Weldra aanbesteding van het nieuwe Gasthuis te Vlissingen BEWOGEN WEEK EIND EEN SCHOON WILD HOEKJE BIJ HET ZWAAKSE WEEL 10 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT WOENSDAG 29 JUNI 1955 NA TIEN JAAR IS HET THANS ZOVER, Geprofiteerd van moderne ontwikkeling De ministeriële goedkeuring op het plan voor een nieuw bejaardentehuis te Vlissingen is afgekomen. Binnen drie maanden zal de aanbesteding worden gehouden van de bouw van dit complex, dat verryst aan de Koude- kerkseweg. Reeds in 1945 bestonden er plannen om voor het Gasthuis aan de Hellebaardierstraat een nieuw tehuis te scheppen. Thans tien jaar later is het.zover. Met veel recht kan men in dit geval zeggen: beter laat dan nooit. In die tien jaar immers is de zorg voor de ouden van dagen onder de Nederlandse bevolking uitgegroeid tot eèn we zenlijk deel van de maatregelen voor het welzyn van alle Nederlanders. In vrijwel alle steden van enige betekenis verheugt men zich thans in het be zit van bejaardentehuizen, die of gemoderniseerd wierden of een totaal nieuw gebouw kregen. Daarbij werden niet alleen in bouwte chnisch opzicht opmerkelijke resulta ten bereikt, ook de interne verzorging van de ouden van dagen won er by. Het pleit voor het gemeentebestuur van Vlissingen én voor het college van regenten van het Gasthuis, dat men voor deze wyzigingen een open oog heeft. Hoewel er uiteraard nog practische wijzigingen mogelijk zijn en het ge heel ook in dit stadium nog geen defi nitief karakter heeft, voldoet de to tale opzet uitstekend. Dit bleek ons tijdens een onderhoud met de heer W. de Ridder van het college van re genten. Na de Franse bezetting was dit tehuis zelfstandig. Maar men raakte in financiële moeilijkheden door de ongunst der tijden en tenslotte werd met het stadsbestuur overeengeko men, dat dit het exploitatietekort voor zijn rekening zou nemen. Dat is dus thans ook het geval, waardoor het Gasthuis het karakter heeft van een semi-gemeentelijke instelling. Het blijkt aat dit geen bezwaren op levert: de samenwerking tussen de stedelijke autoriteiten en het college van regenten is goed. Zonder onderscheid Men kent in ons land verschillende typen van tehuizen voor ouden van dagen. Er zijn er, waar de inwonen- den zich kunnen inkopen en al naar mate zij meer betalen en ook méér recht op comfort en luxe kunnen la ten gelden. Anderzijds heeft in ver schillende steden de gemeentelijke afdeling van sociale zaken tehuizen in exploitatie, waarheen de mensen faan, die onder de zorg van deze af- eling vallen. Zonder aan het karakter en de in richting van deze tehuizen afbreuk te doen kan men verklaren, dat Vlis singen met het Gasthuis in dit op zicht een bijzondere plaats inneemt. Immers, hier kent men geen onder scheid. De mensen, die zoals het thans heet „van Drees trekken", de zelfstandigen en de beter gesi tueerden: zij worden hier allen gelij kelijk behandeld. In dit verband is het nuttig er nog eens op te wijzen, dat men in het Gasthuis de echtpa ren niet gescheiden heeft! Voor en kele echtparen werden kamers vrij gemaakt en toen de ruimte dit niet meer toeliet, werden geen echtparen meer aangenomen, zodat er zelfs een wachtlijst is van echtelieden, die wensen te werden opgenomen. Goede reputatie Over de gehele linie is de reputa tie van deze tehuizen voor ouden van dagen in de laatste twintig jaar ver beterd. Van het Gasthuis in de Scheldestad kan getuigd worden, dat het altijd een goede reputatie had en daar zijn ook de verschillende moderne inzichten zeker niet aan het college van regenten voorbij gegaan. Men staat terecht op het stand punt, dat aan de inwonenden zoveel mogelyk vryheid moet worden gela- tien en dat zal zeker ook in het nieu we tehuis het geval zijn! De bezwaren van het oude Gast huis als woning zijn bekend. Niet al leen is er door de oorlog veel bescha digd en verwoest, wat onvervang baar bleek, ook het vele trappen- klimmen om maar iets te noemen heeft zijn bezwaren voor de ou den van dagen. Geen wonder dus, dat er in 1945 reeds plannen werden gemaakt voor een nieuw tehuis. De gedachten gin De voorgevel van het nieuwe bejaar dentehuis in Vlissingen, waarvan de bouw binnen drie maanden zal wor den aanbesteed. gen daarbij uit, zoals thans ook zal worden verwezenlijkt, naar een tehuis van niet al te grote afmetin gen. In de nieuwe opzet zal plaats wor den geboden aan 172 personen. Een groter geheel zou de noodzakelijke intimiteit aantasten en het gevoel van een tehuis zou wegvallen. De mensen moeten elkaar nog kennen... Orde en zindelijkheid zijn het pa rool in het Gasthuis en dat is een leus, waarbij allen welvaren. Voor de onverwachte bezoekers was dit altijd weer een openbaring. En het opvallende is dat de inwonen den zélf blijk gaven dit te apprici- eren en er naar te handelen. Toch verdreef dit niet de sfeer van huise lijkheid en gezelligheid. Vriendelijke indruk Het nieuwe complex, dat ligt bin nen de Vondellaan-Koudekerk- seweg-President Rooseveltlaan en Const. Huygenslaan heeft ook naar buiten deze indruk behou den. Het geheel wordt uitgevoerd in frisse en lichte kleuren. Voor de representatieve hoofdingang is een bordes; de tuin krygt een vy- ver met een pergola, banken en wandelpaden. Het wordt een gro te tuin, waar het straks goed toe ven is. De koperen dakbedekking, de gele genuanceerde steen, de stalen ramen en de twee balcons over de gehele gevel verschaffen het nieuwe tehuis een fraai uiter- lyk, dat liet zeer wel zal doen. Van het type A (1 persoonskamers) komen er 96 met dus 96 bedden; Van het type B (2 persoonskamers) telt het plan 3 (6 bedden). Van het type C (zit-slaapkamers) komen er in de vleugel, evenwijdig aan de President Rooseveltlaan 20 met in totaal dus 40 bedden. Voorts zijn er twee grote kamers voor minder validen met 8 bedden en twee ziekenkamers met 4 bedden. Op de derde verdieping zal men de kamers voor het personeel vinden, tien in totaal met 20 bedden. Ontspanning Een probleem, dat voor ieder te huis voor ouden van dagen van be lang is, vormt de ontspanning. Ook daarin laat de leiding van het Gast huis de mensen terecht volkomen vrij. Maar waar er in het oude tehuis niet voldoende gelegenheid is dankbaar wordt gebruik gemaakt van de gastvrijheid in het Schelde- kwartier zal er in het nieuwe com plex wel voldoende mogelijkheid zijn tot recreatie. Overal is er op gelet, dat de gezelligheid en de huiselijk heid niet verloren gaat. Er zijn drie grote eetzalen voor de ouden van da gen; op elke verdieping één. Men heeft zes conversatiezalen; ruime terrassen zullen eveneens de gele genheid bieden voor een genoeglijk babbeltje. In sommige tehuizen wordt de in wonenden de mogelijkheid geboden zélf koffie en thee te zetten. In het nieuwe Gasthuis heeft iedere zaal een kleine keuken, waar men deze zo ty pisch Hollandse huiselijke bezighe den kan verrichten. Iedere kamer heeft een eigen was tafel en kast voor de garderobe. Er zijn twee logeerkamers voor even tuele .gasten en de hygiënische voor ziening is gewaarborgd met 16 dou checellen en 7 badkamers. Flats Op beperkte schaal zullen er flats komen voor echtparen op leeftijd. Deze flats zijn los gedacht van het eigenlijke tehuis. Het gro te voordeel van een dergelijke flat met kamer, slaapkamer en keuken is dat men zich gebor gen weet. Wordt één van de be woners ziek, dan kan een beroep worden gedaan op de leiding van het tehuis. Op deze wijze behoe ven de ouden van dagen, ook wan neer zij apart wonen, zich niet meer alleen en verlaten te gevoe len. Voor het personeel in totaal twin, tig is goed gezorgd. Ruimschoots wordt de gelegenheid geboden tot ontspanning na de vaak inspannen de werkzaamheden. Wat de exploitatiemogelijkheden betreft toonde de heer De Ridder zich optimistisch. Weliswaar zal de praktijk moeten aantonen of met de ze opzet kan worden volstaan doch alles is binnen de grenzen van het mogelijke gehouden en het geheel mag zeker verantwoord heten. Is er later behoefte aan uitbreiding, dan kan ook hieraan worden voldaan. Met spanning wachten de bewoners de verdere gang van zaken af. Nu, na tien jaar zal het naar verhouding niet meer lang duren alvorens de eerste spade de grond in gaat Een situatie-tekening waaruit men duidelijk kan zien in welke omgeving het nieuwe bejaardentehuis in Vlis singen zal verrijzen. ONDER ZEELANDS HOGE HEMEL Speurtocht op de grens van Lente en Zomer Tussen de koude buien door nodigt het Juni-zonnetje tot een speurtochtje uit. Zo stilletjes aan is er weer heel wat veranderd in de natuur. De serin genbloesem waait over het erf, maar de kamperfoelie gaat haar plaats innemen. Overal ziet men wilde eenden met jongen van uiteenlopende leef tijd. Soms een troepje kuikens van nog maar enkele dagen, dan weer een toom, dat byna volwassen rondzwemt. Vele zangvogel-broedsels vlogen al uit. Ergens in Biezelinge broedden een merel en een zanglijster in een schuurtje vlak naast elkaar. Op een dode tak langs de weg zit een mezen- gezinnetje, niet eens schichtig voor de passerende knetterende bromfietsen. Deze vliegvlugge koolmeesjes met prachtige tinten in hun kers-verse vleu geltjes dragen trots hun nieuwe zwarte petjes. Ze zitten op de tak te be delen en het mezenmoertje vliegt nog af en aan met kleine rupsjes. Tot ze daar zijn ze vliegensvlug voor, plotseling hun dorre tak verlaten om het hoger op te zoeken in de populieren. Ergens in 's Gravenpolder maakt men mij opmerkzaam op een koolme- zennest, bijna een meter diep in een ijzeren buis voor erfafscheiding ge bruikt. Je hoort de kleine vogels pie pen, je ziet de oude koolmees met voer er in verdwijnen, maar het is bijna niet voor te stellen hoe de jon ge diertjes er uit zullen kunnen ko men. Toch wisten ze dat het vorige jaar klaar te spelen en ook dit jaar zal het wel weer lukken. Langs de weg naar Kwa-damme staan vele meidoorns roodachtig te bloeien, ze zijn letterlijk paars van de kou, al is het in mindere mate dan enkele jaren geleden, toen er bijna geen zuiver witte bloesem was te vinden. Intussen is de zon ook al weer ver dwenen, donkere wolken hangen bo ven de Westerschelde samengepakt, maar ze komen er niet overheen. Dus hebben de vlinders en de andere in secten-zonnekinderen hun schuil plaatsen tussen de planten opgezocht. In de sloten staan de gele lissen op zijn mooist, terwijl in het gras de veldlathyrus haar geel omhoog beurt. De kleine valeriaan meest nog paars in de knoppen heeft deze hier en daar in zacht-lila bloemtrosjes omgezet. De witte sterretjes van de grasmuur liggen als stengelloos over de ber men gestrooid. We naderen de wildenlisjes langs de dijken in de omgeving van het Zwaakse Weel. Diverse zangvogels laten zich horen maar behalve een zanglijster, die een populier tot po dium koos, verbergen ze zich alle in het dichte struweel van meidoorns en kurkiepen. Daaronder staat veel kleefkruid gemengd met ereprijs en boterbloemen. De bijen Helemaal beneden aan de dijk tus sen allerlei weggeworpen rommel kruipen de decoratieve slingers van de heggerank. Het lijkt bjj voorbaat vruchteloos een onderzoek in te stel len naar de aanwezigheid van de bij, die zich speciaal met de bestuiving van de groengeaderde bloempjes be zig houdt. En toch, er hebben zich twee bijtjes verkleumd en gekromd in de bloemen verborgen; als we ze er gemakkelijk uitlichten, zijn ze inderdaad van de gezochte soort, het heggerank-bijtje (Andrena florea) gemakkelijk her kenbaar aan de rode randjes langs de achterlijfssegmenten. Zo vinden we dit in de duinen veel voorkomende in sect zelfs midden op Zuid Beveland.. Ja, als ik het laat vliegen, zoekt ze onmiddellijk weer zo'n bloempje op om de oude gekromde houding in te nemen. Wat verderop staan groepjes ver fomfaaide witte (avond)-) koekoeks bloemen. Dat is normaal, want pas vanavond zullen deze bloemen zich weer voluit openen. Enkele zien er paars-achtig uit, maar ditmaal niet wegens een paars-kleurig door de kou. De afwijkende tint vindt zyn oorzaak in de overvloed van stuif meel, die vanuit de volle meeldraden door bloembestuivers over de witte kelkjes is uitgestreken. Ze laten zich daardoor reeds op een afstand ken nen als bloemen van manlijke plan ten. Er staan ook vrouwelijke, maar deze bleven mooi wit; hun kelken zijn iets meer opgeblazen, ze moeten straks de dikke vruchtendozen kun nen omvatten. Er boven zit al weer een zanglijster helder te fluiten, de donkere lucht heeft de vogels een beetje van de wijs gebracht, voor hen schijnt het blijk baar al avond te worden. Zo horen en zien we ook de gras mus en de braamsluiper. Een eind- weegs van de dijk stijgt een reiger op uit moerassig terrein, geel om rand door boterbloemen. Met enige moeite geraken we er, waar we on gewild nog een reiger opschrikken. Water valt er niet te bespeuren, maar het gekwaak van de vele kikkers waarschuwt voldoende, dat men dit terrein niet ongestraft kan betreden. Wilde vegetatie We moeten dus genoegen nemen met een overzicht op een afstand van de wilde vegetatie. Dit is nog best de moeite waard, want tussen de lage essen en wilgen, nog gemengd met elzen en riet bloeit een weelde van grote valeriaan met hier en daar de gele terras van een wederik. De nu weer doorbrekende zon zet het lage land onder een feeëriek stryklicht, zodat de Zeeuwse pol derweiden met vee en van veulens vergezelde paarden op hun mooist tot hun recht komen. Nu ook valt het op, hoe de fijnkorrelige scher men van het zevenblad, dat ver wenste onkruid van onze bloem tuintjes, het in de omgeving van sloten en wegranden heel goed doen. De pret is niet van lange duur. De zon zwaait als met één zwenk opnieuw achter een wolk en plotseling begint de ratelpopulier boven ons hoofd een hevige kleppermars te slaan. Nu de wind opsteekt zal de bui wel gauw doorkomen; we doen wijs de vriende lijke waarschuwing niet in de wind te slaan. Misschien zagen we veel van het moois nog juist op tijd. Als we een pas gemaaide berm passeren, weten we, aat de hooimaand niet ver meer weg is. Binnen enkele weken zal veel van het aantrekkelijke langs de we gen gesneuveld zijn onder de scherpe aanvallen van de zeis. FEUILLETON HOOFDSTUK L Toen Dorinda Brown de 8e Janu ari, om vier uur 's middags, de Hea ther (Heide) Club binnentrad, dacht zij allerminst, zo juist de eerste stap te hebben gezet op een weg, die haar naar wonderlijke plaatsen zou voeren. Als iemand haar dit zou hebben voor speld, zou zij er zeker om hebben ge lachen. Nu was 't een feit, dat zij nog al heel gauw lachte, het hoofd wat achterover, rimpeltjes aan de ooghoe ken en haar mooie witte tanden dui delijk zichtbaar. Iemand met een min der goed humeur dan Dorinda zou de opmerking van Justin Leigh, dat hij de momenten van ware vrolijkheid brj haar zou kunnen tellen, niet prettig hebben gevonden, maar Dorinda lach te weer en zei: „Wel, hier zijn ze dan allemaal". De Heather Club was geen club in de ware zin des woords. Als men het kind bij de naam wilde noemen was het een pension en wie 't wat defti ger wilde uitdrukken, kon van „privé- hotel" spreken! Maar miss Donald son, de pensionhoudster, meende een combinatie van locaal-patriotisme en „cultuur" te hebben bedacht door haar inrichting een club te noemen, tei*wijl een grote bos Schotse heide in de kleine donkere hall de gekozen door PATRICIA WENTWORTH naam verder moest toelichten, 't Was ook maar beter, niet de nadruk op het woord „privé" te leggen, want niets leek zozeer in strijd met de be tekenis van dit woord als de acco- modatie der zogenaamde club Zij was gevestigd in een groot huis, dat betere dagen had gekend, een huis met oorspronkelijk royaal gebouwde ruime vertrekken, maar deze waren nu verdeeld in een reeks uiterst klei ne kamertjes elk juist breed genoeg, om er een smal bed te zetten en de gelukkige bewoonster gelegenheid te geven, er in of uit te klimmen. Som mige van deze kamer-fragmenten deelden samen een venster, andere moesten zich vergenoegen met een nauwe spleet, die by warm weer geen lucht binnenliet, maar by kou een ijzige tocht in je nek deed blazen. Dorinda nu had een „kamer" met zo'n In de hall kwam zij miss Donald son tegen, een lange, benige figuur, met een streng uiterlijk. Maar het dient gezegd, die gestrengheid was slechts schijn. Nieuwe gasten kwa men er van onder de indruk; als zij er even waren, wisten ze, waaraan zich te houden. Achter haar eerst zo imponerend optreden, haar stijve haardos, haar ruige wenkbrauwen, verborg zich een eenvoudig, hartelijk mens, dat van het leven niet meer vroeg dan er vredig doorheen te ko men. „O, miss Donaldson", riep Dorinda, haar ziende. „Ik heb hem". „Wat De betrekking waarnaar U geïnformeerd hebt?" Dorinda knikte. „Ik heb de baan gekregen". „Zeker niet in Schotland?" Dorinda schudde het hoofd. Er kwam een droeve blik in de ogen van miss Donaldson. „Ik dacht zo: als U daar familie had, zou het prettig zyn". Opnieuw hoofdschudden van Do rinda. „Maar ik heb er geen". Miss Donaldson keek teleurgesteld. „Dat is ook vreemd, en u is zo jong. Neem mij nu eens. 't Is al meer dan twintig jaar geleden, dat ik naar 't Zuiden kwam en ik heb nog vijf-en-dertig familie-relaties in Schotland, allemaal neven". Dorinda lachte. „Ik heb geen neven om te tellen". „O, uw moeder was een Engelse, hebt U mij verteld, dat maakt na tuurlijk verschil. Die meneer Leigh, die U een paar maal heeft opgebeld, is hij soms een familielid van moe ders kant?" „Heel in de verte", antwoordde Do rinda, „U weet wel, het soort neef, dat je zo noemt als je hem nodig hebt, maar die anders eigenlijk hele maal geen familie is. Miss Donaldson liet als commen taar op deze mededeling een zuiver Schots „Imphm" (woord, dat alles en niets kan betekenen) horen. „Familierelaties kunnen heel on aangenaam zijn, maar het bloed kruipt soms waar 't niet gaan kan". Dorinda gevoelde, dat nu aan de eer was voldaan. Zij glimlachte op haar vriendelijke, gulle manier en ging verder: „Ik wilde juist gaan te lefoneren". Andermaal zei miss Donaldson „imphm", waarna zij in het sombere nol, dat zij met de weidse naam „kan toor" betitelde, verdween. Dorinda begaf zich in de telefoon cel en sloot de deur. Dit was de enige plek in 't gehele huis, waar men iets kon zeggen zonder dat,een ander het hoorde. In de smalle kamertjes kon men elk geluid van ieder mens bin nen de vier oorspronkelijke wanden van wat eens .een mooi, ruim ver trek was, vernemen. In de „hall", in de gangen, in de eetkamer of de con versatiezaal waren altijd mensen, die kwamen, gingen en luisterden - vooral luisterden. Sommige oude da mes hadden niets anders om belang in te stellen. Zij maakten er een studie van om alles wat zij gehoord hadden samen te voegen en het „nieuws" uit te wisselen met mede bewoonsters, als men 's avonds gezel lig om het open vuur zat geschaard. Zelfs merkten zij op wanneer en hoe lang de een of ander een bad nam; aan de tftd tussen binnenstromen en weglopen van het water konden zij afmeten, of iemand het ook meer dan haar rechtmatig aantal minuten ge bruikte. Judith Crane was scherp over de tong gegaan toen zij 't be stond, tweemaal daags te baden, maar gelukkig was zij tegen het eind van de week ook verdwenen. De telefooncel liet geen geluid naar buiten door. Dorinda had er altyd pleizier in, als ze achter de ruit men sen zag praten, terwijl hun monden open en dicht gingen als bij vissen in 't aquarium. Wanneer men evenwel zelf in die cel stond, gaf dit een pret tig gevoel, het gevoel, dat men zich in een eigen wereld bevond. En niet alleen daar, want men behoefde im mers slechts de cijfers van de schijf te draaien, om die wereld met iemand anders, daartoe uitverkoren, te delen. Dorina deed de vereiste manipu laties en wachtte. Iemand, die op dat ogenblik voorby zou zijn gegaan, zou misschien met welgevallen naar haar gekeken hebben. Er zijn zoveel droe vige, zoveel vermoeide, gerimpelde, stuurse en boze gezichten, dat het prettig is, eens een vrolijk gelaat te zien. En nu was het een feit, dat Do rinda bijna altijd vrolijk keek. Zij speelde dit zelfs klaar by een bezoek aan haar tandarts, in 't aangezicht van diens toch steeds vrij griezelig lijkende apparaten. Ze ging glim lachend door het leven, by tyd en wijle zeer vastberaden, maar door gaans spontaan-opgewekt. En als zij glimlachte, glimlachten haar ogen mee. Het waren heel gewone ogen, met eveneens heel gewone wimpers, maar ze konden een gouden gloed uitstra len als zij plezier had of iemand in haar smaak viel. Zij had goudbruin, heel dik haar; Justin Leigh had eens van „walnootkleur" gesproken. Waarbij hy wel zo minzaam was ge weest, om enigszins neerbuigend te verklaren, dat hij niet de kleur van de noot maar van het gepolijste hout bedoelde. Dorinda, destijds tien jaar oud, was lange tijd voor het noten houten bureau in de salon gaan staan, om bij zichzelf uit te maken, of Justin al dan niet iets vriendelijks had willen zeggen. Zij hield haar vlecht tegen het hout en constateerde, dat de kleur ermee overeen kwam. Na ferm borstelen kreeg het haar dezelfde gloed. Toch hield zij niet van de vlecht, want alle andere kinderen op school hadden kort haar. Op haar rustige maar vastbesloten manier nam zij dus de schaar van haar tante Mary en verwijderde de overtollig ge achte lokken. Er volgde een pijnlijk familietoneel, maar Dorinda sloeg er zich glimlachend doorheen, wel we tend, dat gedane zaken nu eenmaal geen keer nemen. Ook nu, als vol wassen jongedame, had zij nog altijd de vrolijke rose gelaatskleur uit haar prille jeugd, twee kuiltjes in de wan gen en een breede, aardige mond, rood genoeg om de „lipstick" te kun nen ontberen. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1955 | | pagina 12