„Pariante
en door
Poëzie" van Poort
Remco Campert
Indonesisch schilder exposeert
in Amsterdam
Het Milanese Scala-orkest
concerteert in Amsterdam
Amerikaan HenryLMencken
vierde 75ste verjaardag
ZATERDAG 1 OCTOBER 1955 PROVINCIALE Z E E 0 W S E COURANT
VAN ZINGEN TOT STOTTEREN
Hei peil van „De
aanmerkelijk
Windroos"
gedaald
HEEL VROEGER WERD poëzie gezongen. De stem die voordroeg was
niet de gewone spreekstem en de declamatie werd vaak begeleid door
een snaarinstrument. Dat eiste van de poëzie een zeker rhythme, een
bepaalde regellengte, strofevorm eventueel. „Vorm" tout court, zo ge
wilt. En klankrykdom. Het eiste niet in de eerste plaats rijm, ook al is
in de volksmond „rymen" en „dichten" nog steeds vrijwel identiek. En
het voornaamste van al: het vereiste een klankbodem, een gehóór.
Wat er nu ook veranderd moge zyn: in principe is dit alles gebleven:
rhythme, regellengte, klankrijkdom, de „vorm" dus, en het gehoor, in de
dubbelzinnigste betekenis van het woord, ze zijn nog allen vereist. Wat
er thans aan poëzie geschreven wordt is meestal poëzie, teruggeworpen
op zijn allersmalste basis.
Het vers „klinkt" niet meer, en het
„gehoor", dat wil nu meestal zeggen
de begrijpende lézers, teruggebracht
tot een minimum van de gehele be
volking, zit stil, elk voor zich, uil
een dun boekje te lezen. Een enkele
verstout zich misschien het hardop
te doen en zo de woorden te proeven,
te horen. Een kleine renaissance heb
ben de experimentelen gebracht: het
experimentele vers moet men bovenal
horen klinken, en het wordt dan ook
Letterkundige kroniek
door HA\S WARREN
veel voorgedragen (door de dichters
zelf) waarbij zich het merkwaardige
verschijnsel voordoet, dat het publiek
dan veel minder moeite heeft om de
ze kunstvorm te appreciëren, dan
wanneer het experimentele pot
léést.
We spreken hier nu uitsluitend over
„goede" poëzie. Te allen tijde is
onder wat er gedrukt wordt meer
kaf dan koren geweest, en dat geldt
in bijzondere mate voor de heden
daagse dichtkunst. Wat we hier naar
voren willen brengen is, dat het goe
de moderne vers wel degelijk een
eigen „vorm" heeft, een innerlijke
structuur en rhythmiek, een regel
lengte, die dan wel is waar niet meer
bepaald wordt door een geteld aan
tal versvoeten, doch eerder logisch
voortvloeit uit de emotionele geladen
heid en de ademlengte, kortom de
natuurlijke spreektrant van het me
degedeelde. Een vérs als een nood
kreet, of een noodkreet in een vers
b.v. zal korte regels vertonen; een
uitgesponnen vergelijking, beschou
wing of beschrijving in het vers zal
onwillekeurig langere regels vragen.
Maar „vornv' dient er te zyn, zelfs
in het minst „zingende", het meest
gewoon „pratende" vers.
Een goed voorbeeld van deze pra
tende, pariante poëzie, geeft Remco
Campert in zyn bundeltje „Met man
en muis". De kwaliteit van dit boek-
je'is ongelijk, er staan tamelyk onbe
duidende verzen naast bijzonder boei
ende. Maar Campert heeft zo iets na
tuurlijks en sympathieks over zich,
dat men toch nog graag naar hem
luistert al heeft hij op een bepaald
ogenblik niet veel te vertellen. Hy
begint heel simpel met de verkla
ring:
Ik wil wel graven
Naar poëzie, maar niet
Te diep. Je weet
Hoe ik dichter ben
Bij de gratie van
Aardoppervlak.
Hemelbodem ook
Wel genoemd. Daar
Staan mijn handen
Nu eenmaal naar.
(Dit is slechts de eerste helft van
het gedicht). Is dit nu poëzie, of al
leen maar in korte zinnetjes neerge
zet proza (het weglaten van het lid
woord voor „aardoppervlak" is even
opzettelijk in poëzie als in proza en
beslist in elk geval niet over het al-
of-niet poëzie zijn). Het is kennelijk
een grensgeval, men zou er over kun
nen twisten. Ons inziens is het op het
nippertje nèt nog poëzie. Er staat
échter parlande poëzie in deze bun
del die veel overtuigender „poëzie"
is, waar men niet twijfelt, als b.v.
„Jij bent het woord" en het bijzonder
intrigerende lange vers „Met man en
muis
EIGEN GELUID.
Nu is Remco Campert een dichter
met een eigen geluid, een herkenbare
stem, een duidelijke poëtische per
soonlijkheid, en al zou men dan wel
licht sommige van zijn versregels ty
pografisch zonder schade anders
kunnen zetten, zijn vers hort of hak
kelt zelden. By schrijvers van min
dere capaciteit echter, ontaardt deze
zeer vrije pariante „poëzie op het
nippertje" vaak in doodgewoon ge
stotter en gehakkel, verschrikkelijk
hinderlijk, zelfs als men het zachtjes
voor zichzelf leest.
Als Cor Stutvoet in „Gedichten"
typografisch een doodgewoon zinne
tje zó zetten laat (Gemis, pag. 10)
O wond die van mijn liefde bloedt
sinds 't uur
dat jouw geboorte
ons
van elkander
riep
dan krijgt men de neiging te kuchen
van zo'n gehakkel. Drie zinnen (be
ginnend met O, sinds en ons) zou-
Vliegende musici.
VIER VLIEGTUIGEN van de K.L.M.
zullen Maandag a.sde dirigent
Dimitri Mitropoulos en de lionderd-
tien leden van het Phïlharmonisch
Orkest van New York, dat thans een
tournee door Europa maakt, van
Athene naar Londen vervoeren. Ook
alle 'nstrumenten worden met deze
vleigtuigen vervoerd. Donderdag 6
October zullen drie K.L.M. vliegtui
gen diligent en instrumenten van
Londen naar Neio York brengen.
den ruimschoots volstaan. Deze on
beholpen (en tegelijk pretentieuze)
versificatie, naast het werken met
onverantwoorde beeldspreali, hindert
vrywel overal in het werk van Stut
voet.
De eerste afdeling van zyn bundel,
verzen voor een gestorven geliefde,
lykt niet alleen qua onderwerp, maar
ook qua beeldspraak („Warenhuis"
b.v.) zeer sterk door Achterberg be-
invloed, maar de verzen missen ten
enenmale Achterbergs concentratie.
Het is een laat debuut, dit bundeltje
(de schrijver werd in 1906 geboren)
en het heeft niet veel om het lijf. Het
beste is de schrijver nog als hij heel
eenvoudig, bijna „ouderwets" is. Dan
schrijft hij een fijn vers als het vol
gende, dat we het beste achten uit
het boekje:
ONDER DE KASTANJEBOOM.
Moeder, onder de kastanjeboom
zeiden bladeren die morgen
dat mijn leven als een wonder
bij zou zijn en vroom
Moeder, aan de houten tafel
onder de kastanjeboom
schonk jij koffie uit de witte kan
en ik dacht: zo is het goed
En de zon zong op het tafelblad
dat reeds alles wist voordat
ik kwam, en er waren appels,
helle rode, bij het korenbrood -
Nu ik alles heb gemist
liggen op de tafel mijn twee
[handen
die zyn leeggebleven -
moeder, onder de kastanjeboom.
SONJA PRINS.
Ook Sonja Prins, waarvan we meer
hielden toen zij zich nog Wanda
Koopman noemde en „Proeve in
Strategie" publiceerde (in 1933, ze
was toen 21 jaar en schreef daarna
tot 1953 geen poëzie meer), hakkelt
er overal lustig op los in „Het ge
schonden aangezicht". Zij ziet kans
halve bladzrjs lang afzonderlijke
woorden uit te stoten, onder elkaar
in plaats van naast elkaar gezet en
het effect daarvan is eenvoudig
adembenemend, in de slechte zin
van het woord dan. Ze praat volko
men langs ons heen:
E hy mij kan verbranden
en weet vrijwel nergens iets poëtisch
pakkend te uiten. Zij heeft allure,
(vooral de politieke achtergrond van
sommige verzen is intrigerend) maar
het geheel blijft in de goede bedoe
lingen steken. Het is helaas zoals zij
zelf op pag. 29 zegt:
het is ook maar een voorlopige
[schets
als ik wou blijven ben ik al voorbij
maar ik zie wel dat er anderen
[zyn
beter dan ik eenvoudiger
zij kijken mij aan en ik lach hun
[toe
het is voor jullie, dat ik het doe
zy zeggen en kyken naar een
[andere kant
ga maar wij hebben genoeg te
[doen.
Nee, de „Windroos" Is in een im
passe geraakt, de laatste tyd, het
ONDER GUIDO CANTINELLI
Beroemde dirigenten
leidden hei
Maandag 3 October geeft het Sca
la-orkest uit Milaan o.l.v. Guido
Cantelli een enkel concert in de
grote zaal van het Concertgebouw
te Amsterdam.
Het Scala orkest wordt beschouwd
als een der stevigste fundamenten,
waarop het prestige van de Scala te
Milaan berust Daar nauwkeurige
gegevens ontbreken, is het moeilyk
na te gaan wanneer precies de naam
„Scala-orkest" ontstond. Een nauw
gezet geschiedschrijver, Pietro Ver-
ri, tekende naar aanleiding van de
uitvoeringen in 1778 ter gelegenheid
van de inwijding der Scala, aan, dat
het orkest 30 violen, 13 bassen, 2
fagotten, 8 altviolen, 4 trompetten,
6 hobo's, 2 fluiten, trommels, cym-
balen etc. in het geheel ongeveer 70
musici telde.
Op affiches van 1858'59 wordt
de naam van Eugenio Cavallini als
concertmeester, leider en dirigent
van het orkest genoemd.
Franco Faccio bracht het aantal
musici van 70 op 100 en met hem
begon de periode der beroemde diri
genten voor de Scala.
Hij was zijn tijd ver vooruit en
merkte dat er in Milaan naast ope
ra-uitvoeringen grote behoefte aan
symphonische muziek was, en op 4
April 1875 werd De Faccio's eerste
concert in de Scala gegeven. Sinds
die datum dateert waarschijnlijk de
geboorte van het Scala-orkest als
zelfstandige eenheid, met uitgespro
ken eigen kenmerken, Tn 1878 onder
nam het Scala-orkest een reis naar
Parijs ter gelegenheid van de wereld
tentoonstelling aldaar,
Vooral Toscanini beijverde zich
het orkest tot bloei te brengen
en maakte o.m. in de herfst van
1920 t/m Juni 1921 een langduri
ge prapaganda-tournée met bet
orkest, eerst door geheel. Italië en
vervolgens door 41 steden der U.
S. A. en Canada. Sinds 1936 orga-
TOSCANINI
...een der velen...
niseert de „Scala" zelf de con
certseizoenen. Nadat in 1943 de
Scala door de oorlog ten dele ver
woest was, verhinderde men het
uiteengaan van het orkest. Zo
vond Toscanini het „ongeschon
den" orkest terug toen hij op 11
Mei 1946 overkwam ter gelegen
heid van de inwijding van het
herbouwde „Scala-theater."
Naast het optreden van Maestro's
als: Toscanini, Furtwaengler, De Sa-
bata, Klemperer, Kubelik, Bruno
Walter, Mengelberg, Kleiber, Mitro
poulos, Molinari e.a„ was er gelegen
heid ook andere dirigenten te waar
deren. Een jeugdig orkestleider:
Guido Cantelli, begon er zyn carriè
re, een andere: Carlo Maria Giulini,
zag er zijn verdiensten bevestigd.
Guido Cantelli, onder wiens leiding
het orkest te Amsterdam optreedt,
Berglayidscliap op Midden-Java, van
de Indonesische schilder RusliDe
schilderwijze verraadt, hoezeer de
kunstenaar is gegrepen door een be
paalde dynamiek in het landschap.
(Men zie ook het artikel over Rusli
op deze pagina).
peil zakt hoe langer hoe dieper. De
enige gunstige uitzondering vormt 't
nieuwe bundeltje van Coert Poort,
„Een kleine dag voor mijzelf". Hy
schryft als Campert, Stutvoet en
Prins pariante poëzie, maar stottert
niét (behalve in „Evangelisch") en in
zijn verzen stuit men, als bij Cam
pert, telkens op het mysterie dat een
kenmerk is van alle ware poëzie. Zijn
verzen z"n helaas te lang om te cite
ren. Bijzonder merkwaardig zijn de
variaties op twee psalmen, en het
slotgedicht, „Huis van Bewaring", is
een van de interessantste Nederland
se moderne verzen die we de laatste
tijd lazen. Van Coert Poort koeste
ren wij verwachtingen en zyn boekje
bevelen we elke liefhebber van ge
dichten aan.
Remco Campert: Met man en muis.
De Beuk, A'dam. Cor Stutvoet: Ge
dichten; Sonja Prins: Het geschon
den aangezicht; Coert Poort: Een
kleine dag voor mij zelf; alle: De
Windroos, U.M. „Holland", Amster
dam, resp. deel 36, 35, 34.
Het filmambacht.
IN HET NAJAAR zal het Neder
lands Filminstituut een leergang or
ganiseren over ,JRet ambacht van de
filmkunstenaar", waar filmdeskundi
gen o"i theoretisch en practisch ge
bied aan zullen meewerken.
ner geboortestad. Het toeval wilde,
dat ook de grote Toscanini hier 53
jaar geleden dezelfde positie be
kleedde. De laatste wereldoorlog,
waarbij Cantelli naar een Duits
werkkamp werd gezonden, onder
brak enige jaren- zijn loopbaan van
veelbelovend dirigent.
Teruggekeerd in Italië in 1945,
werd Guido Canteili voor enige gast-
l] l'.n/.,mnf l. c«nin n'.l....'l
EEN JOURNALISTIEKE ST JORlS
Schrijver, essayist en filosoof
(Van een bijzondere medewerker).
NEW YORK, SEPTEMBER De nestor van de Amerikaanse beelden
stormers vierde zyn 75ste verjaardag. De tyd heeft ook op hem zijn in
vloed doen gelden en hij is wat gematigder geworden; hy kan er evenwel
met voldoening op terugzien een vreemde gewaarwording voor hem
op zijn oude dag dat het succes, dat hij vroeger heeft behaald met het
slechten van heilige huisjes en het opruimen van allerlei schijnheilige
frazen tot gevolg heeft gehad, dat het Amerikaanse volkskarakter met
een goede dosis intelligent scepticisme is doordrongen!
rdirecties met het Scala-o'rkest uitge-
werd in Novara (Italië) in 1920 ge- nodigd. Dit was het begin van zijn
boren. Hij voelde zich in het bijzon- carrière. Toscanini inviteerde hém
der tot de dingeerkunst aangetrok- voor een serie concerten met het N.
ken en studeerde hiervoor aan het B, C. Radio-Svmphonie-orkest
Guiseppe Verdi conservatorium te
Milaan. Na het behalen van zijn di- uieu keu men nem regeimang in ue Vi j' a
ploma's werd hij benoemd tot or- U. S. A. beluisteren. Ook in Enge- YaT\, de Amerikaanse
kestleider aan het Coccia theater zij- land is hij een graag geziene gast. i 5i eeon'
Deze nestor is Henry Louis Men
cken schryver, essayist en filosoof,
de vereerde „Wijze van Baltimore"
en de uitgesproken vijand van de
„ivoren toren".
Mencken is reeds bij zyn leven een
legendarische figuur geworden, on
danks het feit dat hij tengevolge van
een beroerte die hem het lezen en
schrijven vrywel onmogelijk heeft ge
maakt, de afgelopen zeven jaar zich
noodgedwongen op de achtergrond
hëeft moeten houden. Zyn naam blijft
echter nog met het oude gezag be
kleed en het is veelbetekenend, dat in
een toneelstuk dat momenteel zoveel
succes op Broadway oogst, „Inherent
the Wish" in een van de hoofdfigu
ren een criticus en journalist wordt
uitgebeeld, die algemeen wordt aan
gezien voor Mencken in zijn glorie
tijd!
Als journalist en hij wordt nog
altijd beschouwd als 'een van de
besten, die Amerika heeft opgele
verd veroverde hij zich de re
putatie van de man die zonder
enige consideratie uiterst scherpe
aanvallen deed op alle personen,
instellingen en conventies, die hij
schadelijk oordeelde voor het al
gemeen welzijn.
Boeiend en opbouwend als hij in
zijn rol van journalistieke Sint Joris
was, zal Mencken steeds in de herin
nering blijven voortleven door de
meedogenloze manier waarop hy
"harlatans en bedriegers te lijf ging
New York en Philadelphia. Sinds- j fSgZXSP d^-°,dat alle? heef,t e5n
dien kan men hem reS«W in de S£2Siïtd?
I bevreesde steun aan de nieuwe
KUNSTENAAR TUSSEN OOST EN WEST
Wij liggen in een brandpunt"
(Van onze redacteur beeldende kunsten).
Eigenlyk is het beeld, dat wy momenteel van Indonesië krygen, volko
men eenzydig en dus onjuist: wy horen allerlei over de politieke, econo
mische en zuiver bestuurlijke moeilijkheden van dit land maar er
dringt slechts weinig tot ons door van wat er zich op cultureel gebied
afspeelt. Het best zijn zij nog ingelicht over de voortbrengselen van de
dichters, Van de schilders weten we vrywel niets. Effendi was de eerste,
wiens werk nu alweer 'n paar jaar geleden hier te lande werd getoond.
Het had maar weinig, dat specifiek Indonesisch aandeed; des te sterker
verried het de invloed van het Westeuropese expressionisme. Misschien
heeft dat er wel toe geleid, dat ik met zulke gespannen verwachtingen
naar de expositie ben gegaan, die het Stedelijk Museum te Amsterdam
momenteel aan het werk van de schilder en tekenaar Rusli wijdt.
De schilderkunst als persoonlijke
uiting van innerlijke roerselen moet
in Indonesië no°- betrekkelijk jong
zijn. Zij kan althans voor wat het
grootste deel van Indonesië betreft,
op geen enkele traditie steunen.
Vandaar ven jedelijk, dat op dit ge
bied de Westerse invloeden toch wel
het sterkst zijn en het minst gelou
terd worden door eigen opvattin
gen. Dat betekent, dat het werk van
iedere kunstenaar in feite een zoe
ken en tasten verraadt. De een doet
dat voorzichtig, bijna ingetogen, de
ander stormachtig en heftig, al
naar zijn persoonlijkheid.
Rusli doet beide. Misschien is
daar zijn vorming wel mede de oor
zaak van. In 1912 te Medan geboren
ontving hij een zeer veelzijdige op
leiding op de school van de Indische
dichter, wijsgeer en paedagoog Ra-
bindranath Tagore, de Khalabhava-
na Shantiniketan Universiteit. Hy
moet er zowel artistiek als paedago-
giscli zijn geschoold, want na zijn
studie vinden we hem als leraar aan
de Taman Siswaschool in Djokja.
Meer nog: zij moet voor hem een
grondslag zyn geweest voor zijn zoe
ken naar een nationale kunst. Want
de opvattingen van Tagore zyn een
voudig niet denkbaar, wanneer men
er niet èn zijn nationaal-Indische
overtuiging, èn de godsdienstige op
vattingen der Hindoes en het beste
yarn het Westerse religieuze denken
in vermag te herkennen. Tagore was
een waarlyk universele geest, die op
zijn school te Shantiniketan oprecht
heeft gepoogd, zowel het nationale
als het universele aan zyn leerlin
gen mee te geven.
NAAR DJAKARTA.
Voorshands heeft by Rusli het na
tionale overwogen. Want in 1945
verlaat hij de school in Djokja,
waaraan hij zeven jaar les heeft ge
geven, en begeeft zich naar Djakar
ta, waar men hem nodig heeft als
hoofd van de afdeling Kunst van het
departement van Defensie. De combi
natie is minder vreemd dan zij er
uitziet: gezegde afdeling was belast
met de culturele vorming van de
troepen poogde derhalve door to
neelvoorstellingen, muziekuitvoerin-
ten en andere kunstmanifestaties
elangstelling te wekken voor aller
lei artistieke uitingen. Vier jaar
stond Rusli aan het hoofd van deze
afdeling. Toen ging hij terug naar
Djokja, als leraar aan de Akademi
Seni Rupa. Sinds Mei 1954 vertoeft
hij nu in Europa, met steun van de
Indonesische regering. Een jaar
bracht hij in Amsterdam door, daar
na vertoefde hij een maand of vijf
in Rome, sfnds enkele dagen is hij
opnieuw in de hoofdstad.
Noch de ambtelijke bezigheden,
noch het onderwijs hebben hem ooit
van schilderen of tekenen kunnen
afhouden. Integendeel. Amsterdam
toont op het ogenblik van zijn hand
een groep werken uit de laatste ja
ren, met 1949 als beginpunt. Zeer
duidelijk openbaart zich hierin een
fevoelige mens, die langzaam maar
ardnekkig zoekt naar een eigen
stijl. Het meredeneel van zijn schilde
rijen verraadt een gevoelig en ge
spannen handschrift. Het beeld is
opgebouwd uit toetsen van sterk ver
dunde verf, men zou hier haast kun
nen spreken van een op olieverf toe
gepaste aquareltechniek.
Uiteraard heeft het Indonesi
sche landschap zijn liefdevolle
aandacht. Hij volgt met zijn pen
seel het gloeiende van berghellin
gen, het slingerende van een weg
door een ravijn. Ondanks hun
overwegend horizontale geleding
een enkele maal spreekt een
diagonale lijn iets meer hebben
deze werken voor mijn gevoel een
sterke dynamiek, die ook in de
aquarellen tot uiting komt. Deze
vind ik trouwens minder dan de
olieverfschilderijen. Daarentegen
is Rnsii waarlijk een meesterlijke
tekenaar. De vijf tekeningen, die
hij in Amsterdam laat zien. zyn
voor mijn gevoel de beste groep
van deze tentoonstelling.
experimentele schryvers en zijn strijd
tegen een kleinsteedse critiek, maar
vooral door zijn eigen scheppingen;
verzen, kritieken en zijn monumen
tale werk, „The American Langua
ge"
BLIJVENDE PLAATS.
Dit laatste werk, dat voor het
eerst verscheen in 1918, heeft vier
maal een grondige herziening on
dergaan en is aangevuld met twee
dikke supplementen en ofschoon hij
door dit werk harde aanvallen van
professoren en conservatieve gees
ten had te doorstaan, heeft hij er
zich een blijvende plaats mee in de
Amerikaanse letteren veroverd, zo
zeer zelfs dat hij deze week verge
leken werd met de grote 18e eeuw-
se Engelse lexicograaf Samuel
Johnson.
In de twintiger jaren was Men
cken op het toppunt van zijn roem
en werd hij algemeen als een van
de beste Amerikaanse letterkundige
critici beschouwd; dit was in be
langrijke mate toe te schrijven aan
zijn werk bij het dagblad „Sun" in
zijn geboorteplaats Baltimore en
zijn artikelen in het tijdschrift
„Smart Set".
Door zijn bijdragen in deze en an
dere publicaties en later in het opi
nie-tijdschrift „American Mercury",
waarvan Mencken een van de op
richters was, heeft hij de aandacht
gevestigd op een groot aantal schrij
vers, die het later tot internationale
faam hebben gebracht Tot degenen,
die hij verdedigde en aanmoedigde,
behoren schrijvers als Willa Cather,
Sherwood Anderson, Sinclair Lewis,
Theodore Dreiser en F. Scott Fitz
gerald. Ook heeft hij steeds het
werk van Ernest Hemingway gepre
zen, maar van het proza van Wil
liam Faulkner had hij geen al te
beste dunk.
Nu moet men echter niet denken,
dat Mencken met al zijn bitterheid
en strijdlust een fanaticus is: hij be-
zi teveel humor om zich door zijn
gevoelens te laten meeslepen en dat
blijkt wel nergens beter uit dan uit
een hloemlezing van zijn werk
(„The Vintage Mencken" door Al-
listair Cooke), die ter gelegenheid
van zijn 75e verjaardag is versche
nen.
Beeldhouwkunst.
DE DERDE BIENNALE voor Beeld
houwkunst, de grote beeldententoon-
stelling in het Middelheimpark te
Antwerpen, waarin honderd Franse
werken uit het einde van de negen
tiende en van de twintigste eeuw zijn
opgenomen, is wegens de grote be
langstelling verlengd tot het einde
van October. De tentoonstelling zou
eerst tot 10 September duren, maar
vjerd al een keer verlengd tot 2
October.
West-Europa heeft hem overdon
derd. Hij bekende het mij, toen ik
met hem over zijn ervaringen en zijn
werk sprak. De volkomen andere at
mosfeer, het andere klimaat, ook
geestelijk, heeft deze overgevoelige
man totaal van zijn stuk gebracht.
Hij heeft er op gereageerd met een
sterk gewijzigde manier van schilde
ren. Het til poëtische, dat bij alle
dynamiek toch ook een van de ken
merken van zijn werk is. is terug
gedrongen. Daarentegen zijn zijn Eu
ropese landschappen ware erupties
van verf geworden, vaak in een zeer
heftige kleur Ook hij lijkt het meest
door de expressionisten te zijn ge
grepen.
„Wij liggen in het brandpunt van
een sterke ontwikkeling", vertelde
hy mij, toen ik hem vroeg, wat er
op het ogenblik op artistiek gebied
gaande is in Indonesië. „Wij moeten
onze plaats in een groot geheel zoe
ken." In Rusli lijkt mij déze worste
ling zich in het klein te herhalen.
Jlïsschien is dit op het ogenblik nog
wel het belangwekkendste aspect in
dit geenszins kleine talent