LESKOW: Russisch prozaïst uit de negentiende eeuw REMBRANDT: tekeningen Het Ballet reist niet graag Letterkundige kroniek door HANS WARREN FLITS KJN uit de wereld het witte doek van He ZATERDAG 9 JUNI 1956 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT KLEURRIJKE VERTELLINGEN „De verzegelde engel" en „Pawlin", boeiende voorbeelden van zijn kunst NIKOLAJ SEMJONOWITSOT LESKOW is slechts een ster ïan de tweede of derde grootte aan het fonkelende firmament van de 19de-eeuwse Russische letteren. Men kan hem niet vergelijken met een ToergénjefPoesjkin, Dostojefski, Tolstoi en Tsjekofom slechts enkele namen te noemen, en ook niet met Gogolj, al wordt dat laatste wel gedaan, omdat het levenslot van Leskow en Gogolj overeenkomst vertoont. Leskow heeft zwakheden, in het oog lopende zwakke punten zelfs, maar daartegenover staan zulke grote, originele vertellersgaven en heeft hij zo'n boeiende, gevarieerde stijl, dat verscheidene van zijn werken niet alleen nog steeds uiterst leesbaar zijn, maar ook inder daad nog geregeld herdrukt en gelezen worden, ook in het heden daagse Rusland. Hij werd in 1831 geboren uit een familie, waarin zowel hoge ambte naren als priesters en kooplieden voorkwamen, terwijl zijn moeder van oude, rijke adel was. Reeds spoedig kwam hij daardoor met allerlei slag mensen in aanraking, een kennis die hij, eenmaal volwas sen geworden, verdiepte door veel te reizen in binnen- en buitenland, waarbij hij met zijn warmvoelend hart voor de problemen van ande re lagen der bevolking openstond. Rampen troffen het gezin: een brand verwoestte vrijwel het gehele familiebezit, zijn vader stierf kort daarna tijdens een choleraepidemie, en de jonge Leskow kon daardoor niet eens zijn gymnasiale studies voltooien, doch was gedwongen, geld te gaan verdienen. Eerst als klerk in zijn geboorteprovincie Orjol, later als ambtenaar in Kiew. Toen hij in Kiew benoemd werd, was hij nog maar achttien jaar. Hij zocht er contact met studenten van de uni versiteit en trachtte er de leemten in zijn opleiding door veel lezen aan te vullen. Een aangetrouwde Engel- der Russsiche „oud-gelovigen", een groep niet tot de heersende ortho doxe kerk (waarvan Leskow zelf een vurig aanhanger en pleitbezorger was) behorende, streng gelovige mensen, wier gedachtenwereld Les kow op zijn reizen tot in details had leren kennen. Hij beschrijft hoe een groep brug genbouwers zich voor een groot werk aan de Dnjepr vestigt en er naast hun barakken hun heiligdom inricht met prachtige, aloude ikonen. (Leskow, die zelf een fraaie ikon en- verzameling bezat, vlecht in zijn verhaal op onopvallende wijze een schat van gegevens in over de oude ikonenschilderkunst). Het kostbaar ste, heiligste bezit van deze mensen is de ikoon van een engel. Door de ontrouw van een der leden van de gemeenschap komt er ramp na ramp over hen, en tenslotte grijpt zelfs de overheid in en belet hen de vrije uitoefening van hun geloof. Hun iko nen worden verminkt, verzegeld en in een kelder opgehorgen. De engel, die zij op het laatste moment willen redden, krijgt smadelijk een groot lakzegel midden op zyn heerlijke De uitvoerige novelle (hij heeft de omvang van een kleine ro man) verhaalt dan hoe de groep dissenters alles in het werk stelt om de ikoon van de engel weer in hun bezit te krijgen, wat hen tenslotte gelukt door een list. Maar dan keren zij typisch voor Leskows eigen orthodoxe overtuiging door een in feite nog al amusant toeval, in de schoot van de orthodoxe kerk te rug. Pawlin is qua onderwerp eigenlijk een korte roman met als hoofdper soon Pawlin, de stipte en plichtsge trouwe portier van een groot, door vele gezinnen bewoond nuis in Sint Petersburg. Hij was een lijfeigene die zichzelf en zijn familie had vrij gekocht door hard te werken, en een zeer merkwaardige, karakteristieke creatie van Leskow door zijn abso lute goedheid enerzijds en zijn even absolute gehoorzaamheid aan zijn meesteres anderzijds die hem in opdracht, dus als plicht de wreedste dingen laat doen. Laat in zijn leven lijkt er een kortstondig geluk te komen: hij huwt zijn zes tienjarig, mooi en adellijk pleeg dochtertje, maar hij kent de drijf veren van het kind niet, en zodoen de maakt hij een noodlottige fout. Na diep ongelukkig geworden te zijn, eindigen beiden hun leven haast als heiligen in een klooster. Leskow behoort ten onzent tot de minder bekende Russische au teurs, en daarom bevelen we gaar ne deze twee zeer mooie en uitste kend vertaalde vertellingen in uw aandacht aan. N. S. Leskow: De verzegelde Engel, vert, door dr. T. Eekman. L. J. Veen, Amsterdam. se oom bezoi'gde hem een betere be trekking, waarvoor hij het hele rijk doorreizen moest en in de loop der jaren bijzonder veel ervaringen op deed die hij later in zijn boeken heeft benut. De rapporten die hij voor zyn oom opstelde, muntten uit door hun levendige stijl. De oom liet ze lezen aan een bevriende schrij ver, en deze ontdekte Leskows schrijversgaven en nodigde de dertussen bijna dertigjarige jonge man uit, mede te werken aan enkele bladen. Dit was het begin van Leskows carrière als publicist. In 1861 vertrok hij naar de hoofd stad, Sint Petersburg, om zich daar uitsluitend aan de letteren te gaan wijden. De wat provinciale, sterk godsdienstige en onvoldoend opge leide man kwam er terecht in de in die dagen sterk rationalistisch, ra- dicalistisch en sociaal-politiek geo riënteerde kringen van de intelli gentsia, die vaak in hevige strijd gewikkeld waren met de gematig der, religieus en slavofiel ingestelde groepen. Leskow ging als schrijver zijn eigen weg en maakte zich daar door vele vyanden. Dat is zijn hele leven eigenlijk zo gebleven (merkwaardig voor zo'n welden kend mens) maar hier nu verder van weinig belang. Tekenend is wel dat de naam „Stebnitskïj", het pseudoniem waaronder hij in 1864 zijn eerste roman publiceer de, een scheldnaam werd. Zijn meesterwerk, „Soborjone" (De Priesters) verscheen in 1872 en het bezorgde hem de roem die hem toekwam, nadat het ook in het Nederlands vertaalde „De Russische lady Macbeth" hem reeds vele bewonderaars had bezorgd. Ook „De verzegelde engel" (1873) en „Pawlin", twee zeer uitvoerige ver tellingen, behoren met „De betover de pelgrim" tot zijn beste werken. In 1874 kreeg Leskow een goede post bij het ministerie van onder wijs, en later een nog winstgeven der, gemakkelijk baantje bij de staatsdomeinen, maar door zijn pu- blikaties haalde hij zich weer onge noegen en zijn ontslag op de hals. Hij stierf op vierenzestigjarige leef tijd in 1895) aan angina pectoris. Het boek waarvoor wij heden uw aandacht vragen bevat naast een inleiding van de vertaler, dr. T. Eekman die zeer kennelijk niét voor deze editie is bestemd (een onbegrij pelijke fout, al is de inleiding waar uit wc een cn ander ontleenden op zichzelf uitstekend) de genoemde vertellingen „De verzegelde engel" en „Pawlin". Men heeft Leskow zijn mateloos^ heid, zijn tekort aan gevoel voor maat en proporties verweten, en dat stellig niet zonder recht. Zijn „goe de" mensen (hij is een der eerste Russische schrijvers die een reeks nobele mannen- en vrouwenfiguren heeft geschapen) worden vaak al te zeer verheerlijkt, terwijl de ongun stige typen daarentegen zwarter dan zwart afgeschilderd worden. Nuan cen kent hij weinig, en een psycho loog is hij althans als sehryver stellig niet. Met meer Russische auteurs heeft hij een bepaalde voor keur voor het buitensporige en on matige gemeen, wat hem soms de verhoudingen uit het oog doet ver liezen. „Hij legt alles er dik boven op" zegt dr. Eekman ergens heel karakteristiek. Maar welk een ver teller is hij, en hoe weet hij te boei en met zijn kleurige, uitzonderlijke geschiedenissen. „De verzegelde engel" geeft ons •en indringend beeld van het leven Vandaag wordt in het Kurhaus te Schevenin- gen het feit herdacht dat daar, zestig jaar geleden, voor het eerst een filmprogramma werd vertoond. Deze herdenking zal hoe kan 't anders? in de vorm van een bijzondere filmvoor stelling worden gego ten en in de pauze wordt een gedenksteen onthuld door de voor zitter van de Neder landse Bioscoopbond, de heer Joh. Miedema uit Sneek. Bij de te vertonen films zijn en kele produkten van de gebroeders Lumière, die in 1895 in Parijs de cinematografie intro duceerden. Eén van de ze filmpjes is „l'Arro- seur arrosé"; dit werk je mag wel de eerste speelfilm worden ge noemd en het motief werd ontleend aan een beeldverhaaltje voor kinderen. Een tuinman is bezig met sproeien, De tot de watertot plotseling stokt, oorzaak daarvan hem onbekend, maar de toeschouwer ziet wél wat er aan de hand is: een kwajongen is op de slang g aan staan. Wanneer de tuinman in de straal- pijp kijkt om te on derzoeken waar het eu vel schuilt, dan springt de jongen van de slang en de arme man krijgt de volle laag. Tegen woordig is er heel wat meer nodig om de bio scoopbezoeker aan het lachen te maken, maar ach, in 1895 teas men in Parijs al gauw tevre den en op 9 juni 1896 in Scheveningen was 't publiek al even gemak kelijk in extase te brengen. Want men zag toen voor het eerst het wonder van 't be- wegende beeld op het witte doek In de advertenties waarmee in 1896 deze eerste bioscoopvoor- De voorbereidingen voor het verfilmen van ,.Een Fransman in To- kioeisten een begroe- tingsceremonieel vol Franse gratie en Ja panse charme. Hoe Kishi Keiko en Jean Marais dit er afbrach ten, toont deze foto. stellingen werden aan gekondigd, werd geen naam van de filmex ploitant vermeld. Nu. zouden we deze wel graag willen weten, maar het schijnt, dat men op dit punt niet veel verder dan gissin gen kan komen. Alhoe wel gissen en vergis sen doorgaans niet ver van elkaar verwijderd zijn, zouden we toch mei het nodige voorbe houd de naam van de heer Nöggerath sr. willen noemen, op grond van het feit, dat hij onbetwistbaar tot de eersten heeft be hoord èn omdat wij in een publikatie uit 19Jt0 waarvan de be- trouwbaarheid overi gens moeilijk te beoor delen valt lezen: „Nöggerath vertoonde zijn filmpjes in 't Kur haus te Scheveningen". Deze pionier op het ge bied van de cinemato grafie nam zelf ook films op; in 1908 is he laas alles door brand verloren gegaan inclu sief het negatief van opnamen van de kro ningsfeesten te Am sterdam. In de hoofd stad is het theater, dat- de naam Nöggerath ook bij het grote pu bliek levend houdt. Kentering In de waardering (Van onze redacteur beeldende kunsten) Toen men in 1898 voor de eerste maal in Nederland een grote tentoonstelling van Rem- brandts werk hield, waren er meer dan driehonderd tekeningen bij eengebracht. Maar in de catalogus werd er met geen woord over ge sproken. Deze besteedde alleen aandacht aan de schilderijen. Nu, in 1956, laat men de tekeningen afzonderlijk zien en maakt hiervan een catalogus, die de allure heeft van een beknopt kunsthistorisch handboek. Dat bewijst een diep gaande ommekeer in de waarde ring. Algemeen houden geleerden en kunstliefhebbers zich met de teke ningen van Rembrandt ernstig bezig. Men heeft ervaren, dat dit de moei te en de liefde loont. De tekeningen bevatten ongekende schatten aan schoonheid van een eigen, intiem karakter. Dat is hun zeer grote ar tistieke waarde. Bovendien verschaf fen zij ons een zeer duidelijk inzicht in de wording van Rembrandts ande re werk. Veel in Rembrandts tekeningen heeft het karakter van voorbereiding, van studie. In honderden krabbels heeft de jonge schilder oog en hand geoe fend. Hij oefende zich in nauwgezet waarnemen van vorm en lijn, van lichtval en structuur; de hand leerde snel het wezenlijke noteren, het ty pische en typerende vastleggen. Aanvankelijk tekende hij allerlei typen en gevallen. Legio is het aantal schetsjes van allerlei bedelvolk, van het bonte leven onder gewone men sen. Dat ging veelal nog om het te kenen zeif. Maar meer èn meer kre gen deze krabbels toch ook de be tekenis van gen notitie „voor later" zij dienden hem als het ware als een fonds, waaruit hij naar behoe ven putte. In vele van zijn etsen en schilderijen komt men stukken te gen uit eerdere schetsen. Ook wel maakte hij, wanneer hem een bepaald idee bezighield, schets na schets om de best mo gelijke compositie, de meest spre kende opstelling der figuren, de mooiste verdeling van licht en donker te zoeken. Hiervan is zeer veel verdwenen. Maar wat er nog van over is, bewijst voldoende, dat Rembrandt hard heeft moeten werken om zijn kunst tot het hoogst mogelijke peil op te voe ren. Het genie was hèm geschon ken, maar de volmaaktheid ervan was grotendeels een kwestie van sage oefening en ernstig zoeken en van strenge zelfkritiek. Telkens opnieuw komen bepaalde motieven vooral uit de Bij bel naar voren. In de eerste jaren boeit hem vooral een gebeurte nis op zichzelf. Dan is het hem dui delijk een genoegen, naar de sterkste uitdrukking, naar het meest drama tische gebaar te zoeken. Zijn werk heeft het karakter van een illustra tie; het vertelt het bijbelverhaal na en het zoeken is naar de meest com pacte, de meest sprekende vertel trant. Naarmate echter Rembrandt van al zijn aardse zekerheden af stand moet doen en meer in zichzelf gaat leven, verinnerlijken deze teke ningen. Dan spreekt niet meer de il lustratie. de gebeurtenis op zichzelf. Dan wordt zijn tekenen verkondigen. Het spreekt van verloren-zijn en van vergeving, van bitter leed en van ver troosting. van wanhoop en uitred ding, van twijfel en zekerheid. Telkens opnieuw herhaalt hij in zijn leven bepaalde motieven. Maar steeds wordt de weergave eenvoudiger, meer op het wezenlijke gericht; hij jaagt een kunstenaarsdroom na. poogt het onzegbare uit te leggen en kan niet meer dan stamelen, of heel stil-ver- rukt zwijgen. Kostelijke krabbels heeft Rembrandt tijdens zijn gelukkige huwelijk met Saskia gemaakt van het leven in zijn gezin. Zij zijn als een dagboek, waar in de kunstenaar ai zijn ontroerin gen uit die jaren heeft neergelegd. Heel de intimiteit van dit samengaan van twee mensen kan men uit deze bladen aflezen. Hij tekende Saskia, in gemijmer verzonken voor een open venster, in gesprek met geburen, zor gend voor haar kinderen, ziek en in het kraambed, aan het toilet waarbij een dienstmeisje haar bijstaat. Steeds weer hield Rembrandt zich met het leven van de geliefde vrouw bezig, Maar ook hier geldt, cultuurspreiding (Van onze balletmedewerker) Vóór de oorlog was beroeps ballet iets, dat vrijwel alleen te zien was in enkele grote steden. Tegenwoordig vinden we het heel gewoon dat het ballet naar ons toe komt, tot in de kleinste provincie plaatsen. Daar waren de toneel groepen mee begonnen, en „cul tuurspreiding" werd tot een mo dern begrip. Onze opkomende dans kunst doet aan die cultuurspreiding mee, en groepen als Scapino, Ballet der Lage Landen of Nederlands Ballet reizen tegenwoordig vele duizenden kilometers per seizoen. Toch is dit voor ballet veel minder gewoon dan voor toneel, omdat het voor ballet oneindig zwaarder telt. Als op een gure wintermiddag in Amsterdam een actrice moppert „dat ze nou uitgerekend vanavond met de bus naar Groningen moeten", heeft ze minder reden tot klagen dan de danseres, die op diezelfde middag met de bus naar Almelo gaat. Voor die actrice is de koude busrit vermoei end en vervelend; voor het danseres je is het bijna fnuikend. Om diverse redenen. En in hoofzaak, omdat haar lichaam haar „instrument" is. dat ze 's avonds bespelen moet. Immers, op een toneelrepetitie kan iedereen het kalm aan doen. Het gaat er om dat men de tekst leert beheersen, gecombineerd met de gebaren en de acties, zo als bijvoorbeeld het inschenken van een kopje thee, het verzetten van een stoel. Tydens de repetitie „markeert" men. Dat wil zeggen, men spaart zijn stem en fluistert half, men maakt een kort gebaar, dat zoveel zeggen wil als „nu scheme ik thee", of „mi verzet ik een stoel". Bovendien, zolang het niet de allerlaatste repetities zijn, kan men zittende „spelen" wat men tijdens de voorstelling staan de zal doen. By ballet geldt dit alles niet. In de eerste plaats kan men daar de be wegingen niet markeren omdat men juist de gehele beweging leren moet. Voor een danseres is de „repetitie" derhalve bijna nog bloediger ernst dan de voorstelling. Na een half uui is ze druipnat van het zwe^t, en dat blijft zo tot ze zich gaat wassen en aankleden om in de bus te gaan.. De bus, die voor haar niet, gelijk voor de actrice, een mogelijkheid geeft om zo goed mogelijk uit te rusten. Want de enorme eisen, die de trai ning stelde, en de grote hoeveelheid afvalstoffen die er in de spieren vrij kwam, kunnen door de bloedsomloop slechts verwerkt worden als het li chaam ir volstrekte rust en ontspan ning is, bij voorkeur plat liggende, met de benen omhoog. De nauwe stoeltjes in de bus werken, door het verkrampte zitten, eerder nóg meer moeheid in de hand. Op de plaats van bestemming aan gekomen, zijn er wederom ver regaande verschillen met 't to neel. De actrice pakt haar gardero be uit, één, misschien twee kostuums, die in de koffer konden hangen en misschien niet eens opgestreken hoef den te worden. Ze kleedt en schminkt zich op haar gemak (zittend) en wacht op de aanvang. De danseres moet om te beginnen zorgen voor 'n stuk of zes kostuums per avond. En wie ooit de tere tule van de wijduit- staande rokjes heeft bekeken, kan PORTRET VAN EEN JONGE MAN een schets uit de laatste levensjaren van Rembrandt. Zij stelt vermoedelijk Jan Six of zijn zoon Titus voor. De tekening is met een dikke rietpen gemaakt. poogde er in door te dringen, sloeg naar ongemerkt gade. Hij moet van deze huiselijkheid hebben genoten; haar slechte gezondheid moet hem met zorg hebben vervuld dat be wijzen deze ontroerende schetsen. Zoals Saskia eerst, Hendrikje la ter, hem tot model dienden, zo heeft hij zich voor zijn tekenin gen en schilderijen ook bediend van eenvoudige volksvrouwen. Verschei dene van zijn naaktstudies zijn ont staan in een inrichting; dat vermoedt men althans. Zijn vrouwen zijn aller minst mooi; dat waren zijn bedelaars Qngefzende schatten aan schoonheid trouwens ook nooit. Rembrandt ide aliseert nooit. Hij is in al zijn werk een streng realist. Maar daarin geeft hij het een trek van ontroerende men selijkheid mee. Scherp geeft hij zich rekenschap van wat hij ziet en dat geeft hij nauwkeurig weer. Daarom kan men nu nog nagaan, dat een van ^X,nsintiq jaaz jeugdtoneel geledem dat Rob, et is dit voorjaar twintig jaar eleden. dat Rob. Gciaeids ,Het Nederlands Jeugdtoneel" stichtte, met de bedoeling ons land een permanent jeugdtoneel van goed gehalte te geven. Aan dit feit wordt uitvoerig aandacht besteed in het blad „Toneel en school", „het onre gelmatig verschijnend huisorgaan van de stichting „Het Nederlands Jeugdtoneel". In de laatste tien jaar werden in totaal meer dan 2300 voorstellingen voor het onderwijs gegeven; het me rendeel voor het lager onderwijs. Sinds 1949 geeft Rob. Geraerds per soonlijk en met groot succes solo voorstellingen voor het M.O. en U.L.O. In 1948 werd met acht spe lers een tournee van drie maanden door Indonesië gemaakt. Bij het 20-jarig bestaan spreekt het bestuur van de stichting de wens uit, dat de onderwijs-instan- ties, waarmee nog geen vast contact wordt onderhouden, ook hun ver trouwen zullen geven aan „Het Ne derlands Jeugdtoneel", dat zich twintig jaar lang (zonder subsidie) wist te handhaven en dat zich een uitstekende reputatie schiep. Dit najaar zullen heropvoeringen worden gegeven van „Pinokkio", in een bewerking van Rob. Geraerds, waarmee de laatste tien jaar veel succes werd geoogst. Verder staat „Paddeltje" (de scheepsjongen van Michiel de Ruyter) op het reper toire. In het seizoen 1956—1957 zal Rob. Geraerds als solo-toneel „Di Gelaarsde Kat" brengen. „Pinokkio' en „Paddeltje" zullen komende win ter in woensdagmiddag-series voor de televisie yvorden opgevoerd, met de spelers van het Nederlands Jeugdtoneel. zyn sujetten vermoedelijk een be gin van borstkanker heeft gehad; uit de ets blijkt dat duidelijk. Maar Rembrandt blijft ook in deze schetsen niet bij de uiterlijke verschij ning staan. Zijn werk draagt een treK van innerlijke verbondenheid, van mensenliefde, van mededogen. Dat is zijn tijdgenoten ontgaan; daarmee verloren zij het contact met de inner lijke schoonheid van deze schetsen, die de uiterlijke fraaiheid hunner kundig gepenseelde naakten verre overtreft. Min of meer apart staan zijn land- schapsschetsen. In dagen van grote nood heeft de kunstenaar verlossing gezocht in de Bijbel, maar ontspan ning in de natuur. Hg moet zeer veel hebben gezworven, gezien de rij ke overvloed aan schetsen van boer derijen en landschappen, die van hem bekend zijn. Soms moet een leerling hem hebben vergezeld op zyn toch ten, maar meestal is de meester al leen uitgegaan. Het ene moment no teerde hij nauwkeurig de constructie van een boerenhuis, een poort, een sluis, een ander moment liet hij zich drijven op de sfeer van het landschap op de stilte, de wijdheid, het zomerse licht of de winterse kou. Soms legde het krijt een geval vast, dan weer greep hij naar pen of rietpen of bediende hg zich van penseel en wat verdunde inkt. Met name in latere jaren heeft hij dat nog al eens ge daan; deze schetsen hebben de ver klaarheid van een Chinese schilde ring. et is waarschijnlijk het voorlo pige, het schijnbaar onvoltooide van zovele tekeningen, dat de jeringe waardering van' het verle den voor deze uitingen verklaren kan. Inderdaad heeft Rembrandt maar zeer weinig tekeningen gemaakt, die als een afgerond, in zichzelf voltooid kunstwerk kunnen worden be schouwd. Maar niet in de uiterlijke volmaaktheid zit hun grote waarde. De waarde wordt bepaald door de mate, waarin zij aan de bedoelingen van de meester hebben beantwoord. Maar bovenal: door de blik die zij ons gunnen in het leven van een groot kunstenaar In dit opzicht zijn de tekeningen van Rembrandt ont roerende documents humains. zich voorstellen wat déar nog alle maal aan gestreken en geschikt moet worden als het uit de koffer komt! Dit is echter nog maar geringe zorg. Het ergste is, dat hpt lichaam van de danseres weer volkomen af gekoeld is na de ochtendtraining. En wie met koude spieren zómaar zou gaan dansen, zou spier-scheuren, zelfs beenbreuk riskeren. Daarom, tegen de tijd dat de bezoekers van huis gaan, staat de danseres al op de planken, en oefent. Kalm aan be ginnen, om de spieren w:. - draai en. En dan tot kort voor de voorstel ling in steeds hoger tempo en met zwaarder eisen, om het lichaamsmo- tertje on top-toeren te laten draaien als de voorstelling begint. Daarom, het ballet treedt tegen woordig overal op, maar eerlijk, het reist niet graag! Eén van de werken van Zadkine, die te zien zijn op de tentoonstelling voor beeldende kunst, welke nog to: 2$ ju ni géhoudet wordt in het raadhuis van Hulst. (FOTO PJZ.C.l

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1956 | | pagina 5