Geestelijke ontwikkelingsgang van een arbeidersjongen BERTUS AAFJES „Op liefdes lichie voeten een nieuw werk van Jan Mens K Italiaanse beeldhouwer toont werk in Utrecht RUBENS in Rockoxhuis te ANTWERPEN trekt weer naar het Zuiden ZATERDAG 10 DECEMBER 1955 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT EEN AMSTERDAMSE ROMAN Jan Mens is-stellig een van onze sympathiekste schrijvers van popu laire romans. Geboren vertellers hebben we wel méér, maar weinige zijn zo vrij van pose, zo volkomen natuurlijk en gezellig als Mens. Zo door en door Amsterdams, zo zonder „kouwe drukte en kapsones". Huiselijk, goedhartig, gul, plezierig, zijn z'n boeken, die dan ook vele trouwe lezers vinden. Ze getuigen van een positieve en gezonde kijk op het leven, ze zijn ook voor de minst-ontwikkelde lezer van a tot z te volgen, kortom, de boeken van Jan Mens vormen een volkslectuur van goed gehalte. Naar een nieuw boek van hem wordt in brede kring met genoegen uitgezien: het brengt enkele uren van aangename ont spanning. Het moet ons echter van het hart dat hij er zich met „Op liefdes lichte voeten" nog al erg gemakkelijk van af heeft gemaakt, zodat de ontspanning, althans voor ons, vaak een ware inspanning werd, een geduldsinspanning n.l. om plichtsgetrouw tot het einde toe te volharden zonder hier en daar stukken over te slaan. Dit vervolg op „Koen" is wel het minst ge- inspireerde boek, dat we ooit van hem lazen. Toegegeven dat het héél moeilijk is om een voor elk verstaanbare roman te schrijven over de geestelijke ontwikkelings gang en groei van een arbeidersjon gen van zijn 15de tot zijn 18e jaar; het is al zó vaak gedaan en hoe licht valt men in cliché's, vooral als het boek weer in de verleden tijd, 't begin van deze eeuw speelt. Maar waarom het dan nog eens onder nomen Men kent het gemakkelijke recept: een doodgewone middelmatige jon gen met al zijn doodgewone middel matige gedachten over en reacties op de grote levensproblemen, die zich in die jaren aan hem voordoen. Het ont slaat de schrijver quasi van een grote verantwoordelijkheid: hij denkt im mers niet zo, maar zijn simpel gees teskind timmert niet hoger. Dat is dan een vrijbrief om bladzijden en bladzijden met de ontstellendste ge meenplaatsen te vullen. En dan volgt Letterkundige kroniek door HANS WARREN weer de eeuwig-nieuwe ontdekking van het ieit, dat er slechte rijke men sen zijn die het goed gaat en goede arme, die daaronder lijden, de verba zing dat men tegengestelde uitspra ken uit de Bijbel op kan diepen of, als de roman in een socialistisch mi lieu speelt, zoals hier, dat er über haupt een Bijbel bestaat, en dat ook alle dominé's geen heiligen zyn, om van de verwarringen die de openba ringen van het sexuele leven met zich meebrengen nog maar te zwijgen. Plus het sigaretje en het éne slokje sterke drank dat al duizelig maakt. Het papier is vreselijk lijdzaam, maar we zijn bang dat Jan Mens deze keer toch wat te veel van de lijdzaamheid van zijn gemiddelde lezer vergt. Daar komt by, dat het boek veel te weinig werkelijke actie heeft. De overpeinzin gen en dromerijen van Koen zijn zó veelvuldig (ze beslaan stellig een derde van het boek) en vaak van zo'n ontstellende banaliteit, (b.v. hy vraagt zich af of een domlné op Zondag mag1 snurken en komt tot de conclusie, dat het toch niet zo'n gezellig beroep is om tandarts te zjjn altijd naar de rotte kiezen van een ander te moeten kijken) dat men er zijn geduld volkomen by verliest. Die slag op slag terugkerende einde loze fantasieën lijken, eerlijk ge zegd, alleen aanwezig om het boek op de gewenste dikte van ongeveer 400 bladzijden te bren gen. De schaar er in en er blijft een korter, maar fris verhaal over van de niet gefantaseerde maar ware be levenissen van die Koen tijdens zijn leertijd als meubelmakersknechtje. En zelfs dan moet men niet te critisch lezen: het verhaal speelt voor de eer ste wereldoorlog; Koen verdient b.v. 4 cent per uur, maar geeft een dub beltje aan de plaatsaanwijzer in de schouwburg. En als het verhaal span nend tot moeilijkheden leidt waarvan men graag de ontknoping zou willen weten (b.v. de reactie van zijn moe der op de zoekgeraakte sleutel, het liegen over het zwemmen, en in ze kere zin ook het door Doortje gege ven zakje bonbons) dan hóórt men er eenvoudig niet meer over. Is er evenr wel wèl een mooi vervolg aan te kop pelen, zoals met het flesje reukwater, dan wordt ons dat geenszins onthou den. Doodgewone belangstelling in de zoölogie doet ons vragen hoe Jan Mens.de „larven vanmeelwormen" groot wil brengen met slablaadjes, en meer van die dingen. Spijkers op laag water zoeken? Stellig niet. Een ontspanningsroman stelt juist heel hoge eisen wat de bouw betreft: men wil weten hoe de held zich uit' de gerezen moeilijkheden redden zal. Hoe vernuftiger de auteur daarbij is, hoe meer plezier de lezer er aan be leeft, maar als hjj de moeilijkheden uit weg gaat, hopend dat de lezer het ook wel vergeten zal, is men te leurgesteld. Men is het van Jan Mens beter gewend. IETS UIT DE INHOUD. oen Oortgrjzen, wiens vader ver dronken is, komt als meubel makersleerling in dienst bij di verse bazen in Amsterdam. Zijn moe der is werkster; zij lijden een armoe dig, fatsoenlijk bestaan. Zijn eerste baas heeft zijn werkplaats midden in een rosse buurt, en de vijftienjarige, dromerig aangelegde knaap komt daar in aanraking met allerlei hem verschrikkende levensuitingen, die hij maar half of totaal niet begrijpt. Giacomo Manzu traditie en vernieuwing (Van onze redacteur r et beeldende kunsten), blijkt voor de. Italiaanse I I beeldhouwers van' onzetijd A A telkens opnieuw een geluk te te zijn, dat zij bij de ontwikkeling van hun talent kunnen teruggrijpen op een traditie van bijna dertig eeuwen. Zonder dat men kan zeg gen, dat zij er volledig op steunen, is voor hen de oude Italiaanse sculp tuur of die nu van de Romeinen Is of die van de Etrusken, doet er minder toe levenwekkend, een soort stimulans. Dat was het geval bij Marino Marini, die vooral de Etrusken als zijn leermeester koos. Dat geldt evenzeer voor die andere vernieuwer, Giacomo Manzü, die met name van de Romeinen en ver der van de Renaissancekunstenaar Donatello veel heeft opgestoken. In zijn werk is dat ongetwijfeld te merken. Met name in zijn vrou wen figuren is soms de herinnering aan Donatello sterk. Hij heeft van hem het gevoel voor de schone vorm, het gevoel ook voor even wicht in de massa's van het beeld. Maar op andere momenten, vooral in de portretkóppen, heeft zijn werk iets klassieks, iets dat herinnert aan de mooiste stukken van Romeinen en Grieken. Maar belangrijker dan de uiterlij ke vorm is de sfeer van dit werk. Die wisselt zeer sterk: van verfijnd- lyrisch tot verbitterd-honend en zelfs sterk sensueel. Eerlijk gezegd voel ik mij tot zijn danseressen en zijn vrouwenportretten het sterkst aan getrokken. Men zou als het ware deze vrou wen diep genegen kunnen zijn en tegelijkertijd scherp beseffen, dat er een onoverbrugbare kloof be staat tussen U en haar. Zij zijn als het ware onaanraakbaar ge worden. Iets dergelijks hebben zijn mooiste tekeningen: reserve en verfijning, malancholïe en ge- Bertus Anfjes (links) in gezelschap van de vergeten oudere dichter Felix Rutten, man van de schrijfster Marie Koenen in Rome voor de beroemde fontein, waarvan de legende zegt, dat je een cent over de linker schouder in het water moet gooien, om er nou een keer terug te komen. „Ik heb ei eens een cent in gegooid voor Anton van Duinkerken", zegt Aafjes. „En laat hij er wèl gekomen zijn Niet altijd heeft Manzü's visie op de vrouw deze zuivere nobles se. Hij kan op bepaalde ogen blikken grof-zinnelijk zijn bij het obscene af eenvoudig door een Manzü; portret van Inge. enkele detail van zijn liggende fi guren. Dan kan het zijn, alsof hem in de eerste plaats het vrouw-dier heeft beziggehouden. Dan missen die beelden die innerlijke onaantast baarheid, die in de portretten zulk een sprekend element is. Ook in ander opzicht kan Manzü onontkoombaar duidelijk zijn. Zijn JAN MENS ....veelgelezen... Wat naïef en aldoor fantaserend, half in boeken levend, gaat hij door het leven. Bij andere bazen en van oudere collega's leert hij heel wat van zijn vak en in theorie veel over het leven. Maar hij blijft een onbedorven, gezonde Amsterdamse jongen, die al leen nogal buitensporig-romantisch van alle lieve meisjes droomt. Verder leeft hij in prettige verstandhouding met zijn hardwerkende moeder, en soms gaat hij eens een dagje uit met de lawaaierige familie van zijn oom Piet, goedhartig-gulle, ordinaire men sen die het niet zo nauw nemen als zijn ernstige moeder en die van het leven durven genieten. Die familie van oom Piet is uitstekend getekend, en dat geldt voor vele bijfiguren als Baas Redelaar, de weesjongen Jacob Tatenhove, en enkele anderen. Eén meisje, Doortje Lievengoed, buurmeisje dat in hetzelfde huis woont, speelt bijzonder vaak door Koens jongensfantasieën. Maar Door tje, hoewel van even nederige af komst als Koen, is een heel dametje geworden: ze heeft het tot modiste gebracht in een chique zaak en Koen meent, dat zij de spot met hem drijft. Dat dit niet zo is, blijkt op de laatste bladzij, maar daar Doortjes zieleleven volkomen onbekend blijft aan de le zer (men ziet haar enkel door Koens ogen) verwondert hij zich over het gedrag van het kind. De minder critische lezer, die over alle genoemde (en andere) bezwaren heen stappen kan, is misschien on verdeeld bly met dit Uleuwc boek van Mens, maar w\j vinden het een van zijn allerzwakste producten. Al trek ken we geen woord terug van de aan hef van deze bespreking. Jan Mens: „Op liefdes lichte voeten N.V. „Kosmos Amsterdam-Antwer- pen. biografen prijzen om strijd het re ligieuze element in zijn werk. Mij is niet goed duidelijk geworden, waarom. Het kan zijn, dat de klei ne collectie werk, die op het ogen blik (tot 1 Februari aanstaande) in het Centraal Museum te Utrecht te zien is, in dit opzicht onvoldoende representatief is, al kan ik mij dat moeilijk voorstellen. Maar wat ik aan religieus werk van hem'ken een serie van .acht kruisafnemingen, plus zijn ontwerpen voor twee deu ren van de St. Pieter te Rome is eerder honend en verbitterd op standig dan devoot. Hierin hebt ge thans enkele fa cetten van Manzü's kunst bij elkaar: zijn voornaamheid, zijn vroomheid, zijn kuisheid, zijn zinne lijkheid en zijn bittere hoon. Nog meer dan in zijn beelden verraadt hij in zijn etsen en tekeningen zijn klassieke- en Renaissancescholing en zeker in zijn etsen. In zijn teke ningen voelt gij telkens zijn twëe mogelijkheden: Öe gevoelige lijn- voering van de graficus en de zwa re, plastische schaduwen van de kunstenaar, die al bij de eerste schets denkt aan het beeld dat hij zal maken. Ér zijn verrukkelijke bladen bij deze tekeningen, die even zeer als zijn beelden bewijzen, hoe Manzü in voortdurende herhaling van een bepaald motief met vorm problemen kan worstelen. Manzü, nog betrekkelijk jong zeven en veertig11is reeds een be langrijke figuur in Italië en daar buiten. Hij geldt als een der ver nieuwers in de hedendaagse beeld houwkunst. Erkend is hij ook: hij werd vele malen onderscheiden en leidt sinds jaren een beeldhouwklas- se aan de beroemde Accademia di Brera te Milaan en maakt aldus school. Uniek cultureel centrum in Sinjorenstad (Van een speciale verslaggever) f n het hart van Antwerpen, ach- 1 ter een rijk versierde poort aan de Keizerstraat, waar de onop lettende wandelaar zo hij hier ooit mocht verdwaald raken argeloos aan voorbij gaat, vindt men een van de merkwaardigste en tegelijk fraaiste huizen van de sinjorenstad: het Rockox huis. Het is een van de weinige patriciërswo ningen, die in hun oude schoonheid 'oewaard zijn gebleven; een huis, dat drie eeuwen geleden het cen trum was van Antwerpens cultu rele elite en dat thans wederom het middelpunt is van heel het kunst minnend deel van de bevolking der oude, met culturele monumenten zo rijk bedeelde stad. dat een toevluchtsoord werd voor Anwterpens culturele elite. Grote geleerden en kunstenaars tel de de burgemeester onder zijn vrien den. Zij kwamen graag naar „Den Gulden Rinck" zoals het huis toen heette. Zijn geld en goede hart warqn vele artisten tot steun en redding, stuwende activiteit bracht heil over het culturele leven van de stad. Be langrijke opdrachten gaf Nicolaus Rockox, talrijke kunstwerken vonden dank zij hem een plaats ln zyn huis of elders in de stad. Pieter Pauwels Rubens, in Ant werpen geliefd en geëerd ais geen ander, was de beste vriend van Rockox. Van deze vriendschap en wederzijdse genegenheid zijn In het Rockoxhuis thans nog vele bewijzen te vinden en in feite is het Rockoxhuis een beetje Ru benshuis ook. Zo innig was de vriendschap tussen Rubens en Rockox dat de oude, geliefde kunstminnaar-burgemeester de grote schilder slechts enkele maanden overleefde. Toen hij het tijdelijke met het eeuwige ver wisselde, liet hij 24 studiebeurzen Achter de fraaie barok-poort gaat een wereld van schoonheid schuil. Een merkwaardige wereld, waar de Vlaamse humor in al haar schitte ringen in wandversieringen hoogtij viert, waar in een zestal ongeëven aard mooie en gezellige kelders de spreekwoordelijke Vlaamse gastvrij heid in een brede stroom op de be zoekers toekomt en waar in de gaan derijen van het mystieke, bijna Moor se binnenplein de tijd stil lijkt te staan. Alleen in de Rockoxkelders is het rumoer van de atoomeeuw doorge drongen, Nog niet overdag, als toe risten men ziet vooral graag „Noord-Nederlanders" er hun bo terhammen komen eten en de kell- ners bedrijvig het bier, de wijn of de koffie van de uit steen gehouwen tap kast naar de lange tafels brengen, waarop een meterslange Tijl Uilen spiegel lachend van de wand toekijkt. Maar des avonds, als een dansorkest de samba's, foxtrots en rumba's in de gewelven slingert, is de moderne tijd de baas. Hoewelook dan behou den de Breugeliaanse kelders, waarin de Vlaamse bouw zegevierend troont, hun eigen stijl en karakter. Nicolaus Rockox zou graag het feest in de kel ders meevieren! Nicolaus Rockox. Ziedaar de man, die duizenden Vlamingen hebben geëerd; de man, wiens naam dat wonderlijke oord draagt. Geboren ln 1560 was hy de maecenas van de Vlaamse schildersschool. Van 1588 af tot aan zyn dood in 1640 maakte hy deel uit van het stadsbestuur der Scheldestad. Enkele malen werd hy tot burgemeester gekozen en zyn stad eerde hem zoals slechts zelden een medeburger. In 1603 kocht Nicolaus Rockox het huls in de Keizerstraat, Óen paaz jaaz geluk ef> ?e /Ueute 'J-elice (Van een onzer redacteuren) r\ e dichter Bertus Aafjes (Ifl) heeft „heelal-vrees"zoals hij IS het zelf noemt. Maar niet daarom zal hij komend voorjaar wanneer hij zich met vrouw en twee van zijn vier kinderen, voor een paar jaar in de buurt van Rome gaat vestigende reis per trein maken. Het spoor is voordeliger. Ware het anders, hij zou hij zijn angst wel overwinnen. Eerder deed hij dit ook. Toen hij per K.L.M. naar Israël trok en (met Greshof in gedachten) in het gastenboek schreef: Ook ik reis", zei Icarus. Hij kwam voorgoed ten val. De K.L.Mverbeterde hem. Zij overwint het Al". Bertus Aafjes heeft een T.zeer pro zaïsche" reden om het geriefelijk honk in het Zuid-Limburgse Hoens- broek aanstonds een poos te verwis selen voor een klein berghuisje in Monte Compatrie even ten Zuiden van Rome. Er speelt hem een nieuw boek door het hoofd, waarvoor dit lieflijke bergdorpje van louter wijn boeren en herders hem het decor moet verschaffen. Monte Felice is de naam, die hij reeds voor het plekje heeft uitgedacht. Over de inhoud heeft hij zich nog geen volledig beeld gevormd, maar „het zal wel weer net zo iets worden als mijn boek „Morgen bloeien de Abrikozen", dat in Egypte speelt". Italië en Rome hebben een by- zondere aantrekkingskracht voor Bertus Aafjes- Na zyn „Voetreis naar Rome"; waarvan het vyf- tigdulzendste exemplaar kortge leden van de persen kwam, heeft de Eeuwige Stad hem niet meer losgelaten. In zyn byna voltooide werk „Capriclo Italiano" be schrijft hy zyn weerzien van de plaatsen, die hy ln 1936 en 1938 bezocht en welke hem destyds z'n „Voetreis" in de pen gaven. Zijn boek over de herdérs en wijn boeren van Monte Compatrie („Denk erom, de klemtoon op de eerste lettergreep. Dat heb ik na- tuurlyk eerst ook verkeerd gezegd") is niet het enige werk, waarmee hij zich in Itaüë il gaan bezighouden. Ook Franciscus van Assisi heeft hem gefascineerd. In tientallen armelyké kloostertjes, gebouwd in de rotssple ten, waar de Heilige Franciscus eer tijds zyn celletjes had, is de herinne ring aan deze weldoener der dieren nog bijzonder levendig. Twee jaar naar Italië. Maar het züllen geen ononderbroken twee jaar zyn. „De wintermaanden zullen we weer in Hoensbroek zyn, op het kasteel bov^n mijn „Emma". Ik heb nog een verzoek gekregen van Fons Rademaker om een scenario te schrijven voor een speelfilm, die zich moet afspelen onder de Limburgse mijnwerkers. Fons heeft kortgeleden een beurs gekregen van de regering en doet nu nog meer ervaring in bui tenlandse studio's op". Wanneer we in een Amsterdams café zo wat met Bertus Aafjes zitten te babbelen, komt Ed Hoornik binnen, die een oprechte vriend van hem Is. na, die nog heden ten dage wor den uitgekeerd. In de geest van Nicolaus Rockox wordt thans weer het huis aan de Keizerstraat beheerd.. De man die men een moderne Rockox zou kunnen noemen is de heer Benoit Roose, de conservator van het huis, die daar met zijn charmante jonge vrouw, een geest heeft geschapen, deze plaats waardig. Want het Rockoxhuis is meer dan alleen maar een museum. Het is een bedevaartsoord voor kun stenaars en kunstminnenden, die sa men (2600 man sterk) het Artisten- fonds vormen, een vereniging, die al even merkwaardig en uniek is als het huis, dat haar zetel is. Zij streeft naar het in stand houden van het Rockoxhuis en het steunen van kun stenaars. We vragen diens opinie over Bertus Hij zegt: „Aafjes is een dichter. Alles wat hij aanraakt krijgt vleugels, maar zelf blijft hy met beide benen op de grond staan. Elk probleem vat hy zakelijk intelligent by de kop. Het aantrekkelijke in hem is zijn oprechte verwondering om de wereld, om de dingen, die hy rond zich ziet, en die hem, hoe nietig of ze anderen ook lij ken, tót in het diepst van zijn wezen kunnen boeien. Hij weet het woord, behalve de normale alledaagse Inhoud, een poëtische lading mee te geven." Dan zegt Bertus Aafjes: „Ed Is volstrekt, verstoken van jaloezie, een karaktertrek, die je ln ons vak nogal eens tegenkomt. Hy heeft tal van jonge dichters voor het voetlicht gebracht: Achter berg, Lehman. Hij heeft de gene ratie '36 gemaakt", niet alleen met „De Gids" maar ook met zjjn boek „Tafelronde". Hoornik ziet altyd de poëzie en Is er altijd op zoek naar. Voor vooringenomenheid Is by hem geen plaats.' We vonden deze twee oprechte bekentenissen te mooi om ze te kunnen vergeten. De karakte ristiek over Bertus Aafjes moeten we even later in sijn woorden terugvin den. Hij sprak over zijn thuis in Hoensbroek. het kasteel, dat door de mijndirectie vrijgemaakt werd als cultuurcentrum. „Het enige bezwaar van het huis Is. dat het een toren is met een flank eraan. We wonen in de toren. Op de bovenste „etage" heb ik mijn werkkamer, de woonkamer is beneden, en de keuken is in het mid den. We leven dus een beetje verti caal. Mijn vrouw en ik hebben uitge rekend, dat we door gewoon door ons huis te wandelen iedere drie maan den de Mount Everest beklimmen..."

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1955 | | pagina 5