„Boontje" schreef een nieuwe
roman: „Niets gaat ten onder"
Paul Cézanne of het zuivere schilderij
Te veel toneelscholen,
te weinig toneelspelers
Cees de Lan^e: man om
mee uit vissen te ^aan
Improvisatie op het podium
ZATERDAG 30 JUNI 1956
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
7
GRIJS EN BETON-ACHTIG
Maar het is stellig niet zijn
beste werk
Louis Paul Albert Boon, die als schrUver zyn twee eerste voornamen
handhaaft, maar ook vaak publiceert onder de gemeenzame verkorting
„Boontje", werd 15 maart 1912 te Aalst geboren. Hy staat In leeftyd mid
den tussen de twee groepen van levende grote Vlaamse prozaïsten: ener-
zyds figuren als Brulez, Walschap, Gysen, die vóór 1900 geboren werden,
anderzyds de jongeren: Van Aken, Lampo, Maurice D'Haese en Hugo
Claus, om slechts enkelen te noemen, die omstreeks 1920 (Claus in 1929)
het levenslicht zagen. Van Johan Daisne is Boon een jaargenoot. Maar
welk een verschil! Waar Daisne geheel tot de „oude garde" behoortwaar
mee uiteraard niets denigrerends bedoeld Is), is Boon niet alleen de voor
loper of „voedstervader" (de uitdrukking is van Piet van Aken) der jon
geren, maar een „jongere" tout court. Hy behoort tot de voluit moderne
belangrijke Vlaamse schryvers van dit ogenblik.
Nu zijn we ons ten volle bewust
van de uiterste betrekkelijkheid van
het woord modern: Paul van Ostayen
die in 1928, zij het slechts 32 jaar
oud, stierf, is veel moderner dan
Piet van Aken of Hubert Lampo, die
in 1920 geboren werden, en als men
reeds eens vanuit het jaar 2000 te
rug kon kijken, zou menige grens en
naam) uitgewist blijken. Maar toch,
voor het heden, is Boon een modern
schrijver, die zelfs vaak zeer duide
lijk experimenteert. Hij houdt daar
bij echter de gulden middenweg, wat
wel blijkt uit het feit dat zijn werk
een goede weerklank vindt. Moge
lijk heeft ook zijn gemeenzame, haast
kameraadschappelijke toon, zijn rea-
Letterkundige kroniek
door HANS WARREN
lisme, de deels Vlaamse, deels mo
derne manier om dingen en zaken
ongegeneerd bij hun naam te noe
men wat de lezer vaak gezellig
monkelen doet, en toch is Boon nim
mer plat of gemeen en zyn felle,
vaak verbeten strijd voor de sociaal
verdrukten, hem een groot publiek
bezorgd. Zijn volksheid blijkt ook al
uit zyn telkens terugkerende voor
liefde voor de Reinaert.
Hij is daarby een goed psycho
loog, een zeer knap verteller en
bovendien nog een uiterst vrucht
baar schrijver. Hij debuteerde
weliswaar betrekkelijk laat (pas
op 30-jarige leeftyd), maar na dat
eerste boek, „De voorstad groeit",
heeft hy veel gepubliceerd, en nog
meer geschreven, zoveel, dat de
Arbeiderspers op ongeregelde tij
den zijn eenmanstijdschrift „Boon
tjes Reservaat" uitgeeft waarin
alles een plaats vindt wat niet op
normale wijze kan worden ge
loosd.
„KLASSIEK"
Zijn nieuwste roman „Niets gaat
ten onder" is minder een experiment
en meer een „klassieke" roman dan
de meeste van zijn andere werkën.
Qua onderwerp zouden Gijsen of
Walschap dit boek wel hebben kun
nen concipiëren waarmee we niet
willen zeggen dat het werk ook maar
enigszins op een Gijsen of een Wal
schap lijkt, verre van dat, het is vol
komen een Boon, zij het dan moge-
lyk een wat minder karakteristieke
dan by voorbeeld ,,De Kapellekens-
baan" of het onlangs besproken ver
halende gedicht „De kleine eva uit
de kromme bijlstraat".
Het thema dat telkens weer uit dit
boek opklinkt is dat de hedendaagse
quasi zo beschaafde mensen weinig
meer zijn dan wilde beesten die elk
aar voortdurend trachten te ver
scheuren in het oerwoud dat moderne
maatschappij heet.
Zijn hoofdpersoon, Frans Ghoedels,
is een nul, maar iemand die met zijn
nulliteit vrede zou hebben als hij
maar met rust werd gelaten. Als jon
gen komt hij op het internaat van
een soort ambachtsschool, en na het
behalen van het diploma wordt hij
aan dezelfde inrichting, „Constructa"
fenaamd, hulp-vakleraar. Saaier,
ooier vent is haast niet voor te stel
len. Hij wordt dan echter tot echtge
noot uitverkoren door een zeer on
aantrekkelijk, puisterig buurmeisje
van Constructa, Agnes, dat, naar la
ter blijkt, door de directeur van die
onderneming is verleid. Deze Agnes
heeft eerzucht, wil en werkkracht
voor beiden. Op de alleronaange
naamste manier schopt zij Frans
vooruit en omhoog in het leven, daar
by niets en niemand ontziend.
Het leven van haar kind offert zij
Dezer dagen is de entree van de lagere
technische school in Zierilczee ver
rijkt met een beeldengroep van de
Veerse kunstenaar Ph. ten Klooster.
Als symbool van mat er in het gebouw
onderwezen wordt, stelt het werk vier
jongens voor dip de attributen van de
timmerman smid schilder en metse
laar hanteren
(Foto P.Z.C.)
op, eten doet zij haast niet, maar
Frans wordt ingenieur, ze hebben
weldra een auto om indruk mee te
maken; Frans wordt onderdirecteur
en tenslotte zelfs directeur van Con
structa dat dan inmiddels uitgegroeid
is tot een werkelijk belangrijke in
stelling. In feite is het Agnes die alle
superieuren en tegenstanders van
hoog tot laag ten val heeft gebracht
en in de directeurszetel troont; Frans
Ghoedels is slechts de kurk die tel
kens naar boven dobbert als alles
rondom hem ten onder gaat.
Geheel verweven met deze zake
lijke carrière is Frans Ghoedels ze
delijke leven. Op sexueel gebied is de
man niet verder gekomen dan zijn
puberteitsjaren. Zijn huwelijk en
schijnvaderschap hebben hem in het
geheel niet gerijpt. De lichtzinnige
dochter van een der aandeelhouders
van Constructa, Eva, spookt steeds
door zijn verlangen. Deze Eva is
slecht, keihard en wellicht nóg
machtswellustiger dan Agnes. Zrj
heeft een even verdorven vriendin,
Margaret, die vaak de kastanjes voor
haar uit het vuur moet halen, en die
zij dan ook opoffert wanneer ze haar
spel te ver neeft gedreven en weet
dat Frans deze Margaret vermoorden
zal.
Eva en Agnes, vijandinnen, maar
voor éénmaal eendrachtig, dwingen
Margarets vader, een verlopen dok
ter. een verklaring te tekenen dat
Margaret een natuurlijke dood is ge
storven. En zo is er nog geen verlos
sing, geen rust voor de opgejaagde
directeur: zijn leven gaat gewoon
door, de volgende dag moet hy de
diploma's van zijn gerenommeerde
school uitreiken en een opvoedende
rede afsteken. Agnes en Eva zullen
de strijd op leven en dood wel over
zijn hoofd neen voortzetten.
Het is geen erg opwekkend beeld
dat Boon ons geeft in dit stukje
doorsnede van het maatschappelijke
leven. Er is geen lichtpuntje, geen
hoop, alles is even beroerd, grijs en
betonachtig als de naam van Con
structa. Geen bloempje staat er in
het dorre gras, geen sprankje vreug
de is er in de Tevens dier mensen.
Heerszucht, vijandschap, bandietery
drijven hen voort in een vreugdeloos,
ontwricht en eigenlijk ontzettend
doelloos bestaan. Boon is een schrij
ver van een dergelijk formaat, dat
men zijn werk nooit ongelezen moet
laten. Maar hij is in „Niets gaat ten
onder" stellig niet op zijn best.
Louis Paul Boon: Niets gaat ten
onder.
Arbeiderspers, Amsterdam.
Tekort aan talent in ons land
(Van een medewerker)
Het wordt een vreemde situatie in ons land. Om het een beetje
overdreven te zeggen: zo meteen hebben we méér toneelscholen
dan eindexamenkandidaten. Want enerzijds neemt het aantal scholen
toe; anderzijds neemt het aantal leerlingen af. De Academie voor Dra
matische Kunst te Amsterdam leverde dit jaar vier nieuwe spelers;
de Toneelschool in Maastricht twee. Zes tezamen, terwijl onze tien ge
zelschappen (tien!) er wel twintig hadden kunnen gebruiken.
Dat het aantal leerlingen afneemt, kan twee redenen hebben: een
economische en een toevallige.
Een hoogconjunctuur als de huidi-
heeft altijd de neiging het accent
altijd
van de levenswaarden te verleggen
naar materiële zaken. Hoe meer men
kopen kan, hoe rianter men kan le
ven, des te meer behoeften krijgt
men op materieel gebied. Loonsver
hogingen plegen zich zelden aan de
kassa's van de kunsttempels te mani
festeren; wel in auto's of wasmachi
nes. En in zulk een periode, waarin
de nadruk valt op het materiële, telt
een goede bron van inkomsten zwaar
der dan in tijden dat iedereen een
beetje krap moet leven.
Naast de mogelijke invloed van de
economische bloei, is er dan
nog een toevallige reden moge
lijk die het geringe aanbod van to
neelkrachten bepaalt. Die reden
heet: aangeboren talent. Want dat
blijkt in alle cultuurfasen een telkens
wisselende grootheid te zijn. Om on
naspeurlijke redenen brengt een be
paald land in een bepaalde periode
plots een enorm aantal grote kunste
naars voort, en dan weer in een lan
ge periode byna geen een. Op het
ogenblik lijkt er op vele gebieden van
scheppende kunst, in vele landen, 'n
periode van „droogte" te heersen,
We komen talent tekort. En al is ta
lent by jongeren een onbewust, en
moeilijk herkenbare factor, toch is
zij in wezen de factor die de „roe
ping" van een artiest bepaalt. Als
zich dus weinigen voor het toneel
melden, zou dat ook kunnen beteke
nen dat er momenteel slechts weinig
voorbestemden zijn.
Hoe dan ook: terwijl ons toneel
kwantitatief bloeit, terwyl méér ge
zelschappen méér toeschouwers be
reiken dan ooit tevoren en dus de
vraag naar goede spelers verveel
voudigd is, is het aanbod relatief ge
daald. Gedaald vooral ook in die zin,
dat er na de schiftingsprocedure van
de opleiding slechts bitter weinigen
resten. De vier, die dit jaar slaagden
in Amsterdam, waren 't restant van
een klas van tien, die drie jaar gele
den waren toegelaten na een examen,
waarvoor zich het dubbele aantal
had gemeld.
Een toneelschool is een duur ding.
En als een hele toneelschool
slechts vier rendabele krachten
per jaar oplevert, worden de kosten,
aie aan elk van die jonge spelers ten
Rika Hopper weer
op de planken
Bejaarde actrices, die afscheid van
het toneel hebben genomen, plegen
veelal voor de kans op een „come
back" te bezwyken. Zo ook Rika Hop
per, die men op 4 juli weer op de plan
ken zal zien in de rol van tante Olga
in Jacques Devals blijspel Lieve
Schim.
Oorspronkeiyk zou Magda Janssens
de rol spelen, maar door ziekte van
de actrice zat het gezelschap Het
Nieuwe Comedie met dc handen in
het haar. Rika Hopper bleek bereid
de rol over te nemen en na alle af-
scheidsvoorstellingen van Anastasia
neemt zij dus weer haar plaats voor
het voetlicht in.
De première van Ombre Chere
komt in het Amsterdamse Nieuwe de
La Martheater.
Rembrandt expositie
in Moskou
In het Poesjkin-muscum voor beel
dende kunsten in Moskou is een ten
toonstelling geopend, gewijd aan
Rembrandt en zijn school en georga
niseerd ter gelegenheid van de 350ste
geboortedag van de Hollandse schil
der. Het hoogtepunt van de tentoon
stelling vormen de werken van Rem
brandt: 30 schilderyen. 105 etsen en
een aantal tekeningen.
Bovendien zyn nier doeken geëx
poseerd van de leermeesters en voor
gangers van Rembrandt en van zijn
leerlingen in totaal 150.
Cees de Lange en zijn vrouw (Lucy
Steinmet hun Jt-jarig dochtertje
-Patricia in hun woning te Bad-
grondslag waren gelegd, wel byzon-
der hoog. Als men dan nog meerdere
toneelscholen tegelijk op de been
moet houden, stijgen, landelyk ge
zien. de opleidingskosten tot onver
antwoorde bedragen. In zoverre is
er dus zuiver economisch al bezwaar
tegen het spreiden van de toneelop
leiding. indien het aantal gegadigden
zo gering is.
In Maastricht waren er twee. En
als Arnhem, misschien ook Eindho
ven, hun eigen toneelschool krygen,
hebben we straks misschien vier op
leidingen met elk twee eindexamen
kandidaten.
Er is echter nog een minder zake-
lyke reden, waarom betwijfeld moet
worden of het toneel gediend is met
vier opleidings-instituten. In een
klein land als het onze tellen afstan
den amper.
Een begaafde uit Maastricht of
Groningen kan zonder bezwaar oblei-
ding genieten in Amsterdam en toch
geregeld contact onderhouden met
het huiselyk klimaat van gezin en
woonplaats. In een internationaal in
gestelde kunsttak als toneel tellen
ook ideologische of religieuze sferen
amper. We hebben geen „rooms" to
neel, of een „luthers"; we hebben
zelfs amper „Nederlands" toneel.
Wat de aanstaande acteur vooral
moet verwerven is een brede levens
visie, een soepele levenswijze, die
hem in staat stelt aan de hem zo on
eigen eisen van het buitenlandse re
pertoire te voldoen.
Zulk een „savoir-vivre" leert men
makkelijker en beter in een „wereld
stad" dan in een provinciaal cen
trum. Ook in dit opzicht is één cen
trale opleiding, met de beste leer
krachten, voor zoveel mogelijk leer
lingen, zakelijk zowel als geestelijk,
het meest efficient.
Zouden mogelijke talenten in Bra
bant en Overijsel gemakkelijker
gehoor geven aan hun roeping
als ze naar een „eigen" toneelschool
kunnen? Of zouden ze even graag,
misschien zelfs liever, opgeleid wor
den temidden van het naar tal en
niveau meest bloeiende artistieke le
ven Als dit met ja beantwoord moet
worden, lijkt het laatste argument
voor spreiding van opleiding te wor
den ontzenuwd. En dan rest dus de
vraag: waarom 100.000 hier,
100.000 daar, als we met minder de
centrale opleiding tot een grandioos
instituut kunnen maken? Want dat
de engbehuisde Toneelacademie ver
beterd zou kunnen worden, spreekt
niemand tegen.
,»De televisie zal de krant nooit
kunnen vervangen, omdat je nu
eenmaal in 'n televisietoestel geen
haring kunt inpakken", aldus de
bekende conferencier Cees de Lan
ge, terwijl we bij hem op bezoek
zijn in z'n moderne door een
bloemrijke tuin omlijste hoek-
villa aan de Rietwijckstraat te
Badhoevedorp.
„Overigens denk ik op het ogen
blik bitter weinig aan televisie of
radio, want we zijn juist terug van
een vakantiereis door Italië en
Zuid-Frankrijk en ik heb nog drie
weken te goed
„En bevalt de caravanning?",
vragen wij, want we hebben voor
de deur een auto zien staan met 'n
kampeerwagen er achter.
„Nou en of", zegt mevrouw De
Lange (alias de cabaretière Lucy
Stein, die in vele programma's van
haar man optrad) enthousiast. En ze
vervolgt: „Wanneer het weer wat be
ter wordt, gaan we naar Andyk om
in de karperput aldaar te vissen
„U praat over wy", glimlachen,
wij, U gaat ook vissen
.Zeker ik ben er dol op. Ik vang
de aasvisjes voor myn'man..."
Inmiddels komt het vierjarig doch
tertje Patricia ook binnen en zij danst
ter begroeting van „die vreemde
mynheer" een pirouetje.
„Het is een geboren danseres", al
dus Cees de Lange, „en geen mens
heeft haar in dit opzicht iets geleerd.
Ik heb destijds tegen myn vrouw ge
zegd: laten we voorlopig eens zomin
mogelijk aan haar, opvoeding doen.
Eens kijken, wat er alzo uitkomt..."
„Volgend jaar", zegt de charmante
gastvrouwe half in gedachten, „zal ik
niet meer met mijn man kunnen mee
reizen om op te treden, want dan gaat
Patricia naar school en het is zo ver
velend voor het kind, wanneer het
om vier thuis komt en geen der ouders
thuis vindt
(Van onze redacteur beeldende
kunsten)
Het dreigt in het tumult van
Rembrandtherdenking en
Holland Festival vergeten te
worden, dat het Haagse Gemeen
temuseum op het ogenblik een an
dere belangrijke kunstenaar met 'n
zeer mooie tentoonstelling eert:
de Franse schilder Paul Cézanne.
Naar aanleiding van het feit, dat
de dusgenaamde vader van 't ku
bisme een halve eeuw geleden is
gestorven, heeft de museumdirec
tie van heinde en verre schilderij
en, maar nog meer aquarellen en
tekeningen, van deze meester bij
eengebracht en met deze collectie
haarsondanks een legende ontze
nuwd. De legende wil namelijk, dat
Cézanne eens heeft gezegd: alle
vormen in de natuur laten zich
herleiden tot een bol, een kubus of
een cilinder. Natuurlijk heeft hij
dat gezegd maar hij zei meer:
hij zei namelijk ook nog, dat men
volgens deze figuren moet Ieren
schilderen, om tenslotte alles te
kunnen maken wat men wil.
Wanneer nu Cézanne zou heb
ben bedoeld wat men hem in
de latere iaren heeft toege
dicht, zou men hebben kunnen bele
ven, dat hijzelf in zijn werk geheel
de natuur volgens dit simpele patroon
zou hebben geleid tot geometrische
vormen. Maar nu is er de grote ver
rassing: Cézanne heeft allerminst 'n
soort artistieke wiskunde willen
scheppen. Hij wilde schilderen
een zuiverder gebruik van de kleur
van. Bovendien werd zyn streek rus
tiger, beheerster, objectiever. Het is
opmerkelijk te zien, hoe deze kunste
naar in steeds sterkere mate zich
zelf gaat beheersen, afstand doet
van elke hartstochtelyke uiting en
als het ware al zijn emoties heeft
door het rooster van een vastgestelde
techniek.
Hier treden nu de punten aan de
^l!!llllllllll!!il!l!lll!!llllll!!lll!!lllllll!l!!l!lllllllll!l!!jf!llll|||l||||!l!||||||||||||||||ip!|||||||[[!!l|||l||||||lllj|||||||||||lll[|;i[[|i;illllllll{[I{IIIIIIIIIII[jlllll|j||
ICunst 2ie 2cel in zichzelf is
illillllllllillllllllllilllilillllllllllllllillillliillliillllllillilllliilllllllllilllllilllli;
niets meer, maar vooral niets min
der. Hij wilde alleen maar een zui
ver schilderij maken.
Men zegt niet te veel, wanneer
men stelt, dat hij zich daarvoor in
zekere mate geweld heeft moeten
aandoen. Want zijn eerste werk, uit
de zestiger jaren van de vorige eeuw,
verraadt een breideloos tempera
ment. Niet zonder reden ziet nij in
de romanticus Delacroix met zijn
voor die tijd ongewoon gebruik van
de kleur zijn grote leermeester, co-
piëert hij enige van diens belangrijk
ste werken. Hij laat zich daarin vol
komen gaan. Zijn hartstocht leeft
zich uit in de bewogenheid, waar
mee de toetsen naast en over elkaar
op het doek worden gebracht. Maar
tegelijkertijd kan hy landschappen
schilderen, waarin de storm tot kalm
te schijnt te zijn gekomen. Het is bij
na niet te geloven, dat een streng-
aandoend, volkomen beheerst ge
schilderd doek als De Spoorwegdoor
gang uit dezelfde tijd stamt!
Even heeft Cézanne het impressio
nisme aanvaard als artistieke ge
loofsbelijdenis. Dat heeft maar vijf
jaar geduurd. Hy leerde er
dag, waarop het werk van Cézanne
zich al spoedig essentieel onder
scheidt van dat van zijn tijdgenoten-
impressionisten. De impressionisten
hebben steeds gezocht naar een zo
zuiver mogelyke uitdrukking van 'n
.stemming. Zij schilderen lichtseha-
keringen. kleurnuances en steeds
verdergaande verfijning en intensi
teit, om het uur en de tijd te kunnen
grijpen. Hun kunst was er een van
het snelle noteren van het voorhan
den zijnde motief.
Wat nu Cézanne in zijn grote
tijd ook interesseert: in geen
geval het uur van de dag en
maar ternauwernood het motief, van
hem gaat 't verhaal, dat hij met zijn
rug naar zyn onderwerp stond te
schilderen, om er maar geen last
van te hebben. Hij wil meer dan het
toevallige. Geen vluchtige notities,
maar zorgvuldig opgebouwde werk
stukken zyn zijn schiTderyen. Hij kan
maanden op een stilleven van kunst
vruchten en -bloemen zitten zwoe
gen. Hy bouwt zyn schilderijen op
uit de voorhanden zynde gegevens.
Dat geeft ze ieta verslrakts.
Hy zet dat streven zelfs door in
zyn portretten. Zyn figuren worden
samenhangen van cilindrische en bol
vormige lichamen, structuren van be
paalde kleuren. Als portret gelijken
zij nauwelijks; over de mens. die er
voor heeft geposeerd, vertellen zy
ons niets. Maar zij zeggen ons alles
omtrent de maker met name om
trent zijn volkomen gebrek aan be
langstelling voor datgene, dat de
mens tot mens maakt. Hem boeit een
rytmisch spel van kleur tegen kleur,
van vorm tegen vorm.
Maar zelfs hier is de hartstocht
van de schilder sterker dan de dwang
zijner vrijwillig aanvaarde theoreti
sche beperking. De zorgvuldig uitge
wogen structuur van het vlak laat,
wanneer men het iets laat draaien,
nieuwe bewogenheid toe. Kunnen in
een vroegere periode van dit leven de
vertikalen van de bomen met de ho
rizontalen van de bodem een bepaald
evenwicht symboliseren in het
laatst van zijn aards bestaan heeft
Cézanne aan deze mathematiek niet
meer voldoende. Dan nadert zijn
schilderij de volslagen abstractie, de
voorstelling verdwijnt geheel in de
warreling van de kleur. Diagonalen
en willekeurige curven belichamen
de structuur van het schilderij
voor zover men hier althans nog van
een structuur kan spreken.
Cézanne is min of meer aangeland
waar hij is begonnen: als een
opgewonden gek in delirium
tremens schilderen, zoals de kritiek
omstreeks 1860 van hem zei. De
greep op de natuur is hem ontvallen,
de wereld een bar gebied geworden,
het leven verschrikkelijk. De natuur
kost hem het leven. Wanneer hij eind
1906 buiten staat te schilderen.'over
valt hem een onweer. Hij verliest 't
bewustzyn, wordt zwaar ziek en in
oktober van dat jaar sterft hü-
In het lichte interieur met de witte
wanden, het lichtgroene bankstel, de
bakstenen schouw, de moderne schil
deryen en Oosterse tapyten, zit Cees
de Lange met zyn hoornbrll (die hy
by zyn optreden nooit draagt) voor
ons, alsof hy Cees de Lange niet
Is. HU ls voor ons gevoel meer het
type van een jonge dorpsarts of een
leraar geschiedenis van het gymna
sium, Maar dit laatste ls niet zo ver
naast de waarheid. Cees de Lange be
gon namelijk zyn loopbaan als gym
nastiekleraar aan een lyceum ln Den
Haag; later had hy zelfs een eigen
sportschool voor heilgymnastiek en
massage. Wie had er ooit gedacht, dat
de ryzige sportleraar met de ernstige
ogen en zyn enigszins trage manier
van spreken, nog eens als humorist
neen, pardon: Cees de Lange heeft een
hekel aan dit woord.
„Noem my geen humoristwan
neer ik dit hoor, loopt er een koude
rilling over myn rug
Vader De Lange, die destyds een
goed beklante slagery in Den Haag
bezat, heeft eigenlyk noch het een,
noch het ander voor zijn zoon Cees
gewild. Maar het was nu eenmaal een
eigenwijs kereltje, dat reeds op 11-
jarige leeftyd stiekum vioolles nam
(toen vader er achter kwam, verbood
hij alle lessen, want hij vreesde, dat
zyn zoon in een „café-bestaan" zou
verdwalen> en dat later graag „ama
teureerde" om een woord van Cees
zelf te gebruiken.
Ongeveer 25 jaren geleden zong de
thans 42-jarige artiest (hy ziet er
jonger uit eerlijk is eerlijk) met 4
kornuiten in de Millsbrothers-stijl als
de „Quick-devils" liedjes het klonk
aardig, maar een Haags evenement
was het natuurlijk niet-. Over Quick
gesproken: lange tijd heeft Cees deel
uitgemaakt van het eerste elftal van
deze voetbalclub ir. de residentie. En
nog thans gaat hij alle wedstryden
van Quick bekijken en hij moet tot
zijn schande bekennen, dat hij nog
niet één wedstrijd van het beroeps
voetbal in Amsterdam gezien heeft...
„Het zou op deze leeftyd wel weer
eens goed zrjn om wat aan sport te
doen, maar je komt er gewoonweg
niet toevoetballen durf ik ove
rigens niet meer. Laatst kreeg ik nog
een invitatie voor een veteranen-wed-
stryd, maar die heb ik afgewezen..."
GEEN SPIJT.
„Ik heb er nooit spyt van gehad,
dat ik in dat vak gestapt ben. Mijn
eerste optreden was in het Metropole
Palace in Den Haag kort na de be
vrijding. Lou Bandy was er ook voor
het eerst weer en met het oog op de
vele Canadezen in de zaal werkte ik
half in het Engels en half in het Ne
derlands
Nadat Cees af en toe liedjes voor
deze en gene geschreven had, tervvyl
hy tevens als conferencier-zanger op
verschillende verenigingsavonden
naar voren kwam, was dit dus de eer
ste stap naar „beroeps". In de
chaotische dagen, toen het hele Ne
derlandse artiestendom worstelde met
de stroef loskomende vergunningen
van het Militair Gezag, kon Cees de
Lange, die tenslotte leraar was, mak
kelijk aan de slag komen en overal
vond hy volle zalen. Zyn ster rees snel
en de weg naar de microfoon, naar
bonte treinen en showboats, ging
eigenlyk vanzelf.
Maar...... indien men een bepaald
peil bereikt heeft, moet men er voor
vechten om dit te behouden. Vroeger
werkte Cees op het toneel aan een
vleugel, maar dit heeft hy los gela
ten, want hij houdt van een zeer direct
contact met het publiek. „Ik ben een
man voor reactiesen ook een
man van improvisatie. Be scheid er
mee uit om in lege studio's te wer
ken
Inmiddels staat mevrouw De Lan
ge by het venster en schuift het gor-
dyn Iets terzyde. Ze zegt op treurige
toon: „Wat een junimaandals
het toch eens ophield met regenen.
Ik verlang er zo vreselijk naar om de
hengel uit te werpen