Er verschijnt op het ogenblik weinig goede poëzie in ons land Een kwart eeuw „Sadler s Wells" ballet ENKELE NIEUWE BUNDELS B Expositie uit koninklijk bezit in Utrechts museum KO VAN DIJK: rond 450 rollen in 24 jaar N* ZATERDAG 19 MEI 1956 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT 9 Jong Zeeuws dichter debuteerde met ..bekoorlijk" werk ZOLANG DE MENSHEID BESTAAT, dicht men over enkele kern problemen, en die zijn steeds dezelfde gebleven en ze zullen ook wel altijd dezelfde blijven: de raadselen van leven en dood, God, de liefde, de wonderen van de natuur en het menselijk bestaan daarbin nen. Het gaat er dan ook niet zozeer om wat men als dichter te zeg gen heeft (uiteindelijk dringt men altijd weer tot diezelfde proble men door, diep of minder diep, of, en dat is helaas al te vaak het ge val men draait er slechts om heen) dan wel hoé men het zegt. Dat dient origineel te zijn (elke tijd, ja, iedere generatie en elke dichter afzonderlijk heeft zijn eigen stijl en uitdrukkingsmiddelen) maar ook verstaanbaar. Verstaanbaar, niet in de zin van gemakkelijk te begrijpen (nog nooit is een groot of een goed dich ter gemakkelijk geweest), maar wel moet de lezer, indien hij er zijn best voor doet, kunnen begrijpen of op zijn minst, bij de experimentele poëzie bv., kunnen na- en aanvoe len wat de dichter heeft willen oproepen. En dat moet dan ook de moeite waard blijken, anders wendt men zich als lezer spoedig gedes interesseerd af. Voor ons ligt een stapeltje onlangs verschenen dichtbundels, waar uit we een greep doen; de an dere helft moet tot een volgende keer wachten. Werkelijk grote poëzie is er niet bij; er verschijnt op het ogenblik weinig goede poëzie in ons land. Het merendeel van deze bun dels blijft zelfs beneden de meest be- Letterkundige kroniek door HANS WARREN scheiden eisen die men aan een goed gedicht stellen moet, en veel ervan is helemaal niet de moeite, bovenbe doeld, waard. Onvermogen, opper vlakkigheid en particularisme heer sen alom, men wordt er niet veel wij zer van. Allereerst is daar een boekje van A. C. Henny, „Licht en schaduw in Hollands tuin" (L. J. C. Boucher, 's- Gravenhage). Een typografisch zeer mooi verzorgd bundeltje op Panne- koekpapier; werk van een in aanleg mogelijk dichterlijk man (een leraar naar men al lezend vermoedt) die echter het vermogen mist om op overtuigende wijze zelf scheppend te zijn. Vertrouwen in de jeugd en de toekomst van ons land, en Godsver trouwen spreken uit deze zwakke poëtische proeven waarin soms een mooie regel treft, zoals deze aanhef van „Avond": De wind neemt afscheid van vertrouwde dingen, en fluistert tot de bloemen in het gras, Het beste is de dichter nog op dreef in zijn botanische fabeltjes (en het slechts als hij grappig probeert te zijn) maar men vraagt zich toch af waarom dit boekje, en nog wel op zo fraaie wijze, uitgegeven werd. Van Anthonie Stolk verscheen bij de Bezige Bjj te Amsterdam de cyclus „Hellas' Ondergang". Stolk is een minder gevoelige, maar mo gelijk wat sterkere poëtische per soonlijkheid dan Henny, maar toch verdichten deze talloze Griekse motieven uit historie, mythologie en landschap zich uiterst zelden tot ware poëzie. Men dient be hoorlijk thuis te zyn in de Griekse oudheid om alle zinspelingen, soms zéér terloopse te verstaan, wat het appreciëren van dit werk voor velen nog moeilijker zal ma ken. Bijna grappig is de zelfover schatting voor zulke zwakke poë ten, zodat zij de grootsten der aarde laten spreken of ten tonele voeren (dat geldt ook voor Hen ny). Het vers „Menestoor" op pag. 15 is mogelijk een der beste uit dit moeizaam geconstrueerde ver zenboekje. Ook Jozef Eyckmans heeft in „Bij mijn leven nog" bij nadere beschou wing weinig of niets te zeggen. Hij heeft zijn leegte met een experimen teel jasje omhuld, zodat zijn vers bo vendien nog elke melodie ontbeert. Wie zich, zonder iets belangrijks me de te delen te hebben, naar de expe rimentelen richt, zakt even hopeloos of nog dieper dan de meer „ouder wets" ingestelde dichters, bij wie de zorg om vorm en rijm althans nog wat uiterlijke schijn redt. Bijna elk gedicht van Eyckmans heeft gehak kelde herhalingen van betekenisloze woorden. Zelf zegt hij ergens: het raakpunt ergens in de ruimte heeft mijn vers nog niet bereikt en daar zullen we het voorlopig maar op houden, het is al vaag genoeg. (Uitgave L. J. Boucher, 's-Graven- hage). Sake Helder bewijst met „Praten onder rembours" (A. A. M. Stols, 's- Gravenhage) over wat meer talent te beschikken. Men kan niet zeggen dat er een eigen geluid opklinkt uit de korte liefdesgedichtjes, die dit boek je bevat, maar soms heeft Helder aar dige vondsten, vibreert er iets in de lezer mee, waar al het eerder ge noemde werk volkomen weerklank- loos blijft. EEN ZUIVER DICHTERES. Van Ida Gerhardt verscheen een gedeeltelijk nieuwe bundel „De Argelozen" (van Gorcum, Hak Prakke, Assen). Hier is een een voudig, zuiver dichteres aan het woord, die zich'riergens forceert, en die het vermogen bezit door middel van de woorden een nieuwe, poëtische wereld op te roepen. Hoe mooi, klas siek haast, is haar „Contrapunt", hoe liefdevol haar dichterlijke verbeel ding van Dürers aquarel van de Akelei. De natuur is, als steeds, haar voornaamste inspiratiebron. Ontroe rende verzen schreef zij ook voor een jonggestorven kind. We citeren uit dit sympathieke boekje: AFSCHEID. Goudstof van vlinderwieken, welhaast is het vergaan; der vogelen zoet muzieken, welhaast is het gedaan. En in de vruchten slaapt [het zaad. Toon mij nog eens uw [schoon gelaat, éér straks in 't graan de [maaiers staan, éér 's nachts de vogel over gaan, o zomer, éér gij gaat. Van de jonge dichter E. Brent Be- semer verschenen bij Boucher te 's- Gravenhage twee nieuwe werkjes: „Ironisch Bal", een typografisch fraai uitgevoerd niemendalletje, slap ies en onnozel, over de kringloop der liefde: een jongen verlangt naar een meisje, dat meisje naar een andere jongen, „en zo zijn allenalleen/ aan het eind/ vol dromen en verwach ting/van elkaar/en slapen zij in/rus ten zij uit van het grote feest,/ het bal het leven zie/ de kleren de schoe nen/staan leeg en hangen/vol scha duw/". Tegelqk kwam „Ridder Einar" uit, stellig het meest geslaagde werk tot nu toe van deze auteur. De uitbeel ding van deze droomfantasie-figuur is veel te vaag nog, te weinig preg nant van zegging én beelding, maar in aanleg is dit werk stellig niet ba naal van opzet en soms weet het ons even mee te voeren in een andere wereld. ij U. M. Holland, Amsterdam, (De Windroos deel 37 en 38) ver scheen het debuut van de in 1932 te Goes geboren Guus Valleide (pseudoniem), „Zon, maan en hun verwend publiek". Het bevat wat zwoele, sensuële poëzie vol verhulde, sterk erotische motieven. Jong, on vast en wat te versierd, te behaag ziek, verwijfd haast: „Ik ben dan ook de smalle [verweende zwemvogel die in het namiddaglicht op [een bordes onder een aardig kleding- [stuk sluimert" is wel tekenend voor de pose van de- ze dichter die via de experimentele „methode" voortreffelijke verzen weet te schrijven als „Toekomstmu ziek" of „Een dromer blies hier". Guus Valleide, duidelijk beïnvloed door Lodeizen, heeft stellig talent en veel mogelijkheden, een grote muzi kaliteit ook, maar hij kijkt nog te veel lonkend rond naar het effect dat hij maakt. En dat is, zoals gezegd, bekoorlijk, maar nog niet veel méér dan dat. Moge deze jonge Zeeuw (die niets specifiek Zeeuws vertoont, hij is volkomen „wereldburger") de weg der verinnerlijking vinden. Tot slot een kloek, mannelijk werk stuk dat sterk bij het voorgaande af steekt: de eerste poëtische publikatie van de Vlaamse prozaïst Louis Paul Boon: „De kleine EVa uit de kromme bijlstraat". Geen lyriek als al het hier besprokene, doch een lang, ver halend gedicht over een achtjarig meisje uit een armoebuurt dat aan gerand en vermoord wordt. Boon schrijft dit sterk beeldend en ruig, vol mededogen met alle verdrukten des levens; een stoer, fel werkstuk, waarin alleen het soms wat goed koop-woordspelige stoort. (Arbeiders pers, Amsterdam, Boekvinkreeks). He/ Koninklijk bezit: een expositie in Utrecht. De uil, het geschenk aan onze Kroonprinses ter gelegenheid van haar achttiende verjaardagont breekt evenmin. Het werk is van wijlen John Radecker. Er is een vrij nauwkeurige inde ling nagestreefd, waarmee onder scheid opvalt tussen schilderijen, gra fiek en sculptuur; documenten en onderscheidingen; goud en zilver; miniaturen en preciosa en penningen. Aldus is een kleurig en verrassend illustratief beeld geschapen van wat de vorsten voor het volk hebben be tekend en gedaan en anderzijds ge tuigen de geschenken van de aanhan kelijkheid der burgers aan het Oran jehuis. De talrijke kunstschatten uit ko ninklijk bezit hebben voor de bezoe ker ongetwijfeld op de eerste plaats een leerzaam karakter. Men ziet na melijk de vaderlandse geschiedenis boeken vanaf het einde van de acht tiende eeuw verlucht met zodanige realiteiten, dat men onwillekeurig verplaatst wordt in die verleden tijd. Eigenhandig geschreven brieven en documenten van velerlei aard, ge bruiksvoorwerpen en de fijnbewerkte kostbaarheden vullen als het ware de hiaten in de kennis omtrent de ge schiedenis van ons vorstenhuis. Er zijn bijna 600 catalogische aan geduide zaken en de directrice van het Centraal Museum ver telde, dat de medewerking van de ko ninklijke familie zich zelfs heeft uit gestrekt tot de opdracht aan de la keien om de talrijke sieraden uit de zilverkluizen nauwgezet te poetsen. Dit moet inderdaad monnikenwerk geweest zijn, want de dikwijls bij zonder pompeuze kunstschatten in de vitrines zien eruit alsof ze gisteren ten geschenke zijn gegeven aan een lid van het koningshuis. Het zou uiteraard te ver voeren alle zaken ten noemen; laten \vy daarom volstaan met een kleine H« Keurcollectie van kunstschaiten (Van een speciale verslaggever) Nooit eerder in de geschiedenis is een boeiender en uitge breider tentoonstelling georgani seerd over de wederzijdse band tussen vorst en volk, dan die, wel ke nu in het Centraal Museum te Utrecht wordt gehouden. Uit ko ninklijk bezit is een rijke collectie belangwekkende zaken in bruik leen afgestaan voor een expositie, waarvan de baten geheel ten goe de komen aan het vluchtelingen werk. Als onderwerp van de ten toonstelling is gekozen de periode, aanvanged bij de instelling van het koningschap. De overzichtelijk ge plaatste werken zijn in historische orde gerangschikt, zodat zes groe pen ontstonden. Deze betreffen de tijdperken van de achtereenvolgens regerende koningen Willem I, II en III, koningin Emma, koningin Wil- helmina en koningin Juliana. Jachtig toneelbesiaan stelt zware eisen (Van een speciale verslaggever) De jacht, die by ons in het vak zit, zou alle internatio nale acteurs en actrices van het eerste plan met verbazing slaan", aldus zegt ons de acteur Ko van Dijk, terwijl we bij hem op bezoek zijn in zijn woning aan de Leidse- kruiskade te Amsterdam. Hij noemt de namen van Red grave en Olivier, die in Londen makkelijk een half jaar in een stuk „staan", terwijl bij ons het aantal grote rollen elkaar soms zo snel opvolgt, dat het aan een acteur mede door het vermoeiende reizen in de provincie de hoogste eisen stelt. We ontmoeten dan ook een ver moeide Ko van Dijk, die juist deze middag eens tijd gevonden heeft om naar de bioscoop te gaan en die, slechts zelden glimlachend of ver goelijkend, met een welluidende (en soms luide), donkere stem de din gen precies zo zegt, als hij ze voelt. Hij moge dan in zijn 24-jarige to- greep. De echtgenote van Willem II, Anna Paulowna, kreeg van haar moeder, die keizerin van Rus land, een gouden theeserviesje ca deau. Dat. staat in de buurt van een kleurige stoel, waarvan de be kleding door Anna belf geborduurd werd. Ook hangt er een portret van haar, dat zij aan Willem liet zenden met een begeleidend brief je. Haar gemaal streed toen er gens in België. Dan ligt er een rammelaar van prins Maurits, tweede zoon van Willem Hl. Dit sieraad is van goud, bezet met di amanten, aan het ene uiteinde een benen handvat, aan de andere een fluitje. Het rijzweepje van konin gin Sophie ligt naast een gouden Christusbeeld, gemonteerd op een kruis van zilver, een geschenk aan de vorstin van Paus Pius IX. dergelijke kostbaarheden zijn echter ook zaken geëxpo seerd, die méér tot de verbeel- ding spreken. Zo onder andere de wieg waarin talrijke koningskinderen de eerste maanden doorbrachten. Men kent dit fraaie babybedje met hemel en gouden kroon van foto's en schil derijen. Van de jongste periode mag genoemd worden een tweetal door prinses Beatrix vervaardigde tekenin gen, gesigneerd met T.V.Ó., Trix van Oranje. De uil, het geschenk aan on ze kroonprinses ter gelegenheid van haar achttiende verjaardag, ont breekt evenmin, terwijl het veelom streden koningsschilderij van Char les Eyck is opgehangen naast portret ten van koningin Juliana en prins Bernhard. Door enkele toevoegingen buiten koninklijk bezit heeft men de ten toonstelling nog beter kunnen afron den. De expositie, die tot 15 j'uli geopend blijft, zal zonder twijfel grote belangstelling trekken. (Van onze Londense correspondent) Zeg „Sadler's Wells", en ge zegt „Margot Fonteyn" en „Covent Garden", want deze drie, stuk voor stuk hoge begrippen in de wereld van het ballet, zijn on afscheidelijk met elkaar verbon den. Op 5 mei j.l. heeft de „Sad ler's Wells Ballet Company", 's werelds beroemdste balletgezel schap, zijn 25-jarig bestaan her dacht met een gala-uitvoering in Covent Garden. Margot Fonteyn was onbetwist de ster van de avond, al viel ook glorie toe aan een bescheiden figuur: Ninette de Va- lois, oprichtster en directrice van Sadler's Wells. Het verhaal van het ontstaan van Sadler's Wells is een vreemd, een haast ongelooflijk verhaal, want het Strijd tegen alcohol leidde tot oprichting I was in principe de strijd tegen het alcoholisme, die tot de oprichting heeft geleid. Een rijke dame, Emma Cons, was omstreeks 1880 begaan met het lot van de arbeidersvrouwen in de volkswijk Lambeth: speciaal op zondagmorgen zagen de vrouwen er bont en blauw geslagen uit, daar zjj de avond tevoren door haar man nen mishandeld waren. Deze waren dronken teruggekeerd van de voor stelling in het „Royal Coburg Thea tre" in de Waterloo Road, waar zij evenzeer genoten van het platvloerse programma als van de sterke drank. Miss Cons kocht de „Coburg" alleen om in staat te zijn koffie en thee in plaats van whiskey en gin te verko pen! Al spoedig echter kreeg zij ook belangstelling voor hetgeen er op de planken geboden werd, en de kwaliteit der programma's steeg navenant. Later kreeg zij assis tentie van haar nicht, Lilian Bay- 1is, die de „Coburg" inmiddels MARGOT FONTEYN absolute ballerina omgedoopt tot „Victoria- of Old Vic-theater" tot het wereldbe roemde centrnm van het Shake- speare-toneel maakte. Lilian Baylis ontmoette op haar beurt een Ierse balletdanseres, Idris Stannus, die de toneelnaam Ninette de Valois had aangenomen en samen bestuurden zij de „Old Vic". Ninette droomde van een Brits bal let, dat het toenmaals unieke Russi sche ballet naar de kroon zou kun nen steken. Maar de cynici lachten haar uit: de gedachte alleen al was belachelijk. De bescheiden, vastbera den Ninette hield echter vol en in 1931 richtte zij de „Sadler's Wells Ballet Company" op. zo genoemd naar het „Sadler's Wells Theatre", waar het gezelschap optrad. Ook richtte zij een balletschool van de zelfde naam op. In 1933 werd er een 14-jarige leer linge ingeschreven: Peggy Hookham. Peég.V. die reeds sinds haar 4e iaar balletlessen had ontvangen, bleek 'n geboren danseres te zijn en als Mar got Fonteyn bereikte zijn spoedig wereldfaam. Op 9 mei 1940 trad zij voor een overvolle zaal in Arnhem op. Vier uur nadat de voorstelling was afgelopen, vielen de Duitsers ons land binnen en op het nippertje wist Margot met haar gezelschap via Den Haag te ontsnappen, met achter lating van alle kostbare kostuums en decors. Gedurende de oorlog trad zij met onvermoeibare energie overal ter we reld voor de troepen op, maar zij moest de tol betalen: ze werd ernstig ziek, herstelde langzaam (in 1947 mocht zy op medisch advies slechts driemaal optreden). In 1948 mocht het Londense publiek een herboren, tot het toppunt van haar vorm geste gen Margot Fonteyn begroeten en sindsdien heeft zij als „ballerina as- soluta", de „absolute ballerina", voor wie geen rol te moeilijk is, over de toppen van de wereldroem ge wandeld. In 1946 nam het balletgezelschap zijn intrek in het Covent Garden Theater, dat, na een schouwburg traditie van meer dan twee eeuwen, gedurende de oorlog als danszaal voor de troepen had dienst gedaan. Door toedoen van de „Arts Council", de raad voor schone kunsten, kon de kostbare transactie worden afge sloten, die Covent Garden tot „ope ratiebasis" van Sadler's Wells maak te, ofschoon de voorstellingen in het „Sadler's Wells Theatre" door een zustergezelschap, de „Theatre Com pany" werden voortgezet. Thans is Covent Garden gewijd aan ballet en opera. Het Is het enige theater ter gereld, dat 11 maanden van het jaar geopend is en ook het enige theater aat erin slaagt zijn bedrijfskosten van 5 miljoen per jaar voor 90 uit de door het publiek betaalde toegangs gelden te dekken. (De prijzen varië ren van 58.voor een loge van 4 personen tot 2.voor het „schel linkje"). Het ontbrekende wordt door de overheid bijgepast. Er staan voor dit seizoen weer tal van beroemde opera's en balletsuites op het programma: Mozart's „Zau- berflöte'Puccini's „Madam Butter fly" en „La Bohème", Tsjaikowski's „Schoppenvrouw", Wagners „Rhein- gold", „Die Walküre", „Siegfried" en „Götterdammerung", en op het hal- letgebied „The Sleeping Beauty", „Le Lac des Cygnes", „Giselle", „Coppelia", „Les Sylphides", „Noe- tambules" en andere. De prestaties van het balletgezel schap zouden nimmer bereikt zijn zonder „Sadler's Wells Ballet School", die thans 224 leerlingen telt. Getrouw aan de Engelse kost- neelcarrière (als 16-jarige onder re gie van zijn vader bij het oude Schouwtoneel te Amsterdam begon nen) in totaal met ongeveer 450 menselijke maskers gejongleerd heb ben in het dagelijkse leven is hfl geheel zichzelf. Ko van Dijk heeft een typisch, enigszins langwerpig gezicht, waar in de ogen, die niet gaarne afdwalen, en de enigszins vooruitspringende onderlip karakteristieke accenten vormen; hij is breed geschouderd, middelmatig van jiostuur en gebaart gaarne met de handen. Hij is voor alles mannelijk in zijn hele houding; hij spreekt zelfverzekerd cn bewaart gelijk tijdig een beminnelijke „ónder- toon" doch bij dit voelt men ook, dat hij impulsief is, kort af soms; steeds bereid om de arena van het debat binnen te treden. Maar merkwaardig is, dat de magische werking die de acteur Ko van Dijk in som mige rollen zo briljant over het voetlicht weet te dragen, ook bij de mens in eigen milieu enigs zins aanwezig blijft; hij is een man, die boeit wanneer hij spreekt misschien ook, omdat hij iedere twijfel en innerlijke onzekerheid verfoeit. Het interieur, waar de gashaard brandt, is volgens Biedermeier-stijl ingericht („Daar houd ik erg van") en de klimplanten, boeken, toneel foto's alsmede een oude petroleum lamp, getuigen mede van een hang naar huiselijkheid en voor ons ge voel naar het romantische „toen". Wanneer we deze gedachte uitspre ken, zegt Ko van Dijk echter, dat hij niet aan een andere tijd hangt het verfoeilijke van deze tijd vindt hij echter, dat zij alles nivel leert, terugbrengt tot de middel maat. „Dat vind je ook zo in ons vak." Verheugend is echter, dat het pu bliek in een zaal zich niet be driegen laat. Dit contact met het „levende klankbord", dat iedere avond weer enigszins anders rea geert, betekent voor Ko van Dijk de grote charme, het wezenlijke van het toneelspelen. Volgens hem vor men de kruidenier en de melkboer hét schouwburg-publiek, omdat deze KO VAN DIJK vermoeid mensen beleven, ondergaan, niet analyseren, want „je kunt alles ten slotte wel met het verstand kapot redeneren". Daarom is Ko van Dijk ook een tegenstander van een te groot intellectualisme een cere braal element, zo men wil op de planken. Het is ook om deze reden, dat Ko van Dijk gaarne Shakespeare speelt; hij hoopt, dat hij weer kan optre den in Macbeth en Richard de me. In dit seizoen heeft hij 7 zware rol len door elkaar moeten brengen. En wanneer men daarbij bedenkt, dat hij b.v. enkele weken geleden zo „en passant" in de provincie in lut tele dagen tijds 1200 kilometer moest reizen, terwijl naast de vele repetities en het regelmatig spelen ook nog enig radiowerk staat wel, dan kan men niet van 'n „mak kelijk leven" spreken. Naast het ac teren blijft er voor iets anders am per tijd; tenslotte brengt hij hoofd rollen, die een algehele geestelijke en lichamelijke inzet vragen, „want toneel moet men goed doen". Maar dit reizen en trekken, dit voortdu rend wisselen van het repertoire, acht Ko van Dijk een groot gebrek van onze toneel-constellatie. ijn rol als „Minister van Moei- t lijke Zaken" in het radio-Mimo- za-programma beschouwt hij als een tegenwicht ten aanzien van. het vele serieuze toneelwerk meer niet. Ko van Dijk wil er ook niet al te diep op ingaan; hij maakt een hand gebaar van „nou ja" en laat het daarbij. Wel vertelt hij ons nog, dat er volgend seizoen weer een nieuw radiokolderprogramma komt van een ander karakter dit zal ook weer dertig weken draaien. schooltraditie worden de leerlingen hier niet alleen tot balletdansers en -danseressen opgeleid, doch ontvan gen zij tevens de normale lagere en voortgezette schoolopleiding. Als tienjarigen treden zij tot de school toe voor een opleiding van 10 jaren. De meisjes mogen zich dan „ballet danseres" noemen, „ballerina's'* worden echter slechts enkelen van hen: dat is alleen weggelegd voor da grootsten.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1956 | | pagina 5