KAPPIE H8 Klanken uit de ether Ml Avontuur in de Residentie en de BOEVENKAPITEIN WW met melk meer mans wille laats fes ZATERDAG 30 JUNI 1956 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT door TJEERD ADEMA 25 „Een bureau als het mijne, mijn heer, moet voor alles stipt in de uit voering- van zijn opdrachten en dis creet bij de behandeling daarvan zijn", antwoordde de heer Donker. „Ónze medewerkers weten, dat spre ken zilver maar zwijgen goud is". „In orde", zei Steensma „U zult niet van mij verlangen, dat ik U een uitvoerige uiteenzetting van de oorzaken van onze huidige moei lijkheden geef. Het komt er voor U maar op neer, dat wij dat zijn mijn bediende Bastiaan en ik in voortdurend gevaar verkeren". De heer Donker keek de heer Steensma oplettend aan. „Een inte ressant geval, mijheer", zei hij be langstellend. „Voor U zeer zeker", antwoordde Steensma glimlachend. „Voor de pa tiënten zelf is het minder gezellig, dat kan ik U wel verzekeren. De hoofdzaak is dat wij zo nu en dan een paar potige beschermers nodig zullen hebben. Kunt U ons op ieder ogenblik aan dergelijke mannetjes helpen?" „Dag en nacht, mijnheer", verze kerde de heer Donker. „Dat is te zeggen ik kan er natuurlijk voor zorgen, dat ze zich gereed houden. Er verloopt altijd een zekere tijd eer ze ter plaatse kunnen zijn. „Dat is te begrijpen", zei Steens ma. „Kijkt U eens, meneer Donker, ik ben van plan om 's avonds zo nu en dan uit te gaan en het kan ge- beuren de mogelijkheid is zelfs vrij groot dat ik niet alleen door kwaadwilligen gevolgd wordt, maar bovendien kans heb om ernstig li chamelijk letsel op te lopen". De heer Donker liet verbaasd een fluittoontje horen." „Maar waarom waarschuwt U dan de politie niet, mijnheer?" „Omdat ik niet officieel de aan dacht .wil trekken", zei Steensma ernstig. „Vandaar, dat ik mij ook tot een particulier bureau „U kunt volkomen op mij vertrou wen, meneer", zei de heer Donker rustig. „Verkiest U 's avonds een geleide?" „Dank U", antwoordde de inge nieur. „Ik wil vrij zijn, dat is te zeggen, ik zal natuurlijk wel ge volgd worden, maar ik wil er een soort sport van maken mijn achter volgers te ontlopen". „En als U dat niet gelukt?" vroeg de heer Donker. Ir. Steensma haalde de schouders op. „Laat ze maar blijven schadu wen", zei hij onverschillig. „Het komt er alleen maar op neer, me neer Donker, dat ik er geen zin in heb ontvoerd of ernstig mishandeld te worden". „Acht U dat gevaar groot?" vroeg de heer Donker. Steensma knikte. „Ik geloof", zei hij, „dat onze achtervolgers langza merhand genoeg van het terreinver- kennen hebben gekregen en dat de grote slag niet lang meer op zich. zal laten wachten". „En wat wenst U nu precies van mij?" vroeg de leider van het re cherchebureau. „Een paar flinke kerels", zei Steensma, „op het moment, dat ik ze nodig heb". „U kunt mij voortdurend berei ken meneer", zei de heer Donker. „Ik zal U mijn telefoonnummer ge ven". „Ik kan U van hieruit niet bel len", legde Steensma uit. „Ik ben er zeker van, dat onze telefoonge sprekken worden afgeluisterd". De heer Donker keek verrast op. „Ik begrijp", zei hij ernstig, „dat uw tegenstanders over buitengewo ne middelen beschikken". „Ongetwijfeld", bevestigde Steen sma. „Ik kan er wel aan toevoegen dat zij voor niets zullen terugdein zen om hun doel te bereiken". „Is hun aantal groot?" informeer de de heer Donker. „Ik vrees van wel", zei Steensma „Zij kunnen in ieder geval over vol doende hulpkrachten beschikken". De heer Donker knikte begrij pend. „Ik wil mij niet in uw vertrouwen dringen, mijnheer", zei hij „Ik be grijp dat U in groot gevaar ver keert. Verlangt U mijn hulp ook binnenshuis „Voorlopig niet mijnheer", ant woordde Steensma „Het strookt met onze plannen, dat ik mij zo nu en dan in het openbaar vertoon, over dag op straat en 's avonds in een café of een restaurant Het zou kun nen zijn, dat ik de hulp van uw mannetjes nodig heb, zonder dat ik steeds gelegenheid kan vinden daar om telefonisch te vragen Welke maatregelen kunnen we voor derge lijke gevallen treffen?" De heer Donker dacht een ogen blik na „Ik zal U een kaartje met mijn telefoonnummer geven, mijnheer", z^i hij, „U vult daarin eenvoudig de naam van de plaats in, waar U ver toeft, het aantal mannen, dat U wenst en het tijdstip waarop U ze verlangt U kunt het dan zo opstel len, dat geen oningewijde de bete kenis daarvan begrijpt. Wanneer U dat kaartje bij uw binnenkomst aan een kellner of bediende geeft met het verzoek het voor U te telefone ren, zodra U hem een seintje geeft, zullen uw achtervolgers er niets van bespeuren. Het is alleen de kwestie „Waar dacht U over, meneer?" vroeg Steensma geïnteresseerd. „Ik dacht er over", zei de heer Donker, „hoe mijn mannen U kun nen herkennen. Laten wij afspreken dat U bij hun binnenkomst uw bril afneemt en de glazen met uw zak doek oppoest. Dat zal zeker nie- mands bijzondere aandacht trek- 56. De zeppelin vloog nu regelrecht door naar Lutje wier. Kappie en zijn man nen vergaten de doorgesta ne angsten, toen zij onder zich de vertrouwde huisjes ontwaarden en vooral, toen zij de goede sleepboot Kraak daar In het haventje zagen liggen. „Vaarwel, amigo's", zei de piloot, zodra zij geland waren. „Neem dit als belo ning voor uw diensten bij de actie tegen de valsemun ters". „Deksels!" riep Kappie, de bankbiljetten bekijkend, die de piloot hem aanbood, „dat zijn ja bankbiljetten uit de drukkerij van Bull Dozer!" „Inderdaad", antwoordde de piloot, „dat vertelde agent Fernando ook, toen hij ze mij ter hand stelde". „Maar wat moet ik met valse bankbiljetten?" vroeg Kappie, „die zijn ja waar deloos!" „Hm", bromde de piloot, „ge kunt ook wel echte biljetten van onze staat krij gen, doch die hebben dezelfde waarde en zijn bo vendien niet zo fraai gedrukt." „Hou die dan ook maar", zei Kappie. „We voelen ons genoeg betaald, nu je ons hebt teruggebracht." „Zoals ge wilt", zei de piloot. „Adios, amigo's. Dan vertrek ik maar." „Nou, jongs", zei Kappie, toen de zeppelin ver- trokkèn was, „lk heb gelukkig nog een paar echte, klinkende stuivers in mijn zak. En die zijn in elk geval goed genoeg om eens even te trakteren op de gelukkige afloop van dit avontuur!" EINDE. ken. Heeft U misschien bijzondere liefhebberijen?" „Hoe bedoelt U?" vroeg Steen sma verbaasd. „Neem mij niet kwalijk, meneer", zei de heer Donker, „maar de man nen, die U te hulp komen, zullen U waarschijnlijk als goede 'kennissen begroeten. Ik weet niet in welke ge legenheden U verkeert, maar ik heb niet altijd medewerkers in rok of smoking bij de hand, al zal ik er natuurlijk wel voor zorgen, dat ze er behoorlijk uitzien. Evenwel, zou uw gezelschap een zeker contrast in standing en beschaving kunnen opvallen. Ik weet niet of U mij be grijpt...." „Volkomen, meneer", zeilsteen- sma geïnteresseerd. „Voor dat geval", legde de heer Donker uit, „zal het wenselijk zijn, dat U ter verklaring van uw rela tie, zekere gemeenschappelijke lief hebberijen heeft, postzegels, scha ken, of wat dan ook. In verenigin gen, welke de liefhebbers daarvan omvatten, vindt men gewoonlijk vo gels van zeer diverse pluimage. Ik wil maar zeggen, meneer, dat het niemands verwondering zal wekken als U kennis heeft aan schakers uit meer eenvoudige kringen als blijkt dat U in dezelfde vereniging onder ling wedstrijden speelt. Voetbal zou ik U in dit geval niet aanraden. Dat is te populair. Er kon allicht een supporter in de buurt zijn, die zich er over verbaasde, dat hij niemand van U herkende". (Wordt vervolgd). ZONDAG 1 JULI 1956. Hilversum I 402 m. 746 kc.s 8.00 VARA. 12.00 AVRO. 17.00 VARA. 19.00 IKOR. 20.00—24.00 AVRO. VARA: 8.00 Nws. en postduivenber. 8.18 Voor het platteland. 8.30 Gevar. progr. 10.00 Geestelijk leven, toespr. 10.15 Meis jeskoor. 10.35 Met en zonder omslag. 11.00 Gram. AVRO: 12.00 Lichte muz. 12.30 Sportspiegel. 12.35 Even afrekenen, heren! 12^5 Planorecital. 13.00 Nws. 13.05 Meded. of gram 13.10 Gevar. progr. v. d. mil. 14.00 Kamerork. en solist. 15.00 Boekbespr. 15.20 Jeugd-ensemble. 15.40 Dansmuz. 16.30 Sportrevue. VARA: 17.00 Gram. 17.30 V. d. jeugd. 17 50 Nws. en sportultsl. 18.05 Sport- journ. 18.30 Strijkens. IKOR 19.00 V. d. kind. 19 30 Bijbelvertelling. AVRO: 20.00 Nws. 20 05 Gevar. muz. 21.00 Voordr. 21.10 Die lustige Witwe, operette. 22.00 Act. 22.10 Gram. 23.00 Nws. 23.15 Act of gram. 23.25—24.00 Gram. Hilversum II. 298 m. 1007 kc.s 8.00 KRO. 9.30 NCRV. 10.00 IKOR. 12.00 NCRV. 12.15 KRO. 17.00 NCRV. 19.45—24.00 KRO. KRO: 8.00 Nws. 8.15 Gram. 8.25 Hoogmis. NCRV: 9.30 Nws en waterst. 9.45 Gram. IKOR 10.00 Radiozondagsblad. 10.30 Herv. kerkdienst. 11.30 Vragenbeantw. 11.45 „De kerk in de spiegel van de pers". NCRV: 12.00 Gewijde muz KRO: 12.15 Gram. 12.20 Apologie. 12.40 Lichte muz. 12.55 Zonnewij zer. 13.00 Nws. en kath. nws. 13.10 Dans muz. 13 35 Gram. 13.40 Boekbespr. 13.55 Gram. 14.00 Planovoordr. 14.25 Zang en piano. 14.45 Door het Panamakanaal, caus. 15.05 Resldentie-ork en solist. 15.55 Lichte muz. 16.15 Sport. 16.30 Vespers. NCRV: 17.00 Geref. kerkdienst. 18.30 Gewijde muz. NEEM PER MAN DRIEKWART KAN 19.00 Nws. uit de kerken. 19.05 Boekbespr. 19.15 Kooreonc- 19.30 Het Evangelie in een draaikolk: De brieven aan de Corinthlërs, caus. KRO: 19.45 Nws. 20.00 Lichte muz. 20.20 Act. 20.35 U bent toch ook van de partij? caus. 20.45 Gram. 21.00 De Schip per van Maartje Jacoba, hoorsp. 21.50 Omr. ork. en sol. 22.45 Avondgebed en lit. kal 23.00 Nws. 23.15—24.00 Gram. TELEVISIEPROGRAMMA'S. 14.45—15.45 Eurovisie: Boottocht op het meer van Genève. 16.00—17.00 Eurovisie: Landshuter Vorsten bruiloft anno 1475. 17.00—18 00 IKOR: Herv. kerkdienst. MAANDAG 2 JULI. HILVERSUM I. 402 m 746 kc/s. 7.00 VARA. 10.00 VPRO. 10.20—24.00 VARA. VARA: 7.00 Nws. 7.10 Gym. 7.20 Gram. 8.00 Nws. 8.18 Gram. 8.50 Voor de vrouw. 9.35 Waterst. 9.40 Gram. VPRO: 10.00 Voor 0e oude dag caus. 10.05 Morgenwijding. VARA: 10.20 Gram. 10.40 Strijkork. 11.15 Cello en piano 11.40 Voordr. 12.00 Dans muz. 12 30 Land- en tuinbouwmeded. 12.33 Voor het platteland. 12.38 Pianoduo. 13. Nws. 13.15 Voor de mlddenstrand. 13.20 Lichte muz. 33 45 Gram. 14.90 Voor de vrouw 14.15 Gram. 14.30 Verborgen wen sen, hoorspel. 15.30 Zestig minuten voor boven de zestig 16.30 Gram. 17.30 Orgel en zang. 18.00 Nws. en comm. 18.20 Act. 18.30 Lichte muz. 19.00 Voor de kinderen. 19.10 Sopr. en piano. 19.45 Regerlngsuitz.: Lanb. rubr.: Het gebruik van kaaswei. 20.00 Nws. 20.05 Lichte muz. 20.45 Gevar. muz. 21.20 Lichte muz. 21.45 Lezing. 22.00 Radiophilharm. ork. 22,45 Gram. 23.00 Nws. 23.15—24 00 Gram. (Advertentie) Imp. A.P.K» - A'dam-Tel. 44978 HILVERSUM II. 298 b 1007 kc/s. 7.00—24.00 NCRV. NCRV: 7.00 Nws., en SOS-ber. 7.10 Ge wijde muz. 7.30 Gram. 7.45 Een woord voor de dag 8.00 Nws.- en weerber. 8.15 Sport- uitsl. 8.25 Gram. 9,00 Voor de zieken. 9.25 Voor de vrouw. 9.35 Voordr. 10.00 Gram, 10.30 Morgendienst. 11.00 Gram. 11.15 Ge var. progr. 12.25 Voor boer en tuinder. 12.30 Land- en tuinbouwmeded. 12.35 Lich te muz 12.55 Gram. of act. 13.00 Nws. 13.15 Amus. muz. 13.40 Gram. 14.05 Schoolradio. 14 30 Gram. 14.45 Voor de vrouw. 15.15 Pulcinella, ballet (gr.). 16.00 Bijbellezing. 16.30Kamermuz 17.00 Voor de kleuters. 17.15 Voor de jeugd. 17.30 Gram. 17.40 Beursber 17.45 Regeringsuitz.: Rijksdelen overzee. De dierenwereld in de Neder landse Antillen, door prof. dr. K. H. Voous. 13.00 Koorconc. 18.20 Sportpraatje. 18.30 Metropole-ork. 19.00 Nws.- en weer ber. 19.10 Orgelconc. 19.30 „Volk en Staat", caus. 19.45 Gram. 20.00 Radiokrant. 20.20 Lichte muz. 20.45 Het oude en het nieuwe orgel, hoorspel. 22.00 Planovoordr. 22.15 Koorconc. 22.45 Avondoverdenking. 23.00 Nws. 23 15 Gram. 23.40—24.00 Het evangelie in Esperanto. HOOG EN LAAG WATER U.4-N.A.P. U.+N.A.P. U.-NA.P. U.—N.A.P. 1 juli Vlissingen 7.02 1,70 19.20 1,56 1.01 1,88 13.10 1,45 Terneuzen 7.27 1,88 19.45 1,74 1.24 2,01 13.31 1,58 Hansweert 7.59 2,03 20.08 1,91 1.56 2,18 14.02 1,75 Zierikzee 8.17 1,35 20.30 1,12 1.49 1,67 14.13 1,24 Wemeldlnge 8.34 1,56 20.51 1,32 1.53 1,87 14.12 1,41 2 juli Vlissingen 7.57 1.61 20.21 1,52 1.56 1,79 14.12 1,42 Terneuzen 8.20 1.79 20.44 1,70 2.16 1,92 14.31 1,54 Hansweert 8.51 1,95 21.07 1.88 2.46 2.09 15.02 1,72 Zierikzee 9.07 1,34 21.26 1,10 2.39 1,60 15.06 1,18 Wemeldinge 9.24 1,54 21.47 1,30 2.47 1,79 15.13 1,36 „Bommerdebom", ging het onder in de kast. „Ik hoor iets", zei Hanneke die beneden zat. „Het is niets", zei haar zusje, „er valt een schoen om in de kast." Maar dat was niet hele maal waar. De schoenen v. ;ren boos en van kwaadheid hadden ze op de grond gebonkt. „Ik neem het niet langer", zeiden de witte regen- laarsjes. Als jullie het goedvinden dat Hanneke je niet schoonmaakt en je vuil in de kast laat staan, mij best, maar ik neem het niet langer." Voor de andere schoen tjes nog iets hadden kun nen zeggen, waren de witte laarsjes over de andore heengesprongen, hadden ze de deur open gestoten en stapten de kast uit. Stip stap deden ze over het zeil van Han- neke's kamer, trip trap deden ze op de trap en klik klak deden ze op de stenen vloer van de keu ken. En wip wip'spron gen ze over de drempel van de keukendeur naar buiten. Waarheen? Dat wisten de witte laarsjes zelf niet goed. Maar, dachten ze, er is vast wel iemand die ons gebrui ken wil en dan meteen schoonmaakt. „We zijn toch niet voor niets wit?" zeiden ze te gen elkaar, „we lijken wel voetbalschoenen, zo zien we er uit." Alle andere keurige schoenen die ze voorbij wandelden op het trottoir keken verbaasd op. „Hebben jullie geen voe ten bij je?", vroegen ze. „Nee", riepen de laarsjes terug, „wij zijn op zoek naar nieuwe voeten." Maar niet één van de mensen op het trottoir had witte regenlaars'jes nodig. Iedereen had al iets aan zijn voeten. ,.Ze zien ons niet", zei den de laarsjes, „we moe ten iets anders beden ken." Ze sprongen van het trot toir af en gingen midden op een groot plein staan. „Hier moeten ze ons zien", zei de één. „Over een uurtje lopen we glimmend gepoetst aan twee voeten", zei de ander. Maar er gebeurde niets. De mensen die ze zagen staan, keken ver baasd, maar liepen door. „Die heeft zeker iemand vergeten", zeiden ze, „laat ze maar staan, dan komt wel iemand ze ha len." Maar het werd avond en nog altijd stonden de laarsjes heel stil en nog even vuil als ze waren op het plein. Toen kwam een dikke -politieman op de fiets voorbij. „Hé", zei hij, „hé". Hij stapte langzaam van zijn fiets af en keek naar de laarsjes. Hij haalde een boekje uit zijn zak en wilde daar iets in gaan schrijven over de laars jes. Maar hy bedacht zich. „Het is avond", zet hij; hij keek op de klok: ik? Het is „Wat nacht!" Hij hing de twee laarsjes aan zijn stuur en fietste er mee naar het bureau. Daar werden de laarsjes op het bureau van de chef gezet. De chef be keek ze van alle kanten, haalde 'n groot dik boek en schreef: twee zwarte laarsjes, des avonds om elf uur helemaal alleen op een groot plein ge vonden." „Ziezo, zei de chef, „die staan er weer in. Hij sloeg het boek dicht. „Heb je het gehoord?" vroegen de laarsjes die nu weer ln een kast te recht kwamen, „zwè.rt", zei hij, „zwart!" „Allemaal de schuld van Hanneke", zei de één. „Ik ga nooit meer terug", zei de andere. De volgende dag regende het. „Hanneke, doe je laarsjes aan", riep de moeder van Hanneke naar boven. „Hanneke, waar blijf je toch Je komt nog te laat", riep ze een kwar tiertje later. „Ik kan ze niet vinden", riep Hanneke, „ik heb al overal gezocht." Op het nippertje van ne gen ging Hanneke met haar gewone schoenen aan door de regen naar school. Alle kasten waren nagezocht. Op de grond, in de gang, in de keuken en de tuin, overal had ze met moeder gezocht. De laarsjes waren en bleven weg. „Je hebt ze vast er- fens laten staan", riep aar moeder, „wat bèn je toch slordig." „Des middags ging Han neke bij alle vriendinne tjes vragen of daar mis schien haar laarsjes wa ren, maar nee hoor. „Dan moet je maar eens naar het politiebureau gaan", zei haar moeder, wie weet heb je ze verloren" „Heeft U ook witte laars jes gevonden?" vroeg Hanneke verlegen aan de agent op het bureau. Hij stond op en haalde het grote boek van de chef voor de dag. Hanneke stond hem vol verwachting aan te kij ken terwijl hij alle dingen uit het boek zachtjes op las. Hij schudde zyn hoofd, „Wél zwarte laarsjes", zei hij, „twee zwarte laarsjes, des avonds om elf uur op een groot plein. Maar witte? Nee, die zijn er niet bij." „Mag ik ze niet even zien?" vroeg Hanneke, want opeens dacht ze aan de laatste keer dat ze de laarsjes had aangehad. „Ga ze maar gauw schoonmaken", had moe der gezegd toen ze er vol modder mee was thuisge komen. Maar Hannekt had geen zin gehad en stopte ze gauw weg in de kast tussen de andere schoenen die ook al niet zo netjes waren. „Er 1Het mannelje in ce Maan Wat doet dat mannetje (daarboven? Als ik hem wenk dan (kijkt hij niet en toch kan ik haast niet (geloven dat hij my en mijn huis (niet ziet. De hele hemel loopt vol (schapen die gaan hem allemaal (voorbij. Ik wou dat hy voor ik ga (slapen eens even lachte of iets (zei. Er ls zoveel dat ik wil (weten, o, mannetje; of op de (maan ook kind'ren zijn en hoe (ze heten en of ze ook naar school (toegaan. Maar telkens als ik je (wil vragen hoe ik van hier naar (boven kom, 't lijkt of je 't doet om (mij te plagen draai jij je met een knip- (oog om. staat zwarte laarsjes", zei de agent. „Witte heb ik niet. Dacht je dat de chef zich vergiste? Die vergist zich nooit". „Och astublieft", smeek te Hanneke, „laat U ze alleen maar even zien." De agent ging naar de kast en kwam terug met de laarsjes. Hanneke schrok er van. Het waren haar laarsjes. Haar witte laarsjes waar ze zo trots op was geweest. Maar de agent had gelijk. Ze wa ren zwart. Zwart van de modder. „Heeft U een doekje?" vroeg ze met een kleur. De agent begreep er niets van. Maar Hanneke hield vol. Ze kreeg een doekje. Ze mocht het nat maken onder de kraan en toen toverde ze voor de agent de zwarte laarsjes in wit te om. En des avonds toen Han neke al lang sliep, dood moe van al het poetsen dat ze had gedaan, was er feest ln de kast. Ze stonden blinkend van ple zier: de rode schoentjes, de zomerschoentjes, de gymnastiekschoentjes en de schoolschoentjes om de witte laarsjes heen. „Zie je", zeiden die trots, „je moet er wat voor over hebben om er op vooruit te gaan. De mensen zijn nooit te oud om ze wat te leren. En Hanneke ze ker niet!" ill! 1 '/J-'.'Wj Na een lange dag van werken houdt Mies van' (gezelligheid Frisse kamers met ivat bloemen, thee met koek- (jes op z'n tijd. Maar vandaag zijn er geen bloemen en er is (geen huishoudgeld. Daarom heeft de muis tenslotte zelfs haar (spaarvarken geveld. Van haar laatste dertig centen koopt ze een heel (mooi boeket Maar.... er zit een grote hij op.... en die bij heeft reuze pret. Miesje zet het op een rennen maar de bij vliegt met haar mee. ,yKssssstzegt ze en „Kom, ga weg nu Maar de bij gonst rust (en vree. Angstig gooit de muls haar bloemen door het open raam dan weg.... „Ohnu heb ik hele- maal niets!" zucht ons (Miesje „wat een pech!"

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1956 | | pagina 5