C VAN LEUJK EENDJE TOT MOOIE ZWAAN O „Enige psychologische aspecten van de woninginrichting" ZWi C~~ VRIJDAG 6 APRIL 1958 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT 11 huidklachten afdoend met DÉBRQLiriE INTERESSANT PROEFSCHRIFT Eerste wetenschappelijke onderzoek op dit gebied „Voor velen is de vraag of zij een moderne fauteuil zullen kopen, mis schien meer afhankelijk van de sociale wetgeving dan van de vorm van die stoel." Dit lijkt een gewaagde bewering, maar mevrouw M. Zelden- rustNoorda is er toe gekomen op grond van een objectief weten schappelijk onderzoek naar enige „psychologische aspect* i van de wo ninginrichting." De resultaten van dit onderzoek het eerste werke lijk wetenschappelijke onderzoek van deze aard zijn verwerkt in het proefschrift, waarop zij dezer dagen aan de gemeentelijke universiteit te Amsterdam promoveerde tot doctor in de letteren en wijsbegeerte. Mevrouw dr. Zeldenrust-Noorda heeft dit onderzoek In 1954 inge steld bij 100 gezinnen, die representatief geacht kunnen worden voor de bevolking van Rotterdam. Daarbij bleek, dat 23 procen* (meren deels jongeren) aan het moderne meubel de voorkeur geeft en 66 pro cent nog steeds traditionele meubelen verkiest, terwijl 11 procent in beide groepen wel iets van haar gading vindt. Deze cijfers zijn dus min of meer representatief voor Rotter dam in andere steden en op het platteland zullen de percentages stellig anders liggen, meent me vrouw Zeldenrust, maar haar gevolgtrekkingen acht zij merendeels wel representatief voor het gehele land. Uit het feit, dat van de 100 wo ningen der bezochte gezinnen er slechts twee uitgesproken modern waren ingericht, terwijl toch 23 ge zinnen voorkeur hebben voor mo dern, mag wel worden afgeleid, dat er iets aan het veranderen is. Velen zijn reeds aan het sparen voor ver nieuwing, maar een radicale over gang van traditioneel naar modern as nogal kostbaar en een geleidelijke aanpassing stelt de meeste gezinnen voor een té moeilijk probleem. Enige voorlichting in dit opzicht, dus over de mogelijkheden van een harmo nieuze combinatie van oud en nieuw, is dus wel gewenst. Waarom voelt nu de een wel voor moderne meubelen en de ander hele maal niet? De motieven lopen zeer ver uiteen. Voor een stoel gelden bij de voorstanders van „modern" argu menten, die variëren van „prettig zitten" tot „gemakkelijk hanteer baar" en „een strakke lijn"; de traditionele meubelen vinden zij te zwaar, te onhandig en te lelijk, maar ook wel eens „te burgerlijk". Blijkt uit het laatste, dat bij hen ook wel eens prestige-overwegingen gelden, in het algemeen hebben zij in de eer ste plaats oog voor de zuiver die nende functie van de stoel. De voorstanders van traditio nele meubelen daarentegen heb ben het meubel nog een tweede functie gegeven: de representa tie. Dikwijls vinden zij een stoel vooral „duur om te zien", en een traditioneel dressoir kiezen zij vaak „omdat het zo'n armoedige boel is als je geen dressoir hebt." Zo ontdekte mevrouw Zeldenrust een gezin dat altijd in de keuken eet en zelfs 's avonds niet aan de „dure" old-finish ta fel in de huiskamer zit, omdat die zo gauw krast. Men zit trou wens ook niet in de grote, nieuwe fauteuils, want „dat is toch zon- Het moderne meubel wordt in deze groep ten enenmale afgewezen. Men vindt het te koud, te ongezellig, te goedkoop en zelfs „griezelig", omdat Je er zo gauw kunt afvallen. Hun volstrekte afwijzing blijkt wel dui delijk uit omschrijvingen van stoelen als „hondemanden" of „afwasteilen" en van dressoirs als „doodkisten op poten." Onzekerheid Bij de bepaling van de keuze oe fenen de beroepsgroep, de leeftijd, de buurt waar men woont en ook het al of niet aanwezig zijn van politieke en culturele belangstelling invloed uit, heeft mevrouw Zeldenrust ont dekt. Zo koos geen enkele onge schoolde- arbeider modern. Ón der de geschoolden waren er enke len, die de voorkeur gaven aan mo dern en onder de middenstanders en kantoormensen nog iets meer. Maar de grootste belangstelling voor het moderne meubilair wordt gevon den onder intellectuelen etc. Na haar uitvoerige gesprekken met deze 100 gezinnen heeft mevrouw Zeldenrust hiervoor een verklaring ontdekt. Vooral de arbeidersgezin nen en zij, die uit een arbeidersmi lieu voortkomen, maar zich een „betere positie" hebben veroverd, zoeken naar „geborgenheid". Die be hoefte vloeit voort uit het feit, dat men zich in zijn pas veroverde po sitie dikwflls nog te weinig zeker voelt. De grotere waardering en vrijheid, die men sinds kort bezit, worden allereerst gebruikt om zich de dingen aan te schaffen, die vroe ger buiten bereik bleven. Een fau teuil dus, of een dressoir. De belang stelling gaat nog steeds het meest uit naar het soort meubelen, dat vroeger zo'n sterke indruk van wel stand heeft gemaakt en dat „rijk dom" suggereert. Nu men zich die welstand ook heeft veroverd, wil men die niet meer kwijt. Veelkleurige, „warme" stoffe ring en vloerkleden zijn hiervoor het bewijs, evenals de wanddoe ken boven de schoorsteen (soms zelfs boven de centrale verwar ming!) en In de opstelling van het meubilair: de tafel met stoe ien er omheen in het midden; de fauteuils in verschillende hoeken verspreid. De verklaring ligt voor de hand: de arbeider had vroeger geen fauteuil; die is er later pas in gekomen en men heeft er dus nog geen ervaring mee. De over schakeling naar verspreide op stelling in een eet- en een zithoek durft men nog niet aan. Die vindt men bij de voorstander van het moderne meubilair, bjj wie de nuttigheid de voornaamste rol speelt. De overgrote voorkeur voor tradi tionele meubelen betekent overigens in het geheel niet, dat ieder zich tevreden voelt met het eigen tradi tionele meubilair. Hoewel slechts 23 Erocent voor moderne meubelen koos, estaat bij meer dan de helft der ge zinnen behoefte aan verandering. Hun wensen gingen dan echter meestal in de richting van „een zitje erbij", of „nu maar eens een Gothisch ameublement, want dat old-finish bladdert zo gauw af." Een eventueel verband met de trek van de platte landsbevolking naar de stad is niet in het onderzoek betrokken. Wel Met dit complet is men van des och tends vroeg tot des avonds laat goed gekleed, want het is zowel japon als kostuum. Het materiaal blauw met wit gestreepte wollen flanel is in het jasje op effectvolle wijze verwerkt; de japon heeft nauwe driekwart mouwen van effen stof die kunnen worden losgetornd en ver wijderd, wanneer de temperatnnr in het voorjaar wat milder wordt. Eigenlijk is dit dus geen twee-in één, maar een drie-in-één kostuum. blijkt uit de collectie foto's, die me vrouw Zeldenrust verzameld heeft, dat sommige kamers als „boerderij- kamer" zijn ingericht, met de stoe len aan de kant. Voor de praktijk zijn er wel enke le conclusies te trekken uit het on derzoek. Zo zou er misschien toch een mogelijkheid bestaan om het mo derne meubilair meer ingang te doen vinden, namelijk door moderne meubelen te maken, die ook aan de behoefte aan geborgenheid beant woorden. Men zal zich dan echter moeten hoeden voor de moderne kitsch. Naarmate trouwens het moderne meubilair in de „hogere be roepsgroepen" meer ingeburgerd raakt, zal de angst om uit' de toon te vallen wel verdwijnen. Men moet ook niet vergeten, dat psychologisch gezien, het moderne meubel voor grote groepen eigenlijk in het geheel niet bestaat, omdat zij de moderne wijze van inrichten met kennen. Met de inrichting van modelwoningen en exposities zal men hun duidelijk moeten maken, wat de mogelijkheden zijn. Een modern in gerichte kamer geeft immers een totaal ander beeld dan alleen maar een dressoir of een stoel in een meu- belmagazjjn. V oorjaarsmod eshow in Goes. Evenals in andere seizoenen zal een der Goese stoffenmagazijnen ook dit voorjaar een modeshow brengen van lente- en zomermodellen. De show wordt gehouden in „De Korenbeurs" op donderdag 19 april (des middags en des avonds), ter wijl vrijdag 20 april (des avonds) deze mode-parade nogmaals te zien is. De mannequins op onderstaande foto zijn gekapt volgens de laatste richtlijnen van het „Syndicat haute coiffure francaise". De naam van de voorjaarskapsels anno 1956 luidt „En cascade." Nadere bijzonderhe den omtrent deze nieuwe haardracht kunt u onder de foto lezen. De haardracht voor komende zomer Tijdens de voorjaarsmodeparade der grote Parijse couture-huizen droegen opvallend veel mannequins een chignon in de nek. Het had er toen alle schijn van, dat de kortge knipte lokken hadden, afgedaan. Tot dat enkele weken geleden door het „Syndicat haute coiffure francaise" het kapsel „en cascade" tot het kap sel voor deze lente en zomer werd uitgeroepen. Genoemd syndicaat, waarbij kap pers uit de gehele wereld (ook uit Nederland) zijn aangesloten, lan ceerde allerlei korte modellen, die geheel in harmonie met het silhouet van de vrouw In 1956 worden ge noemd. De lengte van het haar va rieert van 2 tot 8 cm, iets langer dan we tot nu toe gewend waren. De voorpartij is in voorwaartse richting gekapt, waarbij een speelse krul of een dunne franje over het voorhoofd valt. De zijkanten worden met ronde bewegingen naar achteren gewerkt en vallen soepel om, of op het oor terug. Om de vorm van het hoofd een langere lijn te geven wordt het haar boven op het noofd iets hoger opgekapt, terwijl de ach terpartij zeer sterk afhankelijk van de valling van het haar een beweging naar links of naar rechts vertoont. Het spreekt vanzelf, dat hier slechts in grote lijnen de „en cas- cade"-gedachte ls weergegeven. Dat dit nieuwe kapsel voor aanpassing vatbaar is en veel variaties toelaat, toont bovenstaande foto. De langere lijn in deze coiffures Is duidelijk merkbaar. OZOUH) tct OZCtifV Waarom schrijven oude dames over het algemeen toch zulke aardige brieven? Hier ligt er weer een voor mij, en ik glimlach bij het herlezen. Het is een stukje vriendelijke levenskunst, van de eer ste G. met een krul tot het onver- mfli" Hg Er was eens, heet lang gele den, een lelijk jong eendje dat de naam „Breisel" droeg. Breisel was zo lelijk, dat niemand het openlijk durfde tonen, behalve een enkele on verschillige zeeman, die alleen maar op warmte was gesteld. Maar Breisel groeide langzaam maar zeker op tot een mooie zwaan: knappe vrouwen en soms ook mannen vonden aller lei variaties, technici maakten machines die nieuwe technie ken konden uitvoeren in snéller tempo en met fijner garens. Be halve icol werden allerlei ande re vezels geprobeerd: katoen, rayon, zijde, linnen, nylon or- lon. Truitjes teerden pakjes en ja ponnen, mantels vólgden. Nog steeds is deze ontwikkeling niet afgelopen. Ieder seizoen komen nieuwere en volmaakter gebreide stoffen en kleding stukken uit. De laatste tijd hebben deze materialen zelfs een duidelijke invloed op de mode: zo prachtig soepel vallen deze stoffenzo elastisch en weinig kreukbaar zijn zij, dat veel van de modieuze slanke ja ponnen en rokken bij voorkeur uit jersey worden gemaakt, zo wel door de haute couture als door de confectie. De keuze is tegenwoordig enorm. In Ame rika koopt men voor enkele guldenjaponnen, die op sim pele wijze worden gemaakt uit van katoen gebreide kokers: een paar naadjes en wat gar nering en klaar is de japon. Geen produkten van hoog mo dieus gehalte, maar voor dage lijkse dracht aanvaardbaar. ojis land koopt men voor een gering bedrag gebreide katoenen truitjes die er al leraardigst uitzien, terwijl voor heel redelijke prijzen reeds fraaie wollen modélletjes te vinden zijn. Onze eigen indu strie bereikt steeds betere re sultaten en heeft reeds een niet onaanzienlijke export opge bouwd, maar luxe-breiséls vin den we toch hoofdzakelijk in de import collecties uit Schotland, Oostenrijk, Zwitserland, Italië. Daar werkt men met onuitput telijke energie steeds nieuwe modellet- uit, nieuwe effecten, nieuwe versieringen, nieuwe toepassingen. Nieuice finishes hebben een einde gemaakt aan uitzakken en hebben de besten digheid van ingeperste plooien enorm verhoogd. Metaalgarens en bontharen hebben de aftois- séling doen toenemen, allerlei reliëf-effecten zoals bouclé, tweed, kantfiguren, maken op zichzélf uiterst simpele model len tot créaties van hogere or de. Handbrei-effecten worden verwerkt, maar ook vwrden ge breide stoffen geruwd en gebor steld, waardoor een glanzend zibeline-aclitig oppervlak wordt verkregen. Zijde, dat na de twintiger ja ren als breimateriaal had afgedaan heeft weer zijn intrede gedaan, eerst in Italië, nu ook in Schotland en Oosten rijk. Men gebruikt zijdevezel, waardoor een wollig oppervlak met prachtige glans kan wor den verkregen. Waar zijde erg duur is, heeft men natuurlijk ook direct geprobeerd dit effect te imiteren door middel van acetaat. Vrijwel alle synthetische ve zels worden voor gebreide kle ding gebruikt, waarbij telkens weer andere mogelijkheden worden gevonden. Mengsels van natuurlijke en synthetische of halfsynthetische vezels ma ken de variatiemogelijkheden haast onbeperkt. Op bovenstande illustratie is een aantal Italiaanse modellen afgebeeld: 1: Japon in rekvrij wollen jersey. Schouderbanden en ges pen zijn belangrijk in de Itali aanse breigoederen-collecties dit voorjaar. 2: Marine-blauw pakje, eveneens van rekvrij wollen breisel. De gestreepte garnering is gebreid in wit en marine-blauw. 3Asymmetrisch katoenen truitje, gegarneerd met goudkleurige knopen. Kleur: geel met gele stiksels, h'- Gebreid wollen jasje in wit met fijne donkergrijze streep jes. Ir de mouwen z:!n ruitvor mige inzetséls in wit, rood en blaui aangebrac t. 5: Uit Flo rence komt deze wit met mari neblauwe strepen versierde ka- toenen sweater met gespen op de schouder. 6: Sweater die ge heel in vorm is gebreid (een dure ,maar zeer fraaie manier van produceren, die de laatste jaren enorm sterk opkomt) uit een menggaren van zijde en ka toen. De kleur is zacht blauw. 7: Ensemble in kardinaalrood en wit. De broek is uiterst nauw en naar onderen toelo pend. Komt het misschien door die krul, en al die andere bedachtzaam gete kende tierlantijnen, dat zo'n brief als een papieren vredesduif tussen vele militante getypte commentaren lijkt neergestreken? Het moet wel, en ik kan heimwee gevoelen naar de tijd toen men voor dit schrift nog de rust en de aandacht vond. Ik heb trouwens nooit begrepen waarom het is afgeschaft. Ik herin ner mij zelf met genoegen de onver biddelijke schrijflessen van mijn jeugd, de fraaie zwier van de H, de ingewikkelde krul van de D en de strenge discipline van het dik en dun, de elegante lussen en de ve derlichte ophalen. Ik heb ze nooit kunnen verloochenen! O, zeker, ik herinner mg in de loop der jaren met verbazing alle nieuwe systemen, die het schoolkind als een vlugge, efficiënte en duidelijke schrij ver aan de jachtige moderne maat schappij zouden afleveren. Weg met de krullen en lussen en al le overbodige opdirkerij. Het snelle tempo van Heden, zo schalde de leus, vraagt vóór alles duidelijk, strak schrift dat in een behoorlijk tempo met een vulpen op papier gezet kan worden. Ik heb dat koordschrift en steilschrift en blokschrift onder de ogen gekregen, resulterende in het meestal volstrekt onleesbaar geheim. naat ?e kzuUen^ schrift van de middelbare scholier, de student en de afgestudeerde. En ik heb alleen maar eens ge meesmuild om al die heftige leuzen, die zo Spaans afrekenden met de tijd rovende krul en ons als enige troost de verzuchting overlieten, dat geluk kig bgtijds de schrijfmachine was uit gevonden...— Waarom mag eigenlijk een mens niet meer de tijd nemen voor een schriftuur? Het blijft im mers uiteindelijk een zuiver privé-ge- noegen, die moeizaam aangeleerde kunst van het schrijven? Het zaken leven, of het nu kantoor of bank, of particuliere administratie is, bedient zich toch uitsluitend van de schrijf machine. De pen blijft hoogstens nog gere serveerd voor de borstzak van de al lerhoogste Baas Zelve, die dat ouder wets instrument alleen maar aan het eind van een drukke werkdag behoeft los te schroeven om de verzendklare post te tekenen. Maar de huishoudboekjes, de klei ne nota's, de boodschappenbriefjes, 't huiswerk, de gedichten en de manu scripten en vooral de persoonlijke brieven moeten gelukkig nog bedacht zaam met de hand geschreven worden. Daarvoor moet men nog een zekere voorbereiding treffen, zijn gedachten ordenen en zijn geheugen scherpen. Daarvoor heeft men een moment van stilte nodig, een opgeruimde tafel, goed gereedschap en een bezonken gemoedsstemming. Hoeveel schoolkinderen krjjgen nog niet, gelukkig, een rustig hoekje ge reserveerd waar zij, alleen in gezel schap van de tikkende klok of de zin. gende ketel, op hun zeven gemakken ongestoord hun thema's en hun vraagstukken kunnen maken En hoeveel moeders van gezinnen, grootmoeders van een uitgebreide fa- milieschaar, behouden zich niet het privilege voor van een ongestoorde, vooral stille zondagavond om haar wekelijkse brieven met onverdeelde aandacht en onuitputtelijke toewij ding te schrijven? Wat is er dan ter wereld tegen om voor al deze huiselijke categoriën: de zelfstandige handwerksman achter zijn administratie, de scholier achter zijn schriften, de vrouw achter haar brieven, de liefhebber achter zijn aantekeningen, de verre minnaar ach ter zijn liefdesbrief, en Sweet-Seven- teen achter haar dagboek om voor al die volop levende en nog niet door haast aangevreten stervelingen het oude, sierlijke schrift in ere te hou den? Het mag toch Immers best wat meer tijd kosten de verlief den en de scholieren hebben nog een heel leven voor zich; de groot moeders en de neringdoenden hebben zich de ervaring van kalmte-kan-je- redden al lang eigen gemaakt. En zal de liefdesbrief niet aan tederheid win nen door het fraaie schrift? Zal de bladzijde huiswerk, bedachtzaam en keurig uit het klad overgeschreven, niet op zichzelf een rust en voldoening voor het jonge oog zijn, en stellig minder fouten bevatten dan het haas tig gekriebelde moderne schrift, dat bovendien alle karakter mist? Het is, ik weet het, een hopeloos ouderwetse opvatting. En vele en zwaarwichtig zullen de welgefundeer- de argumenten zijn. waarmee men mij haarfijn mijn ongelijk kan aantonen. Maar desalniettemin: heeft iets, dat eeuwen van beproefde toepassing doorstaan heeft, niet een element van bruikbaarheid in zich Is het niet wij zer. halverwege te keren dan blinde lings waardevol erfgoed in de open muil van de moderne haast te blijven werpen? Zijn wr al niet op menig terrein door schade en schande wijs geworden, op onze al te haastige schreden teruggekeerd Wij hebben het wandelen weer ont dekt en het zeilen, het volksdansen en grootmoeders merklap. Palmpasen en Sint Maarten, de blokfluit en het weefgetouw de samenzang en de buurtgemeenschap. Het zou mij niets verwonderen als wij de trekschuit nog eens zagen terugkeren in ons land schap. de luit in onze huiskamer en de waaier in onze schouwburg En als wij bij dc spelling de klok wel krakend een halve eeuw durven terugdraaien waarom zouden wij het dan bij het schrift niet doen? SASKIA;

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1956 | | pagina 7