c
Puzzel-rnbriek
BIJZONDERE EXPOSITIE IN
ZOOL. MUSEUM AMSTERDAM
3
met melk meer mans
De tweeling op stap
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
ZATERDAG 26 MEI 1958
HULDIGING ADRIANUS VAN LEEGEN
Vijfenzeventigjarige Amsterdamse schilder
van aquariumstukken.
Op zaterdag 19 mei verwelkomde prof. dr. K. H. Voons van de Stedelijke
Universiteit te Amsterdam in de tent oonstellingszalen van het Zoöl. Mu
seum de genodigden, die waren toegestroomd om de opening bij te wonen
van de ere-tentoonstelling van de werken van Adriaan van Zeegen, ter ge
legenheid van diens 75e levensjaar.
Hij begon met enkele hartelijke woorden te richten tot de jubilaris en
merkte op, dat het onderwerp van deze tentoonstelling valt buiten het ka
der van de gebruikelijke. Wie, echter straks zyn blikken zal laten rond
gaan over de schilderyen, aldus spreker, zal moeten erkennen dat er een
onmiskenbaar verband ligt tussen dit werk en de doelstelling van het
Museum.
de door 't groene water bewogen wie
ren uit als een golf waarin rood en
geel vurig licht toveren. In „Diep-
zeetuin met waaierplant" (56) vallen
de fijne tinten van bruin en violet op
tussen weer heel ander groen. Doch
dit zijn maar enkele indrukken uit
het geheel van meer dan honderd
werken. „Wij wijzen nog op de num
mers 31, 32, 55, 57 die elk voor zioh
een langdurige beschouwing vragen;
vier doeken, waarin sprookjesachtige
kleuren en uitbeeldingen, vreemde
Het tentoonstellingscomité beij
vert zich de dierenwereld nader te
brengen tot het publiek en ongetwij
feld vinden we deze doelstelling bij
Adriaan van Zeegen terug, al volgt
hij een gans andere weg. Juist daar,
waar de schilder worstelt met droom
en fantasie in het benaderen van de
werkelijkheid, ontkomen we niet aan
de indruk, dat hij vaak het dichtst
deze werkelijkheid is nabijgekomen.
Vandaar deze tentoonstelling, die
mag worden gezien als een hulde aan
de nog zo vitale schilder; wii wensen
hem van deze plaats hartelijk geluk.
Spreker gaf daarna het woord aan
BAREND ZWERFMANS
burgemeester d'Ailly, die wees op
het uitnemende werk van deze eer
lijke en oprechte schilder, wiens
kwaliteiten o.m. zijn erkend door
aankoop van werkstukken, die thans
in Brussel en in het Louvre hangen.
Speciaal eerst bij hem als rasechte
Amsterdammer van wiens kwast een
verwarmende invloed uitgaat. Na
hem nog vele gezonde en vruchtbare
leveringen te hebben toegewenst,
verklaarde spreker de tentoonstelling
voor geopend.
Hierna werd de eerste officiële
rondgang door de zalen, waarin
meer dan honderd werken: olieverf
schilderijen, pastels, tekeningen en
glasbeschilderingen, meest van groot
formaat, zijn verdeeld.
Adrianus van Zeegen, die in
het prospectus als auto-didact
wordt voorgesteld, blijkt in zijn
ganse oeuvre een merkwaardige
persoonlijke visie te hebben ge
handhaafd. Zijn werk, dat nu
eens een reëele uitbeelding, meest
echter een abstractie voorstelt,
heeft in de behandeling van de
jkleuren iets gemeenschappelijks.
Uit alles blijkt de vreugde van de
schilder in het ondergaan van
kleurendetails en het hercompo-
neren er van tot grootse harmo-
niën. Het is alsof een musicus
kleurrijke klankcomposities over
het doek uitstrooide, alsof een
dichter zich heeft uitgeput in zijn
schepping de schoonste woorden
tot een imposant gedioht te ver-
werken.
Zo valt in „Wonderen der diepte"
(2) een fantastisch lichtspel te be
wonderen, in „Het geheimzinnig rijk
der diepzeebewoners" (3), waaieren
vormen van schepselen, en pure fan
tasie om strijd de aandacht vragen.
Woorden kunnen niet dan een gerin
ge indruk geven van deze expositie,
die niet nalaat de aandacht te ves
tigen op een aspect van de dieren-
en plantenwerld, ht samengaan van
de nuchtere werkelijkheid met de
meest ongelooflijke schoonheid. De
tentoonstelling duurt tot 8 juni.
-
Vrolijk lachend loopt de Egyptische
premier Gamal Abdel Nasser (links)
hier naast de Russische ambassadeur
in Egypte, Evgeny Kisselevdie hem,
als geschenk van de RUssische rege
ring, op het vliegveld van Cairo,
waar deze foto werd gemaakt, een
tweemotorig vliegtuig aanbood voor
persoonlijk gebruik. Voor het toestel,
dat op de achtergrond gedeeltelijk
zichtbaar is, staat een lid van de Rus
sische bemanning van het toestel.
Paard „Elia" feestelijk ingehaald
Het paard, dat in de afgelopen winter op een bergtop ln de Colorado ge
ïsoleerd is geweest temidden van ijs en sneeuw en ln het leven werd gehou
den door hooi, dat door een vliegtuig werd uitgeworpen, ls nu, uit zijn Iso
lement bevrijd, en in het stadje Buena Vista feestelijk Ingehaald. „Ellas",
zoals het dier, naar het bijbelverhaal over de profeet, was genoemd, werd
begroet met fanfares en toespraken van de plaatselijke notabelen, maar het
scheen daar niet erg van onder de Indruk. Het was in een wagen naar de
stad vervoerd.
De bergtop, waarop „Elias" zyn eenzame dagen heeft gesleten, ls een
vierduizend meter hoog.
Studentenconferentie
te Bandoeng uitgesteld
De „Kleine Bandoeng-conferentle"
van Aziatische en Afrikaanse studen
ten, die a.s. zaterdag zou worden ge
opend, is voor enige weken uitgesteld,
zo Is woensdag te Djakarta onthuld.
De delegaties uit Madagascar, Tu
nesië, Marokko, Noord-Korca, Noord-
Vietnam, Soedan, Birma, Algerije en
communistisch-China zijn reeds in
Bandoeng en de afvaardigingen uit
Japan, Ceylon en Singapore zyn on
derweg, doch de internationale voor
bereidingscommissie kon woensdag
middag niet tot een definitieve be
slissing komen inzake de datum van
opening.
Een aantal algemene studenten
vraagstukken en de rol van studen
ten in het voldoen aan de zgn. „geest
van Bandoeng" waartoe de strijd te
gen het kolonialisme behoort, zouden
besproken worden.
D. Verheul overleden.
In de nacht van woensdag op don
derdag is in het Van Iterson-zieken-
huis te Gouda de heer D. Verheul, de
stichter van het grootste Waddlnx-
veense industriële bedrijf, de N.V.
carrosseriefabriek „Verheul", overle
den.
De heer Verheul, die op 10 maart
1876 te Zoeterwoude geboren werd,
vestigde zich in 1898 te Waddinxveen.
In deze gemeente begon hij in 1900
een wagenmakerij. In 1920 bouwde
hij zijn eerste autobus. Speciaal door
de fabricage van autobussen heeft de
heer Verheul naam gemaakt.
Het bedrijf werd in 1930 omgezet
in een N.V. en heeft thans twee fa
brieken in Waddinxveen; vorig jaar
kwam een fabriek in Amersfoort ge
reed.
Op 1 april telde ons land
10.851.797 inwoners
Het aantal inwoners van Nederland
bedroeg op 1 april van dit jaar
10.851.797. Dit wordt meegedeeld in
het statistisch bulletin van het Cen
traal Bureau voor de Statistiek. Dit
bureau heeft ook berekend dat in de
periode van 1 januari tot en met 31
maart van dit jaar in Nederland
16.118 huwelijken werden gesloten,
59.075 kinderen levend werden gebo
ren. 25.047 personen overleden, 10.803
Sersonen zich in Nederland vestig
en en 14.199 uit Nederland emigreer
den.
(Advertentie)
NEEM PER MAN
DRIEKWART KAN
De hoofdprys van f 5.ls deze
week toegekend aan mevrouw de
wed. S. J. Versprllle-Lako, >Ve«t-
straat 35, Aardenburg. Prijzen van
f 2.50.werden toegekend aan me
vrouw R. Dronkers-JUleba, Parallel
weg 21, Kloetlnge; de heer L. van
Soelen, Kromwegesingel 21, Oost-
Souburg; mevrouw H. Wondergem,
Irenestraat 1, Temeuzen; de heer H.
Smulders, Hogeweg 18, Vlissingen;
mevrouw D. F. v. U. Broeke-Heyligers
Burg. Lewestraat 8, Lewedorp.
Onze puzzel verschijnt deze week
voor het laatst in dit seizoen. Het
ligt echter in de bedoeling in oktober
opnieuw met de puzzelrubrick te star
ten, zodat onze puzzelaars in de win
termaanden weer kunnen piekeren.
De-oplossingen van deze laatste
kruiswoordpuzzel kan door abonnees
nog ingezonden worden en moet ui
terlijk woensdag 30 mei in het bezit
van de redactie zijn. Wilt U er ook
deze keer by vermelden of U dame of
heer bent?
Vermeldt uw volledig adres ln
blokletters en adresseer de oplossing
aan: REDACTIE P.Z.C., VLISSIN
GEN, mot in de linkerbovenhoek van
de enveloppe of briefkaart het woord
PUZZELRUBRIEK.
Voorts zouden wij onze puzzelaars
willen verzoeken niet de ingevulde
puzzel uit de krant op te zenden,
maar de oplossingen op een brief
kaart of eèn vel papier te schrijven.
De oplossing van het vorige kruis
woordraadsel luidt:
Horizontaal: 1. kom, 4. esp, 7. on
derdaan, 10. aloe, 11. prat, 13. lip, 14.
abe, 15. kar, 16. ze, 19. de, 20. corsa
ge, 24. vete, 25. rail, 27. leenman, 30.
n.n, 32. k.o., 33. och. 35. zon, 36. bon,
37. tree, 39. aren, 40. verstolen, 43. t.
g.t., 44. aas
Verticaal: 1. knop. 2. ode, 3. me, 4.
Ed, 5. sap, 6. park, 7 olie, 8. ribes, 9.
naad, 10. alzo, 12. tres, 17. boter, 18.
agaat, 20. cel, 21. ree, 22. arm, 23.
ein, 26. knot, 28. nooit, 29. Bonn, 31.
N.C.R.V., 32. koen. 34. heet, 36. bres,
38. erg, 39. h ia, 41. St, 42. o.a.
De omschrijving van het volgende
kruiswoordraadsel luidt:
Horizontaal: 1. jong dier. 4. vogel,
8. lied, 10. Europese hoofdstad, 12.
vermis, 13. vervoerbedrijf. 15. steen,
16. kleintje, 17. kleur, 19. ten bate,
20. trekken, 22. volkeren-organisatie,
24. vuil, 26. jurk, 27. verwachting, 28.
omroepver.. 30. vervoermiddel, 32.
tropisch visie, 35. jongensnaam, 37.
zotteklap, 38. soort, gewicht, 39.
schaap, 41. ijzeren nagel, 42. ver
moeid, 43. Friese trekschuit, 45. om
laag, 46. vrouw, 47. xxiteinde.
Verticaal: 1- gezonken schip, 2.
boom, 3. noot, 5. voertuig, 6- dakrand,
7. vlek, 8. zoutkristal, 9. ondeugend,
11, ooievaar, 13. maat, 14. grond
soort, 17. bjj raming, 18. handel, 20.
zwaar weer. 21. van Noorwegen. 23.
papegaal, 25. familielid, 28. jonge koe,
29. oprijlaan, 31. schraal, 33. zoog
dier, 34. voortbewegingsorgaan, 36.
orkest, 38. voorgerecht, 40. meisjes
naam, 42. maand, 44 lengtemaat, 45.
namelijk.
Niemand had er iets
van gemerkt. Het tuin
hekje ging heel makke
lijk open en voor vader
of moeder of Nellie in
de keuken het konden
zien, was de tweeling
Dootje en Tootje op de
grote weg. Ze liepen
hand in hand langs net
fietspad en keken goed
uit of er niets aankwam.
Toen staken ze over en
verdwenen in het bos.
Eerst langs het brede
pad, toen linksaf een
weggetje in en even la
ter een nog smaller
paadje. „Nu goed uitkij
ken", riep Dootje ën
Tootje bukte zich al en
keek of ze iets zag onder
de takken. Dootje en
Tootje zochten naar ka
bouters. Ze hadden er al
zo vaak over gelezen en
er was al zo vaak over
verteld, nu wilden ze er
ook wel eens eentje zien.
Ze liepen en liepen
maar en stonden telkens
stil bij plekjes waar men
sen altijd over vertellen
dat er kabouters wonen;
bij een holle boom, tus
sen de wortels van een
eik, onder de braam-
strxxiken en weet ik al
niet waar.
Maar hoe ze ook zoch
ten, ze zagen er niet één
nog niet een puntje van
een muts óf een baard.
Ze werden er moe van en
eigenlijk waren ze het
liefst maar weer omge
keerd. Thuis hadden ze
natuurlijk ook al lang
gemerkt dat ze verdwe
nen waren en wat zou
den ze daar wel niet van
zeggen? „Nog even", zei
Dootje, „nog even ver
der", en Tootje liep op
haar moede voeties ach
ter haar aan. Nog een
laantje, nog een wegge
tje; hoe ze er ooit weer
uit moesten komen wis
ten ze helemaal niet.
Maar daar dachten ze
ook niet aan. Toen ze al
bijna niet meer konden,
zagen ze tussen de bo
men iets schitteren. Wat
was dat? Misschien een
kabouterspaleis? O. nee,
het was veel groter, heel
veel groter, dat zagen ze
wel toen ze dichterbij
kwamen. Het was een
hek, een gouden hek. Ze
holden er allebei op af
en keken tussen de tra
lies door in een prachti
ge tuin.
„Dóór", wees Dootje
en ze kon haast geen
woord meer uitbrengen.
„Dadr", wees Tootje ook
met haar vinger precies
dezelfde kant op. Wat
zagen ze daar? Hele
maal achter in de tuin,
stond een kabouter; hjj
keek hun kant op en had
zijn gele kruiwagentie
even neergezet. „Het ls
er één", zei Dootje en
Tootje knikte van ja.
„En hjj is helemaal
niet bang. Hij lacht en
loopt niet weg".
„Laten we naar hem
toegaan1', zei Tootje.
„Maar hoe?", vroeg
Dootje.
Tootje keek omhoog
langs het hek. „Als ik
eens op je schouders
ging staan?" vroeg ze.
Ze probeerden het, maar
het viel niet mee, want
het hek was hoog en er
zaten scherpen punten
op. Dootje was net hal
verwege en zat met al
lebei de-kanten een been
tje op het bovenste rand
je. Tootje klom zuchtend
naast haar. „Ik kan niet
meer", hijgde ze.
„Even rusten dan, voor
we ons laten zakken",
zei Dootje en ze hielp
haar .zusje een handje
Van boven af kon je de
kabouter nog beter zien;
hij stond heel aandachtig
te kijken hoe de meis
jes probeerden bh herr
te komen en hjj lachte
nog steeds. Net toen ze
van plan waren om zich
naar beneden te laten
glijden, klonk vlakbij
schel geblaf van een
hond en een boze stem
riep: „ik zal ze krijgen,
ik zal ze krijgen!"
Wat moesten ze nu doen;
zich verstoppen ging niet
naar-beneden glijden ging
ook niet zo vlug, dus do
ken ze bang in elkaar
boven op 't hek. De gro
te zwarte hond kwam
aangerend en bleef woe
dend onder het hek staan
blaffen. Toen gingen de
takken van de seringen
opzij en een dikke me
neer met een boos rond
gezicht kwam te voor
schijn. „Zoek ze. Hector,
zoek ze", riep hij aldoor
maar. Toen hij de hond
voor bet hek zag staan
keek hij verbaasd in het
rond. Waarom blafte
Hector zo kwaad? Toen
keek hij omhoog en zag
de tweeling, die onbe
weeglijk alsof ze zaten
vastgegroeid tussen de
;ouden punten van het
lek zat „Mijn aardbeien"
riep hjj boos. „mijn aard
beien", en zijn gezicht
werd nog roder dan het
al was, „wie had dat ge
dacht Twee van die
kleine meisjes en dan al
stelen!"
Ze keken tegelijkertijd
op. „We hebben niet ge-
uolen"
ién m
„Haha", riep de meneer
boos, „hoe komt het dan
dat al mijn aardbeien in
een half uur tjjds verdwe
nen zijn, net nu ik jullie
op mijn hek betrap?"
„Wy kwamen alleen
maar even naar de ka
bouter kijken", snikten
ze. „Kom er af", riep de
boze meneër en hij
zwaaide met zijn stok;
„ik sluit jullie in mijn
schuur tot je vader komt
of een politie-agent en
eerst zul je me betalen.
Wel drie pond aardbei
en zat er aan mijn strui
ken en nu... niet eentje
„Maar we hebben niet..."
riepen Dootje en Tootje
terwijl ze naar beneden
kwamen en de hond
steeds harder blafte.
„Nee, nee", zei de me
neer, „ik geloof er geen
woord van Met gebo
gen hoofden stonden ze
voor hem; de hond grom-
de en zijn baas die hem
bij de halsband hield
gromde net zo hard.
„Naar de schuur", zei hij,
„vooruit!" Ze liepen lang
zaam voor hem uit. Het
pad af, tussen de prach
tige bloembedden door en
langs de kabouter die
nog steeds lachte. Toen
ze voorbij kwamen zagen
ze dat hy van steen was,
ir ze keken er haast
niet naar. Ze dachten al
leen maar aan die boze
meneer die hun niet ge
loven wou en aan wat
hun vader straks zou
zeggen. Hun hoofdjes
naar de grond liepen ze
maar en de meneer met
de hond er achter. Toen
opeens, stond Dootje stil:
voor haar voeten lag iets
roods op het pad. Wat
was dat Een afgebeten,
aardbei en verderop nog
één en nog één. Ze wees
er met een uitgestoken
vingertje naar en de me
meer keek. Hij raapte de
aardbeien oo en bekeek
ze van alle kanten.
„Mmmm", zei hij,
„spreeuwen" en zyn stem
klonk opeens niet zo
boos meer. Je kon het
duidelijk zien: er zaten
echte vogelpikken in de
rode vruchtjes en deze
hadden ze zeker verlo
ren toen ze wegfladder-
den voor Hector.
Bij de kruidenier had
Mies je een pond walno
ten besteld.
Zoals je zien zult zijn die
wee drie nor
niet geveld
Eerst ging ze er hard op
stampen met haar voet
jes dat deed pijn
Maar, dacht Mies. met
hamerslagen' krijg ik
vast dat ding wel klein.
Nu ze sloeg wel tien
twaalf keren enten
slotte op haar hand
Mies kreeg tranen in
- haar oogjes maar., de
noot hield dapper stand.
,J)an tussen de deur
maar kraken" riep ons
muisje driftig uit
en ze duwde, duwde,
duwde.. krak.. boem..
pats., klonk liet toen luid
Heel de deur vloog uit
z'n hengsels, viel met
Mies tegen de grond.
Maar de noot was toch
aan stukken. ,JTijn"
riep Mies met volle mond
Alles werd opeens an
ders; de meneer reed
zyn auto uit de garage,
tilde de kleine meisjes
op de achterbank, Heotor
sprong naast hem en
tussen hen in kwam een
mandje aardbeien van de
struiken waar de spreeu
wen nog niet waren ge
weest. In vijf minuten
waren ze thuis, waar va
der en moeder al bij het
hek stonden uit te kyken.
En kabouters of niet,
Dootje en Tootje blyven
voortaan binnen het hek,
behalve wanneer de dik
ke meneer ze komt ha
len met de auto om een
ritje door het bos te ma
ken. Wie weet komen ze
toch nog eens een ka
bouter tegen.
ten vlinderije
De gouden wijzers van
de klok
wijzen al elf uur aan
en nóg zit Letje op in
bed;
ze wil niet slapen gaan.
Och, zegt ze, kijk die
vlinders eens,
die hebben nu nog pret;
ze dansen door de avond
lucht
en ik lig maar in bed.
Kom Letje, roept een
stemmetje
van boven aan 't plafond,
ik maak van jou een
vlindertje,
we vliegen samen rona.
Twee dunne vlindervleu
geltjes,
elk met een pauwenoog,
groeien uit Letjes pon
netje,
ze klapwiekt naar om
hoog.
Atlanta, haar nieuwe
vriendinnetje,
vraagt waar ze heen wil
gaan:
Naar 't vlinderbos?
Naar 't vlinderpark?
Nee, Letje wil de maan.
Atlanta schudt haar vlin-
derhoofd:
d&èr kunnen wij niet
heen;
het allerverste kom je
nooit,
Nee, ga dan maar alleen.
De maan!, roept Letje
'k wil de maan.
Let maar eens op. Ik zal..
Maar dan opeens.— Wat
roept ze dan?
Ik kan niet meer. Ik val!
Met open ogen wijd van
schrik
kijkt ze in 't donker
rond
Niets, niets. Alleen een
vlindertje
hoog "boven aan 't p!a-