planken be weegt met hetzelfde élan, dat de zuidelijke solisten kenmerkt. Een doek van de jonge Middelburgse kunstenaar Jac. Prince, dat thans geëxposeerd wordt in het Kunstmu seum te Middelburg. De naam van het werk luidt: ,J3omen.n Dat is weer zo'n heerliijk vage term, waarmee men altijd wel ergens in de roos schiet en daarom is net mis schien goed te proberen zgn werk wat nader te beschouwen. Minderhout is geen opgewekte le vensgenieter. hg ziet blijkens zjjn kunst de dagelijkse dingen onzer dagen vrij somber. Maar hjj is bij zonder eerlijk in zijn kunst.' hij wil zich niet sterker en krachtiger voor doen dan hy werkelijk is, niets sug gereren met felle kleuren, niet over drijven, hij wil slechts Andries Min derhout zijn. Wil men hem leren ken nen, dan is naar ons gevoel de kennismaking het beste mogelijk via zgn „Moeder en kind", dat in de der de zaal van het Kunstmuseum hangt, een voortreffelijk werk. Louis Heymans kan voor de be schouwer van een schilderijenten toonstelling een grillig man zijn, die allerlei tegengestelde gevoelens weet op te roepen. Gelukkig doet hij dat ook nu weer, zodat men met enige opluchting kan constateren, dat deze emeritus-paedagoog nog niets veran derd is. Welk een verschil bijvoor beeld tussen „Ritthem" en „Mas kers". dié in Oostburg hangen ener zijds, en „Marché aux puces" en „Stilleven" in Middelburg anderzijds. Is er dan toch wel iets veranderd? Het lijkt er op. alsof Heymans nu in alle rust wegen gaat bewandelen, die tot dusver voor hem als paedagoog wel open lagen, maar die hij als kun stenaar heeft vermeden. Men kan 't beslist geen achteruitgang noemen... Hans Heeren is in Middelburg met één nieuw werk vertegenwoordigd: „Opstanding", een uit een sterke le vensovertuiging geschilderd doek. dat een aandachtige beschouwing zeker waard is. NARRENWIJSHEID. Van Schagen is ook op deze beide tentoonstellingen Van Schagen. En voor wie hem kent is deze opmer king eigenlgk al genoeg. Hij is de Jorïngel van de Zeeuwse kunste naars-bent, die zgn werk de zonder- lnigste titels meegaf, titels die men bg dit abstracte werk eigenlijk zon der meer door willekeurige andere kan vervangen. Van Schagen neemt een volkomen eigen plaats in. hg is de nar. maar men begrgpe goed: dit woord is hier geenszins denigrerend bedoeld. Heeft niet eens iemand over „narrenwijsheid" geschreven Vaarzoii Morel heeft in Middelburg een van zijn befaamde paardenteke- ningen on gehangen en in Oostburg een Drachtige aquarel ..Stationsem- olacement". Jammer dat iets derge lijks van hem in Middelburg ont breekt. Tenslotte moet worden ver meld mevrouw Wichers Wierdsma uit Domburg, wier grafisch werk als vanouds weer gróte kwaliteiten ver toond. Ziehier in vogelvlucht enkele los se opmerkingen over een vluchtige begroeting, een hernieuwe kennis making met de Zeeuwse schilders. Moessorgsky heeft destijds een muzi kaal meesterwerk gecnmvnneerd naar aanleiding van een schilderiien- exvosittie en kon daarbij steeds een zelfde motiet doen horen. Het is niet te hopen, dat een hedendaags com ponist zich geroepen zou voelen om naar aanleiding van deze Zeeuwse tentoonstelling'een werk te compo neren: het zou een merkwaardig stuk worden met wil de tegenstellingen, zonder één vast thema. Dat houdt tevens in, dat het beschouwen van een dergelijke vrije tentoonstelling wel eens moeilijk is, de verscheiden heid is wat te groot, te veel uitingen van het „zoveel hoofden, zoveel zin nen". Misschien konden de leden van de Z.K.K. eens ijverig speuren naar een gemeenschappelijk motief om rnvd'dit. motief ook eens een tentoon stelling op te bouwen. Bij wijze van afwisseling zou dat zéker eens de moeite waard zijnl

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1956 | | pagina 3