Algemene belangstelling voor fenomeen „droom" toegenomen Een interessante expositie in Huister raadhuis t SE HjjU Abstracte beeldhouwkunst van Alexander balder Duitse film over Canaris „de man die alles wist' CULTURELE CAVALCADE ZATERDAG 28 MEI 1955 PROVINCIALE ZEEÜWSE COURANT DICHTERS EN DROMEN" Een wetenschappelijke studie van dr. H. S. Visscher „DICHTERS EN DROMEN" worden veelal in één adem genoemd. Sedert de nabloei van de romantiek (en daar zijn we nog maar nauwelijks of ge deeltelijk aan ontgroeid) stelt „men" zich een dichter haast automatisch voor als iemand, wie dê dromerigheid om zo te zeggen al uit de ogen sche mert (straalt is een voor deze vaagheid te actieve term). Nog afgezien van het feit dat de droom in het dichterlijk leven inderdaad te allen tijde een grote rol heeft gespeeld (zy het dan vaak onder allerlei vermommingen) mag veilig worden aangenomen dat thans, nu vrijwel iedereen zich met zijn dromen en him betekenis bezig houdt, ook de dichter zich nog meer, en ook anders dan voorheen, voor zijn dromen en hun even tuele bruikbaarheid in zijn poëzie zal interesseren. In de loop van de laatste halve eeuw, waarin de psychologie zozeer „in de mode" kwam, is immers ook de algemene belangstelling voor de droom als fenomeen sterk toegeno men. Het aantal populariserende boeken op dit gebied (naast de streng-we- tenschappelijke) spreekt dienaangaande duidelijke taal. terwijl méér droominhouden gegeven worden. Bij Hendrik de Vries over treft het aantal inhouden zelfs het aantal malen dat hij het woord droom gebruikt. Nu was voor de nabloei-roman- tici „de droom" in zekere zin een poëtisch begrip, een passe-partout geworden, „droomland" een soort paradijs waarin men de werkelijk heid kon ontvluchten. De pur-sang romantici beleefden de droom in zijn verbijsterende verschijnings vorm, ooit al is wat ze ons aan „dromen" in hun werk geven, vaak van a tot z geconstrueerd denk werk, fantasie (wat overigens ook voor menig modern dichter geldt). Tegenover deze in dichtvorm verwerkte bedachte dromen (ze lij ken vaak meer op poëtische al legorieën en missen het meestal verbijsterende karakter dat de ech te droom kenmerkt) staan de gedich ten waarvoor de dichters zich van een werkelijke droominhoud hebben be diend. Vaak is echter de scheiding tussen een echt- en een pseudo-droom- gedicht moeilijk te trekken, vooral als Dat niettemin een wetenschappelij ke studie als die van dr. H. S. Vis scher: „Dromen in de moderne Ne derlandse poëzie" (een dus uiterst aantrekkelijk en belangrijk onder werp) betrekkelijk lang uitbleef is verklaarbaar: om dit werk tot een goed eind te brengen dient men niet alleen grondig psychologisch (en ge specialiseerd) wetenschappelijk ge schoold te zijn, maar moet men bo vendien gevoel bezitten voor de fijn ste taainuances, dient men gedichten te kunnen proeven tot in het merg, Letterkundige kroniek door HANS WARREN kortom: dient men behalve weten schapsman met een zeer grote bele zenheid ook nog iemand met groot kunstzinnig inzicht te zijn. In de persoon van dr. Visscher zjjn deze kwaliteiten verenigd en zijn boek is dan ook bijzonder geslaagd: het paart kennis aan groot artistiek inzicht, het is volkomen onpartgdig, glashelder van exposé, duidelijk van stijl en van een hartveroverende, eer lijke bescheidenheid. Om te beginnen geeft dr. Visscher ter oriëntatie enige algemeen-inlei dende hoofdstukken waarin hij, zon der zichzelf in de polemiek te men gen, de verschillende opvattingen en theorieën over 't droomgebeuren kort uiteenzet. Vanaf de oudste tijden heeft dit nachtelijke, raadselachtige feno meen immers de menselijke belang stelling gehad. Aangezien het object van zijn wetenschappelijk onderzoek onze dichtkunst tussen dé jaren 1910 en 1940 is, verplaatst de schrijver te recht het zwaartepunt van zijn over zicht naar de romantiek en wat daar op volgt: de droomwetenschap van o.a. Freud en Jung. De generatie van 1910 wortelt ten onzent nog ten volle in de romantiek, terwijl tussen de wereldoorlogen het droomelement in de dichtkunst reeds duidelijk verschoven is van wens- en verlangenprojecties (b.v. Bloem) naar het veel antonomere bestaan van de droom in het gedicht (b.v. Achter berg), of, zo ge wilt, van het meta fysische naar het fenomenologische. Dr. Visscher wijst er op dat in de we tenschappelijke droombeschouwing deze wending zich reeds lang voor dien had voltrokken. WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK. Een streng wetenschappelijk onder zoek kan soms tot opmerkelijke re sultaten voeren. Het is ongetwijfeld de taak van een wetenschapsman, na te gaan tellen hoeveel maal het woord „droom" by elke dichter voor komt, hoeveel „droominhouden" hij daartegenover in zijn gedichten ver werkt, en daaruit boeiende conclusies te trekken. Dr. Visscher heeft het resultaat in tabellen ondergebracht en het is frappant: de verzen van vóór de eer ste wereldoorlog wemelen van het woord „droom", terwijl het aantal meegedeelde droominhouden uiterst gering is. (Bij Bloem komt 88 maal in een bundel van 59 verzen het woord droom voor, terwijl hij geen en kele droominhoud mededeelt, bij Van Eyck is de verhouding 115 maal op 50 verzen, maar hij geeft althans twee droominhouden weer). Tussen de wereldoorlogen en nadien neemt verhoudingsgewijs het blote vermel den van het woord „droom" sterk af, de vermelding vaag blyft. Dr. Vis scher heeft beide dan ook gelgkelijk behandeld in zijn overzicht, mits de dichter maar beweert, te hebben ge droomd. VERSLAG EN VERBEELDING. (Dr. Visscher neemt het op voor de goeden onder hen) de droom tot een passepartout, het woord „droom" tot een loze klank, vele door de theorieën van Freud en Jung en door het sur realisme (waaraan de schrgver o.i. veel te weinig om niet te zeggen geen, aandacht besteedt) beïnvloede dich ters beginnen de fout om het zuivere droomverslag als „poëtisch geladen" verschijnsel te overschatten. Terecht schrijft dr. Visscher dat geen kunst tot stand gebracht wordt zonder de medewerking van de ratio. Dat de poëtische verbeelding actief is, terwijl men de droom een passieve creativi teit zou kunnen noemen. Een verza meling protocollen van door een dich ter gedroomde dromen, die psycholo gisch gezien mogelijk uiterst curieus zijn, staat nog niet gelijk met een bun del gedichten. De romantici gaven ons een „verbeelding", een poëtische be werking van hun drobminhoud of hun fantasie, vele modernen daarentegen geven ons slechts een „verslag" zon der poëtische waarde. Na in deel I de romantische droom uitvoerig te hebben behandeld, volgen .in deel II van de studie aan de hand van uiterst boeiende en vaak verras sende interpretaties een aantal hoofd stukken waarin nog nader op het pro bleem „de moderne Nederlandse dich ter en de droom", wordt ingegaan: o.a. over het spel met de droomoorzaken, commentaar op eigen dromen van de dichter in het vers etc. De schrijver prikkelt bij dit uiterst hachelijke onderwerp slechts zelden tot tegenspraak (hachelijk, want hoe menig voorbeeld dat, naar zich laat aanzien een fraaie illustratie van een theorie of een bewering is, kan im- „Vlaams dory", een doek van de Vla ming Gabriel de Paauw w- N$fcj m mets voortkomen uit het feit dat de dichter bewust met zijn droom en de moderne droomuitleg speelde) en verrast geregeld door de tegelijk sub tiele èn uiterst indringende wijze waarop hij de gedichten benadert van alle kanten en hen dan ontleedt. Slechts tweemaal, nl. bij een kwatrijn van J. I. de Haan en bij het vers „Tijd" van Vasalis waren wij het be slist met de schrijver oneens. De lectuur van dit gedegen werk, waarvan we hier slechts héél enkele aspecten naar voren konden brengen, is voortdurend een genoegen. Bescheiden oordeelt dr. Visscher aan het eind van zijn studie dat hij zich niet gerechtigd voelt, veel alge mene conclusies te trekken. In zekere zin is dat juist. Gedichten zowel als dromen onttrekken zich in laatste instantie aan het rationele „begrip", aan de wetenschap. Ze be houden hun geheim. En van een ge slaagd droomgedieht zou men dus kunnen zeggen dat er een dubbel ge heim achter opryst. Dr. H. S. Visscher: Dromen in de Nederlandse poëzie. Van Loghum Slaterus, Arnhem. KUNST EN KUNSTENAARS Afspiegeling van de nafuur (Van een bijzondere medewerker). BOSTON, MEI De beeldhouwkunst is volgens een voor ieder duidelijke definitie een kunstvorm in de drie-dimensionale ruimte, die zich meer tot beschouwing dan tot toepassing in het dagelijks leven leent. In Boston, het culturele centrum van Nieuw-Engeland wordt evenwel het werk van één van Amerika's leidende beeldhouwers niet alleen bewonderd maar ook toe gepast. De kunstenaar in kwestie is Alexander Calder, wiens abstracte kunst uitingen, die op grillige wijze een afspiegeling van de natuur geven, thans ten toon worden gesteld in de gangen van de Academie voor Beeldende Kunsten van de Harvard Universiteit in het naburige Cambridge. Hing heeft ook bui- •eedfs veel belang- Deze tentoonstellin; ten vakkringen B stelling getrokken, meer dan een van de andere tentoonstellingen van de werken van vooraanstaande schilders en beeldhouwers, die in deze acade mie zijn gehouden. De rector, José Luis Sert, is van oordeel dat zijn stu denten, waarvan het merendeel ar chitectuur studeert, inspiratie kunnen putten uit een nauw contact met de werken van baanbrekende kunste naars, die over fantasie beschikken: Calder is hiervan natuurlijk een uit stekend voorbeeld. Calder kan nauwelijks in een van de bekende scholen of genres worden ingedeeld: zijn werk is spontaan van karakter en door een aantal kunst broeders wordt het zelfs frivool ge noemd, vanwege het ruime gebruik dat hij maakt van eindjes metaal draad en stukjes metaal om daarme de zijn voorstelling van natuurvoor werpen tot uitdrukking fe brengen. Spontaniteit, humor, frivoliteit of een andere term in die geest kan men gebruiken om Calder's richting te omschrijven, maar van de ernst van zyn werk moge ge tuigen, dat hem in 1952 tijdens de Biennale in Venetië de internatio nale prijs voor beeldhouwwerk werd toegekend en dat zijn „mo biles" de stoot hebben gegeven tot een nieuwe vorm van binnenhuis architectuur, die zijn weg heeft gevonden in talloze Amerikaanse woningen. POPULARITEIT. Deze „mobiles" zjjn de voornaam ste aanleiding geweest tot de popula riteit, waarin Calder zich thans mag verheugen. Ofschoon hij niet de schepper is van deze bewegende, soe pele vorm van beeldhouwkunst, ont wikkelde en vervolmaakte hij deze kunstvorm zodanig, dat hij aan op maat gesneden, gegoten of gesmede materialen een nieuwe dimensie die der beweeglijkheid heeft gege ven. Volgens enkelen laten zijn „mo biles" zien „dat de techniek de aesthe- tica kracht bij zet" anderen zeggen dat hij „gestalte heeft gegeven aan contrasterende bewegingen van vorm in de ruimte". Calder is niet bij toeval tot deze kunstvorm gekomen; zijn vader was een bekend beeldhouwer, zodat hij al van jongs af aan in huis met de ..Brug met koeien", een fraaie aquarel van de Britse schilder John Sell Cot- man, die ook vertegenwoordigd is op een expositie van vroege Britse aqua rellen, die icordt gehouden in hel Cen traal Museum te Utrecht, ter gelegen heid van de Britse week. Deze tentoonstelling wordt tot 3 Juli in Utrecht gehouden en verhuist daarna naar liet Haagse Gemeente museum. Het gaat om werken uit de eerste helft van de negentiende eeuw, een bloeitijd voor de Britse kunst. Constable, Cotman en Turner waren enkele topfiguren uit die tyd. scheppende kunst kennis maakte. Toen hij 20 was had hij reeds een gro te bedrevenheid in de hantering van de gereedschappen verworven en had hij zich een goede dosis technische kennis bijgebracht, waardoor hij in staat was zich een oordeel te vormen over de mogelijkheden, die de gereed schappen bieden bij de vormgeving van zijn grondstoffen. Al heel gauw wist hij met metalen alles te doen wat hij wilde, maar hij overdreef daarin nimmer. Op de tentoonstelling in de Harvard Universiteit heeft Calder 86 van zijn werken bijeengebracht, zowel de on beweeglijke beeldhouwwerken als de „mobiles", enkele van zijn draadfigu ren van mensen en dieren dateren van 1929. Een van zijn laatste „mobiles" da teert van 1953 en is een uitbeelding van „Ahab", een gigantisch samen spel van stalen raderen en vlakken, dat aan een zes meter lang touw zweeft, Calder's impressie van de medogenloze kapitein uit Melville's „Moby Dick". NA TWEE JAAR VOORBEREIDING Uitstekend gestaagd Over Canaris, de belangrijkste man van de Duitse contra-spiohnage, de Abwehr, in de tweede wereldoorlog heeft de Duitse, regisseur Alfred W'ei- denmann een film gemaakt, die niet alleen film-technisch allure heeft, maar ook qua strekking behoort tot de beste films, die de Duitse politiek vlak voor en tijdens de tweede we reldoorlog tot onderwerp hebben. SCHOONHEID EN RUST Kunst uit Zeeland en Vlaanderen „Wekroep"ren beeld, van Karei Aubroeck (Van een onzer redacteuren). Tot 6 Juni biedt het fraaie Hulster raadhuis meer dan ooit schoonheid en rust; in enkele zalen is daar namelijk een verza meling kunstwerken schilderijen en beeldhouwwerk uit Zeeland en Oost-Vlaander en bijeengebrachtwelke rijk is aan tot stil genieten nopende verrassingen. Op een stille namiddag is het goed dwalen langs de collectie doekenhoutgravures, houtsneden en beeldhouwwerken, waarin, zo mag men aannemen, een getrouwe afspiegeling te vinden is van de prestaties der Vlaamse en Zeeuwse, vooraanstaande kunstenaars. In de trouwzaal van het raadhuis, een voornaam vertrek met vele ven sters, een hoge zoldering en grote, koel-marmeren tegels, wordt het schilderwerk geëxposeerd. Ontegen zeggelijk domineert hier de Zeeuwse schilder Raimond Kimpe, die o.m. met enkele forse doeken vertegenwoor digd is. Het zijn sterk beeldende werken, over het algemeen geschil derd in de scherpe, hoekige vormen van het kubisme en meestal sterk ontlenend, zoals bij „Boer en vrouw" en „Schipsluis". Bewogener van toon, ménselijker is het fraaie doek „St. Franciscus". Overigens toont Kimpe ook hier weer in al zijn werken zijn grote technische vaardigheid, gepro jecteerd tegen een fris en oorspron kelijk talent. Scherp contrasterend met Kimpe's vaak koel realisme is een werkje van de Vlaming Gabriel de Paauw, „Vlaams dorp"; een warmgetint doek, waarin door een boeiende com positie de pastorale sfeer van gans een dorp getroffen werd in enkele huizen. Uit de veelheid van werken kan men ter bespreking uiter aard slechts een enkele, zij het niet geheel cn al willekeurige greep doen. Daarbij komt men dan ook allicht tot „Strand", een speels, raak getroffen werk van H. Malfrait, en terzijde tot Jac. Prince, de jonge Middelburgse schilder, d'drie werken exposeert, waarvan er helaas slechts een tot na dere beschouwing noodt. Zijn „Veere" is fris van compositie, ragfijn ge nuanceerd en met een goede vlakver deling. OPMERKELIJK Opmerkelijk werk is er te zien van H. Metsers, wat gedwongen van toon vaak, ontwapenend echter is zgn „Clown", vervaardigd uit een rijk geschakeerd palet, geschilderd met een vlot en vrolijk penseel Ja, en dan de voor de Zeeuwen ook goede bekenden J. C. van Schagen, Claire Bonebakker en Louis Hey- mans; Van Schagen met enkele min om meer satirische werkjes, waarin men de „Joringel" uit deze krant her kent, Claire Bonebakker met een en kel boeiend landschap, een zee- en een havengezicht, en Louis Heymans met o.m. zijn „Februari 1953". Een Vlaming, wiens werken op vallen, is ook Jules de Slitter, schilder van het platteland, in kloeke vormen en wat passieloze kleuren, met doeken vlak als het BEELDHOUWWERK. Dat waren dan enkele grepen uit de collectie schilderijen; in de Bur gerzaal vindt de bezoeker een kleine collectie beeldhouwwerken, met als voornaamste exponent Karei Aubroeck uit Vlaanderen. Diens mas. sieve „Aarde", een zittende, gebogen vrouwenfiguur, ademt 'n soort „stug ge deemoed" en heeft de ruwe schoonheid van moeder aarde zelve. Zijn „Wekroep" is gracieus, een knap stuk werk, en charmant, innig zui ver is zijn „Idylle", evenals „Moeder en kind". De „Lente" in brons van Jozef Cantré heeft een wat naïeve gelaats uitdrukking, die lieflijk had moeten zjjn, maar ze is soepel van lijn en in derdaad ondernemend als de lente Van mevrouw L. Messer-Heybroek is er een geestig „Portret van mijn oom Peet" en een gave „Meisjesgroep" in gips. A. van Ravels zond o.m. een ex pressieve „Kop" en zo zijn er ook in deze afdeling, die helaas in een iets te kleine ruimte moest worden onder gebracht, wel belangwekkende dingen te zien. Hulst, zo kan men concluderen, kan trots zyn op de ter gelegenheid van de Reinaertdagen ingerichte ex positie, en mét Hulst geheel Oost Zeeuwsch-Vlaanderen IN HET NATIONALE MUSEUM te Stockholm zal in Januari 19S6 een belangrijke Rembrandttentoonstelling worden gehouden, ter gelegenheid van het feitdat deze meester 350 jaar ge leden geboren werd. De expositie zal schilderijen en te keningen van Rembrandt bevatten, afkomstig uit Zweedse, Deense, Finse en Nederlandse musea (Amsterdam) alsmede uit particuliere Zweedse ver zamelingen. Dit zal de grootste Rem brandttentoonstelling i oorden, die Stockholm ooit gekend heeft. DE DIRIGENT Carl Schuricht wordt 3 Juli a.s. 75 jaar. Enige vrien den uit Nederland hebben het plan op gevat de dirigent die dag een hulde blijk aan te bieden, DE ALT MIMI AARDEN is, met toestemming van de Nederlandse Opera, voor de tijd van zes maanden als gast geëngageerd door de Stadti- scher Oyer te Berlijn. Zij is uit vijf tien bekende Europese zangeressen gekozen om de plaats in te nemen van dc eerste alt, Margaret Klose. EEN ZOMERFESTIVAL zal ook dit jaar weer gehouden worden in Delft en wel van 1 Juni tot 9 Juli. Er is een afwisselend programma sa mengesteld, met toneelopvoeringen, concerten e.d. Hoogtepunten zijn de opvoeringen van ,JSlckerlyc" door de Nederlandse Comedie, op de binnen plaats van het Prinsenhof, onder re gie van Johan de Meester, en een openlucht-voorstelling van het toneel stuk „Wachten op Godot'1 door de To neelgroep Theateronder regie van Robert de Vries. EEN AANTAL BURGERS van Ita liaanse afkomst heeft aan de biblio theek van Baltimore een van de wei- nige exemplaren geschonken van de bibliophiele uitgave van Bruce Rogers van Dante's meesterwerk ,JDe Godde lijke Oomedie". OP 26 SEPTEMBER van dit jaar zal het tien jaar geleden zijn, dat de Hongaarse componist Bela Bartok te New York overleed. Mede in verband met de groeiende belangstelling voor het werk van Bartok, t's een initiatief- comité gevormd, dat zich ten doel stelt te komen tot de oprichting va» een Nederlands Bela Bartok-genoot schap. Het doel van het genootschap zal zyn om propaganda te maken voor het werk van Bartok, Gedurende de twee jaar, die men met de voorbereidingen en opnamen van de film „Canaris, de man die al les wist", naar het boek van Ian Col vin bezig was, hebben de makers er hard aan getwijfeld of hun werk wel die uitwerking zou hebben, die men er van verwachtte. Want hoe vreemd het ook klinken moge: In Duitsland was Canaris totaal onbekend. Dat hrj als hoofd van de Abwehr niet alleen de levens van de 38.000 mensen van zijn dienst in handen had. maar bo vendien de hele regering en daarmee het lot van zijn volk, andere volken, wisten maar zeer weinig landgeno ten van hem. Doch niet alleen daarom zal de film in Duitsland zo'n onverwacht frote belangstelling getrokken heb- en, doch ook om het conflict dat zij uitbeeldt: Dat van de mens die zich aan zijn land gebonden voelt, maar van wie tegelijkertijd gevergd wordt, dat hij de menselijke waardigheid hoog houdt. Een thema, dat door de onderstroom van gevoel alle kans biedt aan de sentimentaliteit, aan te grote zwart-wit tegenstellingen. Weidenmann en zijn dramateurs hebben echter uit de hoeveelheid ma teriaal, die hen ter beschikking stond met een feilloos instinct datgene ge kozen wat van het conflict het tref fendst in beelden was samen te vat ten. Door een zogenaamde harde montage, die de beelden daar afkapt, waar zij door te grote tijdsduur een larmoyante sfeer zouden kunnen op roepen, heeft de film een spanning en vaart gekregen, die de innerlijke spanning en gedrevenheid van haa'r figuren zeer verantwoord benadrukt. Een half jaar lang heeft de regis seur die net als zijn Amerikaan se collega Stanley Kramer onaf hankelijk werkt met een eigen vast team Europa afgereisd om de do cumentaires te vinden, die in zij.i iiim ingelast zouden moeten worden. Aan O. E. Hasse, die o.a. in „The True and the Brave'en die in deze film de hoofdiol heeft, dankt Canaris, de man die alles wist. voor namelijk ook zijn grote bewogenheid. Het spel van de overigen is door de regisseur even strak gehouden. Hier en daar doen de dialogen wat literair aan, maar omdat hoofdzakelijk de beelden spreken is het niet storend. Naar het. Filmfestival in Cannes heeft men de film niet willen sturen uit angst dat ze er geen prijs zou ha len door haar tendenz. Men rekent er op, dat zij evenwel op de Berliner Festspiele wel een prijs zal krijgen. Na Canaris heeft Weidenmann de comedie „De Hemel is niet uitver kocht" gemaakt. In September be gint hy met „Alibi", een film, die over de verantwoordelijkheid van de lekenjuries voor rechtspraak zai han delen. In ons land zullen we deze veelbelovende Duitse regisseur terug zien in het voorjaar '56 om opnamen te maken voor zijn film, waarin de K.L.M. een werkzaam aandeel heeft. Hierin zal O. E. Hasse weer de hoofdrol spelen als gezagvoerder van een vliegtuig-bemanning.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1955 | | pagina 5