Algemene belangstelling voor
fenomeen „droom" toegenomen
Een interessante expositie
in Huister raadhuis
t
SE
HjjU
Abstracte beeldhouwkunst
van Alexander balder
Duitse film over Canaris
„de man die alles wist'
CULTURELE CAVALCADE
ZATERDAG 28 MEI 1955
PROVINCIALE ZEEÜWSE COURANT
DICHTERS EN DROMEN"
Een wetenschappelijke studie
van dr. H. S. Visscher
„DICHTERS EN DROMEN" worden veelal in één adem genoemd. Sedert
de nabloei van de romantiek (en daar zijn we nog maar nauwelijks of ge
deeltelijk aan ontgroeid) stelt „men" zich een dichter haast automatisch
voor als iemand, wie dê dromerigheid om zo te zeggen al uit de ogen sche
mert (straalt is een voor deze vaagheid te actieve term).
Nog afgezien van het feit dat de droom in het dichterlijk leven inderdaad
te allen tijde een grote rol heeft gespeeld (zy het dan vaak onder allerlei
vermommingen) mag veilig worden aangenomen dat thans, nu vrijwel
iedereen zich met zijn dromen en him betekenis bezig houdt, ook de dichter
zich nog meer, en ook anders dan voorheen, voor zijn dromen en hun even
tuele bruikbaarheid in zijn poëzie zal interesseren. In de loop van de laatste
halve eeuw, waarin de psychologie zozeer „in de mode" kwam, is immers
ook de algemene belangstelling voor de droom als fenomeen sterk toegeno
men. Het aantal populariserende boeken op dit gebied (naast de streng-we-
tenschappelijke) spreekt dienaangaande duidelijke taal.
terwijl méér droominhouden gegeven
worden. Bij Hendrik de Vries over
treft het aantal inhouden zelfs het
aantal malen dat hij het woord
droom gebruikt.
Nu was voor de nabloei-roman-
tici „de droom" in zekere zin een
poëtisch begrip, een passe-partout
geworden, „droomland" een soort
paradijs waarin men de werkelijk
heid kon ontvluchten. De pur-sang
romantici beleefden de droom in
zijn verbijsterende verschijnings
vorm, ooit al is wat ze ons aan
„dromen" in hun werk geven, vaak
van a tot z geconstrueerd denk
werk, fantasie (wat overigens ook
voor menig modern dichter geldt).
Tegenover deze in dichtvorm
verwerkte bedachte dromen (ze lij
ken vaak meer op poëtische al
legorieën en missen het meestal
verbijsterende karakter dat de ech
te droom kenmerkt) staan de gedich
ten waarvoor de dichters zich van een
werkelijke droominhoud hebben be
diend. Vaak is echter de scheiding
tussen een echt- en een pseudo-droom-
gedicht moeilijk te trekken, vooral als
Dat niettemin een wetenschappelij
ke studie als die van dr. H. S. Vis
scher: „Dromen in de moderne Ne
derlandse poëzie" (een dus uiterst
aantrekkelijk en belangrijk onder
werp) betrekkelijk lang uitbleef is
verklaarbaar: om dit werk tot een
goed eind te brengen dient men niet
alleen grondig psychologisch (en ge
specialiseerd) wetenschappelijk ge
schoold te zijn, maar moet men bo
vendien gevoel bezitten voor de fijn
ste taainuances, dient men gedichten
te kunnen proeven tot in het merg,
Letterkundige kroniek
door HANS WARREN
kortom: dient men behalve weten
schapsman met een zeer grote bele
zenheid ook nog iemand met groot
kunstzinnig inzicht te zijn.
In de persoon van dr. Visscher zjjn
deze kwaliteiten verenigd en zijn
boek is dan ook bijzonder geslaagd:
het paart kennis aan groot artistiek
inzicht, het is volkomen onpartgdig,
glashelder van exposé, duidelijk van
stijl en van een hartveroverende, eer
lijke bescheidenheid.
Om te beginnen geeft dr. Visscher
ter oriëntatie enige algemeen-inlei
dende hoofdstukken waarin hij, zon
der zichzelf in de polemiek te men
gen, de verschillende opvattingen en
theorieën over 't droomgebeuren kort
uiteenzet. Vanaf de oudste tijden heeft
dit nachtelijke, raadselachtige feno
meen immers de menselijke belang
stelling gehad. Aangezien het object
van zijn wetenschappelijk onderzoek
onze dichtkunst tussen dé jaren 1910
en 1940 is, verplaatst de schrijver te
recht het zwaartepunt van zijn over
zicht naar de romantiek en wat daar
op volgt: de droomwetenschap van
o.a. Freud en Jung.
De generatie van 1910 wortelt ten
onzent nog ten volle in de romantiek,
terwijl tussen de wereldoorlogen het
droomelement in de dichtkunst reeds
duidelijk verschoven is van wens- en
verlangenprojecties (b.v. Bloem)
naar het veel antonomere bestaan van
de droom in het gedicht (b.v. Achter
berg), of, zo ge wilt, van het meta
fysische naar het fenomenologische.
Dr. Visscher wijst er op dat in de we
tenschappelijke droombeschouwing
deze wending zich reeds lang voor
dien had voltrokken.
WETENSCHAPPELIJK
ONDERZOEK.
Een streng wetenschappelijk onder
zoek kan soms tot opmerkelijke re
sultaten voeren. Het is ongetwijfeld
de taak van een wetenschapsman, na
te gaan tellen hoeveel maal het
woord „droom" by elke dichter voor
komt, hoeveel „droominhouden" hij
daartegenover in zijn gedichten ver
werkt, en daaruit boeiende conclusies
te trekken.
Dr. Visscher heeft het resultaat in
tabellen ondergebracht en het is
frappant: de verzen van vóór de eer
ste wereldoorlog wemelen van het
woord „droom", terwijl het aantal
meegedeelde droominhouden uiterst
gering is. (Bij Bloem komt 88 maal in
een bundel van 59 verzen het woord
droom voor, terwijl hij geen en
kele droominhoud mededeelt, bij
Van Eyck is de verhouding 115 maal
op 50 verzen, maar hij geeft althans
twee droominhouden weer). Tussen
de wereldoorlogen en nadien neemt
verhoudingsgewijs het blote vermel
den van het woord „droom" sterk af,
de vermelding vaag blyft. Dr. Vis
scher heeft beide dan ook gelgkelijk
behandeld in zijn overzicht, mits de
dichter maar beweert, te hebben ge
droomd.
VERSLAG EN VERBEELDING.
(Dr. Visscher neemt het op voor de
goeden onder hen) de droom tot een
passepartout, het woord „droom" tot
een loze klank, vele door de theorieën
van Freud en Jung en door het sur
realisme (waaraan de schrgver o.i.
veel te weinig om niet te zeggen geen,
aandacht besteedt) beïnvloede dich
ters beginnen de fout om het zuivere
droomverslag als „poëtisch geladen"
verschijnsel te overschatten. Terecht
schrijft dr. Visscher dat geen kunst
tot stand gebracht wordt zonder de
medewerking van de ratio. Dat de
poëtische verbeelding actief is, terwijl
men de droom een passieve creativi
teit zou kunnen noemen. Een verza
meling protocollen van door een dich
ter gedroomde dromen, die psycholo
gisch gezien mogelijk uiterst curieus
zijn, staat nog niet gelijk met een bun
del gedichten. De romantici gaven ons
een „verbeelding", een poëtische be
werking van hun drobminhoud of hun
fantasie, vele modernen daarentegen
geven ons slechts een „verslag" zon
der poëtische waarde.
Na in deel I de romantische droom
uitvoerig te hebben behandeld, volgen
.in deel II van de studie aan de hand
van uiterst boeiende en vaak verras
sende interpretaties een aantal hoofd
stukken waarin nog nader op het pro
bleem „de moderne Nederlandse dich
ter en de droom", wordt ingegaan: o.a.
over het spel met de droomoorzaken,
commentaar op eigen dromen van de
dichter in het vers etc.
De schrijver prikkelt bij dit uiterst
hachelijke onderwerp slechts zelden
tot tegenspraak (hachelijk, want hoe
menig voorbeeld dat, naar zich laat
aanzien een fraaie illustratie van een
theorie of een bewering is, kan im-
„Vlaams dory", een doek van de Vla
ming Gabriel de Paauw
w-
N$fcj
m
mets voortkomen uit het feit dat de
dichter bewust met zijn droom en de
moderne droomuitleg speelde) en
verrast geregeld door de tegelijk sub
tiele èn uiterst indringende wijze
waarop hij de gedichten benadert van
alle kanten en hen dan ontleedt.
Slechts tweemaal, nl. bij een kwatrijn
van J. I. de Haan en bij het vers
„Tijd" van Vasalis waren wij het be
slist met de schrijver oneens.
De lectuur van dit gedegen werk,
waarvan we hier slechts héél enkele
aspecten naar voren konden brengen,
is voortdurend een genoegen.
Bescheiden oordeelt dr. Visscher
aan het eind van zijn studie dat hij
zich niet gerechtigd voelt, veel alge
mene conclusies te trekken.
In zekere zin is dat juist. Gedichten
zowel als dromen onttrekken zich in
laatste instantie aan het rationele
„begrip", aan de wetenschap. Ze be
houden hun geheim. En van een ge
slaagd droomgedieht zou men dus
kunnen zeggen dat er een dubbel ge
heim achter opryst.
Dr. H. S. Visscher: Dromen in de
Nederlandse poëzie.
Van Loghum Slaterus, Arnhem.
KUNST EN KUNSTENAARS
Afspiegeling van de nafuur
(Van een bijzondere medewerker).
BOSTON, MEI De beeldhouwkunst is volgens een voor ieder duidelijke
definitie een kunstvorm in de drie-dimensionale ruimte, die zich meer tot
beschouwing dan tot toepassing in het dagelijks leven leent. In Boston, het
culturele centrum van Nieuw-Engeland wordt evenwel het werk van één
van Amerika's leidende beeldhouwers niet alleen bewonderd maar ook toe
gepast.
De kunstenaar in kwestie is Alexander Calder, wiens abstracte kunst
uitingen, die op grillige wijze een afspiegeling van de natuur geven, thans
ten toon worden gesteld in de gangen van de Academie voor Beeldende
Kunsten van de Harvard Universiteit in het naburige Cambridge.
Hing heeft ook bui-
•eedfs veel belang-
Deze tentoonstellin;
ten vakkringen B
stelling getrokken, meer dan een van
de andere tentoonstellingen van de
werken van vooraanstaande schilders
en beeldhouwers, die in deze acade
mie zijn gehouden. De rector, José
Luis Sert, is van oordeel dat zijn stu
denten, waarvan het merendeel ar
chitectuur studeert, inspiratie kunnen
putten uit een nauw contact met de
werken van baanbrekende kunste
naars, die over fantasie beschikken:
Calder is hiervan natuurlijk een uit
stekend voorbeeld.
Calder kan nauwelijks in een van
de bekende scholen of genres worden
ingedeeld: zijn werk is spontaan van
karakter en door een aantal kunst
broeders wordt het zelfs frivool ge
noemd, vanwege het ruime gebruik
dat hij maakt van eindjes metaal
draad en stukjes metaal om daarme
de zijn voorstelling van natuurvoor
werpen tot uitdrukking fe brengen.
Spontaniteit, humor, frivoliteit
of een andere term in die geest
kan men gebruiken om Calder's
richting te omschrijven, maar van
de ernst van zyn werk moge ge
tuigen, dat hem in 1952 tijdens de
Biennale in Venetië de internatio
nale prijs voor beeldhouwwerk
werd toegekend en dat zijn „mo
biles" de stoot hebben gegeven tot
een nieuwe vorm van binnenhuis
architectuur, die zijn weg heeft
gevonden in talloze Amerikaanse
woningen.
POPULARITEIT.
Deze „mobiles" zjjn de voornaam
ste aanleiding geweest tot de popula
riteit, waarin Calder zich thans mag
verheugen. Ofschoon hij niet de
schepper is van deze bewegende, soe
pele vorm van beeldhouwkunst, ont
wikkelde en vervolmaakte hij deze
kunstvorm zodanig, dat hij aan op
maat gesneden, gegoten of gesmede
materialen een nieuwe dimensie
die der beweeglijkheid heeft gege
ven. Volgens enkelen laten zijn „mo
biles" zien „dat de techniek de aesthe-
tica kracht bij zet" anderen zeggen
dat hij „gestalte heeft gegeven aan
contrasterende bewegingen van vorm
in de ruimte".
Calder is niet bij toeval tot deze
kunstvorm gekomen; zijn vader was
een bekend beeldhouwer, zodat hij al
van jongs af aan in huis met de
..Brug met koeien", een fraaie aquarel
van de Britse schilder John Sell Cot-
man, die ook vertegenwoordigd is op
een expositie van vroege Britse aqua
rellen, die icordt gehouden in hel Cen
traal Museum te Utrecht, ter gelegen
heid van de Britse week.
Deze tentoonstelling wordt tot 3 Juli
in Utrecht gehouden en verhuist
daarna naar liet Haagse Gemeente
museum. Het gaat om werken uit de
eerste helft van de negentiende eeuw,
een bloeitijd voor de Britse kunst.
Constable, Cotman en Turner waren
enkele topfiguren uit die tyd.
scheppende kunst kennis maakte.
Toen hij 20 was had hij reeds een gro
te bedrevenheid in de hantering van
de gereedschappen verworven en had
hij zich een goede dosis technische
kennis bijgebracht, waardoor hij in
staat was zich een oordeel te vormen
over de mogelijkheden, die de gereed
schappen bieden bij de vormgeving
van zijn grondstoffen. Al heel gauw
wist hij met metalen alles te doen wat
hij wilde, maar hij overdreef daarin
nimmer.
Op de tentoonstelling in de Harvard
Universiteit heeft Calder 86 van zijn
werken bijeengebracht, zowel de on
beweeglijke beeldhouwwerken als de
„mobiles", enkele van zijn draadfigu
ren van mensen en dieren dateren
van 1929.
Een van zijn laatste „mobiles" da
teert van 1953 en is een uitbeelding
van „Ahab", een gigantisch samen
spel van stalen raderen en vlakken,
dat aan een zes meter lang touw
zweeft, Calder's impressie van de
medogenloze kapitein uit Melville's
„Moby Dick".
NA TWEE JAAR VOORBEREIDING
Uitstekend gestaagd
Over Canaris, de belangrijkste man
van de Duitse contra-spiohnage, de
Abwehr, in de tweede wereldoorlog
heeft de Duitse, regisseur Alfred W'ei-
denmann een film gemaakt, die niet
alleen film-technisch allure heeft,
maar ook qua strekking behoort tot
de beste films, die de Duitse politiek
vlak voor en tijdens de tweede we
reldoorlog tot onderwerp hebben.
SCHOONHEID EN RUST
Kunst uit Zeeland en Vlaanderen
„Wekroep"ren beeld, van
Karei Aubroeck
(Van een onzer redacteuren).
Tot 6 Juni biedt het fraaie Hulster raadhuis meer dan ooit
schoonheid en rust; in enkele zalen is daar namelijk een verza
meling kunstwerken schilderijen en beeldhouwwerk uit
Zeeland en Oost-Vlaander en bijeengebrachtwelke rijk is aan
tot stil genieten nopende verrassingen.
Op een stille namiddag is het goed dwalen langs de collectie
doekenhoutgravures, houtsneden en beeldhouwwerken, waarin,
zo mag men aannemen, een getrouwe afspiegeling te vinden is
van de prestaties der Vlaamse en Zeeuwse, vooraanstaande
kunstenaars.
In de trouwzaal van het raadhuis,
een voornaam vertrek met vele ven
sters, een hoge zoldering en grote,
koel-marmeren tegels, wordt het
schilderwerk geëxposeerd. Ontegen
zeggelijk domineert hier de Zeeuwse
schilder Raimond Kimpe, die o.m. met
enkele forse doeken vertegenwoor
digd is. Het zijn sterk beeldende
werken, over het algemeen geschil
derd in de scherpe, hoekige vormen
van het kubisme en meestal sterk
ontlenend, zoals bij „Boer en vrouw"
en „Schipsluis". Bewogener van toon,
ménselijker is het fraaie doek „St.
Franciscus". Overigens toont Kimpe
ook hier weer in al zijn werken zijn
grote technische vaardigheid, gepro
jecteerd tegen een fris en oorspron
kelijk talent.
Scherp contrasterend met Kimpe's
vaak koel realisme is een werkje van
de Vlaming Gabriel de Paauw,
„Vlaams dorp"; een warmgetint
doek, waarin door een boeiende com
positie de pastorale sfeer van gans
een dorp getroffen werd in enkele
huizen. Uit de veelheid van werken
kan men ter bespreking uiter
aard slechts een enkele, zij het niet
geheel cn al willekeurige greep doen.
Daarbij komt men dan ook allicht tot
„Strand", een speels, raak getroffen
werk van H. Malfrait, en terzijde tot
Jac. Prince, de jonge Middelburgse
schilder, d'drie werken exposeert,
waarvan er helaas slechts een tot na
dere beschouwing noodt. Zijn „Veere"
is fris van compositie, ragfijn ge
nuanceerd en met een goede vlakver
deling.
OPMERKELIJK
Opmerkelijk werk is er te zien van
H. Metsers, wat gedwongen van toon
vaak, ontwapenend echter is zgn
„Clown", vervaardigd uit een rijk
geschakeerd palet, geschilderd met
een vlot en vrolijk penseel
Ja, en dan de voor de Zeeuwen ook
goede bekenden J. C. van Schagen,
Claire Bonebakker en Louis Hey-
mans; Van Schagen met enkele min
om meer satirische werkjes, waarin
men de „Joringel" uit deze krant her
kent, Claire Bonebakker met een en
kel boeiend landschap, een zee- en
een havengezicht, en Louis Heymans
met o.m. zijn „Februari 1953".
Een Vlaming, wiens werken op
vallen, is ook Jules de Slitter,
schilder van het platteland, in
kloeke vormen en wat passieloze
kleuren, met doeken vlak als het
BEELDHOUWWERK.
Dat waren dan enkele grepen uit
de collectie schilderijen; in de Bur
gerzaal vindt de bezoeker een kleine
collectie beeldhouwwerken, met als
voornaamste exponent Karei
Aubroeck uit Vlaanderen. Diens mas.
sieve „Aarde", een zittende, gebogen
vrouwenfiguur, ademt 'n soort „stug
ge deemoed" en heeft de ruwe
schoonheid van moeder aarde zelve.
Zijn „Wekroep" is gracieus, een knap
stuk werk, en charmant, innig zui
ver is zijn „Idylle", evenals „Moeder
en kind".
De „Lente" in brons van Jozef
Cantré heeft een wat naïeve gelaats
uitdrukking, die lieflijk had moeten
zjjn, maar ze is soepel van lijn en in
derdaad ondernemend als de lente
Van mevrouw L. Messer-Heybroek is
er een geestig „Portret van mijn oom
Peet" en een gave „Meisjesgroep" in
gips. A. van Ravels zond o.m. een ex
pressieve „Kop" en zo zijn er ook in
deze afdeling, die helaas in een iets
te kleine ruimte moest worden onder
gebracht, wel belangwekkende dingen
te zien.
Hulst, zo kan men concluderen,
kan trots zyn op de ter gelegenheid
van de Reinaertdagen ingerichte ex
positie, en mét Hulst geheel Oost
Zeeuwsch-Vlaanderen
IN HET NATIONALE MUSEUM
te Stockholm zal in Januari 19S6 een
belangrijke Rembrandttentoonstelling
worden gehouden, ter gelegenheid van
het feitdat deze meester 350 jaar ge
leden geboren werd.
De expositie zal schilderijen en te
keningen van Rembrandt bevatten,
afkomstig uit Zweedse, Deense, Finse
en Nederlandse musea (Amsterdam)
alsmede uit particuliere Zweedse ver
zamelingen. Dit zal de grootste Rem
brandttentoonstelling i oorden, die
Stockholm ooit gekend heeft.
DE DIRIGENT Carl Schuricht
wordt 3 Juli a.s. 75 jaar. Enige vrien
den uit Nederland hebben het plan op
gevat de dirigent die dag een hulde
blijk aan te bieden,
DE ALT MIMI AARDEN is, met
toestemming van de Nederlandse
Opera, voor de tijd van zes maanden
als gast geëngageerd door de Stadti-
scher Oyer te Berlijn. Zij is uit vijf
tien bekende Europese zangeressen
gekozen om de plaats in te nemen van
dc eerste alt, Margaret Klose.
EEN ZOMERFESTIVAL zal ook
dit jaar weer gehouden worden in
Delft en wel van 1 Juni tot 9 Juli. Er
is een afwisselend programma sa
mengesteld, met toneelopvoeringen,
concerten e.d. Hoogtepunten zijn de
opvoeringen van ,JSlckerlyc" door de
Nederlandse Comedie, op de binnen
plaats van het Prinsenhof, onder re
gie van Johan de Meester, en een
openlucht-voorstelling van het toneel
stuk „Wachten op Godot'1 door de To
neelgroep Theateronder regie van
Robert de Vries.
EEN AANTAL BURGERS van Ita
liaanse afkomst heeft aan de biblio
theek van Baltimore een van de wei-
nige exemplaren geschonken van de
bibliophiele uitgave van Bruce Rogers
van Dante's meesterwerk ,JDe Godde
lijke Oomedie".
OP 26 SEPTEMBER van dit jaar
zal het tien jaar geleden zijn, dat de
Hongaarse componist Bela Bartok te
New York overleed. Mede in verband
met de groeiende belangstelling voor
het werk van Bartok, t's een initiatief-
comité gevormd, dat zich ten doel
stelt te komen tot de oprichting va»
een Nederlands Bela Bartok-genoot
schap. Het doel van het genootschap
zal zyn om propaganda te maken voor
het werk van Bartok,
Gedurende de twee jaar, die men
met de voorbereidingen en opnamen
van de film „Canaris, de man die al
les wist", naar het boek van Ian Col
vin bezig was, hebben de makers er
hard aan getwijfeld of hun werk wel
die uitwerking zou hebben, die men
er van verwachtte. Want hoe vreemd
het ook klinken moge: In Duitsland
was Canaris totaal onbekend. Dat hrj
als hoofd van de Abwehr niet alleen
de levens van de 38.000 mensen van
zijn dienst in handen had. maar bo
vendien de hele regering en daarmee
het lot van zijn volk, andere volken,
wisten maar zeer weinig landgeno
ten van hem.
Doch niet alleen daarom zal de
film in Duitsland zo'n onverwacht
frote belangstelling getrokken heb-
en, doch ook om het conflict dat zij
uitbeeldt: Dat van de mens die zich
aan zijn land gebonden voelt, maar
van wie tegelijkertijd gevergd wordt,
dat hij de menselijke waardigheid
hoog houdt. Een thema, dat door de
onderstroom van gevoel alle kans
biedt aan de sentimentaliteit, aan te
grote zwart-wit tegenstellingen.
Weidenmann en zijn dramateurs
hebben echter uit de hoeveelheid ma
teriaal, die hen ter beschikking stond
met een feilloos instinct datgene ge
kozen wat van het conflict het tref
fendst in beelden was samen te vat
ten. Door een zogenaamde harde
montage, die de beelden daar afkapt,
waar zij door te grote tijdsduur een
larmoyante sfeer zouden kunnen op
roepen, heeft de film een spanning
en vaart gekregen, die de innerlijke
spanning en gedrevenheid van haa'r
figuren zeer verantwoord benadrukt.
Een half jaar lang heeft de regis
seur die net als zijn Amerikaan
se collega Stanley Kramer onaf
hankelijk werkt met een eigen vast
team Europa afgereisd om de do
cumentaires te vinden, die in zij.i iiim
ingelast zouden moeten worden.
Aan O. E. Hasse, die o.a.
in „The True and the Brave'en die
in deze film de hoofdiol heeft, dankt
Canaris, de man die alles wist. voor
namelijk ook zijn grote bewogenheid.
Het spel van de overigen is door de
regisseur even strak gehouden. Hier
en daar doen de dialogen wat literair
aan, maar omdat hoofdzakelijk de
beelden spreken is het niet storend.
Naar het. Filmfestival in Cannes
heeft men de film niet willen sturen
uit angst dat ze er geen prijs zou ha
len door haar tendenz. Men rekent
er op, dat zij evenwel op de Berliner
Festspiele wel een prijs zal krijgen.
Na Canaris heeft Weidenmann de
comedie „De Hemel is niet uitver
kocht" gemaakt. In September be
gint hy met „Alibi", een film, die
over de verantwoordelijkheid van de
lekenjuries voor rechtspraak zai han
delen. In ons land zullen we deze
veelbelovende Duitse regisseur terug
zien in het voorjaar '56 om opnamen
te maken voor zijn film, waarin de
K.L.M. een werkzaam aandeel heeft.
Hierin zal O. E. Hasse weer de
hoofdrol spelen als gezagvoerder van
een vliegtuig-bemanning.