Novellen van Nikolaj Gogolj en
van twee Nederlandse auteurs
Films, kostuums en publiek
w
In regionaal toneel schuilt een gevaar
Boston Symfonie Orkest
viert 75-jarig bestaan
H
W
Tableau de la troupe van
„liet Zakelijk Toneel"
D'
H'
ZATERDAG 7 APRIL 1956
PROVINCIALE ZEEXJWSE COURANT
9
DRIE NIEUWE .EIK'-DEELTJES
Consternatiebekroonde bundel
van jonge prozaïst Meijer
NIKOLAJ GOGOLJ, Hubert Janssen en Henk Meijer, één wereldbe
roemde en twee zelfs ten onzent nog onbekende namen van
auteurs van de jongstverschenen deeltjes van Meulenhoffs mooie Eik
reeks. De novelle van Gogolj De Mantel" is een klassiek, en juist daar
om is het de moeite waard er nog eens extra de aandacht voor te vra
gen. Klassieken worden nu eenmaal veel te weinig gelezen; men zou
haast gaan denken dat ze hun roem aan hun vervelendheid en onlees
baarheid hebben te danken. Het zou ons niet verbazen als de wortel
van dit kwaad in veel gevallen te zoeken was in het literatuuronderricht
op de middelbare scholen, waar velen een tegenzin krijgen voor de klas
sieken, doordat die daar vaak slechts gebruikt worden als studiemate
riaal, waarbij men aan de schoonheid van de werken eenvoudig niet
toekomt. Goede uitzonderingen, die er gelukkig zijn, daargelaten.
Hoe onzegbaar kunnen Vergi-
lius, Vondel en Goethe, ja
zelfs Shakespeare ons op school
gaan tegenstaan, en hoevele jaren
kan het duren eer we inzien dat die
weerzin volkomen ongegrond is
sommigen bereiken dat stadium
nimmer. De grote Russische klas
sieken delen enigszins dat lot, al
kan de schoolopleiding daar slechts
secundair de oorzaak van zijnze
worden eenvoudig over één kam
geschoren: klassiek is klassiek en
dus vervelend. Tolstoi schijnt zelfs
in bepaalde kringen zo notoir lang
dradig te zijn, dat een Nederlandse
uitgever er geen been in heeft ge
zien, onlangs een van diens mees
terwerken, Oorlog en Vrede, te la
ten bekorten en navertellen (niet
vertalen) wat, in ons land althans,
gelukkig tot de lakenswaardige uit
zonderingen behoort. Wie een klas
siek boek niet van a tot z wenst te
lezen (dat kan iedereen overko
men) heeft toch minstens het recht
zélf de pagina's tg kiezen die hij
over wil slaan, en bovenal het recht
op de eigen stijl van de betreffende
auteur, zelfs al moet dat in een
goede vertaling zijn.
De Mantel" vn Gogolj nu, is
stellig een der allermooiste
verhalen uit de wereldlitera
tuur. In de loop der jaren hebben
we hem zeker wel al een keer of
acht gelezen, (meestal in deze uit
stekende vertaling van Aleida
Letterkundige kroniek
door HANS WARREN
Schot) en telkens weer treft dit so
bere verhaal door zijn diepe mense
lijkheid, zijn weloverwogen opzet,
volmaakte uitwerking en zijn onver
getelijke sfeer. Het is een novelle
die Gogolj, ja, men is geneigd te
zeggen: de Russische literatuur, zou
kunnen vertegenwoordigen in een
notedop. Hij verhaalt van een arme,
ondergeschikte ambtenaar in Peters
burg, wiens mantel, ontelbare malen
opgelapt, tenslotte onherstelbaar
versleten is geraakt. De man is lich
telijk zonderling en het mikpunt van
de spotternijen van zijn talrijke col
lega's. Zijn enige geluk bestaat in
het overschrijven van de stukken
die men hem daartoe overhandigt.
JANSSEN EN MEIJER.
Het achttiende deel van De Eik
is „De lange schaduw" van Hu-
bert Janssen, een wat ongelij
ke, maar soms bijzonder treffende
novelle die het karakter van een
autobiografische schets heeft aange
nomen. We weten niet of dit werk
je werkelijk autobiografisch is,
maar achten dat zeer waarschijnlijk,
liet maakt althans een zeer echte en
onopgesmukte indruk. Een niet meer
zo jonge man ziet terug op zijn kin
derjaren en jeugd. Hij doet dat van
liet heden uit, en onsystematisch,
waardoor dit verhaal verlevendigd
wordt en hij duidelijk afstand neemt
tot het jongetje dat hij eens was.
„Het verleden heeft geen con
tour. Het is een lange schaduw,
die op juiste afstand van het
heden blijft", schrijft hij ergens.
Die jeugdherinneringen van
een katholiek jongetje.dat als
hij naar bed ging zijn kousjes
in een kruis op het zeil voor
zijn bed neerlegde omdat de dui
vel hem dan althans des nachts
met rust zou laten (zo'n aardig
trekje is tekenend voor dit sym
pathieke verhaal) zijn in een
wat gereserveerde stijl te boek
gesteld. Het best is de schrij
ver op dreef als hij vertelt over
zijn grootouders, het minst als
hij filosofeert over zijn huidige
levenscompromis. Daardoor viel
ook het slot onbevredigend uit.
Ook „Consternatie" van de jonge
prozaïst Henk Meijer geeft
hoofdzakelijk jeugdherinnerin
gen, maar deze zijn meer heet van
de naald geschreven en hebben daar
door iets van het mysterie behou
den, dat de wérkelijke jeugd voor
de volwassene onherroepelijk gewór
den is. Overeenkomstig heeft het fe
nomeen „spelen" in deze met de
Reina Prinsen Geerlingsprijs 1954
bekroonde (doch pas thans versche
nen) novelle, een belangrijke plaats.
Meijer is ongetwijfeld een auteur
met grote mogelijkheden, ook wan
neer hij zich aan andere opzetten
dan het jeugdleven waagt. Zo vin
den wij persoonlijk de novelle: „Re
quiem aeternam" de beste van het
zevental. Hij beschrijft op ontstel-
lend-realistische wijze en toch met
een vleug poëzie, een familiebijeen
komst rond het laatste ziekbed van
een bijna negentigjarige grijsaard.
Ook de aanzet van „Na het con
cert": het einde van een eens ge
vierde, langzaam meer en meer af
getakelde zangeres temidden van
haar rekwisieten is van een navran
te juistheid. De meeste van deze no
vellen zijn echter te onvoldoende af
gerond; zij lijken op breedopzette,
onafgelaten aanzetten tot het gro-
t re werk dat we ste"ïg van deze
talentvolle jonge schrijver te wach
ten hebben.
Wij bevelen deze drie nieuwe Eik
deeltjes, het klassieke Rnssische en
de twee moderne Nederlandse
al staan ze uiteraard niet op één
peil ten zeerste in uw aandacht
Nikolaj Gogolj: De Mantel, 2e
druk; Hubert Janssen: De lange
schaduw; Henk Meijer: Consterna
tie. De Eik, J. M. Meulenhoff, Am
sterdam.
Opdrachten aan vijftien
befaamde componisten
(Van een bijzondere medewerker).
New York, april Het vieren
van een verjaardag gaat
PAUL HINDEMITH
„gelegenheidscompositie"
van een
doorgaans gepaard met het ont
vangen van geschenken, maar het
Boston Symfonie Orkest denkt
daar anders over: het is namelijk
voornemens aan de herdenking van
het 75-jarig bestaan van dit we
reldvermaarde orkest luister bij te
zetten door het uitreiken van ge
schenken op grote schaal. Het heeft
daarom aan 15 componisten van
wereldfaam opdracht gegeven tot
het samenstellen van nieuwe sym
fonische werken, waarmee het re
pertoire van moderne symfonische
muziek belangrijk zal worden ver
rijkt.
Het 50-jarig bestaan werd in het
seizoen 19301931 op gelijke wijze
herdacht, ook toen werd dit evene
ment opgeluisterd met het ten ge
hore brengen van een aantal voor aie
gelegenheid gecomponeerde werken.
Wij kunnen daarvan slechts enkele
noemen: de „Symphonie of Psalms"
door Igor Stravinsky, de „Concert
muziek voor Snaar, en Koperinstru
menten" door Paul Hindemith, de
oerste Symfonie van Arthur Ho-
negger, de „Symfonische Ode" van
Aaron Copland, de Vierde Symfonie
van Howard Hanson en de „Meta-
morphosen" van Richard Strauss.
Een van de hoogtepunten van
de viering van het 75-jarig be
staan wa ie onlangs ten gehore
gebrachte nremière van de Elfde
Symfonie van Heiton Villalobos,
die door de componist zelf werd
gedirigeerd. Nu is natuurlyk niet
iedere componist Ce beste vertol
ker van zijn eigen werken, maar
zoals geen enkele pianist Rach-
mannoff heeft gespeeld als Rach
maninoff zelf, zo kan naar myn
overtuiging" niemand Villalobos
dirigeren als Villalobos.
Niet minder dan zes Europese
componisten zullen een bijdrage
leveren voor het huidige jubi
leum: Benjamin Britten (Engeland),
Henri Dutilleux, Jacques ïpert en
Darius Milhaud (Frankrijk), Gott
fried von Einem (Oostenrijk) en Gof-
fredo Petrassi (Italië). Het Weste
lijk Halfrond wordt, behalve door
Villalobos, vertegenwoordigd door
acht componisten uit de Verenigde
Staten, namelijk Samuel Barber,
Leonard Bernstein, Aaron Copland,
Howard Hanson, Walter Piston, Wil
liam Schuman, Roger Sessions en
Bohuslav Martinu; de laatste werd
in Tsjecho-Slowakije geboren en
kwam in 1941 naar de Verenigde
Staten.
Bij het Boston Symfonie Orkest is
het introduceren van nieuwe werken
tot een alom gewaardeerde traditie
geworden: aan de dirigenten Georg
Henschel, Arthur Nikisch en Wilhelm
Gericke is het voornamelijk te dan
ken dat de muziek van Johannes
Brahms in de Verenigde Staten be
kend en begrepen werd, toen aan
beide zijden van de Atlantische Oce
aan de muziekcritici Brahms „ontoe
gankelijk" noemden.
In later jaren heeft Pierre Mon-
teux, die het orkest van 1919 tot
1924 leidde, het muzieklievend pu
bliek bekend gemaakt met de wer
ken van Igor Stravinsky. Serge
Koussevitzky, de grote dirigent van
1924 tot zijn dood in 1951 speurde
voortdurend naar talent en hij was
een der eersten die om er slechts
twee te noemen de verdiensten
erkende van Aaron Copland en Bela
Bartok.
Met het New Yorkse Filharmonisch
en het Philadelphia Orkest behoort
het Bostonse Orkest tot 's werelds
vermaardste symfonieorkesten en
daarom beschouwt elke componist
het als een bijzondere eer wanneer
een première van zijn werk door dit
orkest aan de wereld wordt gepre
senteerd.
(Van een film
medewerker)
anneer \vy in de
en ons eens prettig in
de stoel schikken om
dat de hoofdfilm gaat
beginnen, dan komt er
eerst een ontzagwek
kende rij namen op het
doek, waarvan de spe
lers maar een beschei
den onderdeel vormen.
Naast cameramannen,
regisseurs, producer en
meer dergelijke hoog
waardigheidsbekleders
worden allerlei lieden
vermeld die de zorg
hebben gehad voor
schijnbaar kleine on
derdelen, zoals kapsels,
kostuums, decors.
Schijnbaar kleine onderdelen in
derdaad, maar toch: wanneer de
eerste beelden op het doek komen,
wanneer de acteurs verschijnen en
nog geen woo. hebben gesnroken,
weet U reeds waar de film speelt,
in welke tijd en in welk milieu. Het
zijn de decors, de kapsels, de kos
tuums die U dit vertellen, zo zeker
alsof het met enorme letters op het
scherm stond geprojecteerd. Nog
sterker: de scenarioschrijvers en de
ergerlijke wijze
geweld aandoen, de voor het oog con
troleerbare zaken moeten voor de
volle honderd procent kloppen! Te
recht merkte onlangs een van onze
filmcritici op, dat men voor „Helena
van Troje" de stad Troje tot ieder
dakpannetie precies had nagebouwd
en aan alle andere details van le
gers en kleding, van paarden en ten
ten nauwgezette aandacht had be
steed en er toen een „swing-nozem"
en een ouvreuze in had laten spelen.
Hoe ver de zorg voor deze
uiterlijkheden gaat, ziet men in
een moderne Amerikaanse film;
het interieur wordt steeds met
de grootste /org gekozen. De pu
blieke smaak op dit gebied wis
selt snel en men kan niet ris
keren dat de film te snel verou
dert. Aan de andere kant mag
het interieur ock niet te voor
uitstrevend modern zijn, want dan
zou het milieu vaak niet meer
kloppen en zou het publiek het
niet als normaal accepteren.
De filmmaatschappijen belasten
heus niet de eerste de beste met
dit moeilijke werk. Er worden uiterst
bekwame mensen uitgezocht, die
iédere bron van informatie ter be
schikking hebben. Zij experimenteren
met tienduizenden, soms honderd
duizenden dollars, mógen nooit fou
ten maken, moeten daarentegen de
historie verbeteren, wanneer dat een
enkele maal in verband, met de hui
dige moraal, smaak of publieke ken
nis nodig is. Bij Metro Goldwyn
Mayer ziet men, nadat de leeuw zijn
machtig stemgeluid heeft doen ho
ren, vaak achter de kostuums ver
meld: Helen Rose ofwel Walter
Plunkett.
elen Rose, een nog jonge elegan-
iuw, werkt sedert 1942
MGM. Als vijftienjarig
im zij van de Academie
meisje kwam zij
voor Beeldende Kunsten in Chicago,
en begon direct met kostuum-ont
werpen. Eerst voor een dansgroep,
later, in Hollywood, voor een „cos
tume business", een bedrijf dat kos
tuums aan filmmaatschappijen le
vert. Hier kreeg zij historische kos
tuums te ontwerpen, maar ook
de uitrusting van een ijsballet. Deze
uiterst gevarieerde werkkring stoom
de haar als vanzelf klaar voor het
verantwoordelijke werk, dat zij kreeg
toen de MGM haar een contract aan
bood. Sedert 1942 heeft zij onafge
broken films „aangekleed", films van
de meest verschillende aard. Menig
Parijs couturier zou eigenlijk jaloers
op haar moeten zijn. Zij kan vaak
Zij werkte mede aan "iegfeld Follies,
Luxury Liner, De Rode D.onau, De
Hertogin van Idaho, Annie Get Your
Gun, High Society en The Swan, de
laatste twee met Grace Kelly.
alter Plunkett is gespeciali
seerd in historische kostuums,
wat betekent dat hij meer in de
studeerkamer en de bibliotheek is,
dan in zijn atelier. Hij besteedde drie
In de Generaal-Majoor Berghuijska-
zerne te Middelburg is de kunst
schilder Jac. Prince dezer dagen ge
reedgekomen met een grote wand
schildering in één der cantinès. Het
werk symboliseert de •vaakzaamheid
van het leger.
(Foto P.Z.C.)
Helen Rose kijkt tijde»* de ovnamen
voor Love me or Leave me, of de
kanten hoed die zij i or is Day
heeft gemaakt by haar gezicht past.
Een ster r.oet er leuk uitzien, ook al
stelt zij iemand, vo^r die dertig jaar
geleden vopuwas en dus kleren
g die we Tcc«u
jaar aan de studie van de periode
der Amerikaanse Burgeroorlog alvo
rens hij zich aan het werk zette
voor de ontwerpen voor Gene with
the Wind: 377 kostuums voor de
belangrijke spelers en 4098 voor de
figuranten. De Bijbelse films, waar
mede de Cinemascopeperiode is inge
luid, hebben eveneens heel wat van
de ontwerpers gevergd. Iedere film
brengt opnieuw een enorm onderzoek
mee. Beelden, archeologische vond
sten. historische studies, schilderijen,
alles moet tot in de finesses worden
nageplozen en tot een aanvaard
baar geheel worden verwerkt.
Daarbij stoot men vaak op de
grootste moeilijkheden- Zo is mees
tentijds het beeld wan de gewone
man niet te achterhalen: slechts de
rjjkaard, de adel, de heerser zijn af
gebeeld, de knecht, de kleine boer,
de handelaar en zijn vrouw niet.
Slechts karikaturen uit de laatste
twee eeuwen geven iets meer op dit
gebied en verder enkele naturalis
tische schilders uit een wat vroege
re periode.
Voor de film Diane (Diane van
Poitiers, favorite van de Franse
koning Hendrik de Tweede) had
Plunkett in dit opzicht niet zoveel
moeilijkheden. Hij gebruikte schilde
rijen van de Koning en zijn hofhou
ding, die tot de 16e eeuw zeer na
tuurgetrouw alles afbeelden. Het re
sultaat van zijn studies was een ver
zameling kostuums ter waarde van
250.000,die o.a. door Lana Tur
ner worden gedragen.
Het tweede „provinciale" toneel
gezelschap, na het Arnhemse „Thea
ter", de stichting „Het Zuidelijk To
neel", onder directie van Louis Saal-
born en Lo van Heilsbergen, heeft
een voorlopig tableau de la troupe
samengesteld. Hierin zijn opgenomen
Elly van Stekelenburg, Liane Saal-
born, Lies de Wind, Martha Gevers,
Betsy Smeets, Louis Saalborn, Lo
van Hensbergen, Hans Culeman, Eob
Löwenstein, Gerrit Lindenberg, Hui-
bert de Vries, Sacco van der Made
en Floor Koen.
Met andere actrices en acteurs
voert dit gezelschap, dat zich in
Eindhoven zal vestigen, nog onder
handelingen. Enige toneelkunste
naars van naam hebben zich bereid
verklaard om in gastrollen op te tre
den.
Van 6 gezelschappen kan
men er geen 8 maken
(Van een toneelmedewerker).
Bij de uitvoering van de toneelspreiding
is de werkzaamheid van regionale
gezelschappen van grote betekenis. Doch
in hoeverre zij in de gebleken behoefte
aan goede toneelvoorstellingen in hun
rayon kunnen voorzien is in belangrijke
mate afhankelijk van hun kwaliteit. Na
Arnhem, dat in „Theater" een de provin
cies Gelderland en Overijsel bestrijkend
gezelschap bezit, dat wat zijn prestaties
betreft op één lijn staat met de drie wes
telijke topgezelschappen, zal in septem
ber Eindhoven met een regionaal gezel
schap aan bod komen.
Wanneer men daar echter een
troep van enige betekenis zou kunnen
formeren betekent dit, dat goede krach
ten zullen moeten worden onttrokken aan
de gezelschappen, die thans onze toneel-
cultuur dragen. En dit zou ernstige ge
volgen kunnen hebben voor ons gehele
toneel.
r oe vreemd het misschien moge klinken,
een feit is, dat wij een tekort hebben
aan goede toneelspelers. Daardoor
betekent de stichting van een zuidelijk ge
zelschap een bedreiging voor het niveau der
andere gezelschappen. Na de aderlating
door de vorming van een televisiekern
het nut daarvan is twijfelachtig, getuige
het beroep dat voortdurend gedaan wordt
op toneelspelers uit de gezelschappen
zou het onverantwoord zijn om een nieuw
regionaal gezelschap toe te staan om nog
meer bloed af te tappen van ons gecoördi
neerde toneel. De mogelijkheid tot het ge
ven van op een hoog peil staande voorstel
lingen zou er aanzienlijk door worden ver
zwakt.
Op het ogenblik voldoet de samenstelling
van onze vier top-gezelschappen (Ned. Co-
medie, Haagse Comedie, Rott. Toneel en
Theater) aan redelijke eisen, maar ook niet
meer dan dat. Van de goede, ervaren ac
teurs heeft een betrekkelijk groot aantal
reeds de leeftijd overschreden, welke men
nog steeds pensioengerechtigd pleegt te
noemen, en de dag, waarop hun loopbaan
een einde zal nemen, komt steeds naderbij.
t e vorming van regionale gezelschap
pen houdt dus duidelijke gevaren in
voor het welzijn van ons toneel. De
Eindhovense plannen zijn, ondanks dat de
minister er zijn sanctie aan heeft gegeven,
nogal voorbarig en men mag alleen in het
belang van het gehele Nederlandse toneel
hopen, dat het voornemen om daar een eer-
ste-rangsgezelschap te vormen niet te ver
wezenlijken zal zijn. Dan zit het zuiden met
een onvolwaardig gezelschap, dat de 't toe
gedachte taak niet by machte is uit te voe
ren, maar dat is dan te wijten aan de om
standigheid, dat men in Eindhoven alle
waarschuwingen uit de toneelwereld in de
wind heeft geslagen.
Uit dit alles blijkt wel, dat stichting van
regionale gezelschappen een middel ter be
vordering der toneelspreiding kan zijn, dat
erger is dan de kwaal van een ongestilde
honger naar goed toneel. In hoofdzaak is
dit een gevolg van het feit, dat we ons wat
de organisatie van die spreiding betreft nog
in de sfeer van de improvisatie bevinden.
Dat de vestiging van Theater in Arnhem in
veel opzichten een geslaagd experiment is
geworden, dankt men, behalve aan het in
zicht van de leiding en de toewijding van de
acteurs, aan het feit, dat door de opheffing
van het Amsterdams Toneel Gezelschap een
kern van acteurs beschikbaar kwam, die
bereid waren zich voor hun nieuwe taak,
het bespelen van twee provincies, con amo-
re in te zetten. Praktisch woont de gehele
troep in Arnhem en al mag zij met haai ar
beidsgebied nog niet geheel en al vergroeid
zijn, als een westelijk gezelschap met stand
plaats Arnhem mag zij stellig niet be
schouwd worden.
Maar ook bij deze vestiging heeft zich
het ontbreken van een tot in onder
delen uitgewerkte organisatie doen ge
voelen. Pas nu zal men er toe komen, als
de plannen worden uitgevoerd, een ster
ke regionale binding te bewerkstelligen
door het stichten van een toneelschool te
Arnhem, waartoe het initiatief is uitge
gaan van de leiding van „Theater".
Langzamerhand zal dit gezelschap door
het opnemen van krachten, die aan de
oostelijke toneelschool zijn opgeleid, een
meer regionaal karakter kunnen krijgen.
Wat. er van het Eindhovens experiment
terecht zal komen, is in nevelen gehuld.
Mocht men elders nog met plannen voor
een regionaal gezelschap rondlopen, dan
doet men verstandig het resultaat ln Bra
bant af te wachten en in ieder geval geduld
te hebben, totdat er toneelspelers genoeg
zyn om voor alle gezelschappen een kern te
vormen, welke voldoende artistieke waar
borg biedt. En laten intussen zy, die ons
toneelbeste! leiden, niet stilzitten maar een
plan ontwerpen voor een toneelspreiding,
die aan alle gerechtvaardigde verlangens, in
de „provincie" en in de toneelwereld, zo
veel mogelyk recht doet en een hoog artis
tiek niveau der voorstellingen bevordert.