KAPPIE
H8
Klanken uit de ether
Ml Avontuur in de
Residentie
en de BOEVENKAPITEIN
WW
met melk meer mans
wille laats fes
ZATERDAG 30 JUNI 1956 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
door
TJEERD ADEMA
25
„Een bureau als het mijne, mijn
heer, moet voor alles stipt in de uit
voering- van zijn opdrachten en dis
creet bij de behandeling daarvan
zijn", antwoordde de heer Donker.
„Ónze medewerkers weten, dat spre
ken zilver maar zwijgen goud is".
„In orde", zei Steensma „U zult
niet van mij verlangen, dat ik U
een uitvoerige uiteenzetting van de
oorzaken van onze huidige moei
lijkheden geef. Het komt er voor U
maar op neer, dat wij dat zijn
mijn bediende Bastiaan en ik in
voortdurend gevaar verkeren".
De heer Donker keek de heer
Steensma oplettend aan. „Een inte
ressant geval, mijheer", zei hij be
langstellend.
„Voor U zeer zeker", antwoordde
Steensma glimlachend. „Voor de pa
tiënten zelf is het minder gezellig,
dat kan ik U wel verzekeren. De
hoofdzaak is dat wij zo nu en dan
een paar potige beschermers nodig
zullen hebben. Kunt U ons op ieder
ogenblik aan dergelijke mannetjes
helpen?"
„Dag en nacht, mijnheer", verze
kerde de heer Donker. „Dat is te
zeggen ik kan er natuurlijk voor
zorgen, dat ze zich gereed houden.
Er verloopt altijd een zekere tijd
eer ze ter plaatse kunnen zijn.
„Dat is te begrijpen", zei Steens
ma. „Kijkt U eens, meneer Donker,
ik ben van plan om 's avonds zo nu
en dan uit te gaan en het kan ge-
beuren de mogelijkheid is zelfs
vrij groot dat ik niet alleen door
kwaadwilligen gevolgd wordt, maar
bovendien kans heb om ernstig li
chamelijk letsel op te lopen".
De heer Donker liet verbaasd een
fluittoontje horen."
„Maar waarom waarschuwt U
dan de politie niet, mijnheer?"
„Omdat ik niet officieel de aan
dacht .wil trekken", zei Steensma
ernstig. „Vandaar, dat ik mij ook
tot een particulier bureau
„U kunt volkomen op mij vertrou
wen, meneer", zei de heer Donker
rustig. „Verkiest U 's avonds een
geleide?"
„Dank U", antwoordde de inge
nieur. „Ik wil vrij zijn, dat is te
zeggen, ik zal natuurlijk wel ge
volgd worden, maar ik wil er een
soort sport van maken mijn achter
volgers te ontlopen".
„En als U dat niet gelukt?" vroeg
de heer Donker.
Ir. Steensma haalde de schouders
op. „Laat ze maar blijven schadu
wen", zei hij onverschillig. „Het
komt er alleen maar op neer, me
neer Donker, dat ik er geen zin in
heb ontvoerd of ernstig mishandeld
te worden".
„Acht U dat gevaar groot?" vroeg
de heer Donker.
Steensma knikte. „Ik geloof", zei
hij, „dat onze achtervolgers langza
merhand genoeg van het terreinver-
kennen hebben gekregen en dat de
grote slag niet lang meer op zich.
zal laten wachten".
„En wat wenst U nu precies van
mij?" vroeg de leider van het re
cherchebureau.
„Een paar flinke kerels", zei
Steensma, „op het moment, dat ik
ze nodig heb".
„U kunt mij voortdurend berei
ken meneer", zei de heer Donker.
„Ik zal U mijn telefoonnummer ge
ven".
„Ik kan U van hieruit niet bel
len", legde Steensma uit. „Ik ben
er zeker van, dat onze telefoonge
sprekken worden afgeluisterd".
De heer Donker keek verrast op.
„Ik begrijp", zei hij ernstig, „dat
uw tegenstanders over buitengewo
ne middelen beschikken".
„Ongetwijfeld", bevestigde Steen
sma. „Ik kan er wel aan toevoegen
dat zij voor niets zullen terugdein
zen om hun doel te bereiken".
„Is hun aantal groot?" informeer
de de heer Donker.
„Ik vrees van wel", zei Steensma
„Zij kunnen in ieder geval over vol
doende hulpkrachten beschikken".
De heer Donker knikte begrij
pend.
„Ik wil mij niet in uw vertrouwen
dringen, mijnheer", zei hij „Ik be
grijp dat U in groot gevaar ver
keert. Verlangt U mijn hulp ook
binnenshuis
„Voorlopig niet mijnheer", ant
woordde Steensma „Het strookt met
onze plannen, dat ik mij zo nu en
dan in het openbaar vertoon, over
dag op straat en 's avonds in een
café of een restaurant Het zou kun
nen zijn, dat ik de hulp van uw
mannetjes nodig heb, zonder dat ik
steeds gelegenheid kan vinden daar
om telefonisch te vragen Welke
maatregelen kunnen we voor derge
lijke gevallen treffen?"
De heer Donker dacht een ogen
blik na
„Ik zal U een kaartje met mijn
telefoonnummer geven, mijnheer",
z^i hij, „U vult daarin eenvoudig de
naam van de plaats in, waar U ver
toeft, het aantal mannen, dat U
wenst en het tijdstip waarop U ze
verlangt U kunt het dan zo opstel
len, dat geen oningewijde de bete
kenis daarvan begrijpt. Wanneer U
dat kaartje bij uw binnenkomst aan
een kellner of bediende geeft met
het verzoek het voor U te telefone
ren, zodra U hem een seintje geeft,
zullen uw achtervolgers er niets
van bespeuren. Het is alleen de
kwestie
„Waar dacht U over, meneer?"
vroeg Steensma geïnteresseerd.
„Ik dacht er over", zei de heer
Donker, „hoe mijn mannen U kun
nen herkennen. Laten wij afspreken
dat U bij hun binnenkomst uw bril
afneemt en de glazen met uw zak
doek oppoest. Dat zal zeker nie-
mands bijzondere aandacht trek-
56. De zeppelin vloog nu
regelrecht door naar Lutje
wier. Kappie en zijn man
nen vergaten de doorgesta
ne angsten, toen zij onder
zich de vertrouwde huisjes
ontwaarden en vooral, toen
zij de goede sleepboot
Kraak daar In het haventje
zagen liggen.
„Vaarwel, amigo's", zei
de piloot, zodra zij geland
waren. „Neem dit als belo
ning voor uw diensten bij
de actie tegen de valsemun
ters".
„Deksels!" riep Kappie, de
bankbiljetten bekijkend, die
de piloot hem aanbood, „dat
zijn ja bankbiljetten uit de
drukkerij van Bull Dozer!"
„Inderdaad", antwoordde
de piloot, „dat vertelde
agent Fernando ook, toen
hij ze mij ter hand stelde".
„Maar wat moet ik met
valse bankbiljetten?" vroeg
Kappie, „die zijn ja waar
deloos!"
„Hm", bromde de piloot,
„ge kunt ook wel echte biljetten van onze staat krij
gen, doch die hebben dezelfde waarde en zijn bo
vendien niet zo fraai gedrukt."
„Hou die dan ook maar", zei Kappie. „We voelen
ons genoeg betaald, nu je ons hebt teruggebracht."
„Zoals ge wilt", zei de piloot. „Adios, amigo's. Dan
vertrek ik maar."
„Nou, jongs", zei Kappie, toen de zeppelin ver-
trokkèn was, „lk heb gelukkig nog een paar echte,
klinkende stuivers in mijn zak. En die zijn in elk
geval goed genoeg om eens even te trakteren op de
gelukkige afloop van dit avontuur!"
EINDE.
ken. Heeft U misschien bijzondere
liefhebberijen?"
„Hoe bedoelt U?" vroeg Steen
sma verbaasd.
„Neem mij niet kwalijk, meneer",
zei de heer Donker, „maar de man
nen, die U te hulp komen, zullen U
waarschijnlijk als goede 'kennissen
begroeten. Ik weet niet in welke ge
legenheden U verkeert, maar ik
heb niet altijd medewerkers in rok
of smoking bij de hand, al zal ik er
natuurlijk wel voor zorgen, dat ze
er behoorlijk uitzien. Evenwel, zou
uw gezelschap een zeker contrast
in standing en beschaving kunnen
opvallen. Ik weet niet of U mij be
grijpt...."
„Volkomen, meneer", zeilsteen-
sma geïnteresseerd.
„Voor dat geval", legde de heer
Donker uit, „zal het wenselijk zijn,
dat U ter verklaring van uw rela
tie, zekere gemeenschappelijke lief
hebberijen heeft, postzegels, scha
ken, of wat dan ook. In verenigin
gen, welke de liefhebbers daarvan
omvatten, vindt men gewoonlijk vo
gels van zeer diverse pluimage. Ik
wil maar zeggen, meneer, dat het
niemands verwondering zal wekken
als U kennis heeft aan schakers uit
meer eenvoudige kringen als blijkt
dat U in dezelfde vereniging onder
ling wedstrijden speelt. Voetbal zou
ik U in dit geval niet aanraden. Dat
is te populair. Er kon allicht een
supporter in de buurt zijn, die zich
er over verbaasde, dat hij niemand
van U herkende".
(Wordt vervolgd).
ZONDAG 1 JULI 1956.
Hilversum I 402 m. 746 kc.s 8.00 VARA.
12.00 AVRO. 17.00 VARA. 19.00 IKOR.
20.00—24.00 AVRO.
VARA: 8.00 Nws. en postduivenber. 8.18
Voor het platteland. 8.30 Gevar. progr.
10.00 Geestelijk leven, toespr. 10.15 Meis
jeskoor. 10.35 Met en zonder omslag. 11.00
Gram. AVRO: 12.00 Lichte muz. 12.30
Sportspiegel. 12.35 Even afrekenen, heren!
12^5 Planorecital. 13.00 Nws. 13.05 Meded.
of gram 13.10 Gevar. progr. v. d. mil.
14.00 Kamerork. en solist. 15.00 Boekbespr.
15.20 Jeugd-ensemble. 15.40 Dansmuz. 16.30
Sportrevue. VARA: 17.00 Gram. 17.30 V. d.
jeugd. 17 50 Nws. en sportultsl. 18.05 Sport-
journ. 18.30 Strijkens. IKOR 19.00 V. d.
kind. 19 30 Bijbelvertelling. AVRO: 20.00
Nws. 20 05 Gevar. muz. 21.00 Voordr. 21.10
Die lustige Witwe, operette. 22.00 Act.
22.10 Gram. 23.00 Nws. 23.15 Act of gram.
23.25—24.00 Gram.
Hilversum II. 298 m. 1007 kc.s 8.00 KRO.
9.30 NCRV. 10.00 IKOR. 12.00 NCRV. 12.15
KRO. 17.00 NCRV. 19.45—24.00 KRO.
KRO: 8.00 Nws. 8.15 Gram. 8.25 Hoogmis.
NCRV: 9.30 Nws en waterst. 9.45 Gram.
IKOR 10.00 Radiozondagsblad. 10.30 Herv.
kerkdienst. 11.30 Vragenbeantw. 11.45 „De
kerk in de spiegel van de pers". NCRV:
12.00 Gewijde muz KRO: 12.15 Gram. 12.20
Apologie. 12.40 Lichte muz. 12.55 Zonnewij
zer. 13.00 Nws. en kath. nws. 13.10 Dans
muz. 13 35 Gram. 13.40 Boekbespr. 13.55
Gram. 14.00 Planovoordr. 14.25 Zang en
piano. 14.45 Door het Panamakanaal, caus.
15.05 Resldentie-ork en solist. 15.55 Lichte
muz. 16.15 Sport. 16.30 Vespers. NCRV:
17.00 Geref. kerkdienst. 18.30 Gewijde muz.
NEEM PER MAN
DRIEKWART KAN
19.00 Nws. uit de kerken. 19.05 Boekbespr.
19.15 Kooreonc- 19.30 Het Evangelie in een
draaikolk: De brieven aan de Corinthlërs,
caus. KRO: 19.45 Nws. 20.00 Lichte muz.
20.20 Act. 20.35 U bent toch ook van de
partij? caus. 20.45 Gram. 21.00 De Schip
per van Maartje Jacoba, hoorsp. 21.50
Omr. ork. en sol. 22.45 Avondgebed en
lit. kal 23.00 Nws. 23.15—24.00 Gram.
TELEVISIEPROGRAMMA'S.
14.45—15.45 Eurovisie: Boottocht op het
meer van Genève. 16.00—17.00 Eurovisie:
Landshuter Vorsten bruiloft anno 1475.
17.00—18 00 IKOR: Herv. kerkdienst.
MAANDAG 2 JULI.
HILVERSUM I. 402 m 746 kc/s. 7.00
VARA. 10.00 VPRO. 10.20—24.00 VARA.
VARA: 7.00 Nws. 7.10 Gym. 7.20 Gram.
8.00 Nws. 8.18 Gram. 8.50 Voor de vrouw.
9.35 Waterst. 9.40 Gram. VPRO: 10.00 Voor
0e oude dag caus. 10.05 Morgenwijding.
VARA: 10.20 Gram. 10.40 Strijkork. 11.15
Cello en piano 11.40 Voordr. 12.00 Dans
muz. 12 30 Land- en tuinbouwmeded. 12.33
Voor het platteland. 12.38 Pianoduo. 13.
Nws. 13.15 Voor de mlddenstrand. 13.20
Lichte muz. 33 45 Gram. 14.90 Voor de
vrouw 14.15 Gram. 14.30 Verborgen wen
sen, hoorspel. 15.30 Zestig minuten voor
boven de zestig 16.30 Gram. 17.30 Orgel
en zang. 18.00 Nws. en comm. 18.20 Act.
18.30 Lichte muz. 19.00 Voor de kinderen.
19.10 Sopr. en piano. 19.45 Regerlngsuitz.:
Lanb. rubr.: Het gebruik van kaaswei.
20.00 Nws. 20.05 Lichte muz. 20.45 Gevar.
muz. 21.20 Lichte muz. 21.45 Lezing. 22.00
Radiophilharm. ork. 22,45 Gram. 23.00 Nws.
23.15—24 00 Gram.
(Advertentie)
Imp. A.P.K» - A'dam-Tel. 44978
HILVERSUM II. 298 b 1007 kc/s. 7.00—24.00
NCRV.
NCRV: 7.00 Nws., en SOS-ber. 7.10 Ge
wijde muz. 7.30 Gram. 7.45 Een woord voor
de dag 8.00 Nws.- en weerber. 8.15 Sport-
uitsl. 8.25 Gram. 9,00 Voor de zieken. 9.25
Voor de vrouw. 9.35 Voordr. 10.00 Gram,
10.30 Morgendienst. 11.00 Gram. 11.15 Ge
var. progr. 12.25 Voor boer en tuinder.
12.30 Land- en tuinbouwmeded. 12.35 Lich
te muz 12.55 Gram. of act. 13.00 Nws. 13.15
Amus. muz. 13.40 Gram. 14.05 Schoolradio.
14 30 Gram. 14.45 Voor de vrouw. 15.15
Pulcinella, ballet (gr.). 16.00 Bijbellezing.
16.30Kamermuz 17.00 Voor de kleuters.
17.15 Voor de jeugd. 17.30 Gram. 17.40
Beursber 17.45 Regeringsuitz.: Rijksdelen
overzee. De dierenwereld in de Neder
landse Antillen, door prof. dr. K. H.
Voous. 13.00 Koorconc. 18.20 Sportpraatje.
18.30 Metropole-ork. 19.00 Nws.- en weer
ber. 19.10 Orgelconc. 19.30 „Volk en Staat",
caus. 19.45 Gram. 20.00 Radiokrant. 20.20
Lichte muz. 20.45 Het oude en het nieuwe
orgel, hoorspel. 22.00 Planovoordr. 22.15
Koorconc. 22.45 Avondoverdenking. 23.00
Nws. 23 15 Gram. 23.40—24.00 Het evangelie
in Esperanto.
HOOG EN LAAG WATER
U.4-N.A.P.
U.+N.A.P.
U.-NA.P.
U.—N.A.P.
1 juli
Vlissingen
7.02
1,70
19.20
1,56
1.01
1,88
13.10
1,45
Terneuzen
7.27
1,88
19.45
1,74
1.24
2,01
13.31
1,58
Hansweert
7.59
2,03
20.08
1,91
1.56
2,18
14.02
1,75
Zierikzee
8.17
1,35
20.30
1,12
1.49
1,67
14.13
1,24
Wemeldlnge
8.34
1,56
20.51
1,32
1.53
1,87
14.12
1,41
2 juli
Vlissingen
7.57
1.61
20.21
1,52
1.56
1,79
14.12
1,42
Terneuzen
8.20
1.79
20.44
1,70
2.16
1,92
14.31
1,54
Hansweert
8.51
1,95
21.07
1.88
2.46
2.09
15.02
1,72
Zierikzee
9.07
1,34
21.26
1,10
2.39
1,60
15.06
1,18
Wemeldinge
9.24
1,54
21.47
1,30
2.47
1,79
15.13
1,36
„Bommerdebom", ging
het onder in de kast. „Ik
hoor iets", zei Hanneke
die beneden zat. „Het is
niets", zei haar zusje,
„er valt een schoen om
in de kast."
Maar dat was niet hele
maal waar. De schoenen
v. ;ren boos en van
kwaadheid hadden ze op
de grond gebonkt. „Ik
neem het niet langer",
zeiden de witte regen-
laarsjes. Als jullie het
goedvinden dat Hanneke
je niet schoonmaakt en
je vuil in de kast laat
staan, mij best, maar ik
neem het niet langer."
Voor de andere schoen
tjes nog iets hadden kun
nen zeggen, waren de
witte laarsjes over de
andore heengesprongen,
hadden ze de deur open
gestoten en stapten de
kast uit. Stip stap deden
ze over het zeil van Han-
neke's kamer, trip trap
deden ze op de trap en
klik klak deden ze op de
stenen vloer van de keu
ken. En wip wip'spron
gen ze over de drempel
van de keukendeur naar
buiten. Waarheen? Dat
wisten de witte laarsjes
zelf niet goed. Maar,
dachten ze, er is vast wel
iemand die ons gebrui
ken wil en dan meteen
schoonmaakt.
„We zijn toch niet voor
niets wit?" zeiden ze te
gen elkaar, „we lijken
wel voetbalschoenen, zo
zien we er uit."
Alle andere keurige
schoenen die ze voorbij
wandelden op het trottoir
keken verbaasd op.
„Hebben jullie geen voe
ten bij je?", vroegen ze.
„Nee", riepen de laarsjes
terug, „wij zijn op zoek
naar nieuwe voeten."
Maar niet één van de
mensen op het trottoir
had witte regenlaars'jes
nodig. Iedereen had al
iets aan zijn voeten.
,.Ze zien ons niet", zei
den de laarsjes, „we moe
ten iets anders beden
ken."
Ze sprongen van het trot
toir af en gingen midden
op een groot plein staan.
„Hier moeten ze ons
zien", zei de één.
„Over een uurtje lopen
we glimmend gepoetst
aan twee voeten", zei de
ander. Maar er gebeurde
niets. De mensen die ze
zagen staan, keken ver
baasd, maar liepen door.
„Die heeft zeker iemand
vergeten", zeiden ze,
„laat ze maar staan, dan
komt wel iemand ze ha
len."
Maar het werd avond en
nog altijd stonden de
laarsjes heel stil en nog
even vuil als ze waren op
het plein. Toen kwam een
dikke -politieman op de
fiets voorbij.
„Hé", zei hij, „hé". Hij
stapte langzaam van zijn
fiets af en keek naar de
laarsjes. Hij haalde een
boekje uit zijn zak en
wilde daar iets in gaan
schrijven over de laars
jes. Maar hy bedacht
zich. „Het is avond", zet
hij; hij keek op de klok:
ik? Het is
„Wat
nacht!"
Hij hing de twee laarsjes
aan zijn stuur en fietste
er mee naar het bureau.
Daar werden de laarsjes
op het bureau van de
chef gezet. De chef be
keek ze van alle kanten,
haalde 'n groot dik boek
en schreef: twee zwarte
laarsjes, des avonds om
elf uur helemaal alleen
op een groot plein ge
vonden."
„Ziezo, zei de chef, „die
staan er weer in. Hij
sloeg het boek dicht.
„Heb je het gehoord?"
vroegen de laarsjes die
nu weer ln een kast te
recht kwamen, „zwè.rt",
zei hij, „zwart!"
„Allemaal de schuld van
Hanneke", zei de één.
„Ik ga nooit meer terug",
zei de andere.
De volgende dag regende
het. „Hanneke, doe je
laarsjes aan", riep de
moeder van Hanneke
naar boven.
„Hanneke, waar blijf je
toch Je komt nog te
laat", riep ze een kwar
tiertje later.
„Ik kan ze niet vinden",
riep Hanneke, „ik heb al
overal gezocht."
Op het nippertje van ne
gen ging Hanneke met
haar gewone schoenen
aan door de regen naar
school. Alle kasten waren
nagezocht. Op de grond,
in de gang, in de keuken
en de tuin, overal had ze
met moeder gezocht. De
laarsjes waren en bleven
weg. „Je hebt ze vast er-
fens laten staan", riep
aar moeder, „wat bèn je
toch slordig."
„Des middags ging Han
neke bij alle vriendinne
tjes vragen of daar mis
schien haar laarsjes wa
ren, maar nee hoor. „Dan
moet je maar eens naar
het politiebureau gaan",
zei haar moeder, wie
weet heb je ze verloren"
„Heeft U ook witte laars
jes gevonden?" vroeg
Hanneke verlegen aan
de agent op het bureau.
Hij stond op en haalde
het grote boek van de
chef voor de dag.
Hanneke stond hem vol
verwachting aan te kij
ken terwijl hij alle dingen
uit het boek zachtjes op
las. Hij schudde zyn
hoofd, „Wél zwarte
laarsjes", zei hij, „twee
zwarte laarsjes, des
avonds om elf uur op een
groot plein. Maar witte?
Nee, die zijn er niet bij."
„Mag ik ze niet even
zien?" vroeg Hanneke,
want opeens dacht ze aan
de laatste keer dat ze de
laarsjes had aangehad.
„Ga ze maar gauw
schoonmaken", had moe
der gezegd toen ze er vol
modder mee was thuisge
komen. Maar Hannekt
had geen zin gehad en
stopte ze gauw weg in de
kast tussen de andere
schoenen die ook al niet
zo netjes waren. „Er
1Het mannelje in ce Maan
Wat doet dat mannetje
(daarboven?
Als ik hem wenk dan
(kijkt hij niet
en toch kan ik haast niet
(geloven
dat hij my en mijn huis
(niet ziet.
De hele hemel loopt vol
(schapen
die gaan hem allemaal
(voorbij.
Ik wou dat hy voor ik ga
(slapen
eens even lachte of iets
(zei.
Er ls zoveel dat ik wil
(weten,
o, mannetje; of op de
(maan
ook kind'ren zijn en hoe
(ze heten
en of ze ook naar school
(toegaan.
Maar telkens als ik je
(wil vragen
hoe ik van hier naar
(boven kom,
't lijkt of je 't doet om
(mij te plagen
draai jij je met een knip-
(oog om.
staat zwarte laarsjes",
zei de agent. „Witte heb
ik niet. Dacht je dat de
chef zich vergiste? Die
vergist zich nooit".
„Och astublieft", smeek
te Hanneke, „laat U ze
alleen maar even zien."
De agent ging naar de
kast en kwam terug met
de laarsjes. Hanneke
schrok er van. Het waren
haar laarsjes. Haar witte
laarsjes waar ze zo trots
op was geweest. Maar de
agent had gelijk. Ze wa
ren zwart. Zwart van de
modder.
„Heeft U een doekje?"
vroeg ze met een kleur.
De agent begreep er niets
van. Maar Hanneke hield
vol. Ze kreeg een doekje.
Ze mocht het nat maken
onder de kraan en toen
toverde ze voor de agent
de zwarte laarsjes in wit
te om.
En des avonds toen Han
neke al lang sliep, dood
moe van al het poetsen
dat ze had gedaan, was
er feest ln de kast. Ze
stonden blinkend van ple
zier: de rode schoentjes,
de zomerschoentjes, de
gymnastiekschoentjes en
de schoolschoentjes om
de witte laarsjes heen.
„Zie je", zeiden die trots,
„je moet er wat voor over
hebben om er op vooruit
te gaan. De mensen zijn
nooit te oud om ze wat
te leren. En Hanneke ze
ker niet!"
ill! 1
'/J-'.'Wj
Na een lange dag van
werken houdt Mies van'
(gezelligheid
Frisse kamers met ivat
bloemen, thee met koek-
(jes op z'n tijd.
Maar vandaag zijn er
geen bloemen en er is
(geen huishoudgeld.
Daarom heeft de muis
tenslotte zelfs haar
(spaarvarken geveld.
Van haar laatste dertig
centen koopt ze een heel
(mooi boeket
Maar.... er zit een grote
hij op.... en die bij heeft
reuze pret.
Miesje zet het op een
rennen maar de bij
vliegt met haar mee.
,yKssssstzegt ze en
„Kom, ga weg nu
Maar de bij gonst rust
(en vree.
Angstig gooit de muls
haar bloemen door het
open raam dan weg....
„Ohnu heb ik hele-
maal niets!" zucht ons
(Miesje „wat een pech!"