Prof. Brouwers besprak industriële expansie van Nederland Daar ging de iefde UITWISSELINGSBEZOEK OUDERS JEUGDHERBERGEN EEN SUCCES NEDERLANDS GLORIE TER ZEE IN PRINSENHOF TE DELFT JIMMY BROWN opent een rijschool 10 PROVINCIALE ZEEUWSE C OU R-ANT DONDERDAG 2 JUNI 1955. OPVOERING VAN ARBEIDSPRODUCTIVITEIT Geert verslechtering meer mogelijk van concurrentievoorwaarden (Advertentie) Het Koninklijk instituut voor ingenieurs hield gisteren in Rotterdam zijn jaarvergadering. De secretaris-generaal van het ministerie van econo mische zaken, prof. G. Brouwers, 6prak in deze bijeenkomst een rede uit over de industriële expansie in Nederland. Spreker concludeerde, dat Nederland bezig Is zich een vooraanstaande plaats in de rij der industriële naties te verschaffen. Terwijl de eerste vijf jaar die van herstel van de oorlogsschade kunnen worden genoemd, en de jaren 1951 en 1952 heftig bewogen werden door de schokken, die de Korea- crisis veroorzaakte, heerste in de laatste twee jaar een in intensiteit steeds toenemende hoogconjunctuur, die een sterke stijging in de productie ver oorzaakte. „Wanneer wij ons", aldus prof. Brouwers, „in het tumult van de tech nische, de economische en de politie ke gebeurtenissen trachten te bezin nen, waar wij staan, dan is er een belangrijk feit nl. dat de breuk, die de tweede wereldoorlog in de economi sche ontwikkeling heeft geslagen, is hersteld. Op een nieuw niveau en in een nieuwe technische en politieke omge ving vervolgen wij de trendlijn, die over een langere periode dan het de cennium, dat zomeer onze activiteit heeft geabsorbeerd, is te trekken.". In volle beweging. Door tal van wrijvingen en tegen stellingen is de mate van internatio nale economische samenwerking in de Westerse sfeer nog zeer onvolkomen, maar de wereld als geheel is econo misch in volle beweging. Nieuwe lan den van grote omvang, politiek ge ëmancipeerd, die zich grotendeels nog in een meer of minder primitief sta dium bevinden, ontwikkelen zich, ge holpen door de middelen der moderne techniek, in een soms revolutionnair tempo. Andere weer blijven als gevolg van politieke instabiliteit ten achter. Het is dan ook niet voor niets, dat het vraagstuk van de onontwikkelde ge bieden steeds meer als een der cen trale problemen in de wereldpolitiek wordt beschouwd, aldus prof. Brou- Wat ons land betreft: met een be volking van in 1970 13 millioen, wordt een stijging van de totale pro ductie van goederen en diensten van 1954 tot 1970 vereist met 13 milliard. De industrie als zodanig zal het groot ste deel van de toekomstige werkge legenheid en welvaartsvermeerdering moeten opleveren. De industriële productie zelf zal dan in het kader van deze berekeningen van 1954 af nog moeten toenemen met ongeveer 40 procent. Ten overstaan van 1954 dient de industriële uitvoer te stijgen met 35 procent. ±J1J de opvoering van de in dustriële export ligt het centrale pro- bleem van onze toekomstige econo mie, waarnaar alle overige elementen van het economische beleid zich zullen moeten richten. Concurrentiepositie. De prijsstijging van onze export producten, welke tussen 1950 en 1970 zal moeten optreden om de concurren tiepositie intact te houden, is door de snelle loon- en prijsstijgingen der af gelopen jaren vrijwel geheel ver bruikt. Thans kunnen wij geen ver dere verslechtering van de concurren tievoorwaarden verdragen, zonder daarvan op de duur ernstige schade te ondervinden. Men mag in grote trekken wel zeg gen, dat wij in dit opzicht ongeveer de limiet hebben bereikt, die de nood zaak van economische expansie aan ons land stelt. Dit laatste geldt te meer, omdat er nog een aantal onop geloste vraagstukken in onze econo mie zijn overgebleven, waarvan prof. Brouwers in het bijzonder noemde noodzakelijke huuraanpassïng, ouder domsvoorziening, die nog in prijs- en loonpeil moeten worden verwerkt. Slechts een opvoering van de ar beidsproductiviteit kan de productie doen toenemen. In de twintigjarige periode tussen 1950 en 1970 zou een totaal-bedrag in de verschillende sec toren onzer economie moeten worden geïnvesteerd van maar liefst 100 mil liard gulden. Prof. Brouwers ging vervolgens in op de eisen welke aan onze industrie gesteld moeten worden in vergelij king ook met het buitenland. Een van de krachtigste factoren om onze economische positie in dit expansie proces te versterken is gelegen in de uitbreiding van de binnenlandse markt, van waaruit wij het economi sche offensief moeten voeren. Onzekerheid. Onze industriële expansie staat bloot aan tweeërlei onzekerheid. De eerste onzekerheid betreft de techni sche evoluties en de economische structuurveranderingen, die in deze zo heftig bewogen wereld in de toe komst te verwachten zijn. De tweede onzekerheid betreft de algemene con junctuur. Wat wij kunnen en moeten trach ten te voorkomen, dat is, dat deze tijdelijke teruggangen ons doen af glijden in een depressie van langere duur, die onze moderne Westerse maatschappij moeilijk meer kan ver dragen. Wezenlijk is dit probleem en zeker voor zover het ons land betreft, slechts oplosbaar door internationale samenwerking en internationale maatregelen. Sluipende inflatie. In de op het ogenblik in binnen- en buitenland op het gebied van lonen en prijzen bestaande situatie moet ten minste de stabiliteit van het bin nenlandse prijsniveau, zoals dat vóór 1954 drie jaar lang het geval was, verzekerd zijn. Dalingen van invoer prijzen zouden in het binnenlandse prijsniveau moeten doorwerken en op grond van productiviteitstoeneming gestegen lonen zouden dit niveau als geheel niet mogen verhogen. In plaats van deze stabiliteit kan men thans echter in zekere zin een sluipende inflatie waarnemen, waar bij kostenstijgingen op de ene plaats, niet meer door kostendalingen op een andere plaats worden gecompenseerd en waarbij een door de excessieve hoogconjunctuur bevorderde loon- en prijsstijging dreigt te ontstaan, die, wanneer zij niet wordt gestuit, onze relatief gunstige kostenpositïe uitein delijk wel eens in een relatief ongun stige zou kunnen doen verkeren. BENELUX-TEAM NAAR ENGELAND Aantrekkelijke vorm van internationaal samengaan (Van een bijzondere medewerker) Reeds lang werd in een aantal in ternationaal aangesloten Jeugdher berg Centrales gedacht aan de mo gelijkheid tot uitwisselingsbezoeken van de jeugdherbergouders. Tussen de verschillende landelijke bureaux be staat veel contact. In de „Internatio nal Touth Hostel Federation" wordt getracht een lyn in het jeugdherberg- werk te krjjgen en worden internatio nale afspraken gemaakt, b.v. betref fende het gebruik van trekkerskaar- ten, huisregels, normen voor de inrich ting, prijzen, enz. Om de uitwerking van allerlei af spraken te realiseren is contact tus sen de jeugdherbergouders uit de ver schillende landen gewenst. De hoge kosten die hiermede gepaard gaan maakten een breed contact tot nu toe onmogelijk. Vooral in Engeland werd gestreefd naar contact. In 1954 durfde de English Youth Hostel Association (YHA) het aan een groep Duitse herbergouders uit te nodigen. Een 14-daagse trip werd ge- -,akt langs verschillende jeugdher- 'gen. Het „Westdeutse Jugendher- bergs Verband ontving in het najaar van 1954 een tegenbezoek uit Enge land. Dit contact werd zo gewaar deerd, dat de YHA besloot op de inge slagen weg voort te gaan. Zo bereikte de Nederlandse, de Vlaamse, de Waal se en de Luxemburgse Jeugdherberg Centrale de uitnodiging met een Be nelux jeugdherbergoudersgroep naar Engeland te komen. Deze uitnodiging werd aanvaard. Jammer was het ech ter, dat de Luxemburgse Centrale geen ouders kon sturen, daar deze zich moeilijk vrij konden maken. In Chichester werd de groep op het stadhuis ontvangen door de vrouwe lijke burgemeester en in de jeugdher berg te Winchester door de ouders Groen, die van Nederlandse oorsprong bleken te zijn. Ook hier was een ont vangst door de burgemeester. Ook in Exeter (Somerset) vond in het stadhuis een ontvangst plaats. Na Exeter werden de jeugdherbergouders verdeeld over een twaalftal jeugdher bergen, t.w. in Wales, Cornwall, So merset en de Cotswold. Drie dagen waren bestemd om in nauwer con tact te treden met het dagelijkse werk in de Engelse jeugdherbergen. Over het algemeen was deze gunstig. In Oxford werd een lunch aangebo den door het „Corpus Christi College" De heer A. L. P. Norrington, president van het Trinity College, sprak een rede uit. Tijdens een tweedaags bezoek aan Londen werd een debat biigewoond in het Lagerhuis, waarna een ontvangst plaats vond door leden van het Par lement. Gesproken werd er o.a. door mr. Arthur Blenkinsop M.P., lid la- bourfractie en oud-minister in het ka binet van Attlee. In Engeland wordt het werk ge- Een internationaal koffiebureau Op een speciale koffieconferentie te New York hebben 14 landen van La- tijns-Amerika en de Belgische Congo de oprichting goedgekeurd van een internationaal koffiebureau. De in stelling van dit bureau was voorge steld door de enige tijd geleden te San Juan in Porto Rico gehouden confe rentie van koffieproducerende lan den. Brazilië, Columbia, Mexico en San Salvador zjjn benoemd tot lid van een commissie, die tot taak heeft de oprichting in bijzonderheden voor te bereiden. De oprichtingsvoorstellen zullen aan alle koffieproducerende landen worden voorgelegdmet het verzoek binnen zestig dagen medede ling te doen van aanvaarding of ver wei-ping. Men wil tot een stabilise ring op de koffiemarkt komen. Advertentie m Krabben en peuteren maakt de kwaal steeds *45**^ erger. De helder vloeibare D.D.D. dringt diep in de steund door de overheid. Niet met een vaste subsidie, doch er worden be dragen uitgetrokken voor de opbouw van het jeugdherbergwerk. De exploi tatie moet geschieden door particulie re initiatieven. In het Cecil Sharp-house, het ge bouw van de Engelse volksdansorga- nisatie werd een volksdansbal bijge woond. Dit gebouw, dat speciaal voor volksdans- en volkszangavonden werd gebouwd maakt een geweldige in druk. In de danszaal kunnen 500600 mensen dansen. De wanden van de zalen zijn met prachtige fresco's ver sierd. Het contact tussen de Engelse jeugd herbergorganisatie en de Benelux is een succes geworden. In onderlinge discussies werden problemen en syste men van de verschillende organisaties besproken. Over het algemeen laat de sociale positie in de meeste landen nog te wensen over. Ook in de Benelux- landen. Hoewel de salarissen van de Engelse „wardens" veel hoger liggen dan in Nederland, hebben zij nog geen pensioenfonds. Ook dit internationale contant zal de samenwerking tussen verschillende Europese volkeren zeker bevorderen. OP DE ZEVEN ZEEËN Aanvoer moet beveiligd worden Een vriendelijke Delftenaar wjjst ons in het Prinsenhof de kogelgaten, die herinneren aan de moord op Prins Willem I, de Vader des Vaderlands. Twee kleine beschadigingen, zorgvuldig achter glas bewaard. In de loop van 371 jaren is niemand op de gedachte gekomen, deze twee kleine won den in steen te helen. Nimmer heeft een metselaar, met troffel en specie, deze gehavende plaatsen weer glad gestreken. Dit maakt een diepe indruk, wanneer men langzaam rondgaat door de zalen en vertrekken van de sta tige Prinsenhof, kort na de opening van de expositie „Hollands Glorie". Het beroemde Delftse gemeente-museum staat tot 15 Augustus in het te ken van Nederlands geschiedenis ter zee. Luitenant-admiraal b.d. C. E. L. Helfrich heeft deze in vele opzichten belangwekkende expositie op zinvolle wijze geopend. Door de eeuwen heen lag Hollands Glorie op de zee. Men moet daarbij niet allen denken aan de zeeslagen, die een goed deel van de jaartallen boekjes in beslag nemen. Al deze heldenfeiten werden niet verricht om dat de Nederlanders zoveel plezier hadden in het leveren van zeegevech ten, maai- omdat reeds in de vroegste tyden de Nederlandse handel moest worden beschermd. Het handeldrijven was primair navigare necesse est! Het optreden van machtige vloten, aangevoerd door dappere admiraals, secundair. De di recteur van het Delftse museum, de heer D. H, G. Bolten, is bij het voor bereiden van deze veelomvattende tentoonstelling terecht uitgegaan van de gedachte, dat de geschiedenis van de Nederlandse koopvaardij nauw verweven is met die der krijgsver richtingen ter zee. Zeven eeuwen vaderlandse ge schiedenis worden hier op eën unieke wijze gedoceerd. Men ziet het schil derwerk van de eerste reporter ter zee, Willem van de Velde de Oude, en de prachtige tapisserieën, waarop zeeslagen staan afgebeeld. Scheeps modellen, schegbeelden, vergeelde do cumenten, uitrustingsstukken, kost bare portretten, oude zeekaarten en alle mogelijke andere voorwerpen, uit verscheidene musea en particuliere verzamelingen bijeengebracht. Het verleden is de achtergrond van het heden; wat goed is in het heden, dient voor de toekomst bewaard te blijven. Dat zei admiraal Helfrich, toen hij de expositie ten overstaan van de vele genodigden officieel open- 16. Ja. juist toen Jimmy Brown in heilige veront waardiging over de onmenselijke houding van mevrouw Knuf van Knaffelaer deze uit zijn auto had gesleurd, was eensklaps hoofdcommissaris Van Koeieneren ten tonele verschenen. Hij had van de aanrijding zelf niets gezien, maar hij had wèl aanschouwd hoe de chauf feur van de leswagen de echtgenote van zijn hoogste chef, want dat was de burgemeester toch, handtaste lijk bejegende. „Oh, meneer Van Koeieneren", riep de burgemeestersvrouw met haar ogen ten hemel geheven, „wat een gróót geluk, dat u tussenbeide hebt kunnen komen. Deze schavuit heeft me eerst aangezet deze bejaarde dame aan te rijden en daarna heeft hij mij diep beledigd. Ik wil een aanklacht tegen hem indienen. „Knuf" heeft de verachtelijke vlerk tegen mij gezegd en daarna heeft hij mij met zijn vieze oliehanden aange raakt inplaats van het arme bejaarde slachtoffer on- mïödelijk hulp te gaan bieden". Daarna snelde zij naar het dametje dat bleek en beduusd met een klein zakdoekje haar oog stond te betten. „Oóóöh, lieve help, jij bent 't, Mel'anle, jij, m'n goede vriendin. Die sme rige autovent heeft jou aangereden. Ach, m'n lieve, je hebt je hoop ik, niet èrg pijn gedaan1" Jim my Brown had in z'n leven heel wat meegemaakt, maar dit was toch wel zijn meest verbijsterende ondervin ding. Zoveel valsheid, zoveel gemene huichelarij was hij nog nooit tegengekomen. „Knuf!", schreeuwde hij buiten zichzelf, „dit gaat alle perken van het fatsoen te buiten". „Inderdóód meneer de chauffeur", sprak de commissaris, „ik arresteer u en ik neem u mee naar het bureau I" de. Zijn woorden sloegen een brug tussen het heden en het verleden en het was goed, dat juist deze vloot voogd sprak, omdat hij in het recente verleden een belangrijke rol in de strijd ter zee heeft gespeeld. De marine en de koopvaardij, deze beide elementen van de zeemacht, hebben elkaar in de tweede wereld oorlog weer gevonden en leren waar deren. Nederland heeft, in groter ge allieerd verband, bewezen dat het ter zee wel degelijk meetelt. Dat zal zo moeten blijven, ook nu in NAVO-ver- band wordt samengewerkt. De over zeese aanvoer blijft van vitale bete kenis en het is de historische taak van de Koninklijke Marine, de ver bindingslijnen op de zeven zeeën te beveiligen. By het bepalen van het Nederlandse aandeel in de NAVO moet vooral aan dit punt aandacht worden geschonken. Uitvoerig schetste admiraal Hel frich de historische ontwikkelings gang, die tot een verantwoordelijke taak ook in het heden heeft geleid. Nederland heeft een zeegaande vloot nodig en niet alleen maar een beperkt aantal kleine schepen voor de kust en havenverdediging. Gasvoorziening voor N.0.-Nederland Vertegenwoordigers van 21 ge meenten uit de vyf Noordoostelijke provincies hebben in beginsel een ontwerp aanvaard voor een gemeen schappelijke regeling tot behartiging der belangen van de gasvoorziening. Als uitvoerend orgaan zal dienen „het openbaar lichaam gasvoorzie ning Noordoost Nederland", geves tigd te Zwolle. Tot deze regeling kunnen toetre den gemeenten uit Groningen, Fries land, Drenthe, Overijssel en Gelder land, die aardgas betrekken of van plan zijn dit te doen. Ook gemeenten, die geen aardgas betrekken, maar wel gas produceren of distribueren, kunnen zich aansluiten, indien dit in het belang van samenwerking op het gebied van de openbare gasvoorzie ning wórdt geacht. Het doel van het openbaar lichaam is in het bijzonder het voerén van on derhandelingen met de staat over de voorwaarden van levering van aard, FEUILLETON door MART BURCHELL Een paar keer merkte ze dat ze zichzelf moed insprak. „Het komt allemaal wel in orde, maak je nu maar geen zorgen, alles komt best terecht. Wacht maar tot ie thuis bent, dan verzin je er wel Iets op". Hoe was ze In vredesnaam in deze afschuwelijke dramatische toestand verzeild geraakt, vroeg Hope zich wanhopig af. Errols aanbod van die vijfduizend gulden op zijn voor waarden scheen haar nu zo abnor maal toe. Maar hoe had ze anders kunnen handelen? Hij was de enige geweest tot wien ze zich had kun nen wenden. Als ze zijn aanbod niet had aanvaard, zou Richard onge twijfeld de gevangenis ingedraaid zijn. Had ze dat kunnen laten ge beuren? Zou ze zelfs nu, nu ze nog zo veel meer over Richard wist, zich kunnen indekken dat hij in de gevangenis zat zonder dat ze alles ui het werk stelde om hem te be vrijden? Het zou zo veel eenvoudiger zijn geweest, als ze Richard had kun nen haten. Maar dat kon ze niet. Ze had haast evenveel medelijden met hem als met zichzelf. Je kon hem natuurlijk verwijten dat hij slap was en geen morele moed had getoond. Maar ze wist zeker, dat wanneer de materiële omstandighe den het hadden toegelaten, ze ge trouwd zouden zijn en volmaakt ge lukkig zijn geweest zolang zijn moed en principes niet te zwaar op de proef zouden zijn gesteld. Had ze zelfs wel het recht hem gebrek aan geestelijke moed te ver wijten? Hij had daarvan genoeg getoond op de stranden bij Duin kerken. Maar dat was natuurlijk een ander soort moed. Of niet? Hij had toen alle reserve verbruikt, zo dat hij later slechts kleinere moei lijkheden in het leven dat hij voor zichzelf had uitgestippeld, het hoofd kon bieden? Ze besefte plotseling dat haar geest afleiding zocht door af te dwalen van haar eigen probleem en zich te verdiepen in zuiver specu latieve gedachten over Richard. Maar dat loste haar eigen pro bleem niet op. De volgende week Maandag moest ze naar Errol Tam- berley met haar antwoord. Ze moest hem of vertellen dat ze met Richard ging trouwen of zij hem zijn vijfdui zend gulden teruggeven, of zeggen dat ze bereid was met hem te trou wen. Wel, die eerste mogelijkheid was nu al uitgesloten. De tweede? O, die was ook uit gesloten. Hoe kon ze die vijfduizend gulden terugkrijgen? Hoe zou ze zelfs - wetend wat het gevolg zou zijn - de uitbetaling van de cheque kunnen verhinderen, gesteld dat Richard hem nog niet had aange boden? Maar 'n cynisch beetje ge zond verstand vertelde Hope dat die cheque heus wel zo gauw mogelijk geïncasseerd zou zijn. Neen, die vijfduizend gulden wa ren verdwenen, evenals de moge lijkheid om met Richard te trou wen. Er bleef dus slechts de derde mo gelijkheid. Het was maar beter die onder ogen te zien. Errol Tamberley had gewonnen. Dat was natuurlijk niet het slot van Hopes twijfel, noch van haar pogingen een uitweg te vinden. Ze bekeek haar positie van alle kan ten gedurende die avond en' nacht, maar steeds met hetzelfde resul taat. En ze kon zich niet voorstel len. dat een heel weekend van na denken en zelf-inkeer haar Maan dag een ander antwoord zou ver schaffen. Gewoonlijk hoefde ze Zaterdag morgen niet naar het Lab, maar op deze speciale dag had ze enig werk af te maken. In zeker opzicht was ze daar blij om, omdat het haar iets gaf om haar gedachten bezig te houden. Maar het deed haar ook verdriet omdat het haar in de om geving bracht waar alles haar deed denken aan de man die ze het liefst uit haar gedachten wilde verban nen. Eén lichtpuntje was er, er was geen kans dat hij zelf op Zaterdag morgen zou komen opdagen en in derdaad had Hope het rijk alleen op de oude amanuensis na, die be zig was dingen af te wassen in de diepe zinken wasbakken en Hope zo nu en dan onderhield over zijn kijk op het leven. Tegen twaalven was ze klaar en op het punt te vertrekken toen de telefoon in de kamer van dr. Tam berley ratelde. Hope ging naar binnen en nam de hoorn van de haak maar herkende eerst niet de lijzige stem die vroeg: „Spreek ik met Hope Araing?" „Ja, die ben ik". ,Je spreegt met Magda Tamber ley". Net iets voor haar mo zich Magda te noemen, dacht Hoiie ge amuseerd, maar ze slaagde erin een zekere kunstmatige warmte in haar stem te leggen toen ze zei: „O ja?" Hoe is liet met u, mevrouw Tamber ley?" „O, gewoon, net als altijd, weet je. Errol zei dat ik je misschien van morgen op het Lab kon bereiken. Ik ben in de stad. Ik heb bood schappen gedaan. Zo vervelend en vermoeiend, want ze hebben nooit precies wat je hebben wilt tegen woordig. Maar ik dacht dat je mis schien met me zoudt willen lunchen en mee teruggaan naar Orterville voor het weekend. De kinderen dachten dat je daar wel zin in zou hebben, maar Errol niet, om de een of andere reden". „Ja, ik" Hope aarzelde even, werkelijk niet wetend wat ze zou antwoorden. Als ze ging, zou het onmogelijk zijn de ware toestand voor zich te houden. Maar - nu ze toch wist wat ze Maandag zou zeg gen, was net misschien wel zo goed dat Zaterdag maar vast achter de *ug te hebben in plaats van een af schuwelijk weekend door te maken. „Ben je er nog?" vroeg mevrouw Tamberley enigszins klagend. „Ja - neemt u me niet kwalijk, ik zat juist te bedenken of dat kan", jokte Hope nog steeds aarzelend. Toen keek ze het kantoor rond en nam plotseling en besluit. Beter om het in de minder formele sfeer van Orterville met hem uit te pra ten. Ze had geen behoefte aan nog zo'n gesprek als ze de vorige week hier had gehad. Op de een of an dere wijze voelde ze zich hier altijd in het nadeel, terwijl er op Orter ville een kleine kans was dat het nadeel aan zijn kant lag. „Ik kom graag, mevrouw Tam berley. Dank u wel. Ik kan het wel zo regelen. Ik zou het erg prettig vinden", voegde ze er niet helemaal volgens de waarheid aan toe. „Waar kan ik u treffen?" „In het Carlton om kwart voor één". Het ontbrak mevrouw Tam berley niet aan levendigheid en be sluitvaardigheid wanneer ze afspra ken maakte waarvan ze wenste dat ze werden gehouden, en Hope wist dat haar niets anders over bleef dan een zacht-gepreveld: „Uitste kend". Toen ze de hoorn op de haak leg de, trok ze een grimas en sprak bij zichzelf de hoop uit dat deze invi tatie voor rekening van mevrouw Tamberley zou komen. Het Carlton was beslist niet meer haar stijl nu ze een werkende vrouw was gewor den die van haar salaris moest rondkomen. Maar was ze dat? Eigenlijk was ze de verloofde van Errol Tamber ley, hoewel hij zich van dat feit nog niet bewust was. Maar dat haalde haar meteen uit de sfeer van de „werkende vrouw" en bracht haar in een geldmilieu - hopen geld zelfs. Genoeg om zelfs Emd tevre den te stellen En toen, bij de gedachte aan Enid, werd Hope warm en koud van verlegenheid. O, waarom had ze zo belachelijk haar mond voor bij gepraat over Richard Waar om had ze niet een paar dagen lan ger kunnen wachten Nu waehtt 3 haar de vernederende (om niet te zeggen moeilijke) taak Enid uit te leggen dat z'e per slot van reke ning toch niet ging trouwen met Richard Pander. Maar dat ze daar entegen ging doen wat Enid zo be spottelijk had geopperd: trouwen met Errol Tamberley.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1955 | | pagina 12