Prof. Brouwers besprak industriële
expansie van Nederland
Daar ging de iefde
UITWISSELINGSBEZOEK OUDERS
JEUGDHERBERGEN EEN SUCCES
NEDERLANDS GLORIE TER ZEE
IN PRINSENHOF TE DELFT
JIMMY BROWN opent een rijschool
10
PROVINCIALE ZEEUWSE C OU R-ANT
DONDERDAG 2 JUNI 1955.
OPVOERING VAN ARBEIDSPRODUCTIVITEIT
Geert verslechtering meer mogelijk
van concurrentievoorwaarden
(Advertentie)
Het Koninklijk instituut voor ingenieurs hield gisteren in Rotterdam
zijn jaarvergadering. De secretaris-generaal van het ministerie van econo
mische zaken, prof. G. Brouwers, 6prak in deze bijeenkomst een rede uit
over de industriële expansie in Nederland.
Spreker concludeerde, dat Nederland bezig Is zich een vooraanstaande
plaats in de rij der industriële naties te verschaffen. Terwijl de eerste vijf
jaar die van herstel van de oorlogsschade kunnen worden genoemd, en de
jaren 1951 en 1952 heftig bewogen werden door de schokken, die de Korea-
crisis veroorzaakte, heerste in de laatste twee jaar een in intensiteit steeds
toenemende hoogconjunctuur, die een sterke stijging in de productie ver
oorzaakte.
„Wanneer wij ons", aldus prof.
Brouwers, „in het tumult van de tech
nische, de economische en de politie
ke gebeurtenissen trachten te bezin
nen, waar wij staan, dan is er een
belangrijk feit nl. dat de breuk, die de
tweede wereldoorlog in de economi
sche ontwikkeling heeft geslagen, is
hersteld.
Op een nieuw niveau en in een
nieuwe technische en politieke omge
ving vervolgen wij de trendlijn, die
over een langere periode dan het de
cennium, dat zomeer onze activiteit
heeft geabsorbeerd, is te trekken.".
In volle beweging.
Door tal van wrijvingen en tegen
stellingen is de mate van internatio
nale economische samenwerking in de
Westerse sfeer nog zeer onvolkomen,
maar de wereld als geheel is econo
misch in volle beweging. Nieuwe lan
den van grote omvang, politiek ge
ëmancipeerd, die zich grotendeels nog
in een meer of minder primitief sta
dium bevinden, ontwikkelen zich, ge
holpen door de middelen der moderne
techniek, in een soms revolutionnair
tempo.
Andere weer blijven als gevolg van
politieke instabiliteit ten achter. Het
is dan ook niet voor niets, dat het
vraagstuk van de onontwikkelde ge
bieden steeds meer als een der cen
trale problemen in de wereldpolitiek
wordt beschouwd, aldus prof. Brou-
Wat ons land betreft: met een be
volking van in 1970 13 millioen,
wordt een stijging van de totale pro
ductie van goederen en diensten van
1954 tot 1970 vereist met 13 milliard.
De industrie als zodanig zal het groot
ste deel van de toekomstige werkge
legenheid en welvaartsvermeerdering
moeten opleveren.
De industriële productie zelf zal dan
in het kader van deze berekeningen
van 1954 af nog moeten toenemen
met ongeveer 40 procent.
Ten overstaan van 1954 dient de
industriële uitvoer te stijgen met 35
procent. ±J1J de opvoering van de in
dustriële export ligt het centrale pro-
bleem van onze toekomstige econo
mie, waarnaar alle overige elementen
van het economische beleid zich zullen
moeten richten.
Concurrentiepositie.
De prijsstijging van onze export
producten, welke tussen 1950 en 1970
zal moeten optreden om de concurren
tiepositie intact te houden, is door de
snelle loon- en prijsstijgingen der af
gelopen jaren vrijwel geheel ver
bruikt. Thans kunnen wij geen ver
dere verslechtering van de concurren
tievoorwaarden verdragen, zonder
daarvan op de duur ernstige schade
te ondervinden.
Men mag in grote trekken wel zeg
gen, dat wij in dit opzicht ongeveer
de limiet hebben bereikt, die de nood
zaak van economische expansie aan
ons land stelt. Dit laatste geldt te
meer, omdat er nog een aantal onop
geloste vraagstukken in onze econo
mie zijn overgebleven, waarvan prof.
Brouwers in het bijzonder noemde
noodzakelijke huuraanpassïng, ouder
domsvoorziening, die nog in prijs- en
loonpeil moeten worden verwerkt.
Slechts een opvoering van de ar
beidsproductiviteit kan de productie
doen toenemen. In de twintigjarige
periode tussen 1950 en 1970 zou een
totaal-bedrag in de verschillende sec
toren onzer economie moeten worden
geïnvesteerd van maar liefst 100 mil
liard gulden.
Prof. Brouwers ging vervolgens in
op de eisen welke aan onze industrie
gesteld moeten worden in vergelij
king ook met het buitenland. Een
van de krachtigste factoren om onze
economische positie in dit expansie
proces te versterken is gelegen in de
uitbreiding van de binnenlandse
markt, van waaruit wij het economi
sche offensief moeten voeren.
Onzekerheid.
Onze industriële expansie staat
bloot aan tweeërlei onzekerheid. De
eerste onzekerheid betreft de techni
sche evoluties en de economische
structuurveranderingen, die in deze
zo heftig bewogen wereld in de toe
komst te verwachten zijn. De tweede
onzekerheid betreft de algemene con
junctuur.
Wat wij kunnen en moeten trach
ten te voorkomen, dat is, dat deze
tijdelijke teruggangen ons doen af
glijden in een depressie van langere
duur, die onze moderne Westerse
maatschappij moeilijk meer kan ver
dragen. Wezenlijk is dit probleem en
zeker voor zover het ons land betreft,
slechts oplosbaar door internationale
samenwerking en internationale
maatregelen.
Sluipende inflatie.
In de op het ogenblik in binnen- en
buitenland op het gebied van lonen
en prijzen bestaande situatie moet
ten minste de stabiliteit van het bin
nenlandse prijsniveau, zoals dat vóór
1954 drie jaar lang het geval was,
verzekerd zijn. Dalingen van invoer
prijzen zouden in het binnenlandse
prijsniveau moeten doorwerken en op
grond van productiviteitstoeneming
gestegen lonen zouden dit niveau als
geheel niet mogen verhogen.
In plaats van deze stabiliteit kan
men thans echter in zekere zin een
sluipende inflatie waarnemen, waar
bij kostenstijgingen op de ene plaats,
niet meer door kostendalingen op een
andere plaats worden gecompenseerd
en waarbij een door de excessieve
hoogconjunctuur bevorderde loon- en
prijsstijging dreigt te ontstaan, die,
wanneer zij niet wordt gestuit, onze
relatief gunstige kostenpositïe uitein
delijk wel eens in een relatief ongun
stige zou kunnen doen verkeren.
BENELUX-TEAM NAAR ENGELAND
Aantrekkelijke vorm van
internationaal samengaan
(Van een bijzondere medewerker)
Reeds lang werd in een aantal in
ternationaal aangesloten Jeugdher
berg Centrales gedacht aan de mo
gelijkheid tot uitwisselingsbezoeken
van de jeugdherbergouders. Tussen de
verschillende landelijke bureaux be
staat veel contact. In de „Internatio
nal Touth Hostel Federation" wordt
getracht een lyn in het jeugdherberg-
werk te krjjgen en worden internatio
nale afspraken gemaakt, b.v. betref
fende het gebruik van trekkerskaar-
ten, huisregels, normen voor de inrich
ting, prijzen, enz.
Om de uitwerking van allerlei af
spraken te realiseren is contact tus
sen de jeugdherbergouders uit de ver
schillende landen gewenst. De hoge
kosten die hiermede gepaard gaan
maakten een breed contact tot nu toe
onmogelijk. Vooral in Engeland werd
gestreefd naar contact.
In 1954 durfde de English Youth
Hostel Association (YHA) het aan
een groep Duitse herbergouders uit te
nodigen. Een 14-daagse trip werd ge-
-,akt langs verschillende jeugdher-
'gen. Het „Westdeutse Jugendher-
bergs Verband ontving in het najaar
van 1954 een tegenbezoek uit Enge
land. Dit contact werd zo gewaar
deerd, dat de YHA besloot op de inge
slagen weg voort te gaan. Zo bereikte
de Nederlandse, de Vlaamse, de Waal
se en de Luxemburgse Jeugdherberg
Centrale de uitnodiging met een Be
nelux jeugdherbergoudersgroep naar
Engeland te komen. Deze uitnodiging
werd aanvaard. Jammer was het ech
ter, dat de Luxemburgse Centrale
geen ouders kon sturen, daar deze
zich moeilijk vrij konden maken.
In Chichester werd de groep op het
stadhuis ontvangen door de vrouwe
lijke burgemeester en in de jeugdher
berg te Winchester door de ouders
Groen, die van Nederlandse oorsprong
bleken te zijn. Ook hier was een ont
vangst door de burgemeester.
Ook in Exeter (Somerset) vond in
het stadhuis een ontvangst plaats. Na
Exeter werden de jeugdherbergouders
verdeeld over een twaalftal jeugdher
bergen, t.w. in Wales, Cornwall, So
merset en de Cotswold. Drie dagen
waren bestemd om in nauwer con
tact te treden met het dagelijkse werk
in de Engelse jeugdherbergen. Over
het algemeen was deze gunstig.
In Oxford werd een lunch aangebo
den door het „Corpus Christi College"
De heer A. L. P. Norrington, president
van het Trinity College, sprak een
rede uit.
Tijdens een tweedaags bezoek aan
Londen werd een debat biigewoond in
het Lagerhuis, waarna een ontvangst
plaats vond door leden van het Par
lement. Gesproken werd er o.a. door
mr. Arthur Blenkinsop M.P., lid la-
bourfractie en oud-minister in het ka
binet van Attlee.
In Engeland wordt het werk ge-
Een internationaal
koffiebureau
Op een speciale koffieconferentie te
New York hebben 14 landen van La-
tijns-Amerika en de Belgische Congo
de oprichting goedgekeurd van een
internationaal koffiebureau. De in
stelling van dit bureau was voorge
steld door de enige tijd geleden te San
Juan in Porto Rico gehouden confe
rentie van koffieproducerende lan
den. Brazilië, Columbia, Mexico en
San Salvador zjjn benoemd tot lid
van een commissie, die tot taak heeft
de oprichting in bijzonderheden voor
te bereiden. De oprichtingsvoorstellen
zullen aan alle koffieproducerende
landen worden voorgelegdmet het
verzoek binnen zestig dagen medede
ling te doen van aanvaarding of ver
wei-ping. Men wil tot een stabilise
ring op de koffiemarkt komen.
Advertentie
m Krabben en peuteren
maakt de kwaal steeds
*45**^ erger. De helder vloeibare
D.D.D. dringt diep in de
steund door de overheid. Niet met een
vaste subsidie, doch er worden be
dragen uitgetrokken voor de opbouw
van het jeugdherbergwerk. De exploi
tatie moet geschieden door particulie
re initiatieven.
In het Cecil Sharp-house, het ge
bouw van de Engelse volksdansorga-
nisatie werd een volksdansbal bijge
woond. Dit gebouw, dat speciaal voor
volksdans- en volkszangavonden werd
gebouwd maakt een geweldige in
druk. In de danszaal kunnen 500600
mensen dansen. De wanden van de
zalen zijn met prachtige fresco's ver
sierd.
Het contact tussen de Engelse jeugd
herbergorganisatie en de Benelux is
een succes geworden. In onderlinge
discussies werden problemen en syste
men van de verschillende organisaties
besproken. Over het algemeen laat de
sociale positie in de meeste landen nog
te wensen over. Ook in de Benelux-
landen. Hoewel de salarissen van de
Engelse „wardens" veel hoger liggen
dan in Nederland, hebben zij nog geen
pensioenfonds.
Ook dit internationale contant zal
de samenwerking tussen verschillende
Europese volkeren zeker bevorderen.
OP DE ZEVEN ZEEËN
Aanvoer moet beveiligd worden
Een vriendelijke Delftenaar wjjst ons in het Prinsenhof de kogelgaten, die
herinneren aan de moord op Prins Willem I, de Vader des Vaderlands.
Twee kleine beschadigingen, zorgvuldig achter glas bewaard. In de loop
van 371 jaren is niemand op de gedachte gekomen, deze twee kleine won
den in steen te helen. Nimmer heeft een metselaar, met troffel en specie,
deze gehavende plaatsen weer glad gestreken. Dit maakt een diepe indruk,
wanneer men langzaam rondgaat door de zalen en vertrekken van de sta
tige Prinsenhof, kort na de opening van de expositie „Hollands Glorie".
Het beroemde Delftse gemeente-museum staat tot 15 Augustus in het te
ken van Nederlands geschiedenis ter zee. Luitenant-admiraal b.d. C. E. L.
Helfrich heeft deze in vele opzichten belangwekkende expositie op zinvolle
wijze geopend.
Door de eeuwen heen lag Hollands
Glorie op de zee. Men moet daarbij
niet allen denken aan de zeeslagen,
die een goed deel van de jaartallen
boekjes in beslag nemen. Al deze
heldenfeiten werden niet verricht om
dat de Nederlanders zoveel plezier
hadden in het leveren van zeegevech
ten, maai- omdat reeds in de vroegste
tyden de Nederlandse handel moest
worden beschermd.
Het handeldrijven was primair
navigare necesse est! Het optreden
van machtige vloten, aangevoerd door
dappere admiraals, secundair. De di
recteur van het Delftse museum, de
heer D. H, G. Bolten, is bij het voor
bereiden van deze veelomvattende
tentoonstelling terecht uitgegaan van
de gedachte, dat de geschiedenis van
de Nederlandse koopvaardij nauw
verweven is met die der krijgsver
richtingen ter zee.
Zeven eeuwen vaderlandse ge
schiedenis worden hier op eën unieke
wijze gedoceerd. Men ziet het schil
derwerk van de eerste reporter ter
zee, Willem van de Velde de Oude, en
de prachtige tapisserieën, waarop
zeeslagen staan afgebeeld. Scheeps
modellen, schegbeelden, vergeelde do
cumenten, uitrustingsstukken, kost
bare portretten, oude zeekaarten en
alle mogelijke andere voorwerpen, uit
verscheidene musea en particuliere
verzamelingen bijeengebracht.
Het verleden is de achtergrond van
het heden; wat goed is in het heden,
dient voor de toekomst bewaard te
blijven. Dat zei admiraal Helfrich,
toen hij de expositie ten overstaan
van de vele genodigden officieel open-
16. Ja. juist toen Jimmy Brown in heilige veront
waardiging over de onmenselijke houding van mevrouw
Knuf van Knaffelaer deze uit zijn auto had gesleurd,
was eensklaps hoofdcommissaris Van Koeieneren ten
tonele verschenen. Hij had van de aanrijding zelf niets
gezien, maar hij had wèl aanschouwd hoe de chauf
feur van de leswagen de echtgenote van zijn hoogste
chef, want dat was de burgemeester toch, handtaste
lijk bejegende. „Oh, meneer Van Koeieneren", riep de
burgemeestersvrouw met haar ogen ten hemel geheven,
„wat een gróót geluk, dat u tussenbeide hebt kunnen
komen. Deze schavuit heeft me eerst aangezet deze
bejaarde dame aan te rijden en daarna heeft hij mij
diep beledigd. Ik wil een aanklacht tegen hem indienen.
„Knuf" heeft de verachtelijke vlerk tegen mij gezegd en
daarna heeft hij mij met zijn vieze oliehanden aange
raakt inplaats van het arme bejaarde slachtoffer on-
mïödelijk hulp te gaan bieden". Daarna snelde zij
naar het dametje dat bleek en beduusd met een klein
zakdoekje haar oog stond te betten. „Oóóöh, lieve help,
jij bent 't, Mel'anle, jij, m'n goede vriendin. Die sme
rige autovent heeft jou aangereden. Ach, m'n lieve, je
hebt je hoop ik, niet èrg pijn gedaan1" Jim
my Brown had in z'n leven heel wat meegemaakt, maar
dit was toch wel zijn meest verbijsterende ondervin
ding. Zoveel valsheid, zoveel gemene huichelarij was
hij nog nooit tegengekomen. „Knuf!", schreeuwde hij
buiten zichzelf, „dit gaat alle perken van het fatsoen
te buiten". „Inderdóód meneer de chauffeur", sprak de
commissaris, „ik arresteer u en ik neem u mee naar het
bureau I"
de. Zijn woorden sloegen een brug
tussen het heden en het verleden en
het was goed, dat juist deze vloot
voogd sprak, omdat hij in het recente
verleden een belangrijke rol in de
strijd ter zee heeft gespeeld.
De marine en de koopvaardij, deze
beide elementen van de zeemacht,
hebben elkaar in de tweede wereld
oorlog weer gevonden en leren waar
deren. Nederland heeft, in groter ge
allieerd verband, bewezen dat het ter
zee wel degelijk meetelt. Dat zal zo
moeten blijven, ook nu in NAVO-ver-
band wordt samengewerkt. De over
zeese aanvoer blijft van vitale bete
kenis en het is de historische taak
van de Koninklijke Marine, de ver
bindingslijnen op de zeven zeeën te
beveiligen. By het bepalen van het
Nederlandse aandeel in de NAVO
moet vooral aan dit punt aandacht
worden geschonken.
Uitvoerig schetste admiraal Hel
frich de historische ontwikkelings
gang, die tot een verantwoordelijke
taak ook in het heden heeft geleid.
Nederland heeft een zeegaande vloot
nodig en niet alleen maar een beperkt
aantal kleine schepen voor de kust
en havenverdediging.
Gasvoorziening voor
N.0.-Nederland
Vertegenwoordigers van 21 ge
meenten uit de vyf Noordoostelijke
provincies hebben in beginsel een
ontwerp aanvaard voor een gemeen
schappelijke regeling tot behartiging
der belangen van de gasvoorziening.
Als uitvoerend orgaan zal dienen
„het openbaar lichaam gasvoorzie
ning Noordoost Nederland", geves
tigd te Zwolle.
Tot deze regeling kunnen toetre
den gemeenten uit Groningen, Fries
land, Drenthe, Overijssel en Gelder
land, die aardgas betrekken of van
plan zijn dit te doen. Ook gemeenten,
die geen aardgas betrekken, maar
wel gas produceren of distribueren,
kunnen zich aansluiten, indien dit in
het belang van samenwerking op het
gebied van de openbare gasvoorzie
ning wórdt geacht.
Het doel van het openbaar lichaam
is in het bijzonder het voerén van on
derhandelingen met de staat over de
voorwaarden van levering van aard,
FEUILLETON
door MART BURCHELL
Een paar keer merkte ze dat ze
zichzelf moed insprak. „Het komt
allemaal wel in orde, maak je nu
maar geen zorgen, alles komt best
terecht. Wacht maar tot ie thuis
bent, dan verzin je er wel Iets op".
Hoe was ze In vredesnaam in deze
afschuwelijke dramatische toestand
verzeild geraakt, vroeg Hope zich
wanhopig af. Errols aanbod van die
vijfduizend gulden op zijn voor
waarden scheen haar nu zo abnor
maal toe. Maar hoe had ze anders
kunnen handelen? Hij was de enige
geweest tot wien ze zich had kun
nen wenden. Als ze zijn aanbod niet
had aanvaard, zou Richard onge
twijfeld de gevangenis ingedraaid
zijn. Had ze dat kunnen laten ge
beuren? Zou ze zelfs nu, nu ze nog
zo veel meer over Richard wist,
zich kunnen indekken dat hij in de
gevangenis zat zonder dat ze alles
ui het werk stelde om hem te be
vrijden?
Het zou zo veel eenvoudiger zijn
geweest, als ze Richard had kun
nen haten. Maar dat kon ze niet.
Ze had haast evenveel medelijden
met hem als met zichzelf. Je kon
hem natuurlijk verwijten dat hij
slap was en geen morele moed had
getoond. Maar ze wist zeker, dat
wanneer de materiële omstandighe
den het hadden toegelaten, ze ge
trouwd zouden zijn en volmaakt ge
lukkig zijn geweest zolang zijn
moed en principes niet te zwaar op
de proef zouden zijn gesteld.
Had ze zelfs wel het recht hem
gebrek aan geestelijke moed te ver
wijten? Hij had daarvan genoeg
getoond op de stranden bij Duin
kerken. Maar dat was natuurlijk
een ander soort moed. Of niet? Hij
had toen alle reserve verbruikt, zo
dat hij later slechts kleinere moei
lijkheden in het leven dat hij voor
zichzelf had uitgestippeld, het hoofd
kon bieden?
Ze besefte plotseling dat haar
geest afleiding zocht door af te
dwalen van haar eigen probleem en
zich te verdiepen in zuiver specu
latieve gedachten over Richard.
Maar dat loste haar eigen pro
bleem niet op. De volgende week
Maandag moest ze naar Errol Tam-
berley met haar antwoord. Ze moest
hem of vertellen dat ze met Richard
ging trouwen of zij hem zijn vijfdui
zend gulden teruggeven, of zeggen
dat ze bereid was met hem te trou
wen.
Wel, die eerste mogelijkheid was
nu al uitgesloten.
De tweede? O, die was ook uit
gesloten. Hoe kon ze die vijfduizend
gulden terugkrijgen? Hoe zou ze
zelfs - wetend wat het gevolg zou
zijn - de uitbetaling van de cheque
kunnen verhinderen, gesteld dat
Richard hem nog niet had aange
boden? Maar 'n cynisch beetje ge
zond verstand vertelde Hope dat die
cheque heus wel zo gauw mogelijk
geïncasseerd zou zijn.
Neen, die vijfduizend gulden wa
ren verdwenen, evenals de moge
lijkheid om met Richard te trou
wen.
Er bleef dus slechts de derde mo
gelijkheid. Het was maar beter die
onder ogen te zien. Errol Tamberley
had gewonnen.
Dat was natuurlijk niet het slot
van Hopes twijfel, noch van haar
pogingen een uitweg te vinden. Ze
bekeek haar positie van alle kan
ten gedurende die avond en' nacht,
maar steeds met hetzelfde resul
taat. En ze kon zich niet voorstel
len. dat een heel weekend van na
denken en zelf-inkeer haar Maan
dag een ander antwoord zou ver
schaffen.
Gewoonlijk hoefde ze Zaterdag
morgen niet naar het Lab, maar op
deze speciale dag had ze enig werk
af te maken. In zeker opzicht was
ze daar blij om, omdat het haar
iets gaf om haar gedachten bezig
te houden. Maar het deed haar ook
verdriet omdat het haar in de om
geving bracht waar alles haar deed
denken aan de man die ze het liefst
uit haar gedachten wilde verban
nen.
Eén lichtpuntje was er, er was
geen kans dat hij zelf op Zaterdag
morgen zou komen opdagen en in
derdaad had Hope het rijk alleen
op de oude amanuensis na, die be
zig was dingen af te wassen in de
diepe zinken wasbakken en Hope zo
nu en dan onderhield over zijn kijk
op het leven.
Tegen twaalven was ze klaar en
op het punt te vertrekken toen de
telefoon in de kamer van dr. Tam
berley ratelde. Hope ging naar
binnen en nam de hoorn van de
haak maar herkende eerst niet de
lijzige stem die vroeg:
„Spreek ik met Hope Araing?"
„Ja, die ben ik".
,Je spreegt met Magda Tamber
ley".
Net iets voor haar mo zich
Magda te noemen, dacht Hoiie ge
amuseerd, maar ze slaagde erin een
zekere kunstmatige warmte in haar
stem te leggen toen ze zei: „O ja?"
Hoe is liet met u, mevrouw Tamber
ley?"
„O, gewoon, net als altijd, weet
je. Errol zei dat ik je misschien van
morgen op het Lab kon bereiken.
Ik ben in de stad. Ik heb bood
schappen gedaan. Zo vervelend en
vermoeiend, want ze hebben nooit
precies wat je hebben wilt tegen
woordig. Maar ik dacht dat je mis
schien met me zoudt willen lunchen
en mee teruggaan naar Orterville
voor het weekend. De kinderen
dachten dat je daar wel zin in zou
hebben, maar Errol niet, om de een
of andere reden".
„Ja, ik" Hope aarzelde even,
werkelijk niet wetend wat ze zou
antwoorden. Als ze ging, zou het
onmogelijk zijn de ware toestand
voor zich te houden. Maar - nu ze
toch wist wat ze Maandag zou zeg
gen, was net misschien wel zo goed
dat Zaterdag maar vast achter de
*ug te hebben in plaats van een af
schuwelijk weekend door te maken.
„Ben je er nog?" vroeg mevrouw
Tamberley enigszins klagend.
„Ja - neemt u me niet kwalijk,
ik zat juist te bedenken of dat kan",
jokte Hope nog steeds aarzelend.
Toen keek ze het kantoor rond en
nam plotseling en besluit. Beter
om het in de minder formele sfeer
van Orterville met hem uit te pra
ten. Ze had geen behoefte aan nog
zo'n gesprek als ze de vorige week
hier had gehad. Op de een of an
dere wijze voelde ze zich hier altijd
in het nadeel, terwijl er op Orter
ville een kleine kans was dat het
nadeel aan zijn kant lag.
„Ik kom graag, mevrouw Tam
berley. Dank u wel. Ik kan het wel
zo regelen. Ik zou het erg prettig
vinden", voegde ze er niet helemaal
volgens de waarheid aan toe. „Waar
kan ik u treffen?"
„In het Carlton om kwart voor
één". Het ontbrak mevrouw Tam
berley niet aan levendigheid en be
sluitvaardigheid wanneer ze afspra
ken maakte waarvan ze wenste dat
ze werden gehouden, en Hope wist
dat haar niets anders over bleef
dan een zacht-gepreveld: „Uitste
kend".
Toen ze de hoorn op de haak leg
de, trok ze een grimas en sprak bij
zichzelf de hoop uit dat deze invi
tatie voor rekening van mevrouw
Tamberley zou komen. Het Carlton
was beslist niet meer haar stijl nu
ze een werkende vrouw was gewor
den die van haar salaris moest
rondkomen.
Maar was ze dat? Eigenlijk was
ze de verloofde van Errol Tamber
ley, hoewel hij zich van dat feit
nog niet bewust was. Maar dat
haalde haar meteen uit de sfeer van
de „werkende vrouw" en bracht
haar in een geldmilieu - hopen geld
zelfs. Genoeg om zelfs Emd tevre
den te stellen
En toen, bij de gedachte aan
Enid, werd Hope warm en koud
van verlegenheid. O, waarom had
ze zo belachelijk haar mond voor
bij gepraat over Richard Waar
om had ze niet een paar dagen lan
ger kunnen wachten Nu waehtt 3
haar de vernederende (om niet te
zeggen moeilijke) taak Enid uit te
leggen dat z'e per slot van reke
ning toch niet ging trouwen met
Richard Pander. Maar dat ze daar
entegen ging doen wat Enid zo be
spottelijk had geopperd: trouwen
met Errol Tamberley.