Duitsers pogen wrakken van drie
Engelse kruisers te bergen
Jeep na tocht van 63.000 kilometer
terug op basis te Apeldoorn
AMSTERDAMS ARTISTENKAPPER
KNIPT „PSYCHOLOGISCH"
10
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
VRIJDAG 12 AUGUSTUS 1955
MET KIEL NAAR BOVEN IN DE NOORDZEE
Duikers werken voor Scheveningen op
30 meter diepte in zware stroming
(Van onze verslaggever)
Met een speciaal daartoe gecharterde kotter, de Sch. 62, hebben wy een
bezoek gebracht aan het Duitse bergingsvaartuig „Glück Auf", dat mo
menteel 23 mijl uit de Scheveningse kust aan het werk is om de drie En
gelse kruisers „Aboekir", „Cressy" en „Hoque", die op 22 September 1914
door de Duitse onderzeeër „U-9" in de grond zyn geboord, te bergen.
Deze berging zal een der grootste worden, die ooit in de nabijheid van
de Nederlandse kust hebben plaats gehad. De drie kruisers, die voor vele
milioenen aan schroot ryk zyn, stellen de Hamburgse bergingsmaatschap
pij „Eisen und Stahl" voor grotere problemen dan die ze hadden bjj de
berging van het grootste Duitse slagschip uit de tweede wereldoorlog, de
„Tirpitz", dat voor Noorwegen in de grond werd geboord. De oorzaak
daarvan is wel de zeer sterke stroming boven de plaats van de wrakken.
Bovendien liggen de drie schepen alle met de kiel naar boven, hetgeen
voor de drie duikers veel moeilijkheden zal opleveren
Maar men is van wal gestoken en het werk zal tot een goed einde ge
bracht worden. „Eisen und Stahl" staat daar borg voor.
„Ze moeten daar ergens zitten",
wees iemand en erg duidelijk was dit
niet.
„Twintig kilometer van Schevenin
gen" mompelde de optimistische
raadgever. Het werd twintig kilome
ter en wat we zagen was water. Vijf
mijlen vaart de kotter per uur en
dus waren de aangegeven twintig ki
lometers vrij snel onder de Sch. 62
weggegleden, terwijl vader Pronk en
zyn beide zonen herinneringen aan
de wrakken, die zij na vele jaren
vissen wisten te liggen, ophaalden.
Vader Pronk wist wel van die krui
sers af. Daar waren ook Schevenin-
gers bij betrokken geweest destijds bjj
de reddingspogingen. Als ge de vis
sers vraagt wat ze van deze berging
denken, tien tegen een dat ze zullen
verzuchten: Blij toe dat die rommel
uit ons viswater verdwijnt. De netten
hebben er namelijk heel wat onder te
lijden en als er wrakken in kaart ge
bracht moeten worden, wel, men
vrage de vissers maar om inlichtin
gen. Zij waren het ook, die de Duit
se bergingsmensen de eerste gege
vens over de ligplaats van de krui
sers in handen speelden.
„Die Duitsers hadden eerst ver
keerde gegevens", zo wist Pronk
„ze waren teveel aan lager wal bij
het opsporingswerk met hun ver
kenningsvaartuig „Gott mit uns."
De Sch. 71, ook een kustvïsser,
heeft ze toen op het goede pad
geholpen en gewezen waar ze
moesten zyn. Diezelfde Sch. 71 is
nu gecharterd door de bergings-
maatschappji. die maar wat graag
van ervaringen, die deze Scheve
ningse vissers in deze gebieden
hebben opgedaan, profiteert.
Schipper Pronk deed onderwijl
peilingen naar het gezochte.
Veel resultaat leverde dit niet
op en ook de tussenkomst van Ra-
dio-Scheveningen liep op niets
uit. De Duitsers bleven zich in
stilzwijgen hullen, zoals ze dat nu
al dagenlang doen.
Het was elf uur en nog steeds
niets van de Duitsers te zien. Om
half twaalf riep Job uit de stuurhut
dat hij iets meende te ontwaren. De
knaap had gelijk. Het stipje werd
een stip en deze uiteindelijk een heel
schip. Het was-em.
„Er is nog een klein schip bij ook",
zag schipper Pronk. Het klopte, het
was de Sch. 71 van schipper A. den
Duik.
Links van. onze kotter zagen we
verschillende boeien, al of niet be-
vlagd, op het water dry ven. Ze be
streken naar schatting een gebied
van ca. honderd meter in het vier
kant. In dit afgepaalde zeevak moest
dus een wrak liggen
Het grijze schip met zyn hoge
masten en machtige motoren aan
dek lag daar als verstild in de gol
ven. Geen mens te zien. Geheimzin
nig was het wel; het had het spook
achtige van de Vliegende Hollander.
„Ze zitten allemaal op het wrak",
grapte schipper Pronk de spanning
wat weg. Met groot gemak manoeu-
Een bijbels „IJzeren
Gordijn"
Een-ingezonden stukkenschry-
ver in „The New York Times"
heeft zich in de oorsprong van
het woord „ijzeren gordijn"
verdiept en is daarbij tot de
ontdekking gekomen, dat deze
uitdrukking reeds in de Bijbel
is gebruikt. In het boek Eze-
chiel, in het vierde hoofdstuk,
waarin het beleg van Jeruza
lem zinnebeeldig wordt voor
gesteld, is inderdaad sprake
van. een „ijzeren muur". Dit
staat er namelijk: „Neem een
tichelsteen, leg dien voor U en
teken daarop een stad, Jeru- n
zalem. Breng haar in staat van
belegeringNeem U een M
ijzeren bakplaat en zet die als |l
s een ijzeren muur tussen U en
de stad".
fiiii;iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
Geen beslissing in de zaak
grossier contra kartel
De fungerende president van de
rechlbank te Amsterdam, heeft
Woc:i;..ag geen termen aanwezig ge
acht re beslissen in het kort geding,
dat een grossier in tabaksartikelen,
de heer K. H. B. uit Schagen, aan
hangig heeft gemaakt tegen de zes
grootste fabrikanten in tabak, ver
enigd in het kartel genaamd Fabo.
L>e grossier had de president schor
sing gevraagd van de uitspraak van
de z.g. commissie voor rechtspraak
van dit kartel, waarbij de grossier we
gens overtreding van de contractsbe
palingen een boete van -2000.was
opgelegd, alsmede een rabatsvermin-
deririg van 2 procent gedurende een
half jaar.
De eiser werd veroordeeld in de
kosten van het geding.
vreerde hij zijn bootje tussen de boei
en door en legde hij de Vitesse met
de punt tegen het middenschip aan.
„Springen en enteren maar", was
het laatste bevel.
Zware stroming
Eindelijk vonden we op het ach
terdek een kleine man met een oude
schipperspet op. Hij stelde zich voor
als Johannes Nebe, vertegenwoordi
ger van de maatschappij „Eisen und
Stahl" in Hamburg en vroeg ons of
we toestemming van zijn directie in
Hamburg hadden om aan boord te
komen. We moesten het hoofd schud
den. „We hebben 't wel geprobeerd",
zeiden we, „maar we konden het
Hamburgse telefoonnummer niet vin
den."
„Dan kan ik u helaas geen inlich
tingen verstrekken", zei de man
koeltjes. Doch toen wij hem een si
gaar presenteerden begon hij te glim
lachen. Hij scheen het toch wel op
pry's tóe stellen, dat we er een halve
dag varen voor over hadden om hem
te komen bezoeken. „Er is nog wei
nig te zeggen", zei hij, terwijl hij ons
een koud flesje bier gaf. „We hebben
de wrakken nu gevonden en op het
ogenblik zijn we bezig onn scLv Ooed
te verankeren. Dat brengt heel wat
moeilijkheden met zich mede. We
hebben al drie ankers verspeeld. Er
is hier namelijk zo'n zware stroming,
dat er bijna niet in te werken is. Per
dag kunnen we en dan alleen
nog maar als het goed weer is
maar vier a vijf uur productief ma
ken."
„Hoe diep liggen de wrakken pre
cies?" „Dertig meter", was het ant
woord van de heer Nebe, „dit is ta
melijk diep, vooral voor de duikers,
niet?" vroeg hy aan een kleine, ste
vig gebouwde jongeman, die naast
hem was komen staan. „Dit is Louis
Breibis, de leider van de drie duikers
die wij aan boord hebben. Hij zal u
wellicht meer daarover kunnen ver
tellen."
Louis Breibis zei, dat het inderdaad
verschikkelijk zwaar is om op dertig
meter diepte op de zeebodem rond
te wandelen in deze stroming. „Je
kunt bijna niet vooruit komen", zei
hij, „ik ben al enkele keren onder
geweest om de bóel te verkennen,
maar het was vreselijk; dat kan ik
wel vertellen
„Gelooft u dat deze berging zal
slagen?" vroegen wij aan de kapi
tein, de heer Knoger, „Dat hangt van
het rapport af, dat de duikers uit
zullen brengen" zei hij, „en dat kan
nog wel enige tijd duren
T egenslagen.
Neen, veel vertellen wilden de
Duitsers niet en men kon aan alles
merken, dat ze ons een beetje als
pottenkijker^ beschouwen .„We moe
ten weer verder werken", zei de ka
pitein, „ik hoop niet dat u het ons
kwalijk neemt
De fotograaf maakte zijn plaat
jes en wij bleven nog even rond
kijken op dit vreemde schip, dat
tot 1946 dienst heeft gedaan als
vrachtboot. Met een lood was
men de diepte aan het peilen om
te zien "waar men het beste een
nieuw anker kon uitwerpen.
Het splinternieuwe anker werd
uitogeworpen! Mannen zwoegden
aan vette kabels. Het water
Met een jeep de wijde wereld irt over
slechte wegen in ondragelijke hitte.
stond op hun verhitte gezichten.
Dan een klap. De kabel was ge
broken en het werk kon weer van
voren af aan beginnen. Zo is het
hele bergingswerk vol tegensla
gen en teleurstellingen, die men
allemaal moet weten te overwin
nen.
Voordat we de boot verlieten had
den we nog enkele gesprekken met
bemanningsleden die vertelden, dat
men het plan heeft de drie wrakken
in stukken naar boven te halen. Voor
de berging heeft men ruim tweedui
zend kilo plastische springstof aan
boord, welke men als een soort stop
verf op het metaal kan aanbrengen.
Deze springstof is er ook de oor
zaak van dat het schip de Scheve-
nigse haven niet mag binnenlopen.
Maandag zal de „Glück Auf" echter
een der beide Kruithavens Buitenhui
zen of Poortershaven binnenvaren
om kolen te laden. Verder verna
men we nog, dat er over enkele
maanden waarschijnlijk nog twee bo
ten uit Hamburg zullen komen voor
het vervoer van de wrakstukken.
Schier verloren in
van de zee werken de mannen van de
Glück Auf" op de plaats, waar zij de
wrakken hebben ontdekt. Links voor
uit ligt de Sch. 71, die de Duitse ber
gers naar hun doel heeft gebracht.
Een zeedrama uit 1914. i
9 In de namiddag van de 22ste §j
September 1914 maalden drie p
Engelse pantserkruisers rustig p
door het Noordzeewater op on-
geveer 23 myl West-Noord
west van Scheveningen, toen
plotseling een donderende ex
plosie de mannen van de „Cres
sy" en de „Hoque" verschrikt
in de richting van de „Aboe
kir" deed kijken. Zwarte rook
steeg van de 12.000 ton meten
de kolos omhoog
„Aboekir" op een mijn gelo
pen", flitsten de seinen over
het water van schip tot schip
en onmiddellijk draaiden de
beide zusterschepen bij om de
snel zinkende „Aboekir" assi
stentie te verlenen.
Maar de „Aboekir" was niet
Dp een myn gelopen. Ongezien
door de Engelse marinemannen
stak op korte afstand een pe
riscoop uit het water omhoog;
de periscoop van de Duitse on
derzeeboot „U-9"
Rustig richtte de Duitse on
derzeebootkapitein zyn reste
rende torpedo's op de stalen
rompen van de „Cressy" en de
„Hoque" en weinige momenten
later lagen drie zware Britse
panesertkruisers met de kielen s
naar boven op de bodem van
de Noordzee. Slechts enkele
matrozen konden worden ge- p
red door ijlings toeschietende
vissersvaartuigen. Een zeedra-
H ma had zich voltrokkenp
p Thans loert weer een Duits p
schip op de drie Engelse krui-
sers; de „Glück Auf" van de H
Hamburgse bergingsmaat- p
schappij „Eisen und Stahl", die
zal trachten zoveel mogelijk
p van de voormalige Duitse oor- p
p logsbuit boven water te bren-
p gen. p
mimi
TOON HERMANS MET KOFFIE „INGEZEEPT"
„Eigenlijk meer een sociëteit"
(Van een speciale verslaggever)
,Jk begrijp niet, waar Kobus Rarekiek blijft. Ik heb hem enige tijd ge*
leden voor de televisie geknipt op een woogie-boogie van Pia Beek
ik heb hem daarbij van achteren wat erg gekortwiekt. Hij moet nn toch
zo langzamerhand komen, want hij ziet er vreemd uit", aldus de Amster*
damse artistenkapper Bert Lefcl, met een schuins oog naar de zanger Eddy
Christian! kijkend, die met een blok ijs op het hoofd (terwille van de
hoofdpijn) en een bak citroenschillen naast hem in afwachting is van een
bewerking met een massage-apparaat. Onderwijl duwt de volijverige kap
pers-assistent Gerard het schuimende hoofd van de bandleider Frans Popti
onder twee stromende kranenEen charmant meisje veegt de artisten*
haren op de vloer bijeen: wij ontwaren vlokken grijs (Matthieu van Eys-
den), peper en zout (de accordeonist Johnny Meyer) en bruin (Wim lbo),
terwijl onze ogen er vooralsnog niet in slagen de haarresten van Toon Her
mans te ontdekken
Bert Lefel zetelt als kapper in het
zwembad aan de Heiligeweg en in de
smalle salon is het nimmer bepaald
„koel", omdat zich tenslotte 40 douches
onder de vloer bevinden. Men kan van
hieruit naar beneden kijken op de
zeegroene rechthoek van het zwem
bassin, waar het springen en plonsen
maar geen einde neemt. Bert is min
of meer vanzelf „de" artistenkapper
van Amsterdam geworden men
heeft hem ontdekt als een man, die
revolutionnair knipt in een eigen stijl,
dwars tegen alle erkende wetten van
de kappersvakschool ingaat en die
zelfs de nieuwste stijlvondsen uit de
buitenlandse vaklitteratuur negeert.
Hij knipt om zo te zeggen zuiver „psy
chologisch" en dit is mede de reden,
dat hij ook opdrachten krijgt voor re
clame-televisiefilms. Men stuurt hem
b.v. een meisje, dat voor een bepaalde
rol het kapsel dient te hebben van een
vrije vrouw, terwijl hij dezelfde .ac
trice een paar dagen later de haar
dracht moet geven van een getrouwde
vrouw. Ook het toneel heeft hem
reeds ontdekt en het hoeft daarom
niet te verwonderen, dat Bert alle
klanten noemen hem bij de voor
naam, terwijl hij omgekeerd slechts
Toon, Wim, Jan en Karei gebruikt
zoveel werk heeft, dat menigeen het
raadzaam vindt om van tevoren een
telefonische afspraak te makenWan
neer men dagelijks van zo nabij met
zoveel artisten-hoofden omgaat, weet
men vanzelfsprekend ook alles, wat er
achter de theaterschermen leeft.
Bert kent de ups en downs van
Willy Alberti en van het Majoco-
trio, van de Chico's en Joop de
Leur, van Roland Wagter en Bep-
pïe Nooy, van Aaf Bouber en....
ja, van wie al niet meer. Hij had
het hoofd onder handen van band
leider Boyd Bachman, tekstschrij
ver André Meurs, Bob Verstraete,
ballet-manager Jack Bow en Kees
Brusse. Bert kent de vacantie-
plannen van Karei v. d. Velden,
van de Skymasters evengoed als
de kleur van de nieuwe hoed, die
Kïta de vrouw van Toon Her
mans in Zandvoort is gaan dra
gen.
ANDERHALF MAAL DE WERELD ROND..
Eerst een tocht uit Indonesië
Het was in de zomer van 1952 dat de Apeldoornse garagehouder Kleuver
in contact kwam met de heren J. Glissenaar en P. Pennarts, kopers van
een oude jeep voor een bedrag van 700.Ze kwamen bij de heer'Kleuver
met het verzoek de jeep te revideren en in orde te maken voor een tocht,
welke tenslotte is uitgegroeid tot wereldreis over een afstand van 63.000
km, dus meer dan anderhalf maal de omtrek van de aarde.
In de maanden, waairn de heer Kleuver met zyn personeel werkte aan de
jeep, was de heer Pennarts werkzaam als kok in het kampeer centrum
Saxenheim en hielp de heer Glissenaar de wijnoogst in Frankrijk binnen
halen. Zo verdienden ze voor een belangrijk deel de kosten voor revisie van
de jeep en het kopen van hun noodzakelijke uitrusting. Want met de eerste
uitgave van 700.voor de oude jeep hadden ze hun „kruit" verschoten.
Het waren niet twee „groentjes"
die aan deze tocht begonnen. Met
twee vrienden, alle vier militairen,
dienden ze indertijd in Indonesië en
toen vatten ze het plan op om niet
op de gebruikelijke wijze (per schip)
te repatriëren, doch met een auto.
Ze kochten gezamenlijk uit een dump
een jeep en op 3 Mei 1950 vertrok
ken ze uit Djakarta; na 25.000 km
avontuur in drie werelddelen en
achttien landen kwamen ze in Ne;
derland aan.
Eén van het viertal, Jan Glisse
naar, hield daarna lezingen over die
reis. Zowel bij hem als bij zyn
vriend Peter Pennarts rijpte het
plan een reis te maken door Noord-
Afrika, het Midden-Oosten, Pa
kistan en India. De twee andere
vrienden hadden inmiddels andere
bezigheden in Nederland gevonden
en gingen niet mee.
Op 18 Maart 1953 haalden ze de
inmiddels gereedgekomen jeep bij
garage Kleuvèr op en begonnen,
uitgeleide gedaan door vele vrien
den en bekenden, hun fantastische
tocht. Ze bleven 27 maanden onder
wee en legden precies 63.500 km af.
Dat ging niet altijd even eenvoudig
zoals ze vertelden. Grote afstanden
rijden, dikwijls over vreselijk
slechte wegen, veelal bij een on
draaglijke hitte. Ze klopten aan bij
scholen teneinde te vragen of ze
tegen een geringe vergoeding films
mochten draaien teneinde reisgeld
te verdienen. Ze schreven voor tal
van couranten artikelen en dit ge
schiedde onderweg in de schaduw
van een eenzame boom bij een- tem
peratuur van soms meer dan veertig
graden, vaak temidden van wolken
stuifzand en zwermen vliegen.
Driemaal per dag zorgden ze voor
een sobere maaltijd en iedere avond
werd de tent weer op een andere
plaats opgezet. Er waren kampen
met weinig of helemaal geen drink
water, moeilijkheden met de auto
riteiten en met de posterijen. Later
in het Midden-Oosten ook koude,
regen en sneeuw en door zware
regens doorweekte wegen.
Geen „groentjes"..
Op 15 Juli 1953 schreven ze een
brief aan de heer Kleuver waarin
o.a. stond: „We reden in Algerije
2000 km over wegen zoals er vele
binnenpaden op de Veluwe zijn. Ze
waren soms maandenlang niet be
reden of weggespoeld door gewel
dige stortregens waarvan we er
enkele hebben medegemaakt. De
jeep heeft hier de vuurdoop gehad
met een vracht van 300 kg en twee
man plus 150 liter benzine. Het ging
allemaal goed. Het gemiddelde ben
zineverbruik is 1 liter op 4% km,
niet erg zuinig, maar de jeep heeft
ons nog nooit in de steek gelaten".
Geweldig veel kreeg het tweetal
onderweg te zien. Niet alleen de
pyramiden en koningsgraven van
Egypte maar ook de beroemde
kerken van Jeruzalem en Bethle
hem, de kasbah van Algiers, de ba
zars van Damascus, Tunis, Aleppo
en vele andere steden, de ruïnes
van Palmyx-a en Persopolis, van
Babyion, Ninive, de schitterende
moskeeën van Bagdad, de tempels
van Benares en het leven der noma
den in de woestijnen, dat der kleine
boertjes in de dichtbevolkte val-
ARTISTENKAPPER BERT.....
Tenslotte is hij zelf ook een artist
in zijn vak en daarom draagt hij nooit
een witte jas, terwijl niemand het hem
kwalijk neemt, wanneer hij onder het
werk een sigaret rookt. Een ober van
het restaurant van het zwembad be
dient de artistieke schare trouw van
koffie. Bij ons bezoek meende Bert
echter voor deze man te moeten waar
schuwen: „Dat is een reuze klets
kous.... die had kapper moeten wor
den".
Bert zit vol met invallen en ideeën
bij het rhythmische klikken van de
schaar vraagt Kees de Lange nog wel
eens, hem te willen helpen met de een
of andere tekst.
Een sociëteit
„Ik heb hier eigenlijk meer een
sociëteit", aldus Bert, even in gedach
ten in de koffie roerend.
Tja, die koffie.... daar schiet hem
iets te binnen. Toen Toon Hermans
destijds voor het^ eerst zijn kapsalon
bezocht, doopte Bert de scheerkwast
opzettelijk in diens onaangeroerde kof
fie.
„Mijnheer", zei hij ineens ver
schrikt, „kijkt U eens in de spiegel."
Toon keek en werd wit onder de
mokka-bruine huid.... wat was
er ineens aan de hand? Had hij zich
niet goed afgeschminkt?
„Kijk, mijn scheerzeep is wit", al
dus Bert en toonde zijn dagelijks
werkmateriaal.
Toen het misverstand opgehelderd
was, zei Toon: „Dat had je niet mo
gen doenik ben in de laatste tijd
wat bijgelovig."
Men moge over deze grap denken,
wat men wil dit illustreert in elk
geval duidelijk, dat Bert zich wel iets
kan veroorloven. Maar het gaat er in
het algemeen daar in de artisten-salon
aan de Heiligeweg erg gemoedelijk
toe. Johnny Meyer (met een stomp
sigaar in de mond en het hoofd vol
krulspelden) laat zich door een be
roepsgoochelaar een bepaalde truc
uitleggen, terwijl orkestleider John
Kristel.op de gelegenheid wacht om
Bert enkele vragen te stellen over
een schrale huid
Natuurlijk heeft onze kapper ook
een gastenboek, waarin iedereen te
kent, foto's plakt en gedichten schrijft,
Wjm lbo begon zijn ontboezeming al
dus: „En toenliet ik mij haar
knippen
Bert heeft het overigens zo druk,
dat hij wel eens vergeet, zichzelf te
scheren. Maar hij weet: ook dat kan
een artisten-kappcr zich veroorloven
leien van de Niji, Indus en Ganges
en in Noord-Afrika en het Midden-
Oosten. Ze maakten kennis met de
nieuwe proletariërs in .de jonge
Aziatische industriesteden, met het
leven van de paria's en andere uit
gestotenen, de armste verschoppe
lingen ter wereld.
Al die merkwaardigheden boei
den de mannen en daardoor konden
ze het 27 maanden volhouden. Ze
trokken daarbij door 16 verschil
lende landen. Ze maakten 3500 foto's
en 2000 meter film.
Geen wonder dat ze nu, na die
enorme reis, jegens de heer Kleu
ver met dankbaarheid zyn vervuld.
Hun jeep staat nu in de etalage
van de heer Kleuver en ongetwij
feld zullen velen het voertuig wil
len zien. De eerste tien dageir is
daar nog gelegenheid voor. Daarna
zal de jeep, die toch wel aan het
eirnl van z'n krachten is, vermoe
delijk wel terecht komen op een
autokerkhof