„Pariante en door Poëzie" van Poort Remco Campert Indonesisch schilder exposeert in Amsterdam Het Milanese Scala-orkest concerteert in Amsterdam Amerikaan HenryLMencken vierde 75ste verjaardag ZATERDAG 1 OCTOBER 1955 PROVINCIALE Z E E 0 W S E COURANT VAN ZINGEN TOT STOTTEREN Hei peil van „De aanmerkelijk Windroos" gedaald HEEL VROEGER WERD poëzie gezongen. De stem die voordroeg was niet de gewone spreekstem en de declamatie werd vaak begeleid door een snaarinstrument. Dat eiste van de poëzie een zeker rhythme, een bepaalde regellengte, strofevorm eventueel. „Vorm" tout court, zo ge wilt. En klankrykdom. Het eiste niet in de eerste plaats rijm, ook al is in de volksmond „rymen" en „dichten" nog steeds vrijwel identiek. En het voornaamste van al: het vereiste een klankbodem, een gehóór. Wat er nu ook veranderd moge zyn: in principe is dit alles gebleven: rhythme, regellengte, klankrijkdom, de „vorm" dus, en het gehoor, in de dubbelzinnigste betekenis van het woord, ze zijn nog allen vereist. Wat er thans aan poëzie geschreven wordt is meestal poëzie, teruggeworpen op zijn allersmalste basis. Het vers „klinkt" niet meer, en het „gehoor", dat wil nu meestal zeggen de begrijpende lézers, teruggebracht tot een minimum van de gehele be volking, zit stil, elk voor zich, uil een dun boekje te lezen. Een enkele verstout zich misschien het hardop te doen en zo de woorden te proeven, te horen. Een kleine renaissance heb ben de experimentelen gebracht: het experimentele vers moet men bovenal horen klinken, en het wordt dan ook Letterkundige kroniek door HA\S WARREN veel voorgedragen (door de dichters zelf) waarbij zich het merkwaardige verschijnsel voordoet, dat het publiek dan veel minder moeite heeft om de ze kunstvorm te appreciëren, dan wanneer het experimentele pot léést. We spreken hier nu uitsluitend over „goede" poëzie. Te allen tijde is onder wat er gedrukt wordt meer kaf dan koren geweest, en dat geldt in bijzondere mate voor de heden daagse dichtkunst. Wat we hier naar voren willen brengen is, dat het goe de moderne vers wel degelijk een eigen „vorm" heeft, een innerlijke structuur en rhythmiek, een regel lengte, die dan wel is waar niet meer bepaald wordt door een geteld aan tal versvoeten, doch eerder logisch voortvloeit uit de emotionele geladen heid en de ademlengte, kortom de natuurlijke spreektrant van het me degedeelde. Een vérs als een nood kreet, of een noodkreet in een vers b.v. zal korte regels vertonen; een uitgesponnen vergelijking, beschou wing of beschrijving in het vers zal onwillekeurig langere regels vragen. Maar „vornv' dient er te zyn, zelfs in het minst „zingende", het meest gewoon „pratende" vers. Een goed voorbeeld van deze pra tende, pariante poëzie, geeft Remco Campert in zyn bundeltje „Met man en muis". De kwaliteit van dit boek- je'is ongelijk, er staan tamelyk onbe duidende verzen naast bijzonder boei ende. Maar Campert heeft zo iets na tuurlijks en sympathieks over zich, dat men toch nog graag naar hem luistert al heeft hij op een bepaald ogenblik niet veel te vertellen. Hy begint heel simpel met de verkla ring: Ik wil wel graven Naar poëzie, maar niet Te diep. Je weet Hoe ik dichter ben Bij de gratie van Aardoppervlak. Hemelbodem ook Wel genoemd. Daar Staan mijn handen Nu eenmaal naar. (Dit is slechts de eerste helft van het gedicht). Is dit nu poëzie, of al leen maar in korte zinnetjes neerge zet proza (het weglaten van het lid woord voor „aardoppervlak" is even opzettelijk in poëzie als in proza en beslist in elk geval niet over het al- of-niet poëzie zijn). Het is kennelijk een grensgeval, men zou er over kun nen twisten. Ons inziens is het op het nippertje nèt nog poëzie. Er staat échter parlande poëzie in deze bun del die veel overtuigender „poëzie" is, waar men niet twijfelt, als b.v. „Jij bent het woord" en het bijzonder intrigerende lange vers „Met man en muis EIGEN GELUID. Nu is Remco Campert een dichter met een eigen geluid, een herkenbare stem, een duidelijke poëtische per soonlijkheid, en al zou men dan wel licht sommige van zijn versregels ty pografisch zonder schade anders kunnen zetten, zijn vers hort of hak kelt zelden. By schrijvers van min dere capaciteit echter, ontaardt deze zeer vrije pariante „poëzie op het nippertje" vaak in doodgewoon ge stotter en gehakkel, verschrikkelijk hinderlijk, zelfs als men het zachtjes voor zichzelf leest. Als Cor Stutvoet in „Gedichten" typografisch een doodgewoon zinne tje zó zetten laat (Gemis, pag. 10) O wond die van mijn liefde bloedt sinds 't uur dat jouw geboorte ons van elkander riep dan krijgt men de neiging te kuchen van zo'n gehakkel. Drie zinnen (be ginnend met O, sinds en ons) zou- Vliegende musici. VIER VLIEGTUIGEN van de K.L.M. zullen Maandag a.sde dirigent Dimitri Mitropoulos en de lionderd- tien leden van het Phïlharmonisch Orkest van New York, dat thans een tournee door Europa maakt, van Athene naar Londen vervoeren. Ook alle 'nstrumenten worden met deze vleigtuigen vervoerd. Donderdag 6 October zullen drie K.L.M. vliegtui gen diligent en instrumenten van Londen naar Neio York brengen. den ruimschoots volstaan. Deze on beholpen (en tegelijk pretentieuze) versificatie, naast het werken met onverantwoorde beeldspreali, hindert vrywel overal in het werk van Stut voet. De eerste afdeling van zyn bundel, verzen voor een gestorven geliefde, lykt niet alleen qua onderwerp, maar ook qua beeldspraak („Warenhuis" b.v.) zeer sterk door Achterberg be- invloed, maar de verzen missen ten enenmale Achterbergs concentratie. Het is een laat debuut, dit bundeltje (de schrijver werd in 1906 geboren) en het heeft niet veel om het lijf. Het beste is de schrijver nog als hij heel eenvoudig, bijna „ouderwets" is. Dan schrijft hij een fijn vers als het vol gende, dat we het beste achten uit het boekje: ONDER DE KASTANJEBOOM. Moeder, onder de kastanjeboom zeiden bladeren die morgen dat mijn leven als een wonder bij zou zijn en vroom Moeder, aan de houten tafel onder de kastanjeboom schonk jij koffie uit de witte kan en ik dacht: zo is het goed En de zon zong op het tafelblad dat reeds alles wist voordat ik kwam, en er waren appels, helle rode, bij het korenbrood - Nu ik alles heb gemist liggen op de tafel mijn twee [handen die zyn leeggebleven - moeder, onder de kastanjeboom. SONJA PRINS. Ook Sonja Prins, waarvan we meer hielden toen zij zich nog Wanda Koopman noemde en „Proeve in Strategie" publiceerde (in 1933, ze was toen 21 jaar en schreef daarna tot 1953 geen poëzie meer), hakkelt er overal lustig op los in „Het ge schonden aangezicht". Zij ziet kans halve bladzrjs lang afzonderlijke woorden uit te stoten, onder elkaar in plaats van naast elkaar gezet en het effect daarvan is eenvoudig adembenemend, in de slechte zin van het woord dan. Ze praat volko men langs ons heen: E hy mij kan verbranden en weet vrijwel nergens iets poëtisch pakkend te uiten. Zij heeft allure, (vooral de politieke achtergrond van sommige verzen is intrigerend) maar het geheel blijft in de goede bedoe lingen steken. Het is helaas zoals zij zelf op pag. 29 zegt: het is ook maar een voorlopige [schets als ik wou blijven ben ik al voorbij maar ik zie wel dat er anderen [zyn beter dan ik eenvoudiger zij kijken mij aan en ik lach hun [toe het is voor jullie, dat ik het doe zy zeggen en kyken naar een [andere kant ga maar wij hebben genoeg te [doen. Nee, de „Windroos" Is in een im passe geraakt, de laatste tyd, het ONDER GUIDO CANTINELLI Beroemde dirigenten leidden hei Maandag 3 October geeft het Sca la-orkest uit Milaan o.l.v. Guido Cantelli een enkel concert in de grote zaal van het Concertgebouw te Amsterdam. Het Scala orkest wordt beschouwd als een der stevigste fundamenten, waarop het prestige van de Scala te Milaan berust Daar nauwkeurige gegevens ontbreken, is het moeilyk na te gaan wanneer precies de naam „Scala-orkest" ontstond. Een nauw gezet geschiedschrijver, Pietro Ver- ri, tekende naar aanleiding van de uitvoeringen in 1778 ter gelegenheid van de inwijding der Scala, aan, dat het orkest 30 violen, 13 bassen, 2 fagotten, 8 altviolen, 4 trompetten, 6 hobo's, 2 fluiten, trommels, cym- balen etc. in het geheel ongeveer 70 musici telde. Op affiches van 1858'59 wordt de naam van Eugenio Cavallini als concertmeester, leider en dirigent van het orkest genoemd. Franco Faccio bracht het aantal musici van 70 op 100 en met hem begon de periode der beroemde diri genten voor de Scala. Hij was zijn tijd ver vooruit en merkte dat er in Milaan naast ope ra-uitvoeringen grote behoefte aan symphonische muziek was, en op 4 April 1875 werd De Faccio's eerste concert in de Scala gegeven. Sinds die datum dateert waarschijnlijk de geboorte van het Scala-orkest als zelfstandige eenheid, met uitgespro ken eigen kenmerken, Tn 1878 onder nam het Scala-orkest een reis naar Parijs ter gelegenheid van de wereld tentoonstelling aldaar, Vooral Toscanini beijverde zich het orkest tot bloei te brengen en maakte o.m. in de herfst van 1920 t/m Juni 1921 een langduri ge prapaganda-tournée met bet orkest, eerst door geheel. Italië en vervolgens door 41 steden der U. S. A. en Canada. Sinds 1936 orga- TOSCANINI ...een der velen... niseert de „Scala" zelf de con certseizoenen. Nadat in 1943 de Scala door de oorlog ten dele ver woest was, verhinderde men het uiteengaan van het orkest. Zo vond Toscanini het „ongeschon den" orkest terug toen hij op 11 Mei 1946 overkwam ter gelegen heid van de inwijding van het herbouwde „Scala-theater." Naast het optreden van Maestro's als: Toscanini, Furtwaengler, De Sa- bata, Klemperer, Kubelik, Bruno Walter, Mengelberg, Kleiber, Mitro poulos, Molinari e.a„ was er gelegen heid ook andere dirigenten te waar deren. Een jeugdig orkestleider: Guido Cantelli, begon er zyn carriè re, een andere: Carlo Maria Giulini, zag er zijn verdiensten bevestigd. Guido Cantelli, onder wiens leiding het orkest te Amsterdam optreedt, Berglayidscliap op Midden-Java, van de Indonesische schilder RusliDe schilderwijze verraadt, hoezeer de kunstenaar is gegrepen door een be paalde dynamiek in het landschap. (Men zie ook het artikel over Rusli op deze pagina). peil zakt hoe langer hoe dieper. De enige gunstige uitzondering vormt 't nieuwe bundeltje van Coert Poort, „Een kleine dag voor mijzelf". Hy schryft als Campert, Stutvoet en Prins pariante poëzie, maar stottert niét (behalve in „Evangelisch") en in zijn verzen stuit men, als bij Cam pert, telkens op het mysterie dat een kenmerk is van alle ware poëzie. Zijn verzen z"n helaas te lang om te cite ren. Bijzonder merkwaardig zijn de variaties op twee psalmen, en het slotgedicht, „Huis van Bewaring", is een van de interessantste Nederland se moderne verzen die we de laatste tijd lazen. Van Coert Poort koeste ren wij verwachtingen en zyn boekje bevelen we elke liefhebber van ge dichten aan. Remco Campert: Met man en muis. De Beuk, A'dam. Cor Stutvoet: Ge dichten; Sonja Prins: Het geschon den aangezicht; Coert Poort: Een kleine dag voor mij zelf; alle: De Windroos, U.M. „Holland", Amster dam, resp. deel 36, 35, 34. Het filmambacht. IN HET NAJAAR zal het Neder lands Filminstituut een leergang or ganiseren over ,JRet ambacht van de filmkunstenaar", waar filmdeskundi gen o"i theoretisch en practisch ge bied aan zullen meewerken. ner geboortestad. Het toeval wilde, dat ook de grote Toscanini hier 53 jaar geleden dezelfde positie be kleedde. De laatste wereldoorlog, waarbij Cantelli naar een Duits werkkamp werd gezonden, onder brak enige jaren- zijn loopbaan van veelbelovend dirigent. Teruggekeerd in Italië in 1945, werd Guido Canteili voor enige gast- l] l'.n/.,mnf l. c«nin n'.l....'l EEN JOURNALISTIEKE ST JORlS Schrijver, essayist en filosoof (Van een bijzondere medewerker). NEW YORK, SEPTEMBER De nestor van de Amerikaanse beelden stormers vierde zyn 75ste verjaardag. De tyd heeft ook op hem zijn in vloed doen gelden en hij is wat gematigder geworden; hy kan er evenwel met voldoening op terugzien een vreemde gewaarwording voor hem op zijn oude dag dat het succes, dat hij vroeger heeft behaald met het slechten van heilige huisjes en het opruimen van allerlei schijnheilige frazen tot gevolg heeft gehad, dat het Amerikaanse volkskarakter met een goede dosis intelligent scepticisme is doordrongen! rdirecties met het Scala-o'rkest uitge- werd in Novara (Italië) in 1920 ge- nodigd. Dit was het begin van zijn boren. Hij voelde zich in het bijzon- carrière. Toscanini inviteerde hém der tot de dingeerkunst aangetrok- voor een serie concerten met het N. ken en studeerde hiervoor aan het B, C. Radio-Svmphonie-orkest Guiseppe Verdi conservatorium te Milaan. Na het behalen van zijn di- uieu keu men nem regeimang in ue Vi j' a ploma's werd hij benoemd tot or- U. S. A. beluisteren. Ook in Enge- YaT\, de Amerikaanse kestleider aan het Coccia theater zij- land is hij een graag geziene gast. i 5i eeon' Deze nestor is Henry Louis Men cken schryver, essayist en filosoof, de vereerde „Wijze van Baltimore" en de uitgesproken vijand van de „ivoren toren". Mencken is reeds bij zyn leven een legendarische figuur geworden, on danks het feit dat hij tengevolge van een beroerte die hem het lezen en schrijven vrywel onmogelijk heeft ge maakt, de afgelopen zeven jaar zich noodgedwongen op de achtergrond hëeft moeten houden. Zyn naam blijft echter nog met het oude gezag be kleed en het is veelbetekenend, dat in een toneelstuk dat momenteel zoveel succes op Broadway oogst, „Inherent the Wish" in een van de hoofdfigu ren een criticus en journalist wordt uitgebeeld, die algemeen wordt aan gezien voor Mencken in zijn glorie tijd! Als journalist en hij wordt nog altijd beschouwd als 'een van de besten, die Amerika heeft opgele verd veroverde hij zich de re putatie van de man die zonder enige consideratie uiterst scherpe aanvallen deed op alle personen, instellingen en conventies, die hij schadelijk oordeelde voor het al gemeen welzijn. Boeiend en opbouwend als hij in zijn rol van journalistieke Sint Joris was, zal Mencken steeds in de herin nering blijven voortleven door de meedogenloze manier waarop hy "harlatans en bedriegers te lijf ging New York en Philadelphia. Sinds- j fSgZXSP d^-°,dat alle? heef,t e5n dien kan men hem reS«W in de S£2Siïtd? I bevreesde steun aan de nieuwe KUNSTENAAR TUSSEN OOST EN WEST Wij liggen in een brandpunt" (Van onze redacteur beeldende kunsten). Eigenlyk is het beeld, dat wy momenteel van Indonesië krygen, volko men eenzydig en dus onjuist: wy horen allerlei over de politieke, econo mische en zuiver bestuurlijke moeilijkheden van dit land maar er dringt slechts weinig tot ons door van wat er zich op cultureel gebied afspeelt. Het best zijn zij nog ingelicht over de voortbrengselen van de dichters, Van de schilders weten we vrywel niets. Effendi was de eerste, wiens werk nu alweer 'n paar jaar geleden hier te lande werd getoond. Het had maar weinig, dat specifiek Indonesisch aandeed; des te sterker verried het de invloed van het Westeuropese expressionisme. Misschien heeft dat er wel toe geleid, dat ik met zulke gespannen verwachtingen naar de expositie ben gegaan, die het Stedelijk Museum te Amsterdam momenteel aan het werk van de schilder en tekenaar Rusli wijdt. De schilderkunst als persoonlijke uiting van innerlijke roerselen moet in Indonesië no°- betrekkelijk jong zijn. Zij kan althans voor wat het grootste deel van Indonesië betreft, op geen enkele traditie steunen. Vandaar ven jedelijk, dat op dit ge bied de Westerse invloeden toch wel het sterkst zijn en het minst gelou terd worden door eigen opvattin gen. Dat betekent, dat het werk van iedere kunstenaar in feite een zoe ken en tasten verraadt. De een doet dat voorzichtig, bijna ingetogen, de ander stormachtig en heftig, al naar zijn persoonlijkheid. Rusli doet beide. Misschien is daar zijn vorming wel mede de oor zaak van. In 1912 te Medan geboren ontving hij een zeer veelzijdige op leiding op de school van de Indische dichter, wijsgeer en paedagoog Ra- bindranath Tagore, de Khalabhava- na Shantiniketan Universiteit. Hy moet er zowel artistiek als paedago- giscli zijn geschoold, want na zijn studie vinden we hem als leraar aan de Taman Siswaschool in Djokja. Meer nog: zij moet voor hem een grondslag zyn geweest voor zijn zoe ken naar een nationale kunst. Want de opvattingen van Tagore zyn een voudig niet denkbaar, wanneer men er niet èn zijn nationaal-Indische overtuiging, èn de godsdienstige op vattingen der Hindoes en het beste yarn het Westerse religieuze denken in vermag te herkennen. Tagore was een waarlyk universele geest, die op zijn school te Shantiniketan oprecht heeft gepoogd, zowel het nationale als het universele aan zyn leerlin gen mee te geven. NAAR DJAKARTA. Voorshands heeft by Rusli het na tionale overwogen. Want in 1945 verlaat hij de school in Djokja, waaraan hij zeven jaar les heeft ge geven, en begeeft zich naar Djakar ta, waar men hem nodig heeft als hoofd van de afdeling Kunst van het departement van Defensie. De combi natie is minder vreemd dan zij er uitziet: gezegde afdeling was belast met de culturele vorming van de troepen poogde derhalve door to neelvoorstellingen, muziekuitvoerin- ten en andere kunstmanifestaties elangstelling te wekken voor aller lei artistieke uitingen. Vier jaar stond Rusli aan het hoofd van deze afdeling. Toen ging hij terug naar Djokja, als leraar aan de Akademi Seni Rupa. Sinds Mei 1954 vertoeft hij nu in Europa, met steun van de Indonesische regering. Een jaar bracht hij in Amsterdam door, daar na vertoefde hij een maand of vijf in Rome, sfnds enkele dagen is hij opnieuw in de hoofdstad. Noch de ambtelijke bezigheden, noch het onderwijs hebben hem ooit van schilderen of tekenen kunnen afhouden. Integendeel. Amsterdam toont op het ogenblik van zijn hand een groep werken uit de laatste ja ren, met 1949 als beginpunt. Zeer duidelijk openbaart zich hierin een fevoelige mens, die langzaam maar ardnekkig zoekt naar een eigen stijl. Het meredeneel van zijn schilde rijen verraadt een gevoelig en ge spannen handschrift. Het beeld is opgebouwd uit toetsen van sterk ver dunde verf, men zou hier haast kun nen spreken van een op olieverf toe gepaste aquareltechniek. Uiteraard heeft het Indonesi sche landschap zijn liefdevolle aandacht. Hij volgt met zijn pen seel het gloeiende van berghellin gen, het slingerende van een weg door een ravijn. Ondanks hun overwegend horizontale geleding een enkele maal spreekt een diagonale lijn iets meer hebben deze werken voor mijn gevoel een sterke dynamiek, die ook in de aquarellen tot uiting komt. Deze vind ik trouwens minder dan de olieverfschilderijen. Daarentegen is Rnsii waarlijk een meesterlijke tekenaar. De vijf tekeningen, die hij in Amsterdam laat zien. zyn voor mijn gevoel de beste groep van deze tentoonstelling. experimentele schryvers en zijn strijd tegen een kleinsteedse critiek, maar vooral door zijn eigen scheppingen; verzen, kritieken en zijn monumen tale werk, „The American Langua ge" BLIJVENDE PLAATS. Dit laatste werk, dat voor het eerst verscheen in 1918, heeft vier maal een grondige herziening on dergaan en is aangevuld met twee dikke supplementen en ofschoon hij door dit werk harde aanvallen van professoren en conservatieve gees ten had te doorstaan, heeft hij er zich een blijvende plaats mee in de Amerikaanse letteren veroverd, zo zeer zelfs dat hij deze week verge leken werd met de grote 18e eeuw- se Engelse lexicograaf Samuel Johnson. In de twintiger jaren was Men cken op het toppunt van zijn roem en werd hij algemeen als een van de beste Amerikaanse letterkundige critici beschouwd; dit was in be langrijke mate toe te schrijven aan zijn werk bij het dagblad „Sun" in zijn geboorteplaats Baltimore en zijn artikelen in het tijdschrift „Smart Set". Door zijn bijdragen in deze en an dere publicaties en later in het opi nie-tijdschrift „American Mercury", waarvan Mencken een van de op richters was, heeft hij de aandacht gevestigd op een groot aantal schrij vers, die het later tot internationale faam hebben gebracht Tot degenen, die hij verdedigde en aanmoedigde, behoren schrijvers als Willa Cather, Sherwood Anderson, Sinclair Lewis, Theodore Dreiser en F. Scott Fitz gerald. Ook heeft hij steeds het werk van Ernest Hemingway gepre zen, maar van het proza van Wil liam Faulkner had hij geen al te beste dunk. Nu moet men echter niet denken, dat Mencken met al zijn bitterheid en strijdlust een fanaticus is: hij be- zi teveel humor om zich door zijn gevoelens te laten meeslepen en dat blijkt wel nergens beter uit dan uit een hloemlezing van zijn werk („The Vintage Mencken" door Al- listair Cooke), die ter gelegenheid van zijn 75e verjaardag is versche nen. Beeldhouwkunst. DE DERDE BIENNALE voor Beeld houwkunst, de grote beeldententoon- stelling in het Middelheimpark te Antwerpen, waarin honderd Franse werken uit het einde van de negen tiende en van de twintigste eeuw zijn opgenomen, is wegens de grote be langstelling verlengd tot het einde van October. De tentoonstelling zou eerst tot 10 September duren, maar vjerd al een keer verlengd tot 2 October. West-Europa heeft hem overdon derd. Hij bekende het mij, toen ik met hem over zijn ervaringen en zijn werk sprak. De volkomen andere at mosfeer, het andere klimaat, ook geestelijk, heeft deze overgevoelige man totaal van zijn stuk gebracht. Hij heeft er op gereageerd met een sterk gewijzigde manier van schilde ren. Het til poëtische, dat bij alle dynamiek toch ook een van de ken merken van zijn werk is. is terug gedrongen. Daarentegen zijn zijn Eu ropese landschappen ware erupties van verf geworden, vaak in een zeer heftige kleur Ook hij lijkt het meest door de expressionisten te zijn ge grepen. „Wij liggen in het brandpunt van een sterke ontwikkeling", vertelde hy mij, toen ik hem vroeg, wat er op het ogenblik op artistiek gebied gaande is in Indonesië. „Wij moeten onze plaats in een groot geheel zoe ken." In Rusli lijkt mij déze worste ling zich in het klein te herhalen. Jlïsschien is dit op het ogenblik nog wel het belangwekkendste aspect in dit geenszins kleine talent

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1955 | | pagina 5