Een oriënterend overzicht van de Indonesische literatuur C Beeldhouwer Peter de Jong met hamer en beitel in de weer C. Zeeuws kunstenaar bracht de ramp in beeld Beeldententoonstel lin£ in Sonsbeek te Arnhem ZATERDAG 4 JUNI 1955 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT t .VAN SJA'IR TOT SONNET' W. A. Braasem schreef over de vele stromingen en personen HET LIJKT ER veel op dat koloniale verhoudingen niet erg bevorderlijk zijn om de literatuur, de vrije wilsuiting par excellence van een volk, tot bloei te brengen. Men ziet dat overal in de wereld, en de balans opmakend na het bestuderen van W. A. Braasems „Moderne Indonesische Literatuur" trof ons dit verschijnsel opnieuw. De bloei van de klassieke Maleise let teren had voor en omstreeks de zeventiende eeuw plaatsgevonden. Sindsdien was de literatuur volkomen verstard geraakt, dermate gebonden aan tradi tionele wetten, dat geen schrijver groot genoeg bleek om de vorm met zijn persoonlijkheid te doorboeken. Dat gold zowel voor het proza als voor de poëzie. Preciserend mag nog wel wor den aangeduid (het gaat immers om zo'n groot land met grote verscheidenheid aan stammen en talen) dat de klassieke letteren inderdaad meestal door Maleiers, afkomstig van Malaka, Riouw of Sumatra's Oostkust geschreven werden. Pas in de negentiende eeuw, aan vankelijk door het optreden van Ab dullah „de Taalleraar" (1797-1854), later, tegen het midden van de eeuw door de Pers met zijn feuilletons! die overigens grotendeels van minder waardig allooi waren) is er een zeke re vernieuwingsdrang, een kiem van nieuw leven te bespeuren in de vrij wel dodelijk verstarde Maleise lette ren. De evolutie van de samenleving was begonnen. Teneinde het peil van deze lectuur wat te verhogen, stelde de Nederlandse regering in 1908 een '„Commissie voor de Inlandsche School- ën Volkslectuur" in, die wel dra, onder de naam Balai Pustaka (boekenzaal) door de verspreiding van goede en goedkope lectuur (ook door het uitlenen er van) een zeer grote taak zou lcrjjgen. De betekenis van Balai Pustaka is inderdaad niet gemakkelijk te overschatten, hoe een. voudig en soms wat „wonderlijk" men ook begon. (Zo werden bv. soms Europese klassieken in vertaling zo „bewerkt" dat het was alsof ze in In- dië speelden!). Klassieke Maleise teksten werden her-uitgegeven, ver talingen, uit het Nëderlands en de wereldliteratuur werden in de loop der jaren bij honderdtallen door Ba lai Pustaka onder de bevolking ver spreid. Geschat wordt dat de laatste ja ren A'oor de tweede oorlog, d|e boekverkoop op 300.000 exempla ren per jaar kan worden gesteld, terwijl tussen 1908 en 1942 2000 verschillende titels op de markt werden gebracht. De „achter stand" echter spreekt wel duide lijk uit het feit dat bv. in 1922 het boek „De Schaapherder" van Olt- mans, dfe daarop volgende jaren Dumas' „De arle musketiers" veruit tot de meestgelezen boeken behoren. Balai Pustaka deed echter nog meer: er werden ook prijzen en premies uitgereikt, en, zoals zo vaak by jon- fe literaturen, was het vooral de on- erwyzerswereld die vele nieuwe Letterkundige kroniek door HANS WARREN schrijvers opleverde. Zelfs het werk van de besten onder hen was uiterst bescheiden van kwaliteit, maar toch was de aloude conventionele verstar ring doorbroken. POËZIE De eveneens volkomen conven tioneel geworden Maleise poëzie had nog meer tijd nodig om uit die Verstarring te ontwaken. De „sja'ir" een streng vastgelegde versvorm voor episch-didactische werken, heer ste nog oppermachtig en gaf vaak aanleiding tot de puurste rederijkerij. Langzamerhand, te beginnen met on geveer 1920, ontstaat dan ook in het Maleis een door het Westen beïnvloe de poëzie, persoonlijker van inhoud en in Europese vers-maten geschreven. Grote voorkeur bestond er en bleef er lange tijd bestaan voor het sonnet, daar dit met zijn strenge bouw a.h.w. als overgangsvorm tegemoet kwam aan de aan vele wetten gebonden In donesische dichter. „Indonesisch" inderdaad Is het beter om vanaf on- Ïeveer 1920 van Indonesische taal en ndonesische letteren te spreken, daar dan niet meer„ zoals in de klas sieke tijd, enkel de „echte" Maleiers, maar vooral Javanen, Ambonezen, Bataks en Minangkabause Maleiers de pen opvatten. Ook bestaat er reeds in die tijd van ontwakend na tionaal bewustzijn het verlangen tot de oprichting van een cultureel tijd schrift dat los zou staan van Balai Pustaka. uliurele avalcade IN BERLIJN wordt druk gewerkt aan de voorbereidingen van het reeds traditionele filmfestival, dat dit jaar van 2J/ Juni tot 5 Juli zal worden gehouden. Niet. minder dan 21 landen hebben reeds hun medewerking aan dit festival toegezegd'. Voor deze ge. beurtenis zullen bijzondere lucht vaartdiensten tussen Hannover en Berlijn worden georganiseerd. TE GENUA zal van 1 tot 12 October een concours worden gehouden óm de internationale vioolprys Nicolo Paga- nini- De jury zal bestaan uit promi nente Italiaanse en buitenlandse mu sici. VOOR HET JAAR 1955 is de „Grand Prix du roman de Vacademie Fran- gaise" toegekend aan Michel de Saint Pierre, voor zijn werk „Des aristocra- tes". Een Nederlandse vertaling van dit boek zal in het najaar verschijnen. DE DUITSE TENOR Marcel Wit. trisch is Vrijdagmorgen te Stuttgart overleden. Hij was de laatste tijd ern stig ziek. Wittrisch werd in 1903 te Antwerpen geboren. Hij verwierf grote bekendheid. Het zal echter tot 1933 duren eer Rit „Pudjangga Baru" (De Nieuwe Literaat") verschijnt. Daarmee is dan echter ook de vernieuwing defi nitief doorgebroken. Met de sterk Westers georiënteerde Takdir Ali- sjahbana en de meer in eigen Ooster se traditie wortelende Sanusi Pané en Amir Ham zak als voornaamste fi guren heeft dit tijdschrift, hoewel het nooit meer dan 150 abonnees had, tot aan de Japanse bezetting een grote invloed op de Indonesische let teren uitgeoefend. Het sociaal en vooral ook het nationale bewustzijn was ontwaakt, het klassieke Maleis werd omgesmeed tot een nieuwe een heidstaal, „Bahasa Indonesia" en in de literatuur drong eindelijk, vooral onder invloed van de Nederlandse beweging van '80 het persoonlijke karakter van elke schrijver door. Reeds dadeLjjk was er, zoals ge zegd, de onvermijdelijke controverse tussen het statische Oosten en het dynamische Westen: Takdir ver wachtte van het laatste vooral veel heil, anderen bezonnen zich vooral op het eigen Indonesische en Aziatische cultuurbezit. DE BREUK Door de Japanse inval kwam er een einde aan de naar Japanse smaak te Westers georiënteerde activiteit van Pudjangga Baru. Het jaar 1942 wordt een breukjaar: Reeds onder de Japanse bezetting maar vooral na 1945 komt een nieu we generatie, de „Angkatan 1945" aan het woord, een generatie die er zich volkomen van bewust is, verant woordelijk te zijn voor de groei van bet Indonesische volk. In het begin was er nog niet zo'n groot verschil tussen de generatie van '30 en die van '45, maar nadat het oude tijd schrift Pudjangga Baru herver- scheen (in 1948) is er een openlijke strgd ontstaan tussen de ouderen en de jongeren. Critisch en sceptisch geworden door de ervaringen moeten de jon geren niets hebben van het idealis tische droomland der ouderen. Zij stellen de inhoud en de oorspron kelijkheid van het moderne a-me lodische vers boven de retoriek, de zorg om klank en rythme der ouderen, en weigeren te blijven steken in de onvruchtbare proble matiek Oost-West. Kortom: het is de eeuwige strijd tussen literaire generaties, wéér ook ter wereld, hier nog verhevigd omdat het een nieuwe literatuur van een nieuw land betreft. De Angkatan 1945 heeft belangrijke figuren voortgebracht, zoals de sterk EXPOSITIE IN MIDDELBURG Oprecht en zuiver v/erk van Bulthuis Piet Bulthuis, wiens werken men tot en met 18 Juni kan zien in de kunst zaal van de firma Van Benthem en Jutting te jMiddelburg, is voor alles de man van de gouache! De gouache heeft klaarblijkelijk zijn liefde en vermoedelijk niet ten onrechte. Deze fijnzinnige wijze van weergeven van wat leeft en leefde om hem heen is ontegenzeggelijk het meest volkomen in overeenstemming met Bulthuis' liefde tot de schilderkunst en tot zijn talenten. Een oppervlakkige beschouwer zou kunnen menen, dat de schilder zich in vele van zijn werken verloren heeft in het detail, maar dat is beslist on juist, dat is schijn. Bij zijn gouaches is het detail altijd verantwoord aan gebracht, het is er onmisbaar en het versterkt bij Bulthuis' werk slechts de zeggingskracht! Een groot deel van de thans ten toongestelde werken is gewijd aan de watersnood op Schouwen, een reeks gouaches over de ramp, waarbij de schilder telkens opnieuw in gevoelige nuanceringen de oneindige verlaten heid van het rampgebied, de tristesse van een door het water geteisterd ge bied heeft weergegeven. B" ----- hij de mensheid door een frappez toujours" heeft willen meren voor de noden, welke er op Schouwen heersten. Hierbij ontstond het gevaar, dat men hem als een „massa-producent" gaat zien, als een man, die een goed geslaagd procédé ontdekte en dat uit wilde buiten. Het zou onrechtvaardig zijn Bulthuis dat aan te wrijven. Hij, de enige Zeeuwse kunstenaar, die in de gelegenheid was de ramp (in zijn woonplaats Zierikzee) te doorleven, heeft niet nagelaten zijn impressies weer te geven. Hij kón dat vermoede lijk niet nalaten en hij deed het eer lijk, oprecht en zuiver. In Zeeland kan men daar slechts dankbaar voor zijn! Bulthuis schilderde een bewogen epi sode in de hedendaagse geschiedenis, zoals een Constantin Guys kunstzin nig „rapporteerde" over heel een tijdsbestek. Daarnaast vindt men dan enkele „frappez, len alar- landschappen, gouaches ook, men zou haast schrijven „beleidvol" vervaar digd, met groot gevoel voor „ruimte- werkende" compositie en uiterst ge lijkmatig van toon. Soms enigszins té gelijkmatig. Eenzelfde gelijkmatig heid vindt men terug in de enkele olieverven, met als bewogener, ster ker doorleefd exponent het doek „Dijk bij Vianen". Een bijzonder charmant werkje la voorts om uit de veelheid een en kel voorbeeld te noemen „Dijk by avond" (Schouwen-Duiveland) en op vallend ook zijn de wat breder dan ae overige opgezette gouaches „De Mie- renboer" en „Weg naar Bruinisse". Tenslotte toont Bulthuis nog enke le plastieken In terra-cotta, gaaf werk, zoals men dat van deze schil der niet anders zou verwachten. Een met name voor Zeeuwen alles zins belangwekkende tentoonstelling, waar men weliswaar geen dynamisch, stérk aansprekend werk vindt, maar die boeit door de rechtschapen zui verheid van Bulthuis' kunstenaars schap. v. B. Nieuwe Franse film De filmproducent Michel Safra, voor wie Andre Cayatre onlangs zyn „Dossier Noir" heeft voltooid, heeft te Rome met de Italiaanse produ cent Angelo Rizzoli een contract voor co-productie voor drie films af gesloten, die door Cinedis gebracht zullen worden. „Paris Palace Hotel", een film van Henri Verneuil, scenario en dialoog van Charles Spaak, met Franqoise Arnoul, komt uit in November 1955. „Pour le Meilleur et pour Ie Pire" een film van André Cayatte, naar een scenario dat hij samen met Char les Spaak heeft geschreven, konjt 15 December 1955 uit. j „Trois Chambres a Manhattan" een film van Yves All egret naar de roman van Georges Simenon, met Michele Morgan, wordt gebracht in Juni 1956. individualistische jonggestorven dich ter Chairil Anwar (1922-'49), de pro zaïsten Idrus en Pram (Pramoe- dya Ananta Toer), de criticus Sitor Situmorang, en vele anderen. Onder tussen is deze zo veel belovende jon ge Indonesische literatuur in een ern stige impasse geraakt. Maar dit alles is nog geen „geschiedenis". W. A. Braasem geeft ons een hel der overzicht van al deze stromingen en personen, geïllustreerd met vele citaten (hij laat de corypheeën der generaties vaak zelf aan* het woord) en met goede vertalingen van moder ne Indonesische gedichten. Een uit voerige literatuuropgave en een in structieve bio-bibliografie van Indo nesische letterkundigen besluiten dit ook typografisch zeer goed verzorg de algemeen-oriënterende werkje. Peet, EXPERIMENT WERD SUCCES Tot vreugde stemmende traditie (Van onze redacteur beeldende kunsten) Een merkwaardig en opvallend feit om te beginnen: in Nederland heeft veel jaren de misvatting geleefd, dat „wij" wel een volk waren van schil ders, maar niet van beeldhouwers. Nu ja, er waren wel wat mensen die beelden maakten; veel aandacht kregen ze echter niet en omdat wy henzelf stelselmatig verwaarloosden, kregen ze buiten onze grenzen al helemaal geen kans. Nu is er vrij plotseling een volslagen ommekeer. Arnhem nam in 1949 het initiatief tot een grot® openluchttentoonstelling van Europese beeldhouwkunst, waarop de Nederlanders een behoorlijke plaats innamen. En ziet: het experiment werd een volslagen succes. Nurks, één der figuren van het monu mentdat prof. J. Bronner voor Haarlem schiep. Er blijkt voor de beeldhouwkunst in Nederland een groot publiek te be staan. Het ia, het op een manifes tatie als Sonsbeek 1949 had zitten wachten, om zijn interesse te tonen! Onder deze omstandigheden is het niet zo verwonderlijk, dat de Arnhem se initiatiefnemers zich thans voor de derde maal aan de organisatie van een tentoonstelling op Sonsbeek heb ben gewaagd; de tijd is rijp voor zulk een manifestatie. Toch is er nu reeds een ingrüpend verschil met 1949 merkbaar. Toen vertoonde met name de Nederlandse groep nog sterk de nawerking van de bezettingsjaren, ook in die zin, dat zij voor een groot deel bestond uit ont werpen voor herdenkingsmonumen ten. En die waren nu niet altijd even geslaagd. Op het ogenblik is deze golf weggevloeid. De beeldhouwers zoeken weer hun eigen onderwerpen, werken in hun eigen styl, zonder genoodzaakt te zijn tot een vorm van pathetiek die hun eigenlijk niet ligt. Ik bedoel daarmee niets onvrien delijks. Maar een feit is, en de Neder landse inzending op Sonsbeek bewijst voor mijn gevoel zonneklaar, dat de Nederlandse beeldhouwers over het algemeen een gezond realisme hul digen, dat zich kenmerkt door een ze kere gevoeligheid, een hang naar in timiteit en een vrij algemene afkeer van alle experimenten. Eigenlijk ken ik maar één uitzonde ring: de in Parijs wonende Lottie van der Gaag. Deze werkt volkomen non- figuratief en sluit zich hierin bij som mige schilders aan. Maar zelfs haar eigen vakgenoten nemen haar eigen lijk niet serieus. Dat is wel het geval met W. Couzrjn, die af en toe, bij wijze van experiment, in als symbolisch be- VOOR ZEEUWSE HOOFDSTAD Gestaag werkend kunstenaar (Van een onzer redacteuren). IN DECE1MBER 1954 kreeg de Haagse beeldhouwer Peter de Jong op dracht van het Middelburgse gemeentebestuur voor het maken van een ont- werp voor een beeld, dat de Vlissingse Brug in Middelburg straks zal sie- ren. Het zal een „stadstimmerman" voorstellen, in de weer met hamer en ±JË beitel. Nabij de Vlissingse Brug kan men dezer dagen de beeldhouwer eveneens wmf'" met hamer en beitel in de weer zien: een vier ton wegend brok kalksteen I |k uit Frankryk moet wat „bygehakt" worden, alvorens er het beeld van de I li||Éffi Jmvlm stadstimmerman uit geschapen kan wordenfflKgjT Peter de Jong, vier en dertig jaar 4MÉi -oud, is een rustig man, die wat ver- baasd kijkt wanneer hem gevraagd wordt of hij het beeldhouwen reeds lang beoefent. „Sindt m'n zeventien de jaar", luidt het laconiek gegeven antwoord, en in de toon klinkt door, dat voor De Jong in feite nooit iets anders bestaan heeft! Weldra blijkt dan ook, dat deze kunstenaar in zijn scheppend vak een kalme vreugde vindt, die in de loop der jaren wel verdiepte, maar die toch ook de glans van het jeugdig enthousiasme, dat er d!"Sh°"ftetWiifelti seweest is' beh°u" Gipsmodel van het beeld Met assistentie van een arbeider van Gemeentewerken wordt het mas sieve' brok kalksteen thans bijgehakt. „Prachtig materiaal", merkt De Jong op; „het is voor het eerst, dat ik met deze steen werk". Over ongeveer acht weken hoopt hij het beeld gereed te hebben. Het is niet voor het eerst, dat deze Haagse beeldhouwer voor bet Middelbiirgs gemeentebestuur werkt. Hij was ook de man, die de ruitertjes voor het raadhuis na tuurgetrouw nabootste. ,.Ze staan nog kalm beneden, in afwachting van bet volledig herstel van de to ren", aldus Peter de Jong. „Go- Beeldhouwer Peter de Jong, staande rechts, met hamer en beitel in de weergeassisteerd door een Middel burgs gemeente-werkman. Stadstimmerman'', dat nabij de Vlis singse brug te Middelburg zul worden opgesteld. thïek eist geduld", schreven wy in Maart 1952, eveneens na een ge sprek met Peter de Jong, die toen krijgsmannetjes van het vernielde klokkenspel tot in details hun vroegere glorie hergaf „Nee, gebrek aan opdrachten is er gelukkig niet. Ik ben momenteel ook bezig aan een Kruisweg, in opdracht van het zusterhuis Mariënheuvel in Heemstede", zo vertelt de beeldhou wer, die o.m. studeerde aan de Haag se en aan de Antwerpse academie. Hoewel De Jong de diverse opdrach ten met ware arbeidsvreugde vervult, zQn er toch speciale aspecten, die zijn voorliefde hebben. Eén daarvan is het maken van portretten, kinderkop jes met name. „Hoewel dat erg moei- doelde werken abstracte vormen toe past. Maar hij vertoont in zijn figura tieve werken dan ook grote kwali teiten. VOORKEUR De herkenbare voorstelling heeft echter de voorkeur bij onze beeldhou wers. Vandaar, dat H. M. Wezelaar zyn visserijmonument voor IJmuiden de gestalte gaf van een machtige vis ser in oliejas, met een scheepslan taarn in zyn hand. Ik vind dit beeld van dezelfde kwaliteit als de Dok werker van Mari Andriessen, waar van hier een voorstudie aanwezig is. Het voor Haarlem gedachte Hilde- brandmonument voor prof. Bronner is van eenzelfde realisme, zij het meer gestyleerd en verfijnd en zelfs wat illustratief van karakter. De acht af zonderlijke beelden zyn zeer gelukkig opgesteld, ruimer trouwens aan met de bedoelingen van de maker klopt; maar zij hebben hierdoor aan kwali teit gewonnen. Aan kleine portretten is hier veel moois te zien: allereerst het zeer ge voelige conterfeitsel, dat Charlotte van Pallandt maakte van Koningin Juliana, dat Toor. van P. d'Hont, ver rassend van psychologische benade ring, en Kop, van H. Verhulst. TRADITIE IN WORDING Wekt dus de Nederlandse groep eni germate de indruk, dat de ontwikke ling van de beeldhouwkunst zich hier wat terzijde van de grote stromingen voltrekt wat er op het ogenblik in ternationaal gaande is vindt men in de buitenlandse inzendingen ten volle weerspiegeld. Niet volledig trouwens, want enkele zeer belangrijke figuren ontbreken er jammer genoeg, zo de Italianen Ma- rini en Manzu, verder Brancusi. Daar entegen zien we werk van andere, hier volkomen onbekende figuren, dat vaak van een verrassende kwaliteit is. Dat de grote doden: Rodin, Bour- delle. Maillol. Despiau, Dégas, hier met hun mooiste werken vertegen woordigd zijn, spreekt welhaast vanzelf. Zij vormden in 1949 al het hoogtepunt van de expositie, ten minste Rodin en Maillol. Maar de fijne danseresjes en het paardje van Dégas zijn hier nog nooit ge weest en ook van Despiau zagen We hier nog veel te weinig. Er zijn meer grote kunstenaars ver- tegenwooi-digd die niet meer tot de levenden behoren: de Duitsers I>ehm- bruck en Barlach, de een van een grote overgevoeligheid, zich uitend in sterk gerekte vormen, de ander van een haast vierkante, mannelijk-robus- te monumentaliteit, ook in zijn klei ne werk. Om me nu verder tot de levenden te bepalen: ik zou nog willen noemen de mooi getypeerde Haan, van de Ita liaan Minguzzi, de Danseres, van zyn landgenoot Macherini, het telkens weer voortreffelijke werk van de En gelsman Henry Moore, met name liens Krijgsman met Schild, twee zeer mooie sculpturen van de Fransman J. Lipchitz, de zeer dynamische Koe herder, van de hier vrijwel onbekende Italiaan P. Fazzini en de machtige Stier, van Remo Rossi, eveneens een naam om te onthouden. Arnhem, begonnen als een experi ment. gaat een traditie worden. In aanmerking genomen wat er ditmaal weer tot stand is gekomen, kan men zich daarover slechts verheugen. lijk is", merkt hij nadenkend op. „Maar het leukste werk is wel om zo maar, zonder model, zonder op dracht en zuiver naar inspiratie een brok steen te bewerken. Dat werk gaat dan nogal eens naar exposities. Maar er zijn natuurlijk ook „winkel dochters" by", deelt Peter de Jong openhartig mee. Waarna hy hamer en beitel weer opneemt en voortwerkt aan de ruwe materie, waaruit straks het kloeke beeld van de ..Stadstimmerman" zal groeien, dat intussen in gips gereed kwam. Terloops vertelt de Haagse kunstenaar nog, dat hij intussen ook opdracht kreeg voor werk aan de Hulster basiliek. „Wat het precies is, weet ik nog niat. maar het zal een dag of tien in bes~ig nemen". Een rustig, maar gestaag werker, die zijn opdrachten artistiek verant woord aflevert. Zoals men te zijner tijd zal kunnen constateren aan o.m. zijn aandeel in de restauratie van het Middelburgse raadhuis en aan zijn „Stadstimmerman" bij de Vlissingse Brug.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1955 | | pagina 7