/Hei een dalalina naaz het sitifiqebieb! ANTHONY VAN KAMPEN NAAR LAND VAN KOPPENSNELLERS VRIJDAG 29 JUNI 1956 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT '~~7 o is het begonnen: op een der eerste dagen in mei bevond ik me ten huize van dr. J. van Baal, de gouverneur van Nederlands Nieuw-Guinea. Het was de bedoeling dat ik daar ongeveer een week zou verblijven, ter voorbereiding van een tocht door het zuidelijk deel van het eiland. Ik zou allerlei mensen spreken en had nog van alles te regelen. Daarna zou een vliegtuig me naar Merauke brengen, startplaats van de expeditie. Het is anders verlopen! Tijdens het diner, die dag, juist op het ogenblik dat ik de eerste lepel soep zou nuttigen, werd er geklopt en een secretaresse trad binnen. Ze overhandigde een zojuist ontvangen tele gram aan de gouverneur en wierp mij een blik toe, waaruit verwondering sprak. Daar was alle reden toe. Ze kende namelijk de reden van m'n verblijf op Nieuw- Guinea. Dr. Van Baal las het telegram en overhandigde het daarna aan mij. Met deze woorden: „Ik denk dat U zo snel mogelijk zult willen vertrekken naar het zui den. Lees zelf maar." En ik las. Wat ik las was nogal sensationeel en leek bijna ongelooflijk. Misschien kunt ge U dat voor stellen, als men rustig bezig is aan een maaltijd in het rustige Hollandia. Dat telegram was afkomstig van de resident van Zuid Nieuw-Guinea, te Merauke, en het hield in, dat een aantal Asmatters, een der wildste en slechts voor een zeer klein deel onder bestuur ge brachte stammen, in het dorp Ajam een groep van 26 bezoekers uit het dorp Jipajer had overvallen en ver moord. De resident, de heer A. Boendermaker, deelde mede welke maatregelen hij inmiddels had genomen en lief er geen twijfel aan bestaan, dat hij zich zelf naar de plaats van het misdrijf zou begeven. Temeer, omdat de gehele streek zich door een aanzienlijke on rust kenmerkte. Vermoedelijk heb ik dr. Van Baal aangekeken op een manier, die een flinke dosis ongeloof inhield. De mededeling, in dat telegram vervat, leek nauwelijks reëel. Tenslotte was het 1956 en het telegram ver meldde, dat de slachtoffers van de moordpartij vol gens alle regelen der kunst gesneld waren. En niet alléén gesneld. Er volgde een kort gesprek met de gouverneur. Daarna stond hij op en begon een aantal telegrammen op te geven. Toen dat was gebeurd regelde hij m'n vertrek naar Merauke. Ik zou de volgende dag, vroeg in de morgen, per speciale Catalina-vliegboot van de marine vertrekken. Die volgende dag was de 5e mei. De Catallna wachtte op Biak en een „Kroondulf", een Dakota van de luchtvaartmaatschappij die een aantal binnenlandse verbindingen op Nieuw-Guinea verzorgt, zou my er heen brengen. Behalve my, de commandant zeemacht in Nieuw-Guinea, com mandeur A. C. M. de Neeve. Voor zjjn aanwezigheid was reden genoeg. Het lag in het voornemen de marine in te schakelen bjj het regelen van déze affaire. In het K.L.M.-hotel op Biak bracht ik die dag verder door. Het was een lange dag. In gedachten was ik namelyk al in Zuid Nieuw-Guinea. Dan komt de ochtend van de volgende dag. Een brandend heet vliegveld, waarop ik de bootcommandant van de Catalina P 324 ontmoet: ltz. V. I. P. M. van der Wel. Benevens de bemanning. De Catalina staat solide en hel blinkend in de zon. Hy maakt even een proefvluchtje. De laatste dagen scheen er iets geweest te zijn met het intrekken van het landingsgestel, doch dit wordt verholpen. Het is een oude, bejaarde kist, maar om de een of andere wonderlyke manier maken Catalina's altyd een bijzonder safe, veilige indruk op me. Een half uur later klim ik via de blister naar binnen. Het is kokend heet binnen en het licht werkt ver blindend. Ik heb nog maar één hoop: zo snel mogelijk te kunnen vertrek ken. Het zweet stroomt me langs het lichaam. Er wordt gestart. Een korte aan loop en we hangen in de lucht. Ik &eb het gevoel dat eerst dan de reis egonnen is. Het wordt een rustige tocht. Er is toevallig weinig bewolking en de am fibie koerst rustig in de richting van zyn doel: Manokwari. Daar zal een korte tussenlanding worden gemaakt, om een bestuursambtenaar, die ook is ingeschakeld bij de moordzaak, op te pikken. Een tocht van een uur of vier. In Manokwari wordt geland en de con troleur wordt opgenomen. Ilij heeft nauwelyks gelegenheid afscheid te nemen van zijn vrouw en vrienden. Er is haast. Het weer is te goed om ook maar een minuut verloren te la ten gaan. Nieuw-Guinea is niet zó'n Ideaal land oan te vliegen. We steken de Vogelkop over. On der ons eindeloze stukken wildernis en rivieren. Alles is grijs van warm te en lichte damp. In de verte ver heffen zich, als vage molshopen, de bergen. Niet zo heel ver liggen de Wisselmeren, maar we zien ze niet. Geen tijd. Jammer. We hadden de drie meren, Paniai, Tage en Tigi, wel even willen zien. Er is heel wat herinnering aan die plaats. Herinne ring aan het jaar 1949. Het lijkt lang geleden. De zuidkust Na een paar uur komt Kokenau aan de Zuidkust. Het blijft heiig en grijs. Onder de Catalina schuift het land voorbij. Land... èn water. Enorm veel water. Een eindeloze hoeveel heid rivieren, die geel en bruin en bruin-rood voortspoelen. Bij de mon ding ervan grote delta's, die nog ki lometers ver grote donkere vlekken ln zee vormen van het afgevoerde slik. Tussen het zilverwit van het water der Arafoera-zee en de modderige delta's liggen schit terend-groen getinte lagunes. Zó mooi, dat men de wens in zich voelt opkomen daar te mo gen landen. Daar te mogen blij ven voor enige tijd. Maar ik denk niet dat het verblijf er ple zierig zou zijn. Dit is goeddeels onbekend Nieuw-Guinea. Het J gebied, dat nog niet onder be stuur is gebracht. Het land van de papoea's, waarvan duizenden en duizenden nog geen blanke zagen. Een land, woest en wild en rauw. Ergens in dat land vond de moordpartij plaats. En het zal de laatste niet geweest zijn. Witte wolkenvelden schuiven over het land en vormen vreemde, bizarre schaduwen. Een kleine schaduw is er steeds, onafgebroken: de schaduw van de Catalina P 224. Hij is er steeds, in die pappot van water en land onder ons. De uren rijgen zich aaneen en men krijgt een goéd idee van de enorme uitgestrektheid van dit land. dat' men een eiland noemt, maar dat in wezen een continent is. Een land, dat waarschijnlijk, nee dat is wel zeker, het wildste ter aarde is. Een land, waaraan feitelijk niets gebeurde sinds de dag van de schepping. Het ligt daar, zoals het werd onttrokken aan damp en water. Een jong land. En tegelijk een oud land. De ene rivier volgt op de andere. Er zijn erby, die kilometers en kilo meters breed zyn, geweldige stromen, die als gigantische reptielen voort kronkelen. Men moet over zo'n land heenvliegen, om een idee te krijgen van de grootte ervan. En er over vliegend, weet men hoe eindeloos lang het moet duren deze kali's te bevaren. Omdat ze bestaan uit com binaties van s-bochten, die elkaar vaak overlappen. Kilometers noorde lijk gaan sommige, om daarna weer evenveel kilometers zuidelijk te gaan. Een mens moet geduld kunnen op brengen om zo'n land te bereizen. Geert mens We steken het Frederik Hendrik eiland over. Nergens een mens te zien, hoewél de Catalina niet zo hoog vliegt. Een heel enkele maal 'n klei- nauwelijks zichtbare kampong van wat bruine huisjes. Wat leeft daar? Het moet er een hel zijn van muskieten. En iemand heeft me ver teld, dat er stammen zijn daar bene den, die klei eten. Omdat er geen an der voedsel te verkrijgen is. Ook dit is nog praktisch onbestuurd gebied. Dan komt Merauke. Het is namiddag als het opduikt uit de groene wildernis onder ons. Rode daken, tuinen, een startbaan voor vliegtuigen en niet ver er vanaf een opvallend, groen brok in cultuur gebrachte aarde. Het is het rijstpro- ject bij Koembe. Wat dddr ligt, is één der bewijzen van overwinning van de mens op de wildernis. Daar rypt de rijst. En veel rijst. De bekende schrijver en wereldreiziger Anthony van Kam pen, wiens boeiende reis-reportages regelmatig in de Provin ciale Zeeuwse Courant werden gepubliceerd maakt thans een tocht door Zuid Nieuw-Guinea. Hy bezoekt daar het gebied van de koppensnellers. In een serie van circa achttien belangwekkende artikelen geïllus treerd met fraaie foto's zal hjj voor onze lezers vertellen van zijn spannende belevenissen onder de meest primitieve Papoea's, welke op Nieuw-Guinea leven. Wy vragen wel de byzondere aandacht voor zijn bydragen. Hij heeft er kennis gemaakt met een samenleving, waarin nog barbaarse toestanden bestaan ondanks het feit, dat het Ne derlandse Binnenlands bestuur en anderen zich veel moeite geven voor het beteugelen van de wilde uitspattingen. Het betreft hier overigens niet alleen gebruiken ais kop pensnellen en kannibalisme. Het betreft ook enkele rituelen, die naar westerse maatstaf gruwelijk en sinister zijn. Een dier rituelen wordt de Imo-cultus genoemd. Het is ons bekend dat Van Kampen een compleet beeld van deze uitermate geheim zinnige Imo-cultus heeft verkregen, dank zij zijn contact met een r.-k. priester, die als missionair reeds 25 jaar in Zuid Nieuw-Guinea werkt. De bijzonderheden, van het ritueel z'yn nog nooit gepubli ceerd, omdat ze onbekend waren. Door een wonderlyke ge beurtenis was de missionaris in staat de complete Imo-cultus, die dagen lang duurt, mee te maken. Een levensgevaarlijk experiment. Wie het geheim leert kennen en niet tot de inge wijden behoort, sterft. Het is nauwelijks een jaar geleden, dat de priester dit avon tuur beleefde. Op een dag in juni, vorige maand dus, vertelde hij Van Kampen het verhaal. Of deze het zal publiceren is de vraag. De details zijn der mate barbaars, dat het zelfs een probleem is in grote lynen Iets van het ceremonieel te beschrijven. Interessant is te weten, dat men de Imo-cultus reeds lang beschouwde als te behoren tot het verleden. Dat behoorde hij niet. Hij is nog springlevend en dat was het meest verbijste rend, zowel voor het bestuur als de missie van Zuid Nieuw- Guinea. Illlllllllllllllllllllllllll Een groep dappere krijgers uit de As7nat. Val niet in hun handen.... als rasgenoot Aankomst De Catalina mindert snel hoogte en cirkelt over Merauke. Een kwar tier later landt hij. Hij taxiet uit en komt tot stilstand. Een beetje stijf kruip ik uit de blister vandaan. Ook hier fel, wit licht en een vochtige warmte slaat me tegemoet. Het is hier warmer en vochtiger dan in het noorden. Aanzienlijk zelfs. Resident Boendermaker komt aan lopen en we drukken elkaar de hand. Het is prettig een oude vriend in dit deel van de wereld te ontmoeten. Het valt me op, dat z'n gezicht ernstig staat. Ik begin direct over de drama tische gebeurtenissen en krijg te ho ren dat de zaak nóg ernstiger is dan aanvankelijk werd verondersteld. Het aantal moorden is al tot 29 0 en er sqhijnt doorlopend gemoord te worden. Priester-avonturier Er is haast met de actie. Boender maker wil geen tijd verliezen en de volgende morgen zal worden vertrok ken. Hij vindt het echter wenselijk dat ik eerst contact heb met de man, die hier in het zuiden een zeer be langrijke rol speelt, de apostolisch vicaris, monseigneur H. Tillemans. Nog geen uur later ontmoet ik hem. Een bijzonder sympathiek man, in witte toga, met ernstige ogen. Dit is dus de bisschop van Nieuw-Guinea. De eerste bisschop. En dit is dus die vreemde, wonderlijke avonturier, die tientallen jaren lang het zuiden van dit land doorkruiste als pastoor. Pastoor èn avonturier. Hij is de lei der van de Congregatie der Missio narissen van het Heilig Hart (MSC), welker werkzaamheden in dit nie mandsland aanvingen in 1905. Dat is dus langer dan een halve eeuw ge leden. Ondanks die halve eeuw mis siewerk vallen dus deze moordparty- en voor en daar spreken we over. De avond daalt over het heet en klam Merauke. Monseigneur Tille mans gaat voort me in te lichten over de wyze waarop men poogt de wilden van dit land të benaderen. En behalve benaderen: te winnen voor een beter bestaan, niet alleen gees telijk, maar ook materieel. Ik realiseer me in welke vreem de omgeving ik eigenlijk ben ge komen: aan de rand van het oer bos. Het is hier vlakbij. Een wil dernis, bevolkt door stammen, die elkaar bestrijden op leven en dood. En welk een dood. En hier zit de man, die jarenlang bezig is aan zijn kruistocht. Een missionaris van groot formaat. Groter waar schijnlijk dan ik die eerste avond vermoedde. Men moet deze men sen gezien hebben in de jungle, om iets te beseffen van de ongehoor de offers die daar worden ge bracht. In Ajan wordt resident Boenderma ker Sago aangebodeneen beioijs van vredeswil. Rechts: controleur Scheele. Drie kleine furies Er wordt gefluisterd in het ver trek, grenzend aan dat waarin wij zitten te spreken. Ik kijk op, als ik een paar donkere schimmen zie op duiken. En plotseling valt m'n mond open van verbazing: drie meisjes ko men binnen. Ze zijn zwart en dragen een gekleurd japonnetje. Ik zie nun ogen. Het lijken stukken koolzwart flas. Als drie kleine furies staan ze aar, naast de rustige, wijze bis schop van Merauke. Hij ziet mijn verbazing en begint te lachen. En dan vertelt hij dat het een paar As- mat-meisjes zijn, afkomstig van de stam die het doel van onze tocht is. Niet lang geleden heeft hij ze mee genomen naar Merauke. Ze werken in de pastorie en men is zeer tevre den over hen. Ik zie de manier waarop ze naar monseigneur kijken. Daar is verle genheid en sympathie in die blik. Het zijn de eerste Asmatters die ik in m'n leven zie. Vitaal, sterk en wild. Zó zyn ze dus. Ze lijken niet veel op de papoea's, die ik eerder ontmoette. Die avond hoor ik bijzonderhe den over de Asmat en de Asmat ters. En ik weet dan, dat de men sen die ik waarschijnlijk zal ont moeten, tot de hardste, wreedste en wildste behoren van dit eiland. Mensen, wier hele bestaan, hele leven gebaseerd is op dat ene: moord. Moord als levensvulling. Ik hoor het die avond keer op keer. Wat zal de volgende dag bren gen? En wat de dag daarna? Het duurt lang die avond, eer ik de slaap kan vatten. Het is de warm te. Het is de met vocht oververza digde atmosfeer. Het is de vreemde omgeving. Maar bovenal zijn het de gedachten aan die stam. Het is moei lijk zoiets te verwerken, als men zich realiseert dat we 1956 schryven. De regen komt in de nanacht. Hjj komt plotseling aan met zwaar ge ruis. Hij spoelt over het huis van re sident Boendermaker. Het spoelen van deze? zondvloed wordt alleen nog overstemd door het gekraai van ve le hanen, die al bezig zijn de ochtend aan te kondigen. Ik slaap nog een paar uur. Maar niet bijzonder rustig. (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1956 | | pagina 5