Piet van Leyen, de kikkervanger van Hensbroek Zeeland nieuw Zeeland oud... OVER GOUDEN SIERADEN IN NEDERLANDSE FOLKLORE DËBRAIINE 4 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT VRIJDAG 1 JULI 1955. EEN UNIEK BEROEP Jachtterrein in de poldersloten van Noord-Holland Van een onzer redacteuren) Het dorp Hensbroek werd in de loop der jaren door de tijd niet al te zeer beroerd. Het ligt daar met zijn duizend zielen halverwege Alkmaar en Hoorn en voor zijn bewoners verloopt het leven over het algemeen in pais en vreê. Van de vroege ochtend tot de avond wordt er naarstig geioerkt, maar als de zon na een mooie zomerdag in het Westen zinkt en de dauw legt zich over het velddan is Hensbroek een toonbeeld van landelijke rust. De mensen begeven zich vroeg naar bed en er is maar weinig oneerdat de stilte oiog verstoort. Hier kan het de roep van een late vogel zijndaar mogelijk het geluid van een koedie de rust nog oiiet kon vindenmaar dat is ook al. is tenslotte een nuttig dier en wordt deswege beschermd. Zou men het vangen van kikkers als een commercieel bedrijf gaan op zetten, dan was het hek al gauw van de dam. Ten behoeve van de weten schap wordt natuurlijk graag een uit zondering gemaakt, doch deze blijft tot het strikt noodzakelijke beperkt. Het is hierdoor, dat men niet slechts de kikkers, maar vooral de kikkervangers met een lantaarntje moet zoeken. Van Leyen kent in den lande geen enkele collega, dus tot de oprichting van een vakbond komt het nog wel niet. Hij doet het heel alleen af en on- Alleen kan het zyu, dat ge op de achtergrond nog een geluid ontwaart, aanhoudend en monotoon, een geluid, dat als het ware de rust accentueert. Hensbroek is een echt kikkerland: het vormt voor deze glibberige beest jes, waarvoor wij de neus optrekken, doch die in de chique Parijse restau rants ais een delicatesse worden ge serveerd, een waar paradijs. En daar om is het mogelijk niet eens zo'n toe val, dat liet dorp Hensbroek onder zijn bewoners een man telt, die het wel zeer unieke beroep van kikker vanger heeft Piet van Leyen, een veertiger, woont hij het bruggetje naast het oude raadhuis, waarop nog altijd geflankeerd door twee vuri ge leeuwen het gemeentewapen prijkt in de vorm van een hen met een broek, wat tenslotte óók wel een tikje uniek mag worden genoemd. Wel nimmer heeft hij in ztfn jonge jaren kunnen veronderstellen, dat hij nog eens kikvorsexporteur in het f root zou worden, dat er vanuit Hens roek kisten vol van deze diertjes over heel het land zouden gaan, naar Groningen zowel als naar Utrecht, naar Leiden evengoed als naar En schede. En dit niet, laat ons dat er dadelijk bij zeggen, om te dienen als een sma kelijk hapje in de restaurants, doch uitsluitend ten behoeve van de labo ratoria van ziekenhuizen om voor wetenschappelijke doeleinden dienst te doen en zo tot heil van de mens heid te dienen. Door deze bril bezien zou men mcfjen constateren, dat deze kikkervanger dus naast zijn beroep ook een roeping heeft. In de avond In de avond, als de schemer aan- kruipt over het land, als Kees Evers, de oude gemeentebode, zich op één oor legt en ais Dirk Kos de moede le den rekt, omdat het weer welletjes ii. feweest, begint voor Piet van Leyen e dag. Dan stapt hy, mèt zyn helper, in het ranke schuitje en trekt hij er, met een schijnwerper gewapend, op uit. Hij weet precies waar hij moet zijn en heeft hij een geschikte plaats, te midden van kroos en ander gewas, dan ligt het bootje doodstil en is er geen enkel gerucht. Zelfs de kikkers, aie er toch wel moeten zijn, dervindt daarbij veel steun van i..,.. vrouw. Sinds jaren ïs hg de vertrouw de leverancier voor laboratoria, uni versiteiten en ziekenhuizen, waar men weet, dat hij sterk materiaal le vert, dat niet is opgekweekt, maar zo rechtstreeks uit de natuur komt. En de vangsten Die zyn zeer wis selvallig. Een enkele keer zQn het er honderd en dan wordt de moeite rijk beloond, maar ook komt het voor, dat er maar enkele exemplaren naar huis worden meegebracht. De vraag is meestal ruim voldoende. Zo gaat lig de volgende week op Brabant af, waar hij ook een speciale vergunning heeft lopen, want de ene kikvors is de andere niet en daar in het gebied van de Dungén huist een speciaal soort groene kikkers, die weer andere reacties vertoont dan de lotgenoten uit Hensbroek. Hensbroek heeft zijn kikkervanger, die zijn werk ook ten bate van de mensheid in stilte vex*richt. Als hij er in het nachtelijk uur op uit trekt, is niemand daar getuige van, alleen het schijfje maan, èls dat tenminste aan de hemel gluurt. Zo nu en dan stopt er alleen voor het huis van Piet van Leyen een luxe wagen, die van verre komt, soms uit het buitenland en die bewijst, dat ook de Hensbroe- ker zo zijn relaties heeft. Voor de rest worden er alleen regelmatig kistjes met nat gras als sneJgoed de wereld ingestuurd, waarin zich de kikkers bevinden, die binnen enkele uren tijds hun plaats van bestemming bereiken, waar die ook moge zijn en die van daar uit vaak weer worden gedistri bueerd. Bij de kikkervanger van Hensbroek. 18e en 20e eeuw i zijn als het graf het schijnt, plotseling weer hun wintersla: ingegaan. Maar dan buigt Van Leyen zich over boord en de schijnwerper wordt op het water gericht. De kikvors, die zich in de lichtstraal bevindt, kan dan wel een schietgebedje doen. Een ondeelbaar ogenblik ïs hg beduusd en dat is juist genoeg, want er schiet een hand in het water uit, die de routine heeft van jaren en de kikker, die in deze greep komt, heeft zelfs geen tijd meer voor een vaarwel aan zijn paradijs. Het verschil Van Leyen pakt een mooi exem plaar op. „Kijk, dit is nou een man netje", zegt hg, „en deze hier is een vrouwtje. Ziet U het verschil?" We knikken zonder al te veel over tuiging van ja, maar. eerlijk, gezegd ontgaat het ons. Maar er is nog een verschil: de mannetjes kwaken en de vrouwtjes niet. „Bij de mensen is het vaak krek andersom", zegt de kik kervanger. In Holland heb je voor alles een vergunning nodig, óók voor het van gen van kikkers en deze wordt zelfs nog wel afgegeven door de commis- saris van de Koningin, die daar verre van kwistig mee is. Want de kikker OP DE DUUR VERDWENEN? Tentoonstelling in Haagse gemeentemuseum (Van onze Haagse redacteur). Hoe verontrustend het ook moge klinken, het kan niet ontkend wor den, dat de gouden sieraden uit de Nederlandse folklore rijker, fijner bewerkt, samengestelder en groter dan waar ook ter wereld zeldzaam beginnen te worden en geheel drei gen te verdwijnen. Er zyn er tussen 1910 en 1936, toen het dragen van de gewestelijke costuums meer en meer in onbruik jeraaktte en de gouden sieraden lus him betekenis als practisehe gfe- bruiksvoorwerpen verloren, heel veel omgesmolten En de laatste tijd verdwynen zij, al of niet vermaakt of vervormd, in groten getale naar het buitenland, dat er graag veel geld voor betaalt, vooral Amerika. Daar komt nog by, dat het oude handwerk, dat de prachtige sieraden voortbracht, verdwenen is. Het is 'n grote zeldzaamheid als men nu nog iemand tegen komt, die de fijne knepen van het vak kent. In dit licht bezien, moet het ini tiatief van het Haagse gemeente museum, dat een tentoonstelling van „het gouden sieraad in de Neder landse folklore" inrichtte, ten zeer ste worden toegejuicht. Ónder af de ling van het gemeentemuseum is het costouummuseum met een waarde volle, gevarieerde collectie van Ne derlandse nationale drachten. Onafscheidenlijk bij verreweg de meeste van deze costuums behoren sieraden, zodat dus de expositie die overigens geheel op zich zelf staat een bezienswaardige aan vulling daarop vormt. De directie van het gemeente museum in Den Haag is in de geluk kige omstandigheid geweest, dat het talrijke sieraden voor enige tijd in bruikleen kon krijgen. Bij het cata logiseren groeide langzamerhand een wetenschap op dit gebied, die men nog nimmer samengevat had aange troffen. In de catalogus is daarover het een en ander opgenomen. Bijzonder fraaie exemplaren van oorijzers, zijnaarlen en voorhoofds- naalden, spelden en oorbellen, strik ken, halskettingen, broches en rin gen zijn op de expositie die tot 5 September duurt, te zien. Men kan Een leeg dok. Dat is de eerste reactie op het nieuwe prentje van wie éénsals Middelburgs jongetje, nog iets van de ro- onantiek van de Daon heeft ge proefd. Niet oneer als haven, onaar als droogdok. Het was al tijd weer eeoi feest, als het wa ter ioi het dok werd opgezet zoals dat heette, eoi het schip- in quaestie langzaam en zoet jes binnen werd gemanoeu vreerd onder directie vaoi deoi grootvader vaoi dr. P. Meer- tens, deoi oudeoi heer Mak, onet zijn Transvaalse baard. Die daarbij zomaar over de Dok muur vaandelen mocht, een pri vilegie, dat we heon zéér benijd den. Maar hij verdiende het echtwant er was nooit een schrammetje. Het water stooid dan zo hoog, dat je er met eeoi stok in roeren kon. Met Hr. Ms. pantserschip Noord-Brabant- kwam het bijoia tot het raoidje, grandioos was dat. Voor de bootjes van de Stoombootdienst haalden we de schouders op; op de Finse barken waren we verliefd. De Pittèn moet één der laatsten geweest zijn, een fier schip. Hoog en wit -en voornaam stond ze in 't maan licht, een laten avond van 1910. Daarna hebben we er geen schip meer gezien. Neen, voor jongetjes, die willen gaan va ren, is het aan de Dam niets meer gedaan. Dat is wel eens anders ge weest. Toen de Dam een echte dam was, die het zeeioater ke ren moest Toen Middelbxirg Arne-stad was en één der eer ste koopsteden dezer landen, toen tvas het hier de kern van zijn havens. Toen het water vol schepen lag en de wal vol goe deren. Toen het er een lekkere smeerboel was aan die walle- kant en het opruimen van de vuilte aanae leprozen was opgedragen, wel ja, waarom niet? Van deze bloeitijd geeft ook het oude plaatje slechts een flauive echo: één heel schip, het is wèl dunnetjes. Toch heb ben zelfs onze grootvaders nog een slipje van de glorie ge kend, er voeren nog Oost-In- diëvaarders uit hiervan de rederij der Sprengersen onze familie bewaart nog het ver haal van een grootvader, die wat al te vrolijk thuiskwam, omdat hij het aflopen van zo'n schip op de werf aan de Kou- steense dijk had mee-gevierd. Maar dat is dan ook wel het alerlaatste schip geweestzo omstreeks 1865. Toen de Dam nog een dam was, toen liep het water ook wet eens over de kaden zó, dat er geen vloedplanken meer hiel pen. De oude dokter de Man heeft het nog gezien, dat het zeewater in alle zijstraten van de Lange Delft stond en in de 's Gravenstraat, tot dicht bij de Markt. Dat was in 1825, in de Sint Jansgang verdronk er een oud vrouwtje. Misschien is dit wel het afscheid van het buitenwater geweest hier. Op de Dam van onze jeugd groei de het gras tussen de stenen. Doch nu waren het niet meer de leprozen, die met de reini ging waren belast; het waren thans de maatschappelijk me laatsen, de „straatkrauwers" zogezegd, een zielige verzame ling uarmlastiae" sukkels, ri see en mikpunt van de mee- er bovendien aanschouwen, hoe zij gedragen worden, en men kan ken nis nemen zij het in bescheiden mate van de wijze waarop som mige van de sieraden vervaardigd werden. Advertentie j ontsieren Uw gelaat. Ze verdwij. nen dikwijls ïn 24 uur, evenals vuile poriën en vetwormpjes.doo. het beroemdehuidgeneesmiddel Geen Amerikanen meer boven Beringzee? De correspondent in Washington van de „New York Times" heeft Donderdag gemeld, dat na het inci dent van de vorige week, waarbij een Amerikaans patrouillevliegtuig boven de Beringzee werd beschoten door Russische straaljagers, de pa- trouillevluchten van de Amerikaan se marineluchtvaartdienst in dit ge bied tijdelijk zijn gestaakt. Hij schreef, dat dit bericht uit ge zaghebbende bron stamt. dogenloze jeugd, die dit werkje opknapten. We zien ze nog zit ten op hun schabelletjes' voor de Korenbeurs; met hun krom me krabbertjes krauwden ze de straat schoon; achteraf gezien een beschamend schouwspel maar niemand, die er aanstoot aan nam. Toen. De tijden ver- 1 anderen wèl. De Dam was toen al in de néér. Wel huisde er nog de kern der Middelburgse aristocratie, klinkende namen, je "kende ze allemaal, want als jongste be diende bij Zip en van Teylmgen kwam je in alle vestibules. Maar het was niet meer de Dam van koopman en reder, het was de Dam van den ban kier en van de Russische spoor wegleningen. De Dam heeft duizenden kilometers spoorweg in Rusland ligger., ze gaven 6 procent en van Bolsjeioieken ivist nog niemand. Maar het gras groeide er tussen de ste nen en toen in 1910 het prach tigste herenhuis van allemaal uit deze rij werd verkochthet vorstelijk huis van den vroeg e- ren burgemeester Paspoort- met-de-kromme-benen alles komt recht behalve de benen van Paspoort, zeide een Mid delburgs spereekwoord)toen bracht het al-met-al f 11.000 op. Hoe de versukkeling ver der ging, weten we allemaal. De verwoesting van Oost-In disch Huis, Steenrots en Globe in de laatste oorlog deed de deur dicht. En tóch. Toch, telkens opnieuw als wede Giststraat uit, ter Stichting Zeeland optrekken, valt weer de schoonheid van dit stadsbeeld op. Wie het Oost-Indisch Huis niet heeft gekend, kan het zelfs zonder pijnltfke reserve's constateren de statigheid, de beheerste rijk dom dézer architectuurde to taliteit van deze Bocht, ze mag zich meten met die' andere Bocht, d:den Amsterdammer zo dierbaar is, die van de He rengracht. De gindse mag nog trotser zijn, die van de Middel burgse Dam is van een zuidelij ke gratie, wélke haar gelijke niet heeft. De Dam handhaaft zich. Wat, met al die spoorwe- ?en in Rusland, een respecta- éle praestatie mag heten. J. C. v. 8. Nederlandse Staatsschuld Verschenen is het algemeen verslag van de stand der Nederlandse staats schuld op 31 December 1954. Uit het overzicht van de totaal stand van de nationale schuld (in clusief de vergoedingen wegens ge leden oorlogsschade en wegens ge leden watersnoodscliade) op de ulti- mo's van 1953 en 1954 blijkt, dat deze in de loop van 1954 is gedaald met 2.189 millioen. De stand per 31 December 1954 is 20.761 millioen. 9 In verscheidene delen van Italië heb ben Woensdagavond zware onweders ge woed. Door.de bliksem werden vijf perso nen dodelijk getroffen en drie gewond. FEUILLETON Hij was een zeer bijzondere persoonlijkheid, met nogal blozend gelaat, wat een scherp contrast vorm de met de kleur van zijn donkere ogen en zgn dik loodgrijs haar. Naar schatting was hij midden-veertig en waarschg'nlijk enige ponden zwaar der dan een tiental jaren vroeger, maar het stond hem niet kwaad en hij droeg zijn gewicht met waar digheid Er kraakte wat op de lijn en Mr. Tote zei „Allo?" Zoals heel veel andere mensen was hij gewoon, bij het antwoorden op een telefoontje de li maar weg te laten. Gregory Porlock, glimlachte zo vriendelijk alsof Mr. Tote hem kon zien. „Hallo, Tote hoe gaat het ermee Hier is Gregory Porlock". De telefoon kraakte. „En hoe gaat het met Mrs. Tote? Ik wilde jullie beiden uitnodi gen voor het weekendBeste vriend, met „neen" neem ik geen ge noegen". Opnieuw kraakte do telefoon. Met de ontvanger aan zijn oor, kwam Gre gory Porlock tot de slotsom, dat Mr. Tote bezwaar maakte. .Ik'weet niet, of wy wel kunnen... mijn vrouw gevoelt zich niet al te best". door PATRICIA WENTWORTH „Beste jongen, het spyt my, dat te horen. Maar je weet, verandering kan goed zijn en ofschoon „the Grange" een oude kast is, hebben we toch overal centrale verwarming. Ik kan dus beloven, dat zij het warm heeft. Bovendien komen er leuke lui. Ken je Martin Oakley?" „Ik heb Oakley wel eens ontmoet". Gregory Porlock lachte. „Maar niet z'n vrouw. Dan zijn we allebei even ver. Zij komen niet logeren, omdat ze juist hun intrek hebben genomen in een eigen huis vlak hij het myne. Een afschuwelijk grote kast, maar vertel Oaliley niet, dat ik dit gezegd heb; hg vindt het prachtig. Ik zal hen te di neren vragen, 't Zijn mijn naaste bu ren; dus ik moet proberen met Mrs. Oakley kennis te maken. Ik hoor, dat zij er aardig uitziet. Nu, jelui komen, nietwaar" Mr. Tote slikte hoorbaar en zei aar zelend: „Ik weet niet of het kan". „M'n beste Tote! O, tussen twee haakjes, je hebt toch dat memoran dum van mij ontvangen? Het adres en de datum Ik heb er nog een paar die ze misschien interesseren. Ik dacht zo, als je komt, kunnen wij vriendschappelgk over de hele zaak spreken. Ik geloof heus, dat het een goed plan isdenk je niet? O, prachtig. Ik stel er mij veel van voor. Goedendag". Hij hing de telefoon op, maar draaide bijna dadelijk een ander num mer. Ditmaal antwoordde een vrou wenstem. „Hier Moira Lane". Een lieve stem een stem van iemand vrij wat hoger op de maatschappelijk ladder dan Mr. Tote. Gregory Porlock noemde zijn naam en er werden de gebruikelijke beleefd heden gewisseld. Miss Lane werd uit genodigd voor het weekend en nam de invitatie opgewekt aan. „Ik zal graag komen. Wie verwacht je nog meer?" „De Totes. Je zult ze niet kennen en ook niet naar de kennismaking verlangen. Ik moet met hem wat over zaken spreken „Is hij een van onze „Nieuwe Ry- ken?" „Juist. Haar juwelen moet men zien om er aan te geloven". „Moira's lach klonk genoeglijk. „Hoe ziet ze er uit?" „Als een witte muis". „Maar, m'n beste Greg!" „Je behoeft niet met haar te pra ten. Verder zullen er zijn een Mr. en Miss Masterman broer en zuster die juist een massa geld van een oude nicht hebben geërfd". „Sommige lui boffen altijd" zei Miss Lane van harte gemeend. Hij lachte. „Misschien is er genoeg voor allemaal. Je kunt immers nooit we ten". „Nog iemand anders?" „O, ja. Leonard Carroll voor jou' „Greg, beste jongen, waarom voor mij „Omdat hij het beste past bij een opgewekt jong ding". „Arme jongen. We lopen allebei haast naar de dertig". „Greg lachte. „Een mooie leeftijd. Als ik het in kinderkamer-taal mag zeggen: jelui hebt je brood en boter op en bent aan de cake begonnen". „Komt Len werltelyk? Toen ik hem de laatste keer zag, vertelde hij me dat hij voor maanden lang enga gement hadJa, het zegt wat om een populair humorist te zgn!" „De populaire humorist nietwaar. Ik denk niet, dat hy twijfel daaraan gedoogt. Maarja, hy komt. Dus ik reken op je". Weer hing hij de telefoon op en lachte smakelijk. Een ogenblik latei- belde hij weer. „Spreek ik met de Luxe?" „Ja meneer". „Oheeft mr. Leonard Carrol zijn cabaret nummer al afgewerkt?" „Ik denk juist precies, meneer". Hij moest even wachte. En kortte de tijd door een oud Schots wysje te neuriën. Plotseling zong hij de woor den: „The love that I had chosen, Wa3 to my heart's content. The salt sea shall be frozen. Before that I repent. Repent it will I never Until the day I die, But the Lowlands of Holland Have twined my love and me". (De liefde, die ik had gekozen, was liefde naar mijn hart. Eer zal de Zoutzee bevroren zijn voor ik er be rouw over heb. Berouwen zal ik ze nimmer, tot op de dag van mtjn dood, maar de lage landen van Holland hebben mijn liefde en mij verward.) Hij zong het aardige liedje met een aangename bariton en had nog tijd het refrein te herhalen voor Leonard Carroll „hallo" riep. Porlock (Constateerde, dat dc an der wat buiten adem leek. „Beste jongen, ik heb je toch niet overhaast?" „Helemaal niet, maar wat is er aan de hand?" „Beste kerel", hernam. Gregory goedgehumeurd, protesterend tegen Carroll's kortheid, „laat ik aanne men, dat je dood-op bent en geen tijd voor mij hebt". „Dat zei ik niet". Gregory lachte weer. „Nu ik hoop, dat je liet ook niet dacht. Maar alle gekheid op een stokje. Ik heb je op gebeld, om te horen, of je voor het weekend mijn gast wilt zijn". „Ik kan met geen mogelijkheid". „Beste Carroll, je bent te impulsief. Ik heb zo het gevoel, dat je over werkt bent en dat je, als je niet op past, wel eens lang rust zou moeten nemen. In je eigen oelang zou ik het niet zo ver laten komen als ik jou was. Ik verwacht je dus Zaterdag". „Ik zeg je, dat ik niet komen kan". Carroll deed biykbaar geen moeite, beleefd te z\jn. „Wat jammer! Tussen haakjes, als je ooit tijd om iets te lezen hebt, ik heb iets gevonden, dat precies in je lijn ligt. Een zekere Tauscher. Bui tengewone onthullingen! Maar ja, je hebt zeker geen tyd". Eerst na een vrij lange pauze zei Carroll langzaam en lusteloos: „Niet tenzy ik een heel weekend wegga". „Welnu, beste jongen, dat is ge makkelijk genoeg. Kom Zaterdag oy me en ik zal je inlichten over Tau scher". Weer een pauze. Toen zei de lang zame stem: All right". Gregory Porlock hoorde een klik aan het andere eind van de lijn, want Carroll had afgebeld. Nóg een telefoontje. Toen een vrou- westem antwoordde, vroeg hjj naar mr. Masterman. Niet-bar-vriendelyk antwoordde de stem: „Hy is bezet. Ilc kan de boodschap wel aannemen". Gregory Porlock lachte, een tikje minder vormelijk. „Natuurlijk...... U is miss Master man. Hoe dom van mij, dat ik uw stem niet herkende. Ik ben Gregory Porlock". „O ja. Wat is er, mr. Porlock?" De stem scheen iets te ontdooien. „Och, ik belde U op, om U te zeg gen, hoezeer ik er naar verlang, U met het weekend te zien. Kan ik voor de thee op U rekenen?" „Ik weet het niet; ik zal het .mijn broer moeten vragen. „Uitstekend, ik zal aan het toestel blijven als U 't goed vindt. Wilt U hem zeggen, dat ik voor de zaak waarover hy me onlangs raadpleeg de, een heel bevredigende oplossing heb gevonden". (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1955 | | pagina 4