Weldra aanbesteding van het
nieuwe Gasthuis te Vlissingen
BEWOGEN WEEK EIND
EEN SCHOON WILD HOEKJE
BIJ HET ZWAAKSE WEEL
10
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
WOENSDAG 29 JUNI 1955
NA TIEN JAAR IS HET THANS ZOVER,
Geprofiteerd van moderne
ontwikkeling
De ministeriële goedkeuring op het plan voor een nieuw bejaardentehuis
te Vlissingen is afgekomen. Binnen drie maanden zal de aanbesteding
worden gehouden van de bouw van dit complex, dat verryst aan de Koude-
kerkseweg. Reeds in 1945 bestonden er plannen om voor het Gasthuis
aan de Hellebaardierstraat een nieuw tehuis te scheppen.
Thans tien jaar later is het.zover. Met veel recht kan men in dit geval
zeggen: beter laat dan nooit. In die tien jaar immers is de zorg voor de
ouden van dagen onder de Nederlandse bevolking uitgegroeid tot eèn we
zenlijk deel van de maatregelen voor het welzyn van alle Nederlanders. In
vrijwel alle steden van enige betekenis verheugt men zich thans in het be
zit van bejaardentehuizen, die of gemoderniseerd wierden of een totaal
nieuw gebouw kregen.
Daarbij werden niet alleen in bouwte chnisch opzicht opmerkelijke resulta
ten bereikt, ook de interne verzorging van de ouden van dagen won er by.
Het pleit voor het gemeentebestuur van Vlissingen én voor het college
van regenten van het Gasthuis, dat men voor deze wyzigingen een open
oog heeft.
Hoewel er uiteraard nog practische
wijzigingen mogelijk zijn en het ge
heel ook in dit stadium nog geen defi
nitief karakter heeft, voldoet de to
tale opzet uitstekend. Dit bleek ons
tijdens een onderhoud met de heer
W. de Ridder van het college van re
genten.
Na de Franse bezetting was dit
tehuis zelfstandig. Maar men raakte
in financiële moeilijkheden door de
ongunst der tijden en tenslotte werd
met het stadsbestuur overeengeko
men, dat dit het exploitatietekort
voor zijn rekening zou nemen. Dat is
dus thans ook het geval, waardoor
het Gasthuis het karakter heeft van
een semi-gemeentelijke instelling.
Het blijkt aat dit geen bezwaren op
levert: de samenwerking tussen de
stedelijke autoriteiten en het college
van regenten is goed.
Zonder onderscheid
Men kent in ons land verschillende
typen van tehuizen voor ouden van
dagen. Er zijn er, waar de inwonen-
den zich kunnen inkopen en al naar
mate zij meer betalen en ook méér
recht op comfort en luxe kunnen la
ten gelden. Anderzijds heeft in ver
schillende steden de gemeentelijke
afdeling van sociale zaken tehuizen
in exploitatie, waarheen de mensen
faan, die onder de zorg van deze af-
eling vallen.
Zonder aan het karakter en de in
richting van deze tehuizen afbreuk
te doen kan men verklaren, dat Vlis
singen met het Gasthuis in dit op
zicht een bijzondere plaats inneemt.
Immers, hier kent men geen onder
scheid. De mensen, die zoals het
thans heet „van Drees trekken",
de zelfstandigen en de beter gesi
tueerden: zij worden hier allen gelij
kelijk behandeld. In dit verband is
het nuttig er nog eens op te wijzen,
dat men in het Gasthuis de echtpa
ren niet gescheiden heeft! Voor en
kele echtparen werden kamers vrij
gemaakt en toen de ruimte dit niet
meer toeliet, werden geen echtparen
meer aangenomen, zodat er zelfs
een wachtlijst is van echtelieden, die
wensen te werden opgenomen.
Goede reputatie
Over de gehele linie is de reputa
tie van deze tehuizen voor ouden van
dagen in de laatste twintig jaar ver
beterd. Van het Gasthuis in de
Scheldestad kan getuigd worden,
dat het altijd een goede reputatie had
en daar zijn ook de verschillende
moderne inzichten zeker niet aan het
college van regenten voorbij gegaan.
Men staat terecht op het stand
punt, dat aan de inwonenden zoveel
mogelyk vryheid moet worden gela-
tien en dat zal zeker ook in het nieu
we tehuis het geval zijn!
De bezwaren van het oude Gast
huis als woning zijn bekend. Niet al
leen is er door de oorlog veel bescha
digd en verwoest, wat onvervang
baar bleek, ook het vele trappen-
klimmen om maar iets te noemen
heeft zijn bezwaren voor de ou
den van dagen.
Geen wonder dus, dat er in 1945
reeds plannen werden gemaakt voor
een nieuw tehuis. De gedachten gin
De voorgevel van het nieuwe bejaar
dentehuis in Vlissingen, waarvan de
bouw binnen drie maanden zal wor
den aanbesteed.
gen daarbij uit, zoals thans ook zal
worden verwezenlijkt, naar een
tehuis van niet al te grote afmetin
gen.
In de nieuwe opzet zal plaats wor
den geboden aan 172 personen. Een
groter geheel zou de noodzakelijke
intimiteit aantasten en het gevoel
van een tehuis zou wegvallen. De
mensen moeten elkaar nog kennen...
Orde en zindelijkheid zijn het pa
rool in het Gasthuis en dat is een
leus, waarbij allen welvaren.
Voor de onverwachte bezoekers
was dit altijd weer een openbaring.
En het opvallende is dat de inwonen
den zélf blijk gaven dit te apprici-
eren en er naar te handelen. Toch
verdreef dit niet de sfeer van huise
lijkheid en gezelligheid.
Vriendelijke indruk
Het nieuwe complex, dat ligt bin
nen de Vondellaan-Koudekerk-
seweg-President Rooseveltlaan en
Const. Huygenslaan heeft ook
naar buiten deze indruk behou
den. Het geheel wordt uitgevoerd
in frisse en lichte kleuren. Voor
de representatieve hoofdingang is
een bordes; de tuin krygt een vy-
ver met een pergola, banken en
wandelpaden. Het wordt een gro
te tuin, waar het straks goed toe
ven is. De koperen dakbedekking,
de gele genuanceerde steen, de
stalen ramen en de twee balcons
over de gehele gevel verschaffen
het nieuwe tehuis een fraai uiter-
lyk, dat liet zeer wel zal doen.
Van het type A (1 persoonskamers)
komen er 96 met dus 96 bedden; Van
het type B (2 persoonskamers) telt
het plan 3 (6 bedden). Van het type
C (zit-slaapkamers) komen er in de
vleugel, evenwijdig aan de President
Rooseveltlaan 20 met in totaal dus
40 bedden. Voorts zijn er twee grote
kamers voor minder validen met 8
bedden en twee ziekenkamers met 4
bedden.
Op de derde verdieping zal men de
kamers voor het personeel vinden,
tien in totaal met 20 bedden.
Ontspanning
Een probleem, dat voor ieder te
huis voor ouden van dagen van be
lang is, vormt de ontspanning. Ook
daarin laat de leiding van het Gast
huis de mensen terecht volkomen
vrij. Maar waar er in het oude tehuis
niet voldoende gelegenheid is
dankbaar wordt gebruik gemaakt
van de gastvrijheid in het Schelde-
kwartier zal er in het nieuwe com
plex wel voldoende mogelijkheid zijn
tot recreatie. Overal is er op gelet,
dat de gezelligheid en de huiselijk
heid niet verloren gaat. Er zijn drie
grote eetzalen voor de ouden van da
gen; op elke verdieping één. Men
heeft zes conversatiezalen; ruime
terrassen zullen eveneens de gele
genheid bieden voor een genoeglijk
babbeltje.
In sommige tehuizen wordt de in
wonenden de mogelijkheid geboden
zélf koffie en thee te zetten. In het
nieuwe Gasthuis heeft iedere zaal een
kleine keuken, waar men deze zo ty
pisch Hollandse huiselijke bezighe
den kan verrichten.
Iedere kamer heeft een eigen was
tafel en kast voor de garderobe. Er
zijn twee logeerkamers voor even
tuele .gasten en de hygiënische voor
ziening is gewaarborgd met 16 dou
checellen en 7 badkamers.
Flats
Op beperkte schaal zullen er
flats komen voor echtparen op
leeftijd. Deze flats zijn los gedacht
van het eigenlijke tehuis. Het gro
te voordeel van een dergelijke
flat met kamer, slaapkamer en
keuken is dat men zich gebor
gen weet. Wordt één van de be
woners ziek, dan kan een beroep
worden gedaan op de leiding van
het tehuis. Op deze wijze behoe
ven de ouden van dagen, ook wan
neer zij apart wonen, zich niet
meer alleen en verlaten te gevoe
len.
Voor het personeel in totaal twin,
tig is goed gezorgd. Ruimschoots
wordt de gelegenheid geboden tot
ontspanning na de vaak inspannen
de werkzaamheden.
Wat de exploitatiemogelijkheden
betreft toonde de heer De Ridder
zich optimistisch. Weliswaar zal de
praktijk moeten aantonen of met de
ze opzet kan worden volstaan doch
alles is binnen de grenzen van het
mogelijke gehouden en het geheel
mag zeker verantwoord heten. Is er
later behoefte aan uitbreiding, dan
kan ook hieraan worden voldaan.
Met spanning wachten de bewoners
de verdere gang van zaken af. Nu,
na tien jaar zal het naar verhouding
niet meer lang duren alvorens de
eerste spade de grond in gaat
Een situatie-tekening waaruit men
duidelijk kan zien in welke omgeving
het nieuwe bejaardentehuis in Vlis
singen zal verrijzen.
ONDER ZEELANDS HOGE HEMEL
Speurtocht op de grens van Lente en Zomer
Tussen de koude buien door nodigt het Juni-zonnetje tot een speurtochtje
uit. Zo stilletjes aan is er weer heel wat veranderd in de natuur. De serin
genbloesem waait over het erf, maar de kamperfoelie gaat haar plaats
innemen. Overal ziet men wilde eenden met jongen van uiteenlopende leef
tijd. Soms een troepje kuikens van nog maar enkele dagen, dan weer een
toom, dat byna volwassen rondzwemt. Vele zangvogel-broedsels vlogen al
uit. Ergens in Biezelinge broedden een merel en een zanglijster in een
schuurtje vlak naast elkaar. Op een dode tak langs de weg zit een mezen-
gezinnetje, niet eens schichtig voor de passerende knetterende bromfietsen.
Deze vliegvlugge koolmeesjes met prachtige tinten in hun kers-verse vleu
geltjes dragen trots hun nieuwe zwarte petjes. Ze zitten op de tak te be
delen en het mezenmoertje vliegt nog af en aan met kleine rupsjes. Tot ze
daar zijn ze vliegensvlug voor, plotseling hun dorre tak verlaten om het
hoger op te zoeken in de populieren.
Ergens in 's Gravenpolder maakt
men mij opmerkzaam op een koolme-
zennest, bijna een meter diep in een
ijzeren buis voor erfafscheiding ge
bruikt. Je hoort de kleine vogels pie
pen, je ziet de oude koolmees met
voer er in verdwijnen, maar het is
bijna niet voor te stellen hoe de jon
ge diertjes er uit zullen kunnen ko
men. Toch wisten ze dat het vorige
jaar klaar te spelen en ook dit jaar
zal het wel weer lukken.
Langs de weg naar Kwa-damme
staan vele meidoorns roodachtig te
bloeien, ze zijn letterlijk paars van de
kou, al is het in mindere mate dan
enkele jaren geleden, toen er bijna
geen zuiver witte bloesem was te
vinden.
Intussen is de zon ook al weer ver
dwenen, donkere wolken hangen bo
ven de Westerschelde samengepakt,
maar ze komen er niet overheen. Dus
hebben de vlinders en de andere in
secten-zonnekinderen hun schuil
plaatsen tussen de planten opgezocht.
In de sloten staan de gele lissen op
zijn mooist, terwijl in het gras de
veldlathyrus haar geel omhoog beurt.
De kleine valeriaan meest nog paars
in de knoppen heeft deze hier en daar
in zacht-lila bloemtrosjes omgezet.
De witte sterretjes van de grasmuur
liggen als stengelloos over de ber
men gestrooid.
We naderen de wildenlisjes langs
de dijken in de omgeving van het
Zwaakse Weel. Diverse zangvogels
laten zich horen maar behalve een
zanglijster, die een populier tot po
dium koos, verbergen ze zich alle in
het dichte struweel van meidoorns en
kurkiepen. Daaronder staat veel
kleefkruid gemengd met ereprijs en
boterbloemen.
De bijen
Helemaal beneden aan de dijk tus
sen allerlei weggeworpen rommel
kruipen de decoratieve slingers van
de heggerank. Het lijkt bjj voorbaat
vruchteloos een onderzoek in te stel
len naar de aanwezigheid van de bij,
die zich speciaal met de bestuiving
van de groengeaderde bloempjes be
zig houdt.
En toch, er hebben zich twee bijtjes
verkleumd en gekromd in de bloemen
verborgen; als we ze er gemakkelijk
uitlichten, zijn ze inderdaad van de
gezochte soort, het heggerank-bijtje
(Andrena florea) gemakkelijk her
kenbaar aan de rode randjes langs de
achterlijfssegmenten. Zo vinden we
dit in de duinen veel voorkomende in
sect zelfs midden op Zuid Beveland..
Ja, als ik het laat vliegen, zoekt ze
onmiddellijk weer zo'n bloempje op
om de oude gekromde houding in te
nemen.
Wat verderop staan groepjes ver
fomfaaide witte (avond)-) koekoeks
bloemen. Dat is normaal, want pas
vanavond zullen deze bloemen zich
weer voluit openen. Enkele zien er
paars-achtig uit, maar ditmaal niet
wegens een paars-kleurig door de
kou. De afwijkende tint vindt zyn
oorzaak in de overvloed van stuif
meel, die vanuit de volle meeldraden
door bloembestuivers over de witte
kelkjes is uitgestreken. Ze laten zich
daardoor reeds op een afstand ken
nen als bloemen van manlijke plan
ten. Er staan ook vrouwelijke, maar
deze bleven mooi wit; hun kelken
zijn iets meer opgeblazen, ze moeten
straks de dikke vruchtendozen kun
nen omvatten.
Er boven zit al weer een zanglijster
helder te fluiten, de donkere lucht
heeft de vogels een beetje van de wijs
gebracht, voor hen schijnt het blijk
baar al avond te worden.
Zo horen en zien we ook de gras
mus en de braamsluiper. Een eind-
weegs van de dijk stijgt een reiger
op uit moerassig terrein, geel om
rand door boterbloemen. Met enige
moeite geraken we er, waar we on
gewild nog een reiger opschrikken.
Water valt er niet te bespeuren, maar
het gekwaak van de vele kikkers
waarschuwt voldoende, dat men dit
terrein niet ongestraft kan betreden.
Wilde vegetatie
We moeten dus genoegen nemen
met een overzicht op een afstand van
de wilde vegetatie. Dit is nog best de
moeite waard, want tussen de lage
essen en wilgen, nog gemengd met
elzen en riet bloeit een weelde van
grote valeriaan met hier en daar de
gele terras van een wederik.
De nu weer doorbrekende zon zet
het lage land onder een feeëriek
stryklicht, zodat de Zeeuwse pol
derweiden met vee en van veulens
vergezelde paarden op hun mooist
tot hun recht komen. Nu ook valt
het op, hoe de fijnkorrelige scher
men van het zevenblad, dat ver
wenste onkruid van onze bloem
tuintjes, het in de omgeving van
sloten en wegranden heel goed
doen.
De pret is niet van lange duur. De zon
zwaait als met één zwenk opnieuw
achter een wolk en plotseling begint
de ratelpopulier boven ons hoofd een
hevige kleppermars te slaan. Nu de
wind opsteekt zal de bui wel gauw
doorkomen; we doen wijs de vriende
lijke waarschuwing niet in de wind te
slaan.
Misschien zagen we veel van het
moois nog juist op tijd. Als we een
pas gemaaide berm passeren, weten
we, aat de hooimaand niet ver meer
weg is. Binnen enkele weken zal veel
van het aantrekkelijke langs de we
gen gesneuveld zijn onder de scherpe
aanvallen van de zeis.
FEUILLETON
HOOFDSTUK L
Toen Dorinda Brown de 8e Janu
ari, om vier uur 's middags, de Hea
ther (Heide) Club binnentrad, dacht
zij allerminst, zo juist de eerste stap
te hebben gezet op een weg, die haar
naar wonderlijke plaatsen zou voeren.
Als iemand haar dit zou hebben voor
speld, zou zij er zeker om hebben ge
lachen. Nu was 't een feit, dat zij nog
al heel gauw lachte, het hoofd wat
achterover, rimpeltjes aan de ooghoe
ken en haar mooie witte tanden dui
delijk zichtbaar. Iemand met een min
der goed humeur dan Dorinda zou de
opmerking van Justin Leigh, dat hij
de momenten van ware vrolijkheid brj
haar zou kunnen tellen, niet prettig
hebben gevonden, maar Dorinda lach
te weer en zei: „Wel, hier zijn ze dan
allemaal".
De Heather Club was geen club in
de ware zin des woords. Als men het
kind bij de naam wilde noemen was
het een pension en wie 't wat defti
ger wilde uitdrukken, kon van „privé-
hotel" spreken! Maar miss Donald
son, de pensionhoudster, meende een
combinatie van locaal-patriotisme en
„cultuur" te hebben bedacht door
haar inrichting een club te noemen,
tei*wijl een grote bos Schotse heide in
de kleine donkere hall de gekozen
door PATRICIA WENTWORTH
naam verder moest toelichten, 't Was
ook maar beter, niet de nadruk op
het woord „privé" te leggen, want
niets leek zozeer in strijd met de be
tekenis van dit woord als de acco-
modatie der zogenaamde club Zij
was gevestigd in een groot huis, dat
betere dagen had gekend, een huis
met oorspronkelijk royaal gebouwde
ruime vertrekken, maar deze waren
nu verdeeld in een reeks uiterst klei
ne kamertjes elk juist breed genoeg,
om er een smal bed te zetten en de
gelukkige bewoonster gelegenheid te
geven, er in of uit te klimmen. Som
mige van deze kamer-fragmenten
deelden samen een venster, andere
moesten zich vergenoegen met een
nauwe spleet, die by warm weer geen
lucht binnenliet, maar by kou een
ijzige tocht in je nek deed blazen.
Dorinda nu had een „kamer" met zo'n
In de hall kwam zij miss Donald
son tegen, een lange, benige figuur,
met een streng uiterlijk. Maar het
dient gezegd, die gestrengheid was
slechts schijn. Nieuwe gasten kwa
men er van onder de indruk; als zij
er even waren, wisten ze, waaraan
zich te houden. Achter haar eerst
zo imponerend optreden, haar stijve
haardos, haar ruige wenkbrauwen,
verborg zich een eenvoudig, hartelijk
mens, dat van het leven niet meer
vroeg dan er vredig doorheen te ko
men.
„O, miss Donaldson", riep Dorinda,
haar ziende. „Ik heb hem".
„Wat De betrekking waarnaar U
geïnformeerd hebt?"
Dorinda knikte.
„Ik heb de baan gekregen".
„Zeker niet in Schotland?"
Dorinda schudde het hoofd.
Er kwam een droeve blik in de
ogen van miss Donaldson.
„Ik dacht zo: als U daar familie
had, zou het prettig zyn".
Opnieuw hoofdschudden van Do
rinda.
„Maar ik heb er geen".
Miss Donaldson keek teleurgesteld.
„Dat is ook vreemd, en u is zo
jong. Neem mij nu eens. 't Is al meer
dan twintig jaar geleden, dat ik
naar 't Zuiden kwam en ik heb nog
vijf-en-dertig familie-relaties in
Schotland, allemaal neven".
Dorinda lachte.
„Ik heb geen neven om te tellen".
„O, uw moeder was een Engelse,
hebt U mij verteld, dat maakt na
tuurlijk verschil. Die meneer Leigh,
die U een paar maal heeft opgebeld,
is hij soms een familielid van moe
ders kant?"
„Heel in de verte", antwoordde Do
rinda, „U weet wel, het soort neef,
dat je zo noemt als je hem nodig
hebt, maar die anders eigenlijk hele
maal geen familie is.
Miss Donaldson liet als commen
taar op deze mededeling een zuiver
Schots „Imphm" (woord, dat alles en
niets kan betekenen) horen.
„Familierelaties kunnen heel on
aangenaam zijn, maar het bloed
kruipt soms waar 't niet gaan kan".
Dorinda gevoelde, dat nu aan de
eer was voldaan. Zij glimlachte op
haar vriendelijke, gulle manier en
ging verder: „Ik wilde juist gaan te
lefoneren".
Andermaal zei miss Donaldson
„imphm", waarna zij in het sombere
nol, dat zij met de weidse naam „kan
toor" betitelde, verdween.
Dorinda begaf zich in de telefoon
cel en sloot de deur. Dit was de enige
plek in 't gehele huis, waar men iets
kon zeggen zonder dat,een ander het
hoorde. In de smalle kamertjes kon
men elk geluid van ieder mens bin
nen de vier oorspronkelijke wanden
van wat eens .een mooi, ruim ver
trek was, vernemen. In de „hall", in
de gangen, in de eetkamer of de con
versatiezaal waren altijd mensen, die
kwamen, gingen en luisterden -
vooral luisterden. Sommige oude da
mes hadden niets anders om belang
in te stellen. Zij maakten er een
studie van om alles wat zij gehoord
hadden samen te voegen en het
„nieuws" uit te wisselen met mede
bewoonsters, als men 's avonds gezel
lig om het open vuur zat geschaard.
Zelfs merkten zij op wanneer en hoe
lang de een of ander een bad nam;
aan de tftd tussen binnenstromen en
weglopen van het water konden zij
afmeten, of iemand het ook meer dan
haar rechtmatig aantal minuten ge
bruikte. Judith Crane was scherp
over de tong gegaan toen zij 't be
stond, tweemaal daags te baden,
maar gelukkig was zij tegen het eind
van de week ook verdwenen.
De telefooncel liet geen geluid naar
buiten door. Dorinda had er altyd
pleizier in, als ze achter de ruit men
sen zag praten, terwijl hun monden
open en dicht gingen als bij vissen in
't aquarium. Wanneer men evenwel
zelf in die cel stond, gaf dit een pret
tig gevoel, het gevoel, dat men zich
in een eigen wereld bevond. En niet
alleen daar, want men behoefde im
mers slechts de cijfers van de schijf
te draaien, om die wereld met
iemand anders, daartoe uitverkoren,
te delen.
Dorina deed de vereiste manipu
laties en wachtte. Iemand, die op dat
ogenblik voorby zou zijn gegaan, zou
misschien met welgevallen naar haar
gekeken hebben. Er zijn zoveel droe
vige, zoveel vermoeide, gerimpelde,
stuurse en boze gezichten, dat het
prettig is, eens een vrolijk gelaat te
zien. En nu was het een feit, dat Do
rinda bijna altijd vrolijk keek. Zij
speelde dit zelfs klaar by een bezoek
aan haar tandarts, in 't aangezicht
van diens toch steeds vrij griezelig
lijkende apparaten. Ze ging glim
lachend door het leven, by tyd en
wijle zeer vastberaden, maar door
gaans spontaan-opgewekt. En als zij
glimlachte, glimlachten haar ogen
mee.
Het waren heel gewone ogen, met
eveneens heel gewone wimpers, maar
ze konden een gouden gloed uitstra
len als zij plezier had of iemand in
haar smaak viel. Zij had goudbruin,
heel dik haar; Justin Leigh had eens
van „walnootkleur" gesproken.
Waarbij hy wel zo minzaam was ge
weest, om enigszins neerbuigend te
verklaren, dat hij niet de kleur van
de noot maar van het gepolijste hout
bedoelde. Dorinda, destijds tien jaar
oud, was lange tijd voor het noten
houten bureau in de salon gaan staan,
om bij zichzelf uit te maken, of
Justin al dan niet iets vriendelijks
had willen zeggen. Zij hield haar
vlecht tegen het hout en constateerde,
dat de kleur ermee overeen kwam.
Na ferm borstelen kreeg het haar
dezelfde gloed. Toch hield zij niet van
de vlecht, want alle andere kinderen
op school hadden kort haar. Op haar
rustige maar vastbesloten manier
nam zij dus de schaar van haar tante
Mary en verwijderde de overtollig ge
achte lokken. Er volgde een pijnlijk
familietoneel, maar Dorinda sloeg er
zich glimlachend doorheen, wel we
tend, dat gedane zaken nu eenmaal
geen keer nemen. Ook nu, als vol
wassen jongedame, had zij nog altijd
de vrolijke rose gelaatskleur uit haar
prille jeugd, twee kuiltjes in de wan
gen en een breede, aardige mond,
rood genoeg om de „lipstick" te kun
nen ontberen.
(Wordt vervolgd.)