Er verschijnt op het ogenblik
weinig goede poëzie in ons land
Een kwart eeuw „Sadler s Wells" ballet
ENKELE NIEUWE BUNDELS
B
Expositie uit koninklijk
bezit in Utrechts museum
KO VAN DIJK: rond 450
rollen in 24 jaar
N*
ZATERDAG 19 MEI 1956
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
9
Jong Zeeuws dichter debuteerde
met ..bekoorlijk" werk
ZOLANG DE MENSHEID BESTAAT, dicht men over enkele kern
problemen, en die zijn steeds dezelfde gebleven en ze zullen ook
wel altijd dezelfde blijven: de raadselen van leven en dood, God, de
liefde, de wonderen van de natuur en het menselijk bestaan daarbin
nen. Het gaat er dan ook niet zozeer om wat men als dichter te zeg
gen heeft (uiteindelijk dringt men altijd weer tot diezelfde proble
men door, diep of minder diep, of, en dat is helaas al te vaak het ge
val men draait er slechts om heen) dan wel hoé men het zegt. Dat
dient origineel te zijn (elke tijd, ja, iedere generatie en elke dichter
afzonderlijk heeft zijn eigen stijl en uitdrukkingsmiddelen) maar ook
verstaanbaar.
Verstaanbaar, niet in de zin van
gemakkelijk te begrijpen (nog
nooit is een groot of een goed dich
ter gemakkelijk geweest), maar
wel moet de lezer, indien hij er zijn
best voor doet, kunnen begrijpen of
op zijn minst, bij de experimentele
poëzie bv., kunnen na- en aanvoe
len wat de dichter heeft willen
oproepen. En dat moet dan ook de
moeite waard blijken, anders wendt
men zich als lezer spoedig gedes
interesseerd af.
Voor ons ligt een stapeltje onlangs
verschenen dichtbundels, waar
uit we een greep doen; de an
dere helft moet tot een volgende
keer wachten. Werkelijk grote poëzie
is er niet bij; er verschijnt op het
ogenblik weinig goede poëzie in ons
land. Het merendeel van deze bun
dels blijft zelfs beneden de meest be-
Letterkundige kroniek
door HANS WARREN
scheiden eisen die men aan een goed
gedicht stellen moet, en veel ervan is
helemaal niet de moeite, bovenbe
doeld, waard. Onvermogen, opper
vlakkigheid en particularisme heer
sen alom, men wordt er niet veel wij
zer van.
Allereerst is daar een boekje van
A. C. Henny, „Licht en schaduw in
Hollands tuin" (L. J. C. Boucher, 's-
Gravenhage). Een typografisch zeer
mooi verzorgd bundeltje op Panne-
koekpapier; werk van een in aanleg
mogelijk dichterlijk man (een leraar
naar men al lezend vermoedt) die
echter het vermogen mist om op
overtuigende wijze zelf scheppend te
zijn. Vertrouwen in de jeugd en de
toekomst van ons land, en Godsver
trouwen spreken uit deze zwakke
poëtische proeven waarin soms een
mooie regel treft, zoals deze aanhef
van „Avond":
De wind neemt afscheid van
vertrouwde dingen,
en fluistert tot de bloemen
in het gras,
Het beste is de dichter nog op
dreef in zijn botanische fabeltjes (en
het slechts als hij grappig probeert
te zijn) maar men vraagt zich toch
af waarom dit boekje, en nog wel op
zo fraaie wijze, uitgegeven werd.
Van Anthonie Stolk verscheen
bij de Bezige Bjj te Amsterdam de
cyclus „Hellas' Ondergang". Stolk
is een minder gevoelige, maar mo
gelijk wat sterkere poëtische per
soonlijkheid dan Henny, maar toch
verdichten deze talloze Griekse
motieven uit historie, mythologie
en landschap zich uiterst zelden
tot ware poëzie. Men dient be
hoorlijk thuis te zyn in de Griekse
oudheid om alle zinspelingen,
soms zéér terloopse te verstaan,
wat het appreciëren van dit werk
voor velen nog moeilijker zal ma
ken. Bijna grappig is de zelfover
schatting voor zulke zwakke poë
ten, zodat zij de grootsten der
aarde laten spreken of ten tonele
voeren (dat geldt ook voor Hen
ny). Het vers „Menestoor" op pag.
15 is mogelijk een der beste uit
dit moeizaam geconstrueerde ver
zenboekje.
Ook Jozef Eyckmans heeft in „Bij
mijn leven nog" bij nadere beschou
wing weinig of niets te zeggen. Hij
heeft zijn leegte met een experimen
teel jasje omhuld, zodat zijn vers bo
vendien nog elke melodie ontbeert.
Wie zich, zonder iets belangrijks me
de te delen te hebben, naar de expe
rimentelen richt, zakt even hopeloos
of nog dieper dan de meer „ouder
wets" ingestelde dichters, bij wie de
zorg om vorm en rijm althans nog
wat uiterlijke schijn redt. Bijna elk
gedicht van Eyckmans heeft gehak
kelde herhalingen van betekenisloze
woorden. Zelf zegt hij ergens:
het raakpunt
ergens in de ruimte
heeft mijn vers
nog niet bereikt
en daar zullen we het voorlopig maar
op houden, het is al vaag genoeg.
(Uitgave L. J. Boucher, 's-Graven-
hage).
Sake Helder bewijst met „Praten
onder rembours" (A. A. M. Stols, 's-
Gravenhage) over wat meer talent te
beschikken. Men kan niet zeggen dat
er een eigen geluid opklinkt uit de
korte liefdesgedichtjes, die dit boek
je bevat, maar soms heeft Helder aar
dige vondsten, vibreert er iets in de
lezer mee, waar al het eerder ge
noemde werk volkomen weerklank-
loos blijft.
EEN ZUIVER DICHTERES.
Van Ida Gerhardt verscheen een
gedeeltelijk nieuwe bundel „De
Argelozen" (van Gorcum, Hak
Prakke, Assen). Hier is een een
voudig, zuiver dichteres aan het
woord, die zich'riergens forceert, en
die het vermogen bezit door middel
van de woorden een nieuwe, poëtische
wereld op te roepen. Hoe mooi, klas
siek haast, is haar „Contrapunt", hoe
liefdevol haar dichterlijke verbeel
ding van Dürers aquarel van de
Akelei. De natuur is, als steeds, haar
voornaamste inspiratiebron. Ontroe
rende verzen schreef zij ook voor een
jonggestorven kind. We citeren uit
dit sympathieke boekje:
AFSCHEID.
Goudstof van vlinderwieken,
welhaast is het vergaan;
der vogelen zoet muzieken,
welhaast is het gedaan.
En in de vruchten slaapt
[het zaad.
Toon mij nog eens uw
[schoon gelaat,
éér straks in 't graan de
[maaiers staan,
éér 's nachts de vogel over gaan,
o zomer, éér gij gaat.
Van de jonge dichter E. Brent Be-
semer verschenen bij Boucher te 's-
Gravenhage twee nieuwe werkjes:
„Ironisch Bal", een typografisch
fraai uitgevoerd niemendalletje, slap
ies en onnozel, over de kringloop der
liefde: een jongen verlangt naar een
meisje, dat meisje naar een andere
jongen, „en zo zijn allenalleen/
aan het eind/ vol dromen en verwach
ting/van elkaar/en slapen zij in/rus
ten zij uit van het grote feest,/ het
bal het leven zie/ de kleren de schoe
nen/staan leeg en hangen/vol scha
duw/".
Tegelqk kwam „Ridder Einar" uit,
stellig het meest geslaagde werk tot
nu toe van deze auteur. De uitbeel
ding van deze droomfantasie-figuur
is veel te vaag nog, te weinig preg
nant van zegging én beelding, maar
in aanleg is dit werk stellig niet ba
naal van opzet en soms weet het ons
even mee te voeren in een andere
wereld.
ij U. M. Holland, Amsterdam, (De
Windroos deel 37 en 38) ver
scheen het debuut van de in
1932 te Goes geboren Guus Valleide
(pseudoniem), „Zon, maan en hun
verwend publiek". Het bevat wat
zwoele, sensuële poëzie vol verhulde,
sterk erotische motieven. Jong, on
vast en wat te versierd, te behaag
ziek, verwijfd haast:
„Ik ben dan ook de smalle
[verweende zwemvogel die
in het namiddaglicht op
[een bordes
onder een aardig kleding-
[stuk sluimert"
is wel tekenend voor de pose van de-
ze dichter die via de experimentele
„methode" voortreffelijke verzen
weet te schrijven als „Toekomstmu
ziek" of „Een dromer blies hier".
Guus Valleide, duidelijk beïnvloed
door Lodeizen, heeft stellig talent en
veel mogelijkheden, een grote muzi
kaliteit ook, maar hij kijkt nog te
veel lonkend rond naar het effect dat
hij maakt. En dat is, zoals gezegd,
bekoorlijk, maar nog niet veel méér
dan dat. Moge deze jonge Zeeuw (die
niets specifiek Zeeuws vertoont, hij
is volkomen „wereldburger") de weg
der verinnerlijking vinden.
Tot slot een kloek, mannelijk werk
stuk dat sterk bij het voorgaande af
steekt: de eerste poëtische publikatie
van de Vlaamse prozaïst Louis Paul
Boon: „De kleine EVa uit de kromme
bijlstraat". Geen lyriek als al het
hier besprokene, doch een lang, ver
halend gedicht over een achtjarig
meisje uit een armoebuurt dat aan
gerand en vermoord wordt. Boon
schrijft dit sterk beeldend en ruig,
vol mededogen met alle verdrukten
des levens; een stoer, fel werkstuk,
waarin alleen het soms wat goed
koop-woordspelige stoort. (Arbeiders
pers, Amsterdam, Boekvinkreeks).
He/ Koninklijk bezit: een expositie
in Utrecht. De uil, het geschenk aan
onze Kroonprinses ter gelegenheid
van haar achttiende verjaardagont
breekt evenmin. Het werk is van
wijlen John Radecker.
Er is een vrij nauwkeurige inde
ling nagestreefd, waarmee onder
scheid opvalt tussen schilderijen, gra
fiek en sculptuur; documenten en
onderscheidingen; goud en zilver;
miniaturen en preciosa en penningen.
Aldus is een kleurig en verrassend
illustratief beeld geschapen van wat
de vorsten voor het volk hebben be
tekend en gedaan en anderzijds ge
tuigen de geschenken van de aanhan
kelijkheid der burgers aan het Oran
jehuis.
De talrijke kunstschatten uit ko
ninklijk bezit hebben voor de bezoe
ker ongetwijfeld op de eerste plaats
een leerzaam karakter. Men ziet na
melijk de vaderlandse geschiedenis
boeken vanaf het einde van de acht
tiende eeuw verlucht met zodanige
realiteiten, dat men onwillekeurig
verplaatst wordt in die verleden tijd.
Eigenhandig geschreven brieven en
documenten van velerlei aard, ge
bruiksvoorwerpen en de fijnbewerkte
kostbaarheden vullen als het ware de
hiaten in de kennis omtrent de ge
schiedenis van ons vorstenhuis.
Er zijn bijna 600 catalogische aan
geduide zaken en de directrice
van het Centraal Museum ver
telde, dat de medewerking van de ko
ninklijke familie zich zelfs heeft uit
gestrekt tot de opdracht aan de la
keien om de talrijke sieraden uit de
zilverkluizen nauwgezet te poetsen.
Dit moet inderdaad monnikenwerk
geweest zijn, want de dikwijls bij
zonder pompeuze kunstschatten in de
vitrines zien eruit alsof ze gisteren
ten geschenke zijn gegeven aan een
lid van het koningshuis.
Het zou uiteraard te ver voeren
alle zaken ten noemen; laten \vy
daarom volstaan met een kleine
H«
Keurcollectie van
kunstschaiten
(Van een speciale verslaggever)
Nooit eerder in de geschiedenis
is een boeiender en uitge
breider tentoonstelling georgani
seerd over de wederzijdse band
tussen vorst en volk, dan die, wel
ke nu in het Centraal Museum te
Utrecht wordt gehouden. Uit ko
ninklijk bezit is een rijke collectie
belangwekkende zaken in bruik
leen afgestaan voor een expositie,
waarvan de baten geheel ten goe
de komen aan het vluchtelingen
werk. Als onderwerp van de ten
toonstelling is gekozen de periode,
aanvanged bij de instelling van het
koningschap. De overzichtelijk ge
plaatste werken zijn in historische
orde gerangschikt, zodat zes groe
pen ontstonden. Deze betreffen de
tijdperken van de achtereenvolgens
regerende koningen Willem I, II en
III, koningin Emma, koningin Wil-
helmina en koningin Juliana.
Jachtig toneelbesiaan
stelt zware eisen
(Van een speciale verslaggever)
De jacht, die by ons in het
vak zit, zou alle internatio
nale acteurs en actrices van het
eerste plan met verbazing slaan",
aldus zegt ons de acteur Ko van
Dijk, terwijl we bij hem op bezoek
zijn in zijn woning aan de Leidse-
kruiskade te Amsterdam.
Hij noemt de namen van Red
grave en Olivier, die in Londen
makkelijk een half jaar in een stuk
„staan", terwijl bij ons het aantal
grote rollen elkaar soms zo snel
opvolgt, dat het aan een acteur
mede door het vermoeiende reizen
in de provincie de hoogste eisen
stelt.
We ontmoeten dan ook een ver
moeide Ko van Dijk, die juist deze
middag eens tijd gevonden heeft om
naar de bioscoop te gaan en die,
slechts zelden glimlachend of ver
goelijkend, met een welluidende (en
soms luide), donkere stem de din
gen precies zo zegt, als hij ze voelt.
Hij moge dan in zijn 24-jarige to-
greep. De echtgenote van Willem
II, Anna Paulowna, kreeg van
haar moeder, die keizerin van Rus
land, een gouden theeserviesje ca
deau. Dat. staat in de buurt van
een kleurige stoel, waarvan de be
kleding door Anna belf geborduurd
werd. Ook hangt er een portret
van haar, dat zij aan Willem liet
zenden met een begeleidend brief
je. Haar gemaal streed toen er
gens in België. Dan ligt er een
rammelaar van prins Maurits,
tweede zoon van Willem Hl. Dit
sieraad is van goud, bezet met di
amanten, aan het ene uiteinde een
benen handvat, aan de andere een
fluitje. Het rijzweepje van konin
gin Sophie ligt naast een gouden
Christusbeeld, gemonteerd op een
kruis van zilver, een geschenk
aan de vorstin van Paus Pius IX.
dergelijke kostbaarheden
zijn echter ook zaken geëxpo
seerd, die méér tot de verbeel-
ding spreken. Zo onder andere de
wieg waarin talrijke koningskinderen
de eerste maanden doorbrachten. Men
kent dit fraaie babybedje met hemel
en gouden kroon van foto's en schil
derijen. Van de jongste periode mag
genoemd worden een tweetal door
prinses Beatrix vervaardigde tekenin
gen, gesigneerd met T.V.Ó., Trix van
Oranje. De uil, het geschenk aan on
ze kroonprinses ter gelegenheid van
haar achttiende verjaardag, ont
breekt evenmin, terwijl het veelom
streden koningsschilderij van Char
les Eyck is opgehangen naast portret
ten van koningin Juliana en prins
Bernhard.
Door enkele toevoegingen buiten
koninklijk bezit heeft men de ten
toonstelling nog beter kunnen afron
den. De expositie, die tot 15 j'uli
geopend blijft, zal zonder twijfel
grote belangstelling trekken.
(Van onze Londense correspondent)
Zeg „Sadler's Wells", en ge
zegt „Margot Fonteyn" en
„Covent Garden", want deze drie,
stuk voor stuk hoge begrippen in
de wereld van het ballet, zijn on
afscheidelijk met elkaar verbon
den. Op 5 mei j.l. heeft de „Sad
ler's Wells Ballet Company", 's
werelds beroemdste balletgezel
schap, zijn 25-jarig bestaan her
dacht met een gala-uitvoering in
Covent Garden. Margot Fonteyn
was onbetwist de ster van de
avond, al viel ook glorie toe aan een
bescheiden figuur: Ninette de Va-
lois, oprichtster en directrice van
Sadler's Wells.
Het verhaal van het ontstaan van
Sadler's Wells is een vreemd, een
haast ongelooflijk verhaal, want het
Strijd tegen alcohol
leidde tot
oprichting I
was in principe de strijd tegen het
alcoholisme, die tot de oprichting
heeft geleid. Een rijke dame, Emma
Cons, was omstreeks 1880 begaan
met het lot van de arbeidersvrouwen
in de volkswijk Lambeth: speciaal
op zondagmorgen zagen de vrouwen
er bont en blauw geslagen uit, daar
zjj de avond tevoren door haar man
nen mishandeld waren. Deze waren
dronken teruggekeerd van de voor
stelling in het „Royal Coburg Thea
tre" in de Waterloo Road, waar zij
evenzeer genoten van het platvloerse
programma als van de sterke drank.
Miss Cons kocht de „Coburg" alleen
om in staat te zijn koffie en thee in
plaats van whiskey en gin te verko
pen!
Al spoedig echter kreeg zij ook
belangstelling voor hetgeen er op
de planken geboden werd, en de
kwaliteit der programma's steeg
navenant. Later kreeg zij assis
tentie van haar nicht, Lilian Bay-
1is, die de „Coburg" inmiddels
MARGOT FONTEYN
absolute ballerina
omgedoopt tot „Victoria- of Old
Vic-theater" tot het wereldbe
roemde centrnm van het Shake-
speare-toneel maakte.
Lilian Baylis ontmoette op haar
beurt een Ierse balletdanseres,
Idris Stannus, die de toneelnaam
Ninette de Valois had aangenomen en
samen bestuurden zij de „Old Vic".
Ninette droomde van een Brits bal
let, dat het toenmaals unieke Russi
sche ballet naar de kroon zou kun
nen steken. Maar de cynici lachten
haar uit: de gedachte alleen al was
belachelijk. De bescheiden, vastbera
den Ninette hield echter vol en in
1931 richtte zij de „Sadler's Wells
Ballet Company" op. zo genoemd
naar het „Sadler's Wells Theatre",
waar het gezelschap optrad. Ook
richtte zij een balletschool van de
zelfde naam op.
In 1933 werd er een 14-jarige leer
linge ingeschreven: Peggy Hookham.
Peég.V. die reeds sinds haar 4e iaar
balletlessen had ontvangen, bleek 'n
geboren danseres te zijn en als Mar
got Fonteyn bereikte zijn spoedig
wereldfaam. Op 9 mei 1940 trad zij
voor een overvolle zaal in Arnhem
op. Vier uur nadat de voorstelling
was afgelopen, vielen de Duitsers
ons land binnen en op het nippertje
wist Margot met haar gezelschap via
Den Haag te ontsnappen, met achter
lating van alle kostbare kostuums en
decors.
Gedurende de oorlog trad zij met
onvermoeibare energie overal ter we
reld voor de troepen op, maar zij
moest de tol betalen: ze werd ernstig
ziek, herstelde langzaam (in 1947
mocht zy op medisch advies slechts
driemaal optreden). In 1948 mocht
het Londense publiek een herboren,
tot het toppunt van haar vorm geste
gen Margot Fonteyn begroeten en
sindsdien heeft zij als „ballerina as-
soluta", de „absolute ballerina",
voor wie geen rol te moeilijk is, over
de toppen van de wereldroem ge
wandeld.
In 1946 nam het balletgezelschap
zijn intrek in het Covent Garden
Theater, dat, na een schouwburg
traditie van meer dan twee eeuwen,
gedurende de oorlog als danszaal
voor de troepen had dienst gedaan.
Door toedoen van de „Arts Council",
de raad voor schone kunsten, kon
de kostbare transactie worden afge
sloten, die Covent Garden tot „ope
ratiebasis" van Sadler's Wells maak
te, ofschoon de voorstellingen in het
„Sadler's Wells Theatre" door een
zustergezelschap, de „Theatre Com
pany" werden voortgezet. Thans is
Covent Garden gewijd aan ballet en
opera.
Het Is het enige theater ter gereld,
dat 11 maanden van het jaar geopend
is en ook het enige theater aat erin
slaagt zijn bedrijfskosten van 5
miljoen per jaar voor 90 uit de
door het publiek betaalde toegangs
gelden te dekken. (De prijzen varië
ren van 58.voor een loge van 4
personen tot 2.voor het „schel
linkje"). Het ontbrekende wordt door
de overheid bijgepast.
Er staan voor dit seizoen weer tal
van beroemde opera's en balletsuites
op het programma: Mozart's „Zau-
berflöte'Puccini's „Madam Butter
fly" en „La Bohème", Tsjaikowski's
„Schoppenvrouw", Wagners „Rhein-
gold", „Die Walküre", „Siegfried" en
„Götterdammerung", en op het hal-
letgebied „The Sleeping Beauty",
„Le Lac des Cygnes", „Giselle",
„Coppelia", „Les Sylphides", „Noe-
tambules" en andere.
De prestaties van het balletgezel
schap zouden nimmer bereikt zijn
zonder „Sadler's Wells Ballet
School", die thans 224 leerlingen
telt. Getrouw aan de Engelse kost-
neelcarrière (als 16-jarige onder re
gie van zijn vader bij het oude
Schouwtoneel te Amsterdam begon
nen) in totaal met ongeveer 450
menselijke maskers gejongleerd heb
ben in het dagelijkse leven is hfl
geheel zichzelf.
Ko van Dijk heeft een typisch,
enigszins langwerpig gezicht, waar
in de ogen, die niet gaarne afdwalen,
en de enigszins vooruitspringende
onderlip karakteristieke accenten
vormen; hij is breed geschouderd,
middelmatig van jiostuur en gebaart
gaarne met de handen.
Hij is voor alles mannelijk in
zijn hele houding; hij spreekt
zelfverzekerd cn bewaart gelijk
tijdig een beminnelijke „ónder-
toon" doch bij dit voelt men
ook, dat hij impulsief is, kort
af soms; steeds bereid om de
arena van het debat binnen te
treden. Maar merkwaardig is,
dat de magische werking die
de acteur Ko van Dijk in som
mige rollen zo briljant over het
voetlicht weet te dragen, ook bij
de mens in eigen milieu enigs
zins aanwezig blijft; hij is een
man, die boeit wanneer hij
spreekt misschien ook, omdat
hij iedere twijfel en innerlijke
onzekerheid verfoeit.
Het interieur, waar de gashaard
brandt, is volgens Biedermeier-stijl
ingericht („Daar houd ik erg van")
en de klimplanten, boeken, toneel
foto's alsmede een oude petroleum
lamp, getuigen mede van een hang
naar huiselijkheid en voor ons ge
voel naar het romantische „toen".
Wanneer we deze gedachte uitspre
ken, zegt Ko van Dijk echter, dat
hij niet aan een andere tijd hangt
het verfoeilijke van deze tijd
vindt hij echter, dat zij alles nivel
leert, terugbrengt tot de middel
maat. „Dat vind je ook zo in ons
vak."
Verheugend is echter, dat het pu
bliek in een zaal zich niet be
driegen laat. Dit contact met
het „levende klankbord", dat iedere
avond weer enigszins anders rea
geert, betekent voor Ko van Dijk
de grote charme, het wezenlijke van
het toneelspelen. Volgens hem vor
men de kruidenier en de melkboer
hét schouwburg-publiek, omdat deze
KO VAN DIJK
vermoeid
mensen beleven, ondergaan, niet
analyseren, want „je kunt alles ten
slotte wel met het verstand kapot
redeneren". Daarom is Ko van Dijk
ook een tegenstander van een te
groot intellectualisme een cere
braal element, zo men wil op de
planken.
Het is ook om deze reden, dat Ko
van Dijk gaarne Shakespeare speelt;
hij hoopt, dat hij weer kan optre
den in Macbeth en Richard de me.
In dit seizoen heeft hij 7 zware rol
len door elkaar moeten brengen.
En wanneer men daarbij bedenkt,
dat hij b.v. enkele weken geleden zo
„en passant" in de provincie in lut
tele dagen tijds 1200 kilometer
moest reizen, terwijl naast de vele
repetities en het regelmatig spelen
ook nog enig radiowerk staat
wel, dan kan men niet van 'n „mak
kelijk leven" spreken. Naast het ac
teren blijft er voor iets anders am
per tijd; tenslotte brengt hij hoofd
rollen, die een algehele geestelijke
en lichamelijke inzet vragen, „want
toneel moet men goed doen". Maar
dit reizen en trekken, dit voortdu
rend wisselen van het repertoire,
acht Ko van Dijk een groot gebrek
van onze toneel-constellatie.
ijn rol als „Minister van Moei-
t lijke Zaken" in het radio-Mimo-
za-programma beschouwt hij
als een tegenwicht ten aanzien van.
het vele serieuze toneelwerk meer
niet.
Ko van Dijk wil er ook niet al te
diep op ingaan; hij maakt een hand
gebaar van „nou ja" en laat het
daarbij. Wel vertelt hij ons nog, dat
er volgend seizoen weer een nieuw
radiokolderprogramma komt van
een ander karakter dit zal ook
weer dertig weken draaien.
schooltraditie worden de leerlingen
hier niet alleen tot balletdansers en
-danseressen opgeleid, doch ontvan
gen zij tevens de normale lagere en
voortgezette schoolopleiding. Als
tienjarigen treden zij tot de school
toe voor een opleiding van 10 jaren.
De meisjes mogen zich dan „ballet
danseres" noemen, „ballerina's'*
worden echter slechts enkelen van
hen: dat is alleen weggelegd voor da
grootsten.