Een meesterwerkje van Mulisch en werk van Edinga en Campert „Rembrandt" in 't Rijksmuseum .u Henrik Ibsen stierf 50 jaar geleden „Breed doek" niet nieuw JAN ORADI: ambtenaar werd geluidsgoochelaar VRIJDAG 25 MEI 1956 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT NOVELLEN VAN GOED GEHALTE Het korte verhaal vond in korte tijd breed lezerspubliek WAS ENIGE DECENNIA terug de Nederlandse novelle (en d' novelle in Nederland) nog een weinig beoefend en gevraagd genre, thans is dat grondig veranderd en verschijnen de verhalenbun dels in haast even groot aantal als de bundels met gedichten. In te genstelling met die laatste, zijn ze veelal van voortreffelijke kwaliteit. Konden wij de vorige week bv. bij een tamelijk willekeurige greep uit de onlangs verschenen poëzie slechts weinig enthousiasme opbrengen, thans, bij een even willekeurige keuze uit de novellen, valt er haast niet anders dan te prijzen. Zelfs Hans Edinga, wiens werk in dicht en romanvorm we tot nu toe in het geheel niet waarderen konden, heeft met „Het Zomer huis" (Stols, Den Haag, Atlantis- reeks no. 7) een zeer aanvaard baar kort verhaal geschreven, waarop eigenlijk niets aan te mer ken valt, dan dat het wat ouder wets, wat plechtstatig aandoet. Het beschrijft de merkwaardige jeugd van een jongeman van goe den huize, Felix Rouffaer, die zijn eilandstadje verlaat om student in Leiden te worden. Hij was een jon gen die niet deugde, erfelijk belast door een grootmoeder van vaders zijde. Nog in de box, werd hij al moor denaar door de baby van een op be zoek zijnde dame de hersens in te slaan, en de rest van zijn kinder-, en jongelingsjaren was navenant. Hij werd dan ook volkomen geïsoleerd in het zomerhuis (een voormalige oran- Letterkundige kroniek door HANS WARREN gerie) door zijn moeder opgevoed, waardoor een scheiding ontstond tus sen hem en zjjn moeder ener- en de rest van het gezin anderzijds. Hij groeide op tot een zeer knappe, char mante en wereldwijze jongen met een uitmuntend verstand en geen grein gevoel in het hart: iemand die het ver zou brengen in de wereld. Maar de vrijmaking uit het ouder huis, of liever, het zomerhuis, brengt vele complicaties met zich mee, en daarvan verhaalt deze intrigerende novelle, het beste werk dat we tot nu van Hans Edinga onder ogen kre gen en dat we nu gaarne aanbevelen. Zogoed als onze trouwe lezers we ten dat we tot nu toe weinig met Edinga's boeken op hadden, zo goed weten zjj ook, dat we een bewonderaar zijn van het werk van Harry Muiïseh, al had diens laatste roman, „De diamant" ons licht teleurgesteld. In zijn nieuwe korte verhalen, gebundeld in „Het mirakel" (Arbeiderspers, Amster dam) en „De sprong der paarden en de zoete zee" (De Beuk, Am sterdam) is deze jonge prozaïst weer op zijn best, dwz. op een peil dat weinig Nederlandse schrijvers bereiken. Het Mirakel" heeft als ondertitel „Episodes van troost en lieder lijkheid uit het leven van de heer Tiennoppen". Met deze heer Tiennoppen heeft Mulisch een figuur gecreëerd, die heel typisch is voor onze tijd, een soort half-intellectuele, half-burgerlijke elckerlijc anno heden. Diens handelingen en dromerijen, heel vaak kostelijk, absurd bijtintje dat bijna alle hedendaagse literatuur een kleurtje geeft (we vinden het ook sterk bij Campert en Langen te rug) worden beschreven in een veer tiental korte en langere novellen, waarvan de ene al beter is dan de andere. Opvallend is bij Mulisch dat zijn absurdisme meestal een ernstige ondertoon heeft; zijn grapjes zijn, hoewel niet navrant, toch vaak sterk melancholiek en daardoor des te tref fender. Zijn raffinement is groot (men zie het persiflerende „Seha- duwgesprek")zijn fantasie men zou haast zeggen: onbeperkt. Hoe verrast we ook waren door het waarlijk bijzondere talent waar van „Het Mirakel" weer blijk geeft, bepaald onder de indruk zijn we van de afzonderlijk bij de Beuk uitgege ven novelle „De sprong der paarden en de zoete zee". Dit is een meester werkje, dat wereldliteratuur dient te worden, een der beste Nederlandse verhalen die er bij ons weten bestaan. Op onnavolgbare, volkomen origi nele wijze wordt hier een thema vier keer gevarieerd tot het van een een voudig verhaaltje over een dertienja rige jongen de afmetingen van een hevig-noordse saga aangenomen heeft. Al Mulisch vertellersgaven ko men hier op briljante wijze tot hun recht. We weiden er niet verder over uit en raden ieder aan dit spranke lende, meesterlijke verhaal te lezen. CAMPERT EN LANGEN Ook Remco Campert is een opmer kelijk verteller, al is hij beschei dener van palet dan Mulisch. Hij" is toch wel bovenal dichter, ter wijl Mulisch voor zover wij weten en kel proza schrijft. Camperts nieuwe boekje: „Alle dagen feest" getuigt niettemin van een charmant en ge nuanceerd vertelvermogen, typisch modern, typisch na-oorlogs. Het ab surde vindt er ook ruimschoots zijn laats, maar is meer „gratuit" dan ij Mulisch. Sommige verhaaltjes gaan niet veel verder dan de opper vlakte, maar verhalen als: „De oude dame" bewijzen overtuigend, dat de ze talentvolle schrijver ook als pro zaïst meer in zijn mars heeft dan wat licht amusement. Al met al een aardige bundel verstrooïingsleetuur die in kwaliteiten de voorganger, „Eendjes voeren" overtreft. (Arbei derspers, Amsterdam). Ook Ferdinand Langen, wiens ro mans ons meestal wat onbevredi gend laten, heeft in „Ter bescherming van de engelen" Arbeiderspers, Am sterdam) éen viertal uitstekende ver halen gebundeld, waarvan vooral de eerste „Mijn broer Geraldus" grote indruk maakt. Een verhaal met een klassiek motief, verrassend ver nieuwd echter en dat zodoende de in druk maakt origineel en tevens heel oud te zijn met name negentiende eeuwse Russen komen in de herinne ring. Het is het verhaal van een man die zijn broer doodschoot 2 weken na dat de familie hem ten grave had ge dragen, wat nogal een mysterieuze affaire lijkt enhet "ook is. Ook „Straatgevechten", een novel le, geïnspireerd op de bevrijdingstijd, is een bijzonder goed, tegelijk wijs en amusant verhaal. Als we U nu vertellen dat dit slechts enkele van de goede bundels zijn die op bespreking wachten, lykt het ons niet te veel gezegd als we beweren, dat het korte verhaal op het ogenblik bloeit. Mét het „kleine boekje" heeft het korte verhaal in korte tijd een breed lezerspubliek ge vonden, en het resultaat: een hogere standaard, liet dan ook niet lang op zich wachten. is geen fragment spoedig de zegetocht er geen terugweg meer 'lid leidde is, tenzij men verlies aandacht van enorme kapitalen uit een cinemascope- van deze experimenten zou durven te incasse- film of iets van dezelf- af. de aard. Het is een Dat er op dit pi scène uit de triple niets nieuws ondi ren Volgens de Ameri kaanse Society, of Ho onden de tion Picture and Tele-. écran"-film van Abel zon is ,kan met een nog vision Engeneers heb- Gance Napoleonveel ouder voorbeeld uit ben de A Amerikaanse' 195^ een werk uit de jaren omstreeks 1980, de geluidsfilm maar pas om de hoel kwam kijken. ,Napo- leon" was dan ook nog kele jaren bestond. De y „stom", maar voor de plaatste de Fransman er op de lange duur niet rest was er afgezien Grïmoin Sanson in het uit zalkomen, hoeft niet midden van een ronde niet zo groot te zijn, de zaal met witte wanden maar er bestaat wel be- 1 moderne systemen, die tien stervormig ge- zorgdheid over de ver voor het verbrede pro- plaatste projectoren, warrende veelheid van jectiescherni worden die met elkaar een aan- nieuwe systemen, iraar- toegevast. „Triple eengesloten beeld lever- van 't aantal nog steeds écraiv' maakte gebruik den. De bezoekers za- groter wordt Er roule- van drie naast elkaar ten in het midden in 'n pen op het ogenblik geprojecteerde films, imitatie van de gondel volgens het orgaan ran - filmgeschiedenis exploitanten T toen worden aangetoond, aan nieuwe apparaten >g Omstreeks de eeuwwis- meer geïnvesteerd dan 'k seling, toen de cinema- hun gezamenlijke ont- tografie nog maar en- vangsten bedroegen. 7.-.X....7 t,. %ngst dat dit geld de Nederlandse Bio scoopbond. al vijftien die een breed en (na- van een luchtballon en genoeg) aaneensluitend waren aan alle kanten beeld konden opleveren, omringd door een uit soorten 35 millini'eter- zoals nu bij het, in Ne- de hoogte opgenomen copiëën in het bedrijf derland overigens nog panorama. Vergeleken namelijk niet minder niet vertoonde cinera- hierbij is de gezichts- dan tien uiteenlopende ma wordt toegepast, hoek van IJ,6 graden typen anamorfische Ook gebruikte men de van cinerama nog films delen wel afzonderlijk, maar kinderspel.. bijvoorbeeld met een close-up in het midden i i en op de schermgedeel- VV ten aan weerskanten landschapsopnamen of Ujke ernst De fiVmpro- iets dergelijks. De dukten en bioscoopei- !,triple-écran''-affaire at toen experiment was, dat is nu dode- 'oals Cinemas cope, en vjjf verschillen de versies van niet-ana- spel en morfische „wide- screen"-copieën, waar toe bijvoorbeeld vista- vision behoort Deskun digen leven nu bij de ver vage hoop. dat er ten genaren zijn 0, v is overigens slechts een voortgeschreden op het slotte' 'slechts" drie*of kortstondige episode in pad der nieuwe projec- vier standaardforma- de filmgeschiedenis ge- tiemogelijkheden dat ten zullen overblijven Een hoekje op de Rembrandt- tentoonstelling, die door H.M. de koningin m het rijksmu- seum te Amsterdamgeopend is. V.l.n.r. „de voorname Ooster- m ling" en de twee zgn. „portret- ten van Maerten Daey en Machteld van Doorn". llllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllilllllllllllllllllllillll „Le Ballon Rouge' niet origineel Op het internationale filmfestival dat zojuist te Cannes is gehouden, kreeg de korte Franse speelfilm „Le Ballon Rouge" (De Rode Ballon) van Albert Lamorisse de „Grote Prjjs" voor de categorie korte films. Nu is twijfel gerezen over de vraag of deze film wel helemaal origineel was Nu komt een Frans weekblad met 'n verrassende onthulling: Le Ballon Rouge is naar titel en inhoud niet origineel. Reeds in 1953, met Kerst mis, is ejj voor de Franse televisie in een kindêx-uitzending een smalfilm vertoond, die de titel 1' Historie du ballon rouge (de geschiedenis van de rode ballon) had. Overigens behoeft men dë zaak niet al te tragisch op te nemen Shake speare baseerde tenslotte ook een belangrijk deel van zijn oeuvre op werken van voorgangers. Hoofdzaak blijft, dat Le Ballon Rouge van Al bert Lamorisse in elk geval naar de vorm en ook in de toepassing van de kleur (tere pastelkleuren en .dat bij opnamen midden in Parijs, dikwijls met bewolkte hemel!) een meester werkje is. Jakkes", aldus Jan Oradi, wanneer hij niet een vies gezicht de telefoon, waardoor een onoekend grappenma ker weer eens „papahi, papain", roeptneerlegt In parodistische radioreportages heeft er geen idee van, hoe dikwijls ik mij moet erge ren aan telefoontjes, waarbij aan de andere zijde olleen papahi... pa pahi geroepen wordt", zo zegt ons de geluidsgoochelaar-confereneier Jan Oradi, die zijn schuilnaam vond door het woord „radio" te ver draaien en die eigenlijk Jan van ltaay heet. We zitten tegenover een tengere, beweeglyke veertiger (blauwe ogen en blond haar), die ons in het strak eghouden interieur van zijn werk kamer aan de Spotvogellaan te Den Haag in zijn persoonlijke stijl enke le staaltjes van zijn kunnen voor zette. Sedert jaren kent men Jan Oradi door zijn regelmatig microfoon-op- treden in de programma's van Wirti lbo, terwyl hij in de Mimoza-kolder- serie van Karei Prior's Showboat zyn virtuositeit nog meer kon aan tonen. Van de „dure" papahi-auto- claxon naar paardengehinnik, een op Het ,Jiallet der lage landenonder de artistieke leiding van Mascha ter Weeme, gaf in de stadsschouwburg te Amsterdam de wereldpremière van „The Witch Boy" (Het Heksen jong), een ballet van de Engelse choreograaf Jack Carter, gebaseerd op de moderne Amerikaanse ballade ,J3arbara and Ellen". De muziek voor dit ballet is speciaal hiervoor gecom poneerd door de jonge componist Leonard Salzedo. De foto laat een scene uit het ballet zien. gang komende motorboot of de doffe geluidjes van heen en weer kaatsen de tennisballen is 't voor Jan Oradi maar een stap; met hetzelfde gemak dist hij evengoed vele geluiden van de nachtelijke wildernis op als reac ties van een vliegtuig met motorsto ring. Maar toch stelt Jan Oradi er prijs op, in de eerste plaats met „confe rencier" aangesproken te worden; de imitaties, die hij met simpele mondstanden zonder het minste zoe ken en dadelijk op de juiste „micro foonsterkte" produceert, verwerkt hjj het liefst als illustratie in een ei gen verhaal. In dit opzicht kan hn zijn hart ophalen, wanneer hij met zjjn vrouw ook iemand uit het vak: zij helpt het programma vullen met tien minuten „indrukken van zand en zaagsel" in de kleine auto de provincie intrekt om voor jubile rende verenigingen en wat dies meer zjj op te treden. In het eigen repertoire komen en kele parodistische „radioreportages" van interland-wedstrijden en paar denraces voor. Terwjjl Jan Oradi op de leuning van zijn bureaustoel zit, gaat hij terug naar zo'n spannende voetbal-zondagmiddag van voor de oorlog en laat Willem Vogt met zijn trage stem de Nederlanders over de- hele wereld begroeten en nadrukke lijk vover de windrichtingen spreken, waarna de „snelle" Han Hollander aan bod komt. Maar het „toestel" wordt afgezet met een „zo kan ik wel een paar uur aan de gang blijven". En daarop volgt: „Ik ben vroeger heel normaal geweest, maar heb het nu veel prettiger". Ja, dat vroegerJan van Raay werkte o.m. als kantoorbediende op een handelskantoor en enkele jaren op de Prov. Griffie van Zuid-Holland. Daar vond men hem echter slechts zelden achter zijn schrijfbureau, aan gezien hij steeds iet een map papie ren „op weg was naar een andere af deling". In werkelijkheid zat hij dan b.v. in de bioscoop en prentte zich het geluidsbeeld van een voorfilm over een paardenrace in het hoofd. Nooit heeft iemand van zijn uitstap jes iets bemerkthij was dus be paald geen onmisbare kracht. De chef ontdekte wel. dat hij eigenlijk op de planken thuis hoorde, maar eerst na het huwelijk werd de stap gewaagd: zo trad hij voor de oorlog op in de Bonte Dinsdagavondtrein, maar vooralsnog bleef hij overdag op zgn manier het kantoorwerk trouw. Nu kent vrijwel heel radio-luiste rend Nederland de stem (men) van Jan Oradi (Van een bijzondere medewerker) Toen in 1850 een voddenkoopman in Oslo, het toenmalige Christiania, een stapel op slecht papier gedrukte boelover- ken kocht van enkele studenten, kon de man zeker niet weten, dat hij daarmede op 30 verkochte exemplaren na de ge hele door de kritiek vernietigde oplaag kocht van het eerste, door hem en zijn vrienden voor eigen rekening uitgegeven werk „Catilïna" van een schrijver, die zich in de daarop volgende jaren zou ontwikke len tot een litterator, die met zijn tijdstuk- ken, zijn „Brand", zijn „Peer Gynt", „Nora" en „Spoken" de grootste der Scandinavi sche letteren zou worden. En toch was het deze figuur, deze Henrik Ibsen, die deze voor een jong auteur en hemelbestormers geest zo harde, bijna „dodelijke" slag kreeg te verduren. Menigeen zou daarmede de moed zijn ont zonken, maar dit kon men van een Ibsen, die in een van zgn latere werken zou zeggen: „De sterkste man is hij, die volkomen alleen staat" niet verwachten. Op zijn vijftiende jaar diende Henrik, (wiens vijftigste sterfdag op 23 mei herdacht werd) reeds voor zichzelf te zorgen door financiële moeilijkheden van zijn ouders en had hij reeds kennis gemaakt met de wreed heden in de maatschappelijke verhoudingen Derhalve werd die gang naar de voddenman voor hem des te meer een prikkel om eigen vrgheid te verwerven en uit te stijgen boven de anderen. a de eerste tegenslag bleef hij publiceren en zo trok hij de aandacht van de Ber gense componist Ole Bull, die zowel in de vis sershaven in het zuidwesten van het land als in de hoofdstad een theater stichtte, omdat hij het toneel als grote kracht zag om te dienen voor verfrissing van het volkskarakter. Hen rik Ibsen werd in 1852 tot directeur van het theater te Bergen benoemd. Hij bleef er vijf jaar en deed elke tweede januari een door hem geschreven werk opvoeren. Daarna nam hij dezelfde functie waar in Christiania. Deze di recte contacten met het theater zijn voor zijn letterkundige werkzaamheden uiteraard van grote waarde geweest. Ras-individualist in de wereldlitteratuur Intussen verscheen in 1862 „De komedie dei liefde", waarin Ibsen de gesel zwaaide over vele onwaarachtige verhoudingen van „liefde". Een storm van afkeer kwam los. Na eerst zijn stof te hebben geput uit het verre verleden, richtte hij zich hiermede voorgoed op de vraagstukken van de eigen tijd. Ondanks de protesten tegen zijn onverbloemde taal, werd Ibsen een reistoelage verstrekt en hij trok naar Rome. De engheid op maatschappelijk en ook op politiek gebied dreven hem naar el ders, hij wenste de ruimte, wilde de wereld ademen en hoopte vanuit zgn jjwillige bal lingschap zrjn volk wakker te schudden. Met dit vertrek begon eigenlijk voor Ibsen een levenslang zwerversbestaan. Hij v. as in Rome, in Dresden, in München, keer de soms terug naar zijn vaderland, waar men hem tenslotte steeds meer ging begrijpen en ook eren, en woonde als gast van de Zweedse koning in Port Said de plechtige opening bij van het Suezkanaal. Zijn dr~ig naar vrijheic., _ijn vechten voor het volmaakte individualisme voerde Ibsen daarbij sterk door. Hij woonde zeker niet lan ger dan vijf of zes jaar in dezelfde stad. Hij huurde niet slechts het huis maar ook tafel en bed. Louter de schilderijen in zgn kamer waren privé-bezit. Hij ging zelfs zover, dat hij het er op na houden van vrienden zag als een gevaar. „Het dure van het houden van vrien den ligt nl. niet in datgene, wat men voor hen doet, maar in dat wat men om hen laat. Daar door worden in de mens vele geesteskiemen verstikt", zö zegt hjj ergens. Met deze houding vermocht Heririk Ibsen slechts te komen tot wat hjj met zrjn werken deed: het blootleggen van on echtheid en valsheid, het soms op huivering wekkende wjjze verontrusten van het hart van de egoïstische of gezapige mens. Zo konden zijn maatschappelijke stukken als „Nora", „De wilde Eend" en „Spoken" ontstaan, een tijds- toneel, waarin hg werd gevolgd door Gerhard Hauptman en in ons land door de evenzeer zo sociaal bewogen mens Herman Hegermans. Stukken, welke ook voor het toneel zelf een belangrijke vernieuwing betekenden, doordat met het in het brandpunt stellen van heden daagse problemen de zoetheid en de pathos der laat-romantiek verdween en de toneelspeler een wërfcelijkheidsfiguur werd.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1956 | | pagina 5