„Boontje" schreef een nieuwe roman: „Niets gaat ten onder" Paul Cézanne of het zuivere schilderij Te veel toneelscholen, te weinig toneelspelers Cees de Lan^e: man om mee uit vissen te ^aan Improvisatie op het podium ZATERDAG 30 JUNI 1956 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT 7 GRIJS EN BETON-ACHTIG Maar het is stellig niet zijn beste werk Louis Paul Albert Boon, die als schrUver zyn twee eerste voornamen handhaaft, maar ook vaak publiceert onder de gemeenzame verkorting „Boontje", werd 15 maart 1912 te Aalst geboren. Hy staat In leeftyd mid den tussen de twee groepen van levende grote Vlaamse prozaïsten: ener- zyds figuren als Brulez, Walschap, Gysen, die vóór 1900 geboren werden, anderzyds de jongeren: Van Aken, Lampo, Maurice D'Haese en Hugo Claus, om slechts enkelen te noemen, die omstreeks 1920 (Claus in 1929) het levenslicht zagen. Van Johan Daisne is Boon een jaargenoot. Maar welk een verschil! Waar Daisne geheel tot de „oude garde" behoortwaar mee uiteraard niets denigrerends bedoeld Is), is Boon niet alleen de voor loper of „voedstervader" (de uitdrukking is van Piet van Aken) der jon geren, maar een „jongere" tout court. Hy behoort tot de voluit moderne belangrijke Vlaamse schryvers van dit ogenblik. Nu zijn we ons ten volle bewust van de uiterste betrekkelijkheid van het woord modern: Paul van Ostayen die in 1928, zij het slechts 32 jaar oud, stierf, is veel moderner dan Piet van Aken of Hubert Lampo, die in 1920 geboren werden, en als men reeds eens vanuit het jaar 2000 te rug kon kijken, zou menige grens en naam) uitgewist blijken. Maar toch, voor het heden, is Boon een modern schrijver, die zelfs vaak zeer duide lijk experimenteert. Hij houdt daar bij echter de gulden middenweg, wat wel blijkt uit het feit dat zijn werk een goede weerklank vindt. Moge lijk heeft ook zijn gemeenzame, haast kameraadschappelijke toon, zijn rea- Letterkundige kroniek door HANS WARREN lisme, de deels Vlaamse, deels mo derne manier om dingen en zaken ongegeneerd bij hun naam te noe men wat de lezer vaak gezellig monkelen doet, en toch is Boon nim mer plat of gemeen en zyn felle, vaak verbeten strijd voor de sociaal verdrukten, hem een groot publiek bezorgd. Zijn volksheid blijkt ook al uit zyn telkens terugkerende voor liefde voor de Reinaert. Hij is daarby een goed psycho loog, een zeer knap verteller en bovendien nog een uiterst vrucht baar schrijver. Hij debuteerde weliswaar betrekkelijk laat (pas op 30-jarige leeftyd), maar na dat eerste boek, „De voorstad groeit", heeft hy veel gepubliceerd, en nog meer geschreven, zoveel, dat de Arbeiderspers op ongeregelde tij den zijn eenmanstijdschrift „Boon tjes Reservaat" uitgeeft waarin alles een plaats vindt wat niet op normale wijze kan worden ge loosd. „KLASSIEK" Zijn nieuwste roman „Niets gaat ten onder" is minder een experiment en meer een „klassieke" roman dan de meeste van zijn andere werkën. Qua onderwerp zouden Gijsen of Walschap dit boek wel hebben kun nen concipiëren waarmee we niet willen zeggen dat het werk ook maar enigszins op een Gijsen of een Wal schap lijkt, verre van dat, het is vol komen een Boon, zij het dan moge- lyk een wat minder karakteristieke dan by voorbeeld ,,De Kapellekens- baan" of het onlangs besproken ver halende gedicht „De kleine eva uit de kromme bijlstraat". Het thema dat telkens weer uit dit boek opklinkt is dat de hedendaagse quasi zo beschaafde mensen weinig meer zijn dan wilde beesten die elk aar voortdurend trachten te ver scheuren in het oerwoud dat moderne maatschappij heet. Zijn hoofdpersoon, Frans Ghoedels, is een nul, maar iemand die met zijn nulliteit vrede zou hebben als hij maar met rust werd gelaten. Als jon gen komt hij op het internaat van een soort ambachtsschool, en na het behalen van het diploma wordt hij aan dezelfde inrichting, „Constructa" fenaamd, hulp-vakleraar. Saaier, ooier vent is haast niet voor te stel len. Hij wordt dan echter tot echtge noot uitverkoren door een zeer on aantrekkelijk, puisterig buurmeisje van Constructa, Agnes, dat, naar la ter blijkt, door de directeur van die onderneming is verleid. Deze Agnes heeft eerzucht, wil en werkkracht voor beiden. Op de alleronaange naamste manier schopt zij Frans vooruit en omhoog in het leven, daar by niets en niemand ontziend. Het leven van haar kind offert zij Dezer dagen is de entree van de lagere technische school in Zierilczee ver rijkt met een beeldengroep van de Veerse kunstenaar Ph. ten Klooster. Als symbool van mat er in het gebouw onderwezen wordt, stelt het werk vier jongens voor dip de attributen van de timmerman smid schilder en metse laar hanteren (Foto P.Z.C.) op, eten doet zij haast niet, maar Frans wordt ingenieur, ze hebben weldra een auto om indruk mee te maken; Frans wordt onderdirecteur en tenslotte zelfs directeur van Con structa dat dan inmiddels uitgegroeid is tot een werkelijk belangrijke in stelling. In feite is het Agnes die alle superieuren en tegenstanders van hoog tot laag ten val heeft gebracht en in de directeurszetel troont; Frans Ghoedels is slechts de kurk die tel kens naar boven dobbert als alles rondom hem ten onder gaat. Geheel verweven met deze zake lijke carrière is Frans Ghoedels ze delijke leven. Op sexueel gebied is de man niet verder gekomen dan zijn puberteitsjaren. Zijn huwelijk en schijnvaderschap hebben hem in het geheel niet gerijpt. De lichtzinnige dochter van een der aandeelhouders van Constructa, Eva, spookt steeds door zijn verlangen. Deze Eva is slecht, keihard en wellicht nóg machtswellustiger dan Agnes. Zrj heeft een even verdorven vriendin, Margaret, die vaak de kastanjes voor haar uit het vuur moet halen, en die zij dan ook opoffert wanneer ze haar spel te ver neeft gedreven en weet dat Frans deze Margaret vermoorden zal. Eva en Agnes, vijandinnen, maar voor éénmaal eendrachtig, dwingen Margarets vader, een verlopen dok ter. een verklaring te tekenen dat Margaret een natuurlijke dood is ge storven. En zo is er nog geen verlos sing, geen rust voor de opgejaagde directeur: zijn leven gaat gewoon door, de volgende dag moet hy de diploma's van zijn gerenommeerde school uitreiken en een opvoedende rede afsteken. Agnes en Eva zullen de strijd op leven en dood wel over zijn hoofd neen voortzetten. Het is geen erg opwekkend beeld dat Boon ons geeft in dit stukje doorsnede van het maatschappelijke leven. Er is geen lichtpuntje, geen hoop, alles is even beroerd, grijs en betonachtig als de naam van Con structa. Geen bloempje staat er in het dorre gras, geen sprankje vreug de is er in de Tevens dier mensen. Heerszucht, vijandschap, bandietery drijven hen voort in een vreugdeloos, ontwricht en eigenlijk ontzettend doelloos bestaan. Boon is een schrij ver van een dergelijk formaat, dat men zijn werk nooit ongelezen moet laten. Maar hij is in „Niets gaat ten onder" stellig niet op zijn best. Louis Paul Boon: Niets gaat ten onder. Arbeiderspers, Amsterdam. Tekort aan talent in ons land (Van een medewerker) Het wordt een vreemde situatie in ons land. Om het een beetje overdreven te zeggen: zo meteen hebben we méér toneelscholen dan eindexamenkandidaten. Want enerzijds neemt het aantal scholen toe; anderzijds neemt het aantal leerlingen af. De Academie voor Dra matische Kunst te Amsterdam leverde dit jaar vier nieuwe spelers; de Toneelschool in Maastricht twee. Zes tezamen, terwijl onze tien ge zelschappen (tien!) er wel twintig hadden kunnen gebruiken. Dat het aantal leerlingen afneemt, kan twee redenen hebben: een economische en een toevallige. Een hoogconjunctuur als de huidi- heeft altijd de neiging het accent altijd van de levenswaarden te verleggen naar materiële zaken. Hoe meer men kopen kan, hoe rianter men kan le ven, des te meer behoeften krijgt men op materieel gebied. Loonsver hogingen plegen zich zelden aan de kassa's van de kunsttempels te mani festeren; wel in auto's of wasmachi nes. En in zulk een periode, waarin de nadruk valt op het materiële, telt een goede bron van inkomsten zwaar der dan in tijden dat iedereen een beetje krap moet leven. Naast de mogelijke invloed van de economische bloei, is er dan nog een toevallige reden moge lijk die het geringe aanbod van to neelkrachten bepaalt. Die reden heet: aangeboren talent. Want dat blijkt in alle cultuurfasen een telkens wisselende grootheid te zijn. Om on naspeurlijke redenen brengt een be paald land in een bepaalde periode plots een enorm aantal grote kunste naars voort, en dan weer in een lan ge periode byna geen een. Op het ogenblik lijkt er op vele gebieden van scheppende kunst, in vele landen, 'n periode van „droogte" te heersen, We komen talent tekort. En al is ta lent by jongeren een onbewust, en moeilijk herkenbare factor, toch is zij in wezen de factor die de „roe ping" van een artiest bepaalt. Als zich dus weinigen voor het toneel melden, zou dat ook kunnen beteke nen dat er momenteel slechts weinig voorbestemden zijn. Hoe dan ook: terwijl ons toneel kwantitatief bloeit, terwyl méér ge zelschappen méér toeschouwers be reiken dan ooit tevoren en dus de vraag naar goede spelers verveel voudigd is, is het aanbod relatief ge daald. Gedaald vooral ook in die zin, dat er na de schiftingsprocedure van de opleiding slechts bitter weinigen resten. De vier, die dit jaar slaagden in Amsterdam, waren 't restant van een klas van tien, die drie jaar gele den waren toegelaten na een examen, waarvoor zich het dubbele aantal had gemeld. Een toneelschool is een duur ding. En als een hele toneelschool slechts vier rendabele krachten per jaar oplevert, worden de kosten, aie aan elk van die jonge spelers ten Rika Hopper weer op de planken Bejaarde actrices, die afscheid van het toneel hebben genomen, plegen veelal voor de kans op een „come back" te bezwyken. Zo ook Rika Hop per, die men op 4 juli weer op de plan ken zal zien in de rol van tante Olga in Jacques Devals blijspel Lieve Schim. Oorspronkeiyk zou Magda Janssens de rol spelen, maar door ziekte van de actrice zat het gezelschap Het Nieuwe Comedie met dc handen in het haar. Rika Hopper bleek bereid de rol over te nemen en na alle af- scheidsvoorstellingen van Anastasia neemt zij dus weer haar plaats voor het voetlicht in. De première van Ombre Chere komt in het Amsterdamse Nieuwe de La Martheater. Rembrandt expositie in Moskou In het Poesjkin-muscum voor beel dende kunsten in Moskou is een ten toonstelling geopend, gewijd aan Rembrandt en zijn school en georga niseerd ter gelegenheid van de 350ste geboortedag van de Hollandse schil der. Het hoogtepunt van de tentoon stelling vormen de werken van Rem brandt: 30 schilderyen. 105 etsen en een aantal tekeningen. Bovendien zyn nier doeken geëx poseerd van de leermeesters en voor gangers van Rembrandt en van zijn leerlingen in totaal 150. Cees de Lange en zijn vrouw (Lucy Steinmet hun Jt-jarig dochtertje -Patricia in hun woning te Bad- grondslag waren gelegd, wel byzon- der hoog. Als men dan nog meerdere toneelscholen tegelijk op de been moet houden, stijgen, landelyk ge zien. de opleidingskosten tot onver antwoorde bedragen. In zoverre is er dus zuiver economisch al bezwaar tegen het spreiden van de toneelop leiding. indien het aantal gegadigden zo gering is. In Maastricht waren er twee. En als Arnhem, misschien ook Eindho ven, hun eigen toneelschool krygen, hebben we straks misschien vier op leidingen met elk twee eindexamen kandidaten. Er is echter nog een minder zake- lyke reden, waarom betwijfeld moet worden of het toneel gediend is met vier opleidings-instituten. In een klein land als het onze tellen afstan den amper. Een begaafde uit Maastricht of Groningen kan zonder bezwaar oblei- ding genieten in Amsterdam en toch geregeld contact onderhouden met het huiselyk klimaat van gezin en woonplaats. In een internationaal in gestelde kunsttak als toneel tellen ook ideologische of religieuze sferen amper. We hebben geen „rooms" to neel, of een „luthers"; we hebben zelfs amper „Nederlands" toneel. Wat de aanstaande acteur vooral moet verwerven is een brede levens visie, een soepele levenswijze, die hem in staat stelt aan de hem zo on eigen eisen van het buitenlandse re pertoire te voldoen. Zulk een „savoir-vivre" leert men makkelijker en beter in een „wereld stad" dan in een provinciaal cen trum. Ook in dit opzicht is één cen trale opleiding, met de beste leer krachten, voor zoveel mogelijk leer lingen, zakelijk zowel als geestelijk, het meest efficient. Zouden mogelijke talenten in Bra bant en Overijsel gemakkelijker gehoor geven aan hun roeping als ze naar een „eigen" toneelschool kunnen? Of zouden ze even graag, misschien zelfs liever, opgeleid wor den temidden van het naar tal en niveau meest bloeiende artistieke le ven Als dit met ja beantwoord moet worden, lijkt het laatste argument voor spreiding van opleiding te wor den ontzenuwd. En dan rest dus de vraag: waarom 100.000 hier, 100.000 daar, als we met minder de centrale opleiding tot een grandioos instituut kunnen maken? Want dat de engbehuisde Toneelacademie ver beterd zou kunnen worden, spreekt niemand tegen. ,»De televisie zal de krant nooit kunnen vervangen, omdat je nu eenmaal in 'n televisietoestel geen haring kunt inpakken", aldus de bekende conferencier Cees de Lan ge, terwijl we bij hem op bezoek zijn in z'n moderne door een bloemrijke tuin omlijste hoek- villa aan de Rietwijckstraat te Badhoevedorp. „Overigens denk ik op het ogen blik bitter weinig aan televisie of radio, want we zijn juist terug van een vakantiereis door Italië en Zuid-Frankrijk en ik heb nog drie weken te goed „En bevalt de caravanning?", vragen wij, want we hebben voor de deur een auto zien staan met 'n kampeerwagen er achter. „Nou en of", zegt mevrouw De Lange (alias de cabaretière Lucy Stein, die in vele programma's van haar man optrad) enthousiast. En ze vervolgt: „Wanneer het weer wat be ter wordt, gaan we naar Andyk om in de karperput aldaar te vissen „U praat over wy", glimlachen, wij, U gaat ook vissen .Zeker ik ben er dol op. Ik vang de aasvisjes voor myn'man..." Inmiddels komt het vierjarig doch tertje Patricia ook binnen en zij danst ter begroeting van „die vreemde mynheer" een pirouetje. „Het is een geboren danseres", al dus Cees de Lange, „en geen mens heeft haar in dit opzicht iets geleerd. Ik heb destijds tegen myn vrouw ge zegd: laten we voorlopig eens zomin mogelijk aan haar, opvoeding doen. Eens kijken, wat er alzo uitkomt..." „Volgend jaar", zegt de charmante gastvrouwe half in gedachten, „zal ik niet meer met mijn man kunnen mee reizen om op te treden, want dan gaat Patricia naar school en het is zo ver velend voor het kind, wanneer het om vier thuis komt en geen der ouders thuis vindt (Van onze redacteur beeldende kunsten) Het dreigt in het tumult van Rembrandtherdenking en Holland Festival vergeten te worden, dat het Haagse Gemeen temuseum op het ogenblik een an dere belangrijke kunstenaar met 'n zeer mooie tentoonstelling eert: de Franse schilder Paul Cézanne. Naar aanleiding van het feit, dat de dusgenaamde vader van 't ku bisme een halve eeuw geleden is gestorven, heeft de museumdirec tie van heinde en verre schilderij en, maar nog meer aquarellen en tekeningen, van deze meester bij eengebracht en met deze collectie haarsondanks een legende ontze nuwd. De legende wil namelijk, dat Cézanne eens heeft gezegd: alle vormen in de natuur laten zich herleiden tot een bol, een kubus of een cilinder. Natuurlijk heeft hij dat gezegd maar hij zei meer: hij zei namelijk ook nog, dat men volgens deze figuren moet Ieren schilderen, om tenslotte alles te kunnen maken wat men wil. Wanneer nu Cézanne zou heb ben bedoeld wat men hem in de latere iaren heeft toege dicht, zou men hebben kunnen bele ven, dat hijzelf in zijn werk geheel de natuur volgens dit simpele patroon zou hebben geleid tot geometrische vormen. Maar nu is er de grote ver rassing: Cézanne heeft allerminst 'n soort artistieke wiskunde willen scheppen. Hij wilde schilderen een zuiverder gebruik van de kleur van. Bovendien werd zyn streek rus tiger, beheerster, objectiever. Het is opmerkelijk te zien, hoe deze kunste naar in steeds sterkere mate zich zelf gaat beheersen, afstand doet van elke hartstochtelyke uiting en als het ware al zijn emoties heeft door het rooster van een vastgestelde techniek. Hier treden nu de punten aan de ^l!!llllllllll!!il!l!lll!!llllll!!lll!!lllllll!l!!l!lllllllll!l!!jf!llll|||l||||!l!||||||||||||||||ip!|||||||[[!!l|||l||||||lllj|||||||||||lll[|;i[[|i;illllllll{[I{IIIIIIIIIII[jlllll|j|| ICunst 2ie 2cel in zichzelf is illillllllllillllllllllilllilillllllllllllllillillliillliillllllillilllliilllllllllilllllilllli; niets meer, maar vooral niets min der. Hij wilde alleen maar een zui ver schilderij maken. Men zegt niet te veel, wanneer men stelt, dat hij zich daarvoor in zekere mate geweld heeft moeten aandoen. Want zijn eerste werk, uit de zestiger jaren van de vorige eeuw, verraadt een breideloos tempera ment. Niet zonder reden ziet nij in de romanticus Delacroix met zijn voor die tijd ongewoon gebruik van de kleur zijn grote leermeester, co- piëert hij enige van diens belangrijk ste werken. Hij laat zich daarin vol komen gaan. Zijn hartstocht leeft zich uit in de bewogenheid, waar mee de toetsen naast en over elkaar op het doek worden gebracht. Maar tegelijkertijd kan hy landschappen schilderen, waarin de storm tot kalm te schijnt te zijn gekomen. Het is bij na niet te geloven, dat een streng- aandoend, volkomen beheerst ge schilderd doek als De Spoorwegdoor gang uit dezelfde tijd stamt! Even heeft Cézanne het impressio nisme aanvaard als artistieke ge loofsbelijdenis. Dat heeft maar vijf jaar geduurd. Hy leerde er dag, waarop het werk van Cézanne zich al spoedig essentieel onder scheidt van dat van zijn tijdgenoten- impressionisten. De impressionisten hebben steeds gezocht naar een zo zuiver mogelyke uitdrukking van 'n .stemming. Zij schilderen lichtseha- keringen. kleurnuances en steeds verdergaande verfijning en intensi teit, om het uur en de tijd te kunnen grijpen. Hun kunst was er een van het snelle noteren van het voorhan den zijnde motief. Wat nu Cézanne in zijn grote tijd ook interesseert: in geen geval het uur van de dag en maar ternauwernood het motief, van hem gaat 't verhaal, dat hij met zijn rug naar zyn onderwerp stond te schilderen, om er maar geen last van te hebben. Hij wil meer dan het toevallige. Geen vluchtige notities, maar zorgvuldig opgebouwde werk stukken zyn zijn schiTderyen. Hij kan maanden op een stilleven van kunst vruchten en -bloemen zitten zwoe gen. Hy bouwt zyn schilderijen op uit de voorhanden zynde gegevens. Dat geeft ze ieta verslrakts. Hy zet dat streven zelfs door in zyn portretten. Zyn figuren worden samenhangen van cilindrische en bol vormige lichamen, structuren van be paalde kleuren. Als portret gelijken zij nauwelijks; over de mens. die er voor heeft geposeerd, vertellen zy ons niets. Maar zij zeggen ons alles omtrent de maker met name om trent zijn volkomen gebrek aan be langstelling voor datgene, dat de mens tot mens maakt. Hem boeit een rytmisch spel van kleur tegen kleur, van vorm tegen vorm. Maar zelfs hier is de hartstocht van de schilder sterker dan de dwang zijner vrijwillig aanvaarde theoreti sche beperking. De zorgvuldig uitge wogen structuur van het vlak laat, wanneer men het iets laat draaien, nieuwe bewogenheid toe. Kunnen in een vroegere periode van dit leven de vertikalen van de bomen met de ho rizontalen van de bodem een bepaald evenwicht symboliseren in het laatst van zijn aards bestaan heeft Cézanne aan deze mathematiek niet meer voldoende. Dan nadert zijn schilderij de volslagen abstractie, de voorstelling verdwijnt geheel in de warreling van de kleur. Diagonalen en willekeurige curven belichamen de structuur van het schilderij voor zover men hier althans nog van een structuur kan spreken. Cézanne is min of meer aangeland waar hij is begonnen: als een opgewonden gek in delirium tremens schilderen, zoals de kritiek omstreeks 1860 van hem zei. De greep op de natuur is hem ontvallen, de wereld een bar gebied geworden, het leven verschrikkelijk. De natuur kost hem het leven. Wanneer hij eind 1906 buiten staat te schilderen.'over valt hem een onweer. Hij verliest 't bewustzyn, wordt zwaar ziek en in oktober van dat jaar sterft hü- In het lichte interieur met de witte wanden, het lichtgroene bankstel, de bakstenen schouw, de moderne schil deryen en Oosterse tapyten, zit Cees de Lange met zyn hoornbrll (die hy by zyn optreden nooit draagt) voor ons, alsof hy Cees de Lange niet Is. HU ls voor ons gevoel meer het type van een jonge dorpsarts of een leraar geschiedenis van het gymna sium, Maar dit laatste ls niet zo ver naast de waarheid. Cees de Lange be gon namelijk zyn loopbaan als gym nastiekleraar aan een lyceum ln Den Haag; later had hy zelfs een eigen sportschool voor heilgymnastiek en massage. Wie had er ooit gedacht, dat de ryzige sportleraar met de ernstige ogen en zyn enigszins trage manier van spreken, nog eens als humorist neen, pardon: Cees de Lange heeft een hekel aan dit woord. „Noem my geen humoristwan neer ik dit hoor, loopt er een koude rilling over myn rug Vader De Lange, die destyds een goed beklante slagery in Den Haag bezat, heeft eigenlyk noch het een, noch het ander voor zijn zoon Cees gewild. Maar het was nu eenmaal een eigenwijs kereltje, dat reeds op 11- jarige leeftyd stiekum vioolles nam (toen vader er achter kwam, verbood hij alle lessen, want hij vreesde, dat zyn zoon in een „café-bestaan" zou verdwalen> en dat later graag „ama teureerde" om een woord van Cees zelf te gebruiken. Ongeveer 25 jaren geleden zong de thans 42-jarige artiest (hy ziet er jonger uit eerlijk is eerlijk) met 4 kornuiten in de Millsbrothers-stijl als de „Quick-devils" liedjes het klonk aardig, maar een Haags evenement was het natuurlijk niet-. Over Quick gesproken: lange tijd heeft Cees deel uitgemaakt van het eerste elftal van deze voetbalclub ir. de residentie. En nog thans gaat hij alle wedstryden van Quick bekijken en hij moet tot zijn schande bekennen, dat hij nog niet één wedstrijd van het beroeps voetbal in Amsterdam gezien heeft... „Het zou op deze leeftyd wel weer eens goed zrjn om wat aan sport te doen, maar je komt er gewoonweg niet toevoetballen durf ik ove rigens niet meer. Laatst kreeg ik nog een invitatie voor een veteranen-wed- stryd, maar die heb ik afgewezen..." GEEN SPIJT. „Ik heb er nooit spyt van gehad, dat ik in dat vak gestapt ben. Mijn eerste optreden was in het Metropole Palace in Den Haag kort na de be vrijding. Lou Bandy was er ook voor het eerst weer en met het oog op de vele Canadezen in de zaal werkte ik half in het Engels en half in het Ne derlands Nadat Cees af en toe liedjes voor deze en gene geschreven had, tervvyl hy tevens als conferencier-zanger op verschillende verenigingsavonden naar voren kwam, was dit dus de eer ste stap naar „beroeps". In de chaotische dagen, toen het hele Ne derlandse artiestendom worstelde met de stroef loskomende vergunningen van het Militair Gezag, kon Cees de Lange, die tenslotte leraar was, mak kelijk aan de slag komen en overal vond hy volle zalen. Zyn ster rees snel en de weg naar de microfoon, naar bonte treinen en showboats, ging eigenlyk vanzelf. Maar...... indien men een bepaald peil bereikt heeft, moet men er voor vechten om dit te behouden. Vroeger werkte Cees op het toneel aan een vleugel, maar dit heeft hy los gela ten, want hij houdt van een zeer direct contact met het publiek. „Ik ben een man voor reactiesen ook een man van improvisatie. Be scheid er mee uit om in lege studio's te wer ken Inmiddels staat mevrouw De Lan ge by het venster en schuift het gor- dyn Iets terzyde. Ze zegt op treurige toon: „Wat een junimaandals het toch eens ophield met regenen. Ik verlang er zo vreselijk naar om de hengel uit te werpen

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1956 | | pagina 3