„Huis in de nacht", tweede
boek van Albert v. d. Hoogte
C
C
Conny Stuart heeft strenge
critici: haar zoontjes
In ons Jand weinig aan kunst te verdienen
NA-OORLOGSE ONTREDDERING
ullurele
OP BEZOEK BIJ ADÈLE
ZATERDAG 28 APRIL 1956
PROVIN Cl ALE ZEEUWSE COURANT
6
Een gaaf werk met uitmuntende
sfeertekening
VERGELIJKT MEN HET pas verschenen werk „Huis in de nacht" van
Albert van der Hoogte met zijn voor ganger uit 1953, „Het laatste uur
een kroniek uit het na-oorlogse Indo nesie", dan valt de vergelijking zeer
gunstig uit voor dit nieuwe boek. Dat wil heel wat zeggen, want ook Van
der Hoogte's eersteling was reeds een opvallend geschrift dat men moei
lijk ongelezen kon laten en dat ondanks zijn wat hybridische aard (geen
roman, geen dagboek, geen kroniek ook) een grote indruk naliet. Het is
intussen aan zijn vierde druk toe, een verdiend succes.
Op dit eerste werk, een waardevol, eerlijk, diep-menselijk en indringend
document uit de tijd van Indonesië's vrijwording, viel eigenlijk niets aan
te merken dan dat het uit letterkundig oogpunt, als kunstwerk, niet he
lemaal voldeed. Van der Hoogte was dan ook eigenlijk niet in de eerste
plaats schrijver: hij was vele jaren openbaar aanklager geweest op Java
en vertelde, wellicht gedeeltelijk uit eigen ervaring, een tweetal schok
kende processen uit de loopbaan van een zekere rechter Opzomer. Opzo-
mer, een nauwgezet, streng, plichtsgetrouw man, stond aan de kant van
macht en recht, en eiste doodstraffen, ondanks zijn meegevoel met en
begrip voor de Indonesiërs waarmee hy te maken had. Wat het boek zo
schrynend maakte was Opzomers haast verzwegen twijfel en onzekerheid
of het recht eigenlijk geen onrecht was en of de macht niet werd mis
bruikt. Deze onzekerheid, maar dan uitgebreid over allerlei gebieden des
levens, Is de ondertoon van „Huis in de nacht". Het is een ook qua lite
raire vormgeving volkomen gaaf boek, uitmuntend door een sobere, doel
treffende verhaaltrant en bijzonder goede sfeertekening. Het is boven
dien apart en ingenieus van opzet en uitwerking; kortom een aanwinst
voor onze hedendaagse literatuur. Albert van der Hoogte heeft met dit
boek bewezen, niet alleen iemand te zijn die iets belangrijks mede te delen
heeft; hij is bovendien een uitsteken de schrijver.
Een pas afgestudeerde arts, Jus
tus Wenzel, gaat naar Indonesië om,
zoals dat heette, „mee te werken
aan de heropbouw van het Konink
rijk". Niemand blijkt hem er te ver
wachten of nodig te hebben in dit
opzicht doet deze aanvang sterk
denken aan het voortreffelijke reis
boek „Een liedje van verlangen" van
Hetty van den Bcrgh. Na enige tijd
volkomen doelloos in Djakarta te
hebben doorgebracht, dat in zijn na
oorlogse ontredderde toestand wei
nig aan Wenzels schoolideeën over
Letterkundige kroniek
door HANS WARREN
Indië beantwoordt, wordt hij naar
Madoera gezonden om daar een pok
kenepidemie te bestrijden die alleen
op papier blijkt te bestaan en blijft
bestaan, ondanks zijn ervaringen en
protesten. Hij heeft er dus letterlijk
niets te doen.
Op Madoera, het droge, karakter
volle, „mannelijke" eiland dat Van
der Hoogtes speciale liefde schijnt
te hebben, speelt het eigenlijke ver
haal zich af. Wenzel word er onder
gebracht in het huis van de indu
strieel Sybrandy, wiens tegelfabriek
(en leven) volkomen in puin ligt, en
die in een als door een wonder onbe
schadigd gebleven woning een een
zaam en eenzelvig bestaan lijdt se
dert hij vrouw en zoon onder de Ja
panse bezetting vérloor. Sybrandy
is een Indische jongen, oud gewor
den vóór zijn tijd, en zeer zwijg
zaam. Het huis staat afgelegen in
een gevaarlijk niemandsland, want
het is geenszins rustig op het eiland
waar de guerilla zeer actief woedt.
Weldra komt er een derde bewoner
bij: de eveneens kersvers uit Hol
land geïmporteerde Duwaer, amb
tenaar van het O.M. (In Den Haag
had hij op een distributiekantoor ge
zeten). In een half onverschillige,
half kameraadschappelijke ver
standhouding leven de oudere man
en de twee onervaren broekjes in het
verwaarloosde, inwendig vervallende
huis. Sybrandy heeft er nog één
oude vriend: een hond, die doodziek
is maar die hij om sentimentele re
denen telkens nèt niet af kan ma
ken: het is de hond van zijn zoon
geweest, de enige levende herinne
ring aan het voorbije leven.
EEN VROUW.
Op een late avond komt, enigs
zins als een Deus ex machina, een
verdwaalde vrouw op de galerij,
juist als de drie mannen zich
flink, bedronken hebben. Zij geeft
zich uit. voor een artieste die met
haar jeep verdwaald is, en zij
blijft enige dagen hangen. Lich
telijk vulgair is zij. en zeker niet
mooi, maar de mannen begeren
haar alle drie, en haar aanwezig
heid brengt grote spanningen te
weeg. Op een avond is zij op even
geheimzinnige wijze verdwenen
als ze kwam, en men hoort schie
ten in de verte, dat naderbij
komt. Sybrandy weet de jonge
mannen te overreden met zijn
jeep weg te rijden, zogezegd om
de vrouw te helpen. Hij blijft al
leen achter in het gevaarlijke ge-
Mevrouw Erna Fiehl.
bied, maar het schieten houdt op.
Wat later schiet hij zijn hond
dood, en men begrijpt dat hij
door een hartaanval getroffen
naast de hond neervalt.
Het tweede deel speelt even later.
Nederlandse soldaten die Madoera
komen zuiveren, stuiten op het on
beschadigde verlaten huis waarin
letterlijk alles op bewoning wijst,
maar waar zij niemand aantreffen.
Pas de volgende dag ontdekken zij
de man en de hond in de tuin. Zij
maken een brandstapel, steken die
aan, en dan eindigt dit mooie ver
haal: „De pantserwagens, de jeep
en de ambulance reden krakend het
erf af en de eenheid verdween over
de heuvels in de richting van Pame-
kasan. Het vuur was toen al uitge
brand. Niets wees, er op, dat hier
een dode man en een dode hond ver
brand waren. Alleen de as smeulde
nog wat na. Maar later stak de wind
op en blies de as uiteen".
Een einde, dat in stemming haast
op Prediker lijkt.
Alles is voorbijgegaan, en waar
toe heeft het gediend? Wat weten
wij tenslotte met absolute zekerheid
in dit leven? Welke waarde is niet
omkeerbaar? Alles is betrekkelijk,
overal knaagt de twijfel. Heeft Sy
brandy zijn vrouw werkelijk liefge
had? Doen Wenzel en Duwaer en
enkele andere ingevoerde personen
hun plicht? En de soldaten, jongens
nog, erg ontmoedigd door het ver
lies van een paar strijdmakkers
één van hen stamelt het uit in een
verhakkelde maar ontroerende stad
huiszin: „Kaptein, kaptein, hoe, hoe,
waarvoor sterven wij, hoe, hoe, in
dit vreemde land?" En de kapitein
weet ook niet anders te doen dan
over de plicht te praten, maar hij
vindt zijn eigen antwoord wel erg
onbevredigend.
Dat het lot van Sybrandy ons zo
aangrijpt een man voor wie alles
wat voor hem waarde had dood en
kapot is, vrouw, kind, Indië, zijn le
venswerk, komt wellicht omdat dit
in de huidige wereld ons aller lot
kan worden, op slag. Albert van der
Hoogte blijkt een schrijver te zijn
die het na-oorlogse, ontredderde In
donesië met zijn problemen weet op
te roepen als weinigen. „Huis in de
nacht" is, meer nog dan zijn lite
raire debuut, een boek dat men niet
licht vergeten zal.
Albert van der Hoogte: Huis in de
Nacht. Contact, Amsterdam.
„Waarom Vincent niet
meer speelde".
Mej. Peter Jaspers, die kindervers
jes en radiohoorspelen produceerde en
ook nog medewerkster was aan een
dagblad, is voortgegaan op de meer
en meer gebruikelijke weg. Dat is de
weg naar de roman.
Haar eerste roman verscheen bij
de Hollandia Drukkerij te Baarn en
heet „Waarom speel je niet, Vin
cent".
Het is bepaaldelijk een damesboek
met veel liefde, huwelijksmoeilijkhe
den en een stervend kind.
Ook een zelfmoordpoging komt er
in voor. De opzet van het boek ver
raadt gebrek aan verbeeldingskracht
maar Peter Jaspers kan wel iets be
schrijven en ze heeft een levendige
belangstelling- voor kinderen. Het is
werkelijk .el leesbaar, al zat het Ne
derlandse volk nou niet bepaald op dit
boek te wachten.
^taaltjes oan volkskunst
CONNY STUART
ava/cade
De toneel- en filmspeler Mat-
tieu van Eysden zal vandaag z\jr. zes
tigste verjaardag vieren. Behalve to
neel en filmwaren ook operette en
revue zijn werkterrein. Van verschil
lende toneelgroepen voerde hij de di
rectie (het vrije toneel en het cen
traal toneel). De laatste jaren maak
te hij deel uit van het gezelschap Jo-
han Kaart.
Prins Bernhard zal op donder
dag 17 mei de tentoonstelling van te
keningen van Rembrandt in het mu
seum Boymans te Rotterdam openen.
De toneelspeler en radio-acteur
Jacques de Haas, gaat in het speelsei
zoen 1956-1957 een tournee maken
met één of meer stukken uit zijn to
neelrepertoire ten tijde van „de To
neelvereniging" onder directie van
Herman Heijermans, het Schouw
toneel" en de A.T.G.-periode. Deze
tournee ia tevens bedoeld als het af
scheid van Jacques de Haas als to
neelspeler.
Jacques de Haas begon zijn car
rière ir 1919 bij „de Toneelvereni
ging" onder de toenmalige leiding
van Herman Heijermans. Zijn laatste
vaste verbintenis was in 1951-1952 bij
Comediaonder directie van Cor
Hermus.
Het Nederlands ballet, dat on
der artistieke leiding staat van Son-
ja Gaskell, zal in de laatste week van
mei een tournee maken door West-
Duitsland. In Essen, Bad Nauheim,
Marburg en Schwetzingen zullen
voorstellingen worden gegeven. Op
27 en 28 mei wordt, gedanst in het
Tolcoko-theater te Scliwetzingen.
Zij gaan niét aan het toneel
„Iedereen hangt aan mij.... iedereen komt bij mij zijn hart uitstorten.
Men denkt, dat ik een menselijk toppunt vau energie en vrolijkheid ben",
aldus zegt ons de cabaretière Conny Stuart, terwijl we tegenover haar
zitten in haar gezellige woning aan de Milletstraat te Amsterdam. Wy
kyken naar het expressieve gezichfomet de guitige groene ogen en het rosse
haar.... en de radio-Adèle met haar aanstekelijke „explosieve" lach, de
cabaretière van vele komische creati es in het gezelschap Wim Sonne-
veld, ziet er bij deze opmerking heel ernstig uit.
Het duurt echter heel even, want al moge de privé Conny Stuart
dan ook heel anders zijn, dan we ons haar onwillekeurig voorstelden,
zy heeft een zeer beweeglijke mimiek en houdt er niet van, haar gezicht
lang in dezelfde plooi te houden.
Het Rijksmuseum voor volkenkunde,
het Nederlands Openluchtmuseum",
te Arnhem, heeft uit de collectie van
dr. Wiegersma te Dermie een aantal
volkskunstvoorwerpen aangekocht.
V.l.n.r. ziet men: a. enige rijk versier
de wandelstokken. De stok met de
ketting, is met ketting en al uit één
stuk hout gesneden', b. een palmhou
ten doos voor een snuifrasp, met
blad- en bloemranken versierd. De
doos heeft een lengte van 15 cm.; c.
een etui voor het bewaren van stenen
pijpen. Het is van palmhout vervaar
digd. De kop van de pijp werd in de
mannekop gestopt en zo voor breken
behoed.
Er is reeds een vriendelijke glim
lach, wanneer ze vervolgt: „Maar ik
ben ook slechts een gewone sterve
ling en een moeder van twee jongens,
voor wier toekomst ik moet zorgen.."
Dit tweetal, Raymond en Michel, 11
en 7 jaar oud, zijn haar meest oprech
te en meedogenloze critici: zij wen
sen moeder niet al te clownesk te
zien en steken hun mening niet onder
stoelen of banken. Ergens eisen ze
van haar, dat ze de grenzen ziet
en Conny bekent ruiterlijk, dat ze
daar ook rekening mee houdt. De zo
nen hebben voor de ambities van
moeder een zeer grote belangstelling
al staat nog niet geheel vast, hoe
het met hun waardering gesteld is.
Want laatst ging de deur van de
huiskamer onverwachts open en
kwam het tweetal, hand in hand, bin
nenstappen om met een zekere plech
tigheid eenstemmig een verklaring af
te leggen, welke kennelijk het sluit
stuk vormde van een lang onderling
debat: „Je moet niet denken, dat we
later aan het toneel gaan..."
Conny Stuart, die nimmer blijk had
gegeven, dat zij dit dacht, moest na
tuurlijk lachen en haar twee sprui
ten bleven haar daarbij doodernstig
aankijken. Zy is er ook de vrouw
niet naar om voor haar kinderen een
toneelcarrière te wensen, want ze
zegt: „Er zijn maar zo bitter weinig
mensen, die in dit vak slagen. Wan
neer je er niet komt, is het-zo arm
zaligdan kun je eigenlijk beter een
ander beroep kiezen. Och ja, er zijn
er natuurlijk, die tot elke prijs in deze
toneelsfeer willen zijn zonder een be
paalde hoogte te bereiken, maar
dat zou niets voor mij zijn. Als ik ge
voeld had, dat ik op het derde plan
was blijven hangen, was ik er zo mee
opgehouden,,,"
VEELZIJDIGHEID
Haar carrière is eigenlijk min of
meer „vanzelf" gegroeid; zy heeft
nooit hoeven te solliciteren en men is
haar om zo te zeggen steeds
achterna gelopen. Zij bewondert het
„grote" toneel, doch voelt niet de
drang in zich hoewel haar onlangs
door een bekend gezelschap nog een
engagement werd aangeboden om
actrice te worden; de flitsende veel
zijdigheid van het cabaret hoort meer
bij haar wezen... en dit werk is au
fond even moeilijk!
Eigenlijk heeft Conny Stuart er
vroeger slechts vaag over gedacht
om artiste te worden. Ze zong wei-
maar uitsluitend thuis voor zichzelf.
Er waren ook adspiraties om te gaan
tekenen, maar een duidelijke rich
ting zag ze niet. „Indien ik m'n vaders
zin gedaan had, zou ik nu ergens op
een Ministerie gezeten hebben..."
Op een bepaalde dag mocht zij ech
ter bij het radio-orkest van Gerard
van Krevelen invallen; hier was na
melijk een zangeres wegens vakantie
tijdelijk afwezig. Haar goede so-
praanstem werd dadelijk gewaar
deerd en dit werd dan het begin
van een regelmatiger optreden voor
de microfoon Na chansons in het
cabaret van Cor Ruys gezongen te
hebben, kwam zrj in contact met
Wim Sonneveld. die al spoedig haar
bijzondere mogelijkheden zag en deze
eruit ging halen.
De reacties van het publiek op
haar eerste „rare tvpes" waren voor
haar een grote stimulans en zy
bleef zoeken om haar aanleg voor het
parodistische verder uit te bouwen.
Zo ontwikkelde zij b.v. haar stem
meer naar de diepte haar sopraan
komt haar nog dikwijls van pas om
bijzondere effecten te bereiken.
In december hoopt Conny Stuart in
de Amerikaanse musical „The Boy
friend", te brengen door de Ned. Co-
medie, op te treden, terwijl er nog
voldoende radio- en televisiewerk op
haar wacht,
STEEDS PLANKENKOORTS
Maar wat Conny Stuart ook doet
zij heeft steeds plankenkoorts;
vooral by een première. En zij is blij
dat ze dit heeft het geeft haar de
nodige scanning om alles goed te
doen.
Op dit punt van ons gesprek, volgt
zy een blik van ons naar ue muur,
alwaar enkele primitieve landschaps
tekeningen, achteloos over elkaar aan
een spijker geprikt, onze aandacht
trekken. Ze lacht: „Ja, mijn jongens
tekenen veel.... dat vinden ze heerlijk
En ze vragen steeds mijn mening.
Naarmate het geweten slechter is,
worden de tekeningen groter..."
Audrey Hepburn en Gary Coo
per hebben met Allied Artists Studios
een contract gesloten voor het maken
van de film „Ariane".
De opnamen zullen deze zomer in
Parijs plaats hebben.
Eén der bijrollen zal worden ver
vuld door de bekende Franse cabaret
artiest Maurice Chevalier.
Billy Wilder, die „Sabrina" en de
onlangs voltooide Oorlog en vrede
twee filmen met Audrey Hepburn
in de hoofdrollen regisseerde, zal
ook yArianeregisseren.
De beeldende kunstenaars in
ons land zullen enige tijd ge
leden wellicht met enige af
gunst hebben gelezen, dat een En
gelse zakenvrouw, de 45-jarige me
vrouw Erna Fiehl, een revolutio
nair nieuw systeem heeft uitge
vonden voor het reproduceren van
beroemde moderne en oude schil
derijen. Op de foto, die we by dit
artikel publiceren, is zij bezig, de
laatste hand te leggen aan een
aantal reprodukties van Rubens'
„Portret van een kind". Zij doet
goede zaken (zoals dat een zaken
vrouw betaamt
Kunstminnaars met bescheiden
middelen, zoals „het publiek" wel
genoemd wordt, kunnen nu „oude
meesters" kopen die bijna echt
zijn, voor de prijs van vijf pond
sterling, oftewel 20 tot 50 gulden,
omzetbelasting inbegrepen.
Zelfs het verschil in kleur en com
positie is slechts door experts te con
stateren. Het grootste gedeelte van
het gebruikte procédé is geheim, maar
vast staat, dat eerst van al een com
pleet „moederschilderij" wordt ge
maakt op canvas. Deze reproduktie
wordt dan door een groep assistenten
overgeschilderd. En ook daarbij wordt
weer een geheime substantie ge
bruikt, die de chemische samenstel
ling van olieverf heeft, maar toch
geen olieverf is. Zo hoopt mevrouw
Fiehl een produktie van 200 schilde
rijen per dag te bereiken.
Wij moesten aan deze mevrouw
Fiehl denken, toen we het rapport
over de beeldende kunstenaars In ons
land onder ogen kregen. Want die
hebben het helemaal niet „breed".
Het risico, dat er op een tentoonstel
ling helemaal niets wordt verkocht is i
hier te lande groot. Meestal zijn ex
posities een financieel fiasco. De ge
middelde verkoop per expositie be
draagt vyf werken met prijzen, voor
namelijk beneden de 150.
In de kunsthandel wordt nog steeds
een belangrijk deel van de kunstwer-
Dat de beeldende kunst geen
s goudmijntje is, blykt uit een
rapport van de Nederlandse
federatie van beroepsvereni-
gingen van kunstenaars te
Amsterdam. Daarin kwam men
tot de conclusie, dat de econo-
mische mogelijkheden van het
exposeren voor de hedendaag-
se beeldende kunstenaars be
slist onzeker en beperkt zijn.
Het onderzoek van de federa
tie strekte zich uit over de
eerste helft van 1955. Doel
was, enkele feitelijke gegevens
te verzamelen, met name over
de mogelijkheid, die het expo
seren de kunstenaars biedt om
een afzet te vinden voor hun
werk en over de functie, die
de tentoonstellingsruimte daar
bij vervult.
Afgezien van het publieiteits-
aspect der tentoonstellingen,
waai-van de waarde moeilijk
te schatten valt, behoort een
expositie die een wezenlijke
Is bijdrage levert tot het inkomen
van ae kunstenaar, tot de
zeldzaamheden.
lllllllllllinilllllllllllllllllRIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIR
ken via exposities afgezet. Den Haag
neemt daarbij de voornaamste plaats
in. Particulieren bleken de voornaam
ste groep van kopers te zijn. Overheid
en bedrijfsleven namen als afnemers
een minder belangrijke plaats in.
Dit komt overeen met de resultaten
van het rapport van het Prins Bern-
hardfonds over de sociale positie van
de beeldende kunstenaars. Hetgeen
aantoont, dat de wel geuite bewering,
als zou de overheid tegenwoordig de
belangrijkste afnemer zijn, niet op
feiten berust.
De enquête bewees opnieuw, dat
(enigszins op grote schaal) alleen
verkocht wordt tegen betrekkelijk la
ge prijzen. Het meest werd grafisch
werk beneden de vijftig gulden ver
kocht.
De voorkeur van de kopers ging
duidelijk uit naar landschappen (ruim
33 pet.) Deze voorkeur was het best
waarneembaar bij de groep particu
lieren, doch ze was eveneens te con
stateren by de overheid.
Meer dan de helft van het aantal
geregistreerde tentoonstellingen van
werk van levende Nederlandse beel
dende kunstenaars werd in het eers
te halfjaar van 1955 gehouden in 't
westen van het land. Daar werd ook
verreweg het meest verkocht.
Het bureau van de federatie, dat
de gegevens verzameld heeft, trok
deze voorzichtige conclusies. Voor 'n
grondiger bestudering van het gehele
tentoonstcllingsvra agst.uk zal een
uitgebreider en grondiger onderzoek
nodig zijn, dat zich over een langere
periode uitstrekt.
j WfflÊ
Exposeren behoeft niet alt\jd in een
zaal te gebeuren. Zo gaat het ook. Je
jaagt maar een paar spijkers t» de
muur en de rest is kindericerk.
Italiaanse tournee van
residentie-orkest
Het residentie-orkest vertrekt op
16 mei naar Italië voor een tournee
door het gehele land.
Het eerste concert zal op 17 mei
in Rovereto worden gegeven, waarna
het orkest zal concerteren in Livor-
no, Perugia. l'Aquila, Vaticaanstad
(waar voor de paus zal worden ge
concerteerd), Sassari (3 concerten),
Napels (San Carlo theater), Paler
mo, Messina, Bari, Brescia en Bel-
luno.
Alle concerten zullen worden gedi
rigeerd door Willem van Otterloo en
tijdens de gehele tournee zullen de
volgende werken worden uitgevoerd:
Anariessen-Kuhnau variaties. Beet
hoven-ouverture „Egmont", viool
concert en zesde symfonie, Brahms
eerste symfonie, Berlioz symfonie
fantastiqïie, Rossini-ouverture „l'Ita-
liana in Algeri", Franck-symfoni-
sche fragmenten uit „Psyche", Ravel
2e suite „Daphnis et Chloe".
De twee concertmeesters van het
residentie-orkest, Theo Olof en Her
man Krebbers, zijn in enige plaatsen
uitgenodigd als solist op te trederu