C Puzzel-rubriek DE AARDMANNETJES WINTERSE SPEURTOCHT IN DE BUURT VAN DE ZANDKREEK j imiiimmiii r r n R T- I» ifl n id n lil 1 i E V 9 ai LP se ■n MIES u om Puis ZATERDAG 28 JANUARI 1956 PROVINCIALE ZEEUW BB COURANT 15 ONDER ZEELANDS HOGE HEMEL Het levensverhaal van de rotganzen De eerste sneeuw is gevallen. De pret (en ook de last) heeft echter niet lang geduurd. Voor de dieren mag dat niet anders dan een gunstige om standigheid worden genoemd, vooral de vogels kunnen nu hun terreintjes weer herkennen en trachten het wat dieper verborgen voedsel op te spo ren. Voor de sneeuw kwamen echter stormaehtitge winden in de plaats zy lokten al evenmin tot grote tochten ui t als de natte sneeuwbuien of 'n door dringende sneeuwjacht, die de ogen verblindt. De meeuwen worden land waarts gedreven en men kan achter de ploegen met paarden- of tractor bespanning hele drommen af en aan zien vliegen, wiekelend boven de vers getrokken voren. Op het Wester-Schengen bij Goes vertoont zich geen levend wezen, de enige beweging te bespeuren wordt geleverd door de diep doorbuigende rietzoom en de dichte en korte golfbeweging van het water. Ook de drasse, doorgreppelde weiden in de Herenpolder schijnen van vogels totaal ontbloot. Aan het veer over de Zandkreek wagen zich een paar kokmeeuwen. Nog zonder volledig „koptelefoon- tje vlak bij de mensen; ze zetten zich brutaal op de palen en borden en slingeren zich pas in de lucht, als men zeer dicht is genaderd. door BAREND ZWERFMAN8 Er liggen veel roodwieren langs de dijk aangespoeld, een teken, dat de wind het water tot een behoorlij ke diepte in beweging heeft ge bracht; verder ligt er een strorand, die toont, dat daarnaast het water ook tot behoorlijke hoogte werd op gezweept. Daar het tij nu laag is maakt de boot een brede zwaai naar de overkant, zodat een grote troep juist binnen het bereik vogels van de kijker komt. Ze zitten op de slikken onder de bescherming van de afgekalfde schorrenrand, alle in de richting-west te kleumen en zijn nog juist als eenden te herkennen; vanaf de spoedig bereikte aanleg plaats is zelfs dat niet meer mo gelijk. De hug is er niet, dus gaan we lo pen en dan komt pas uit, hoe prach tig onze schorren de vogelbescher ming dienen. Telkens vliegen er uit de dorre plantenbedekking kleine groepjes óp, er stijgen zowel spreeu wen als vmken, de piepers met te vergeten. Hier vlucht een scholek ster, daar een ruiter, ook enkele koperwieken hebben hier hun heil gezocht, al zou men ze hier niet zoe ken. Dan opeens is er een donkere vo- gelgroep, die roerloos de lange hal zen uit de dorre schorrenkruiden opheft. Vlakbij, maar goed geca moufleerd als een groepje .uit de klei opstekende stokken, laten ze rustig onze observatie toe. Het hef fen van de kyker is ze toch blijk baar al te bar, zodat we achter elkaar een tiental prachtig uitgeba lanceerde vogellichamen omhoog zien gaan, duidelijk met- een witte vlek in de nekstreek. Rotgansjes, heel gewone winter- gasten, maar nu, zq dichtbij, bren gen ze ons in verrukking door de soepele lijnen van hun welgevoede lichamen en de edele slag van hun prachtige vleugels. Ze zwieren wat rond en laten zich al spoedig weer neer, 't is immers geen tocht naar een ander voedselterreln. Achter 't veerhuis verdwijnen ze. Uit eendenmossels Grappig te bedenken, dat men vroeger meende, dat deze prach tige dieren ontstonden uit de vreemde eendenmossels, die zo nu en dan vastgehecht aan planken en balken op onze stranden aan spoelen. Hoe dat kwam. Het on bekend zijn met de broedplaat sen, die zich ho.og in het noorden bevinden op de eilandjes in de IJszee en de hoge mosvelden langs de kusten. Het gemak van die vreemde her komst van de ganzen? Wel, men mocht ze in de vasten eten: men kon immers beredeneren, dat rot. ganzen geen echte vogels waren? Zo kon het bloed kruipen, waar het niet gaan kon. Eens is er toch een HAZETFA BRIEKEN TÉ ZEVENBERGEN eind aan gekomen en rotganzen zijn nu evenzeer ganzen als alle andere. Enkele uren later op de terug tocht passeren we nog eens de' schorren. Het is nu veel rustiger, de wind is gaan liggen, de zon staat aan de hemelrand en daardoor gaat het water oplichten en de Blikken glanzen in allerlei tinten. Traag komt het water binnengoli ven door de kreken en als we goed toezien, tekenen zich op de hoekjes en bochten, eenzame vogelfiguurtjes af. Van soorten onderscheiden is na tuurlijk geen sprake, maar men kan een pluviertje wel kennen uit een ruiter en een gebogen wulpensnavel tegen een helblikkerend kreekge deelte laat zich al heel gemakkelijk kennen. Vooral de wulpen bereiden ons 'n verrassing. Het voortdurende zachte weer heeft ze in puike stemming gebracht en waar ze hier en daar elkaar achtervolgend opvliegen, klinkt him melodieus fluiten, alsof het een voorjaarsdag betreft. Dat elkaar achternazitten is toch ook wel een teken ,dat de vogels reeds het voorjaar in het bloed hebben. En dit niettegenstaande de koude wind hen dwingt voortdurend schuilplaat sen op te zoeken. Hetzelfde beeld geven de eenden te zien, die zich zo graag in de Goe.. se singels verzamelen. Ook hun speels gedrag doet bepaald aan vroege lentedagen denken. Het Westen-Schengen ligt terug even verlaten als óp de heenweg. Toch is het er boeiend, want juist komt een fraai afgeronde spreeu wenwolk plaats zoeken in de riet- zoom. Het geval beweegt zich vol komen op dezelfde wijze, zoals men dat een pantoffeldiertje onder de microscoop ziet doen, zich uitrek ken, weer inkrimpen, uitslaande zo men golvend bewegen en zich met een kantelend omrollen. Eigenlijk is er ook weinig verschil; zo'n wolk is niet veel anders dan één groot li chaam van honderden aan elkaar gebonden fijne deeltjes. De bus gaat te snel om er lang van te genieten, we wachten dus maar op een volgende gelegenheid. KERKNIEUWS BEROEPINGSWERK In de Gereformeerde Gemeente te Scherpenisse is beroepen ds. M. Blok te Rotterdam. Tot ouderling van deze kerkelijke gemeenschap werd gekozen de heer M. C. Bolier en tot diaken de heren N. L. Rijstenbil en D. M. Treurniet. Ds. J. de Vuijst, predikant aan de Christelijk Gereformeerde Kerk te Vlissingen is beroepen te Nijmegen en te Amsterdam-Oost. Universitair examen Aan de Theologische Hogeschool te Kampen zijn geslaagd voor het prop. examen, de heren D. J. A. Brink te Krommenie en H. Mostert te Rotter dam. NED. HERV. KERK Bedankt voor Nieuweschans: A. P. Rasch te Emmeloord. Benoemd tot vic. te Alphen a. d. Rgn: J. de Waard kand. te voorburg. Aangenomen de benoeming tot-vic. te Krimpen a. d. IJssel J. van Woer den kand. te Akkrum. Aangenomen de benoeming tot re serve legerpredikant: R. Dijkstra te Wagenborgen. EVANG. LUTH. KERK Drietal te Amsterdam (vac. dr. S. v. d. Woude) H. Johannes te Vlissin gen, P. H. G. C. Kok te Weesp en P. C. Roodenburg te Breda. Beroepen te Amsterdam (vac. dr. J. A Stellwag te Den Helder. De prijswinnaars van het kruiswoordraadsel van vorige week zaterdag zijn: mevrouw Brouwer, Zweedsestraat 1, Ouwerkerk; mevrouw M. Voet, Dijkwel 2, KapeUe; mej. A. Frederlks, Zuidsingel 62, Middelburg; de heer W. H. Ooms, Geersdijkseweg 14, Wisselterke (Geersdyk)de heer L v. d. Walle-Toesselnt, Midwoudsestraat 8, Schoondijke; de heer V. P. Gijzel, Hansweer-sestraatweg 17, Kruinlngen. w 9 w 11 <13 ÏT 17 w m 21 X m 26 2? 24 3Ö~ 31 si 35 57 ~wï -43 m - De oplossingen kunnen door abon nees ingezonden worden en moeten uiterlijk op woensdag dus deze maal woensdag 1 februari in het bezit van de redactie zijn. Wilt U er ook bij vermelden of U dame of heer bent? Vermeldt uw adres in blokletters en adresseer de oplossingen aan: REDACTIE P.Z.C., VJLISSINGEN, met in. de linkerbovenhoek van de enveloppe of briefkaart het woord PUZZEL-RUBRIEK. Voorts zouden wij onze puzzelaars willen verzoeken, niet de ingevulde puzzle uit de krant op te zenden, maar de oplossingen op een vel pa pier of een briefkaart te schrijven. GEREF. KERKEN ART. 81 K.O. Beroepen te Neede-Eibergen K. D. Gerber te Mariënberg. CHR. GEREF. KERKEN Beroepen te Smithville Ontario, Canada)M. C. Tanis te Urk. (Advertentie) Er reed een hus naar Tirol is de titel vaa Louis van Orden's nieuwste roman, met de publi catie waarvan in Libelle van 4 Febr. een aanvang wordt gemaakt. De lezer maakt in dit knap geschreven, boeiende vervolgverhaal kennis met de „volgelingen" van reisleider Wessels, die zijn gezelschap per autobus naar en door het schone toeristenland Tirol voert. Dit feuilleton is echter veel meer dan een reisverhaal alleen! In dit nummer o.a. een interessan te reportage over Josephine Baker's kinderdorp ergens in Zuid-Frankrij k Over de tournée door Nederland van de groots opgezette Libelle-mode- show wordt u in dit nummer uitvoerig ingelicht. Libelle - Nassauplein 7 - Haarlem De omschrijvingen voor het vol gende kruiswoordraadsel luiden: Horizontaal: 1. wijnmaat, 3. hoe veelheid, 6. kl. paardje, 9. vr. maat, 10. woudkoe, 12. p/a (Eng.), 13. ijle stof, 14. span, 16. bron, 18. pl. in Drente, 20. afdeling. 21. vruchten, nat, 23. pl. in Gelderland," 25. Rijks- grond, 26. graan, 27. voorzetsel, 28. Turks bevelhebber. 30. drinkgerei, 31. eikenschors, 32. ivoor, 34. afval van steen, 36. hoender, .38.' oude vrouw, 40. omzetbelasting, 42. scho- lierennaam voor hoekmeetkunde, 44. uitroep, 45. ijspegel, 46. vis, 47. lig plaats voor schepen. Verticaal: 1. boze geest, 2. zoogdier, 3. hoop. 4. in het afgelopen jaar, 5. deksel, 7. in dit geval, 8. roeipen, 10. aantal, 11. vliet, gracht (Z.N.), 13. mal, 15. lofdicht, 16. slob kous, 17. voertuig, 19. leer van het heldendicht, 24. bouwland, 29. berg, SI. vordering, 33. pin. 34. vogel, 35. vlindertje, 37. vod, 38. recruut, 39. knoop iZ.N.), 41. uitroep, 43. wind richting, 44. geliefde van Zeus. De oplossing van vorige week za terdag luidt: Horizontaal: 1. winst. 5. rente, 10. rul, 11. nog, 13. a.v., 15. tel, 17. sik, 18. do, 19 alt, 21. menig, 23. art., 24; raad, 26. som, 27. baai, 28. kei, 30. wei, 31. kegelen, 33. met, 34'. gul, 37. plan, 39. bel, 41. last, 43. U.S.O., 44. honen, 46. por, 47. ik, 48. wak, 49. vin, 51. la, 52. sir, 53. tas, 55. tempo, 56. marge. Vërticaal: 2. ir, 3. nut, 4. slem, 6. enig, 7. nok, 8. t.g., 9. waard, 12. motie, 14. vla, 16. les, 17. sim, 18. dra, 20. tak, 22. noteren, 23. aai, 25. deken, 27. benul, 29. iet, 30. weg, 32. spuit, 33. Mao, 35. Lap, 36. straf, 38. L.S.K., 39. bok, 40. lev. 42. sol, 44. harp, 45. Nita, 48. Wim, 50. nar, 52. se, 54. s.g. Het aardmannetje zat in zijn gezellige huisje onder de grond een pijp je te roken. Het was lek- :er warm in zyn kamer tje en de gedroogde va- rentjes in ^ijn pijpje ro ken heerlijk, maar toch was het aardmannetje niet vrolijk. Hij zuchtte, hij schud de met zijn kleine hoofd je heen en weer en liet zijn puntbaardje op zijn buisje met glimmende knopen hangen. Weet je wat er was gebeurd In één dag was hij al zg'n vriendjes kwijt en hij be greep maar niet hoe dat kon. Gisteren nog stond zijn huisje in een hele rij andere huisjes in een straatje van het aard- mannetjesdorp en nu op eens... weg was alles. Geen dorp, geen straat jes, geen huisjes en geen aardmannetjes waren er meer. Alleen zijn kamer tje en keukentje stonden nog. Hij kon het maar niet begrijpen. Hij wist alleen nog dat dè hele grond opeens aan het schudden was gegaan en dat grote ijzeren handen langs de ramen van zijn huisje hadden gegraven. En toen het weer stil was geworden en die handen weg waren, merkte hij, dat het diep onder de grond licht was geworden. De dag kwam zomaar binnen in zijn kamertje en dat was nog nooit eerder gebeurd. Toen hij er zijn buren naar wilde vragen waren die allemaal verdwenen en zag hij dat zijn huisje opeens op de bodem van een verschrikkelijke die pe put lag. Boven die put was de blauwe lucht die het aardmannetje nog nooit eerder had gezien. De hele nacht had hij er wakker van gelegen. Waar waren zijn vriend jes? Nu was het morgen en de dag scheen weer door de ramen. Maar op eens... wat was dat? Daar ging de grond weer aan het schudden en daar Waren die gro te ijzeren graafhanden weer. Voor hij wist wat er gebeurde, pakten die handen hem met huisje en al op en zweefde hij door de lucht. Knarse- knars, de grote handen gingen open en gooiden alles wat ze gevangen hadden in een treintje. Zijn huisje viel brokken en daar reed hij in volle vaart door lange donkere gangen, steeds hoger en hoger in de grond tot ze uitkwamen by de dag. Het aardman netje kneep zijn ogen dicht. Wat was die verschrikkelijk en grote gouden ding hoog m de lucht blonk in de, glinsterende knopen van zijn buis zodat ze zelf wel zonnetjes leken. Wat er verder alle maal gebeurde wist hij niet meer precies. Grote machines maalden en hakten de stukken zwar te steen fijn; van zijn huisje bleef niets meer over en ook zijn pijpje verdween in de yzéren vingers van de machine. Hijzelf kon er maar net aan ontkomen. Toen gin gen alle zwarte stukken door een zeef; het aard mannetje viel met de kleine stukken mee door de gaten! „Wat gaat er nu weer gebeuren?", dacht hij, „moet ik vluchten? Nee, nee, ik blijf bij de resten van mijn huisje en bij" de grond waarin ik zolang gewoond heb." Toen hij nog wel tien keer door een zeef en een machine was ge gaan, zat hij eindelijk weer net als in het be gin boven op een trein wagon vol met zwarte stenen. Ze maakten een lange reis en het aard mannetje, dat nu een beetje aan het licht was gewend, keek.zijn ogen uit, naar de huizen en de mensen. Maar vrolijk was hg niet, o, nee hoor. Zonder huisje, zonder vriendjes en zonder pijp je! Boem, de trein stond stil; van heel dicht bij zag het aardmannetje nu de mensen; ze schepten de zwarte stenen uit de trein, deden ze in zakken en sjouwden die op hun rug naar een vrachtauto. „Ik heb beloofd bij de stenen te blijven", zei het aardmannetje, „ik zal dus ook maar in zo'n zak kruipen." Hij wipte boven op een volle, die meteen door een kolen- man werd opgenomen en weggebracht. Toen de auto vol was ging de kolenman achter het stuur zitten en reed naar de stad. Door een kiertje van zijn zak loer de het aardmannetje naar alles om hem heen en hij had wel honderd ogen willen hebben, zo .ii, veel was er te zien. Bo vendien hoopte hij al door nog zijn vriendjes terug te vinden en daar keek hij dan ook naar uit. Af en toe stopte de kolenauto en gingen er een paar zakken af. „Waar zouden die heengaan??', dacht het mannetje,- „de mensen hebben zulke mooie hui zen van rode steen, wat moeten ze toch "mét die zwarte stukjes" uit het aardmannet jesland Hij keek naar de zak ken die om hem Jieen op de auto stonden en op eens ontdekte hij iets. De punten van elke zak bewogen heen en weer en door de kiertjes zag hij iets glinsteren wat net aardmannetjesogen ble ken. „Dat; moet ik we ten", riep hij en hij sprong zomaar uit zijn kolenzak naar de zak naast hem. Eu wie vond hg daar? De burgemees ter van het aardmanne- tjesdorp en twee van zijn allerbeste vriendjes. omhelsden elkaar dansten boven op de ko len in het rond!. „Maar er zijn er nog veel meer" riep het aardmannetje, „overal zie ik oogjes door de kiertjes blin- 1 ken." En ja hoor, toen hij met de burgémeester op zoek ging vonden ze het hele dorp,, Jh sommige zakken zaten wel tien aardmannetjes bij elk aar. „Als je je in zo'n huis laat brengen", zei de burgemeester, „dan word je verbrand. Dat doen de mensen met die zwarte stuitjes, zie je." „Hoe kunnen we bij elkaar blijven?" vroeg één van de mannetjes die al uit "een zak ge vlucht was voor hij in een huis werd gedragen. „Wacht eens5', zei er één, „hier ligt een lege zak. Laten we daar met z'n allen in kruipen. We kiezen een huis uit waar het fijn lijkt. Daar laten we ons naar binnen dra gen en daar blijven we." De zak vol aardman netjes wachtte vol span ning welk huisje de bur gemeester, die boven op zat om uit te kijken, zou kiezen. „Hier niet", riep hg, „dit is te groot. Dadr ook niet, daar kijken de mensen niet vriendelijk. Ze dachten al dat hij nooit iets zou vinden toen hg opeens riep: „hier! Er zit een oud mannetje voor het raam en hg rookt een pijpje. Hij lg'kt zelf wel een aardmannetje. „Ze zorg den dat ze helemaal bo ven op de wagen lagen, zodat de kolenman hun het eerst meenam. „Dag: kolenman", riep 't oude mannetje, „kom je niet even binnen?" „Nee", zei de kolen man, „ïk heb geen tijd." „Och eventjes", zei het mannetje weer, „ik heb nooit eens iemand om tegen te praten en niemand vertelt mij eens wat." „Heus niet", riep de kolenman en weg was hij al weer. „Och, och", zei het oude mannetje, „wat ben ik toch alleen." „Niets hoor", riep de burgemeester uit zijn zak en hup daar kwa men alle aardmannetjes tegelijk voor de dag. „Wij kunnen verhaal tjes vertellen, wij kunnen met je praten, wij zullen het werk wel doen, als we alleen maar een stoeltje hebben zo groot als je duim en een pijpje Toen het ijs behoorlijk dik was trok de muis haar ijstrui aan en ging met haar nieuwe schaatsen naar de mooie jjsclubbaan. Nog voordat ojis kleine Mies je op de gladde ijzers stond zag ze daar een aardig meisje, draaiend, draai end in het rond. „Gunst, wat leuk, dat kan ik ook wél. Let maar op" sprak Mies toen wijs, bond haar mooie schaat sen onder en schoot „hup-twee" op het ijs. Spoedig tolde ze in de rondte, heel, héél snel, ieder stond stil en men klapte in zijn' handen totplots klonk een luide gil Ja, die gil kwam van ons muisje, want ze boordeéén twee drie met haar schaats ee?i gat en zakte in het wa ter tót haar knie met gedroogde varens zo groot als het nageltje' van je pink." Het oude mannetje dacht eerst dat hij droomde, maar toen de aardmannetjes, elk op een stoeltje van lucifers doosjes en een pijpje van eikeldopjes in de mond. bij hem op tafel zaten en hun verhaal vertel den, wist hij dat het niet zo was. Het oude mannetje is nooit meer alleen en de aardmannetjes vinden het zo heerlijk bij hem, dat ze nooit meer terug gaan onder de grond. Waarom zouden ze ook? (2 E (2 0 E30E3EÜB H E 9 E HEEfï d s ma ESEBBaEaas E ca BEIDE E (2 E B 00(290 O E BB EEN SNOEK Voet voor voetje, voet [voor voetje... Daajitje Dani, kom [terug! Wat moet. je op dat dunne vliesje ijs? Daantje Dam; ben je [niet wijs 't Heeft nog maar één [nacht gevroren. Daantje, heb je dan [geen oren? Voetje achter, voetje [voor loopt die Daantje rustig [door. Krik krak krak... krik [krak krak... Schotsen, water en een [wak! Midden in dat zwarte [gat 't hoofd van Daantje, [druipend nat. Ja, nu wil die domme [Daan dat de mensen hém [verstaan. Schreeuwend© van [moord en brand Jiiisen ze hem op de [kant,- Snoek... snoék! Vette [snoek! Daar komt Daantje om [de hoek, rillend, bibberend, koud [als steen, al zijn vriendjes om hem [heen is hij naar zijn huis op [pad. Daantje Dam, daar [wacht je wat! 'k Denk dat er wel [wordt gebromd als die snoek de gang in komt;

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1956 | | pagina 11