BACH - MAJESTEITELIJK EN VERHEVEN
Jeanne Marguillard speelt
Kerstfeest:
v me,,°°r2000°p'"'s° Clochards
Op het grootste instrument aller
tijden: het orgel
J?(inne Marguillard speelt. Op het orgel van de Notre Dame
te Parijs, het orgel van de Madeleine-kerk te Besangon of
het orgel van deze of gene stad, ergens in Europa. De rappe
handen schieten over de manualen, haar voeten bedienen het
pedaalklavier, haar geest, geconcentreerd en gespannenstuwt
haar spel. Jeanne Marguillard, een slanke, donkere Frangaise,
doet de kleine menselijke mogelijkheden, die de Almacht in één
enkele vuist zou kunnen samenvatten, in de orgelpijpen zwellen
en klinken. En al mag zij even klein en onbeduidend zijn als de
buurman en de zuster en de man aan het eind van de straat,
wanneer een vleug van het grootse cosmische verband in de
geest doordringt, naar menselijke maat gemeten is zij een ver
heven kunstenares. Zij staat reeds lang niet meer schroomval
lig tegenover het grootste instrument aller tijden, het orgel. Zij
kent het orgel al jaar en dag en zijn hoedanigheden heeft zij
zich eigen gemaakt.
Wèl staat zii van tijd tot tijd
schroomvallig tegenover de
muziek. Dat mag geen ver
wondering wekken. Géén kunstgevoe
lige ziel ontkomt aan de grootste
kracht van enig kunstwerk en géén
kunstgevoelige ziel is zonder pieteit
jegens de maker. Jeanne Marguillard
richt telenmale en epitaaf op voor de
reeds lang van de aarde verdwenen
componisten, wanneer zy him muziek
speelt. Zij tracht het wezen te door
gronden, zij maakt zich de geest ei
gen en laat deze geest weerklinken,
Hier en daar en overal in de heilige
bouwwerken, die de mens zich op aar
de schiep.
Jeanne Marguillard doet de pijpen
zingen, de grote: machtig en boos
aardig als liet noodweer, de kleine:
broos en sereen als het eerste zingen
van vogels in de lente. Jeanne Mar
guillard doet de pijpen zingen, en
men zet zich gaarne tot luisteren.
Het is een belevenis haar te horen.
Het gaat niet om de feiten, het
gaat om sferen en gevoelens en men
denkt niet aan de opdracht die pien
zichzelf - stelde: het eeuwige
kijkje achter de schermen.
Marguillard achter de toetsen van 'r
orgel ergens in Nederland, wij terzij
de van haar op een klapstoeltje. Wij
vernamen van naar dagelijkse arbeid:
haar leerlingen in Besangon en haar
ambt van organiste van de Madelei
ne-kerk aldaar. Wij vernamen dat
haar vak de muziek gold en dat haar
hobby de muziek gold en dat haar
hele leven de muziek zou gelden. Wij
vernamen nog het één en ander méér
en Jeanne Marguillard toonde zich
een charmante, hoffelijke vrouw, vol
maakt zonder pose, eerder wat klein
tjes, zo in de onmiddellijke nabijheid
van de kolossale orgelpijpen.
Ieanne Marguillard treedt jaarlijks
op als soliste en begeleidster óp 't
internationale festival van Besan
gon. „Verrukkelijke herinneringen
bewaar ik aan de uitvoering van een
Mis van Mozart, met koor, orkest en
solisten en gedirigeerd door Felix
Raugel. En óók aan „Golgotha" van
Franck Martin, een muziekwerk, dat
men in Nederland nog niet de bekend
heid heeft gegeven, die het verdient".
Wij spraken nog wat voort, Jeanne
Haar handen trokken aan een aan
tal registers, zU drukte enige
toetsen in, zij zocht in haar mu-
ziekportefeuille. En daar klonk dan
Bach, majesteitelijk en verheven.
Jeanne Marguillar. had haar spel
hervat. Middels Bach zong daar we
derom haar muzikale zuiverheid in
de pijpen. Jeanne Marguillard speel
de. Zij speelt wéér, morgen en de dag
na morgen, hier en daar en overal in
het oude Europa. Jeanne Marguillard
speelt. En het is als bij dat Middel
eeuwse lied van Heer Halewijn:
„Al wie het hoon i wou bij (haar)
zijn". Ja, het is precies zo, alleen was
heer Halewijn niet te vertrouwen en
geeft Jeanne Marguillard tijdens het
luisteren ongevraagd haar hart in
pand.
MARINUSSCHROEVERS
Jeanne Marguillard speelt
Een paar antecedenten. Ze werd in
1916 te Reims geboren, maar de
wereldgebeurtenissen deden net
gezin spoedig daarop naar Franche-
Cömté verhuizen.
- Na brillante studies aan het con
servatorium van Besangon, welke
haar de ereprijs en de prijs voor uit
muntendheid voor piano opleverden,
alsmede de eerste prijs voor solfège
en harmonieleer, vervolgde zij haar
studies te Parijs onder de eminente
leiding van Philipp, Sauvrezis, Girar-
din en Marchal. Zij behaalde de di-
plma's voor leraar en virtuositeit.
Natuurlijk wilden wij vernemen,
hoe deze tengere Frangaise liefde had
opgevat voor dat kolossale instru
ment, dat orgel heet,. Wel, haar va
der was óók organist en die legde de
kiem voor een adoratie, waaraan zij
een leven lang gevolg zou gaan ge
ven. Na haar basisstudies stelde zij
zich onder de hoede van twee orgel
grootmeesters: Louis Vierne en Mar
cel Dupré. Viexne liet haar meerma
len op het grote orgel van de Notre
Dame in Parijs spelen. „Si, monsieur,
een belevenis, dit magistraal instru
ment te mogen bespelen, de klank
wordingen van grote geestelijke mo
menten in de mens, in deze stille
ruimte te laten klinken".
Met haar zachte, genuanceerde
stem, vertelde Jeanne Marguillard in
een magnifiek gekozen Frans verder.
Zij heeft gespeeld in verschillende
kerken van de Franse hoofdstad en
in de befaamde Salie Pleyel. Sedert
1938 speelt zij met regelmaat voor de
Franse radio". Oók voor de zenders
van Beromünster, Sottens. Monte-Ce-
neri en .Schwarzenburg concerteerde
zij. Zij maakte al verschillende bui
tenlandse tournées en zij kent óók
Nederland.
Wat zij van Nederland vindt en
de' Nederlandse muziek en de
Nederlandse kerken en de Ne
derlandse orgels? Het is haar een ge
noegen, in Nederland te spelen. Zij
heeft een goede zijde van ons Neder
lands karakter leren kennen: onze
ernst. Wjj zijn altjjd zeer religieus
geweest. Dat- feit leverde ons vele
Godshuizen op met fraaie orgels, or
gels die aansloten bjj ons ernstig ka
rakter," orgels die in veel gevallen
van het Duitse type zjjn, niet dus van
het Franse.
Jeanne Marguillard heeft weinig
van .de Franse vluchtigheid. Zij is
ernstig van nature. En zij beseft, dat
een orgel deel is van een kerkelijke
ruimte. Daarom bevallen de Neder
landse orgels haar, die niet gebouwd
zijn óm zachtvloeiendheid te produ
ceren en om gewuagde effecten te
demonstreren. En daarom bevalt het
Nederlandse volk haar. met zijn be
langstelling voor Bach en Teleuann
en met zijn afkeer van sier en op
schik.
„ICetstfaest pmaèe"
Het Kerstmannetje heeft Don
derdag, plechtig gezeten op een
kameel, in een temperatuur van
42 graden een rondrit door hei |j
midden-Australische plaatsje
Aiice Springs gemaakt.
De reden voor deze ïetwaï H
vreemde vertoning was de jaar- H
lijkse kerstfeest-parade. De ka- s
meel was nog een overblijver §j
van de honderden kamelen die p
daar vroeger als pakdferen wer- p
den gebruikt. p
ABBÉ PlERRt EN DE DAKLOZEN
die hfl vaak midden in de bossen ten
Oosten van Parijs heeft gebouwd zal
er dan wel feest gevierd worden.
Maar voor de mensen, die er een on
derdak gevonden hebben is iedere
nieuwe dag nog een feest. Van zwer
vers werden zij normale burgers met
een huiskamer, een slaapkamer, een
keuken, warmte en licht.
Nieuw leven.
Pater Pierre was eerst in de poli
tiek. Maar daar had hij al gauw ge
noeg van. In 1951 trok hij zich terug
in een groot, oud huis in Neuilly-
Plaissance. Zijn buren waren vodden
rapers, die in krotten woonden. De
geestelijke besloot hen voor te stel
len zijn woning te delen. Gemeen
schappelijk zouden zy gaan voddenra-
pen. Met de behaalde winst zouden zjj
trachten die krotten door betere wo
ningen te vervangen. Nu staat de ab-
bé aan het hoofd van een enorme ge
meenschap. Steeds meer mensen heb
ben zich bij hem aangesloten. Man
nen uit alle delen van de maatschap
pij. Doktoren, dronkaards, winkeliers,
avonturiers. Op een goede dag zijn
ze naar NeuillyaPlaïssance gegaan en
ze hebben tegen Pater Pierre gezegd:
Wij willen een nieuw leven beginnen.
Wilt U ons opnemen in uw gemeen
schap? Sommigen zeiden daarbij:
Voor de deur staat mijn auto. Ver
koop die maar.
In de gemeenschap van Emmaus
zijn alle mensen gelijk. Zij dragen
een voornaam, vergeten hun ver
leden en doen hun taak. Vijfhon
derd laten het enorme voddenra-
persbedrijf nu op volle toeren
draaien. Dozijnen vrachtwagens
rijden af en aan. Dagelijks blijven
er nieuwe Parijzenaars opbellen:
kom mijn kelder maar leeghalen.
Aangezien de compagnons heel zui
nig leven is er een grote winst. Met
dit geld worden noodwoningen gezet.
Een kleine 1500 zijn er nu gereed.
Aan vijftienhonderd anderen wordt
door de 500 bouwcompagnona van de
abbé gewerkt. Wat een prachtig suc
ces, zal men zeggen.
Toch is er critiek. Ook van offici
ële zijde. Misschien dat men het of
ficieel ook nog steeds niet kan ver
kroppen dat een particulier zich is
gaan bezighouden met een staats
zaak, de volkshuisvesting. Men zegt
nu: Die noodwoningen zyn niet ste
vig genoeg.
Inderdaad, ze zullen de eeuwen niet
trotseren. Maar laten we hopen dat
er over vijf-en-twintig jaar huizen
genoeg zijn, zodat deze noodtoestand
overbodig wordt.
Ook van kerkelijke zijde heeft men
zjjn onafhankelijke houding niet al
tjjd kunnen waarderen. Men vindt het
misschien gevaarlijk dat een geeste
lijke zo populair is geworden: is het
wel goed dat een pater een van de
bekendste, geliefdste mensen van heel
Frankrijk is geworden?
De abbé zelf is helemaal niet blij
met zijn beroemdheid. Hij vindt het
lastig dat hij niet op straat kan lo
pen zonder herkend, en omringd te
worden. Maar hij gebruikt die popu
lariteit niet voor zichzelf. Hij heeft
zes millioen guldens aan giften ont
vangen. Maar zijn eigen kleren zjjn
versleten en hij ziet er uit als iemand,
die beslist niet genoeg eet.
ABBÉ PIERRE
Geen redding mogelijk voor deze
uitgeworpenen der maatschappij
Op een stuk van een oud kleed zaten twee mannen en een vrouw. Ze
waren gelkeed in lompen, die glommen van liet vuil en het vet. Boven
hun hoofd de Seinebrug, die van de place Saint-Michel naar het eiland
loopt, waarop de Notre-Dame is gebouwd. De drie clochards aten; tus
sen hen in stonden drie flessen rode wijn, twee camemberts, en stukken
stokbrood. Niet zo'n slechte maaltijd, maar het was koud en nat en mis
tig langs de Seine en de maaltijd had niets van een picknick. Ik heb
geprobeerd wat met hen te praten. Maar dat ie niet gelukt. Mijn toe
naderingspogingen hebben ze eerst volkomen genegeerd en toen ze von
den dat ik werkelijk te opdringerig werd zijn ze me met z'n drieën gaan
wegschelden. Dat is hun recht, want wij hebben met hun misère niets tc
maken. Zy behoren niet tot dezelfde samenleving als wij en de journalis
tieke nieuwsgierigheid naar hun ellende is alleen maar ongezond.
Wat verder in de Seine, dicht bij het Gare de Lyon ligt een grote
woonschuit. Het schip behoort toe aan het Leger des Heils en het heeft
tot taak om zo dagelijks een kleine honderd zwervers eten en onderdak
te verschaffen.
Om een uur of half zeven begint
het voor de kleine loopplank al erg
druk te worden. De groep hr.velozen,
die hoopt straks binnengelaten te
worden, wordt steeds groter. Maar,
zoals iedere avond zullen er ook nu
weer dozijnen ongelukkigen gewei
gerd moeten worden, omdat er geen
plaats genoeg is. De deur gaat dicht
en de groep, die overgebleven is, lost
langzaam op in de koude van de
nacnt.
door JAN BRUSSE
Er zwerven in Parijs twintigdui
zend clochards rond. Dat zijn men
sen, die de strijd om het bestaan heb
ben opgegeven en die nu bezig zijn
langzamerhand onder te gaan. Geen
werk, geen onderdak, geen warmte,
geen licht. Echte clochards kan men
ook niet meer helpen. Zij willen niet
meer op een normale manier leven.
Zii hebben helemaal geen wil meer.
alleen nog een klein restje instinct
tot zelfbehoud, dat hun bestaan rekt.
De politie laat hen met rust. Zij zul
len vanzelf wel sterven, ofschoon er
clochards zijn, die al vyf en twintig
jaar zo leven. En nu met Kerstmis?
Dat zijn voor de echte clochards
dagen die niets betekenen. Zij ky-
ken wat schichtig naar de kaars
jes in de gaarkeuken, zij willen
zich niets herinneren van vroeger
en zij slapen in bij de toespraken
van net Leger des Heils.
Nu heeft men wel eens gedacht dat
er minder clochards zouden zjjn sinds
Abbé Pierre, de apostel ven de dak
lozen, zich met hen bezighoudt. Maar
dat is helemaal niet waar. De pries
ter met zijn zwarte ringbaard en zjjn
felle, tragische gezicht bemoeit zich
niet of nauweljjks met de clochards.
Toen het een paar jaar geleden zo
bar koud was in Parijs, heeft hij ér
wel dozijnen van straat opgepikt die
anders misschien doodgevroren zou
den zijn. Maar hy wist bij voorbaat
dat het voor de meesten van hen niet
meer mogelijk is om in het gewone
leven terug te komen. Zodra het weer
even beter werd zijn ze weer ge
vlucht uit de nachtasylen, waar zij
toch iets van warmte hadden gevon
den. Het is zelfs bekend dat zy zich
verstopten wanneer de abbé met zijn
helpers in aantocht waren. Zij willen
geen medelijden opwekken, zy willen
niets meer.
De „Compagnons d' Emmaus" (zo
als de organisatie van Abbé Pierre
heet) hebben hun hoofdkwartier in
een groot gebouw niet ver van de
Paryse Hallen. De priester zelf zit in
een klein, kaal bureau.
Nee, abbé Pierre ontvangt je niet
graag. Hy heeft het veel tè druk
en bovendien begint hij de publi
citeit te schuwen. Er is de laatste
tijd namelijk nogal wat critiek op
zijn werk ontstaan. Men verweet
hem o.a. te veel reclame voor zich
zelf te maken. Wat een onzin. Wie
niet wil begrijpen dat deze bewon
derenswaardige man alleen maar
pleit voor het goede werk dat hij
doet is toch beslist van kwaden
wille.
Over Kerstmis wil de dynamische,
bleke priester met zijn stekende ogen
nauwelijks praten. In de noodsteden,