Een oud Spaans meesterwerk na vier eeuwen weer vertaald Lichte muziek door Andriessen Een muzikaal evenement in Belgische hoofdstad Overzichtstentoonstelling in Amsterdams Museum ZATERDAG 21 Mei 1955 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT 9 DRAMA VAN HEBZUCHT EN PASSIE „La Celesiina", de tragi-comedie van Calisto en Melibea DE OUDE SPAANSE literatuur bezit drie hoofdwerken, die tevens toppen van de wereldliteratuur zyn: „El libro de buen amor" (Het boek van Goe de Liefde) van Juan Ruiz, aartspries ter van Hita, uit ongeveer 1330, ver volgens „La Celestina" van Fernando de Rojas (le druk 1499) en dan tenslotte de „Don Quijote" van Cervantes (1609). Het laatstgenoemde is het beroemdste en mag algemeen bekend geacht worden. Hiet „Boek van Goede Liefde" is, om overigens verklaarbare redenen waarop hier thans niet dieper kan worden ingegaan, het onbekendste. Er bestaan zelfs maar twee vertalingen van, een (onvindbare) Engelse en een Nederlandse (van dr G. J. Geers, we bespraken die voortreffelijke uitgave in de P.Z.C. van 17 April 1954). Thans is ook „La Celestina" in een zeer lovenswaardige vertaling (van Albert Helman) in het Nederlands verkrijgbaar Of lie ver: wéér verkrijgbaar, want vier eeuwen gereden is dit boek al eens in onze taal overgezet, maar het is onnodig toe te voegen, dat exemplaren van die uitgave uiterst sporadisch voorkomen, terwijl bovendien die ver taling de moderne lezer weinig bevredigt. De drie genoemde meesterwerken men zou het alle drie tragicome dies kunnen noemen zijn alle ty pisch Spaans en zelfs in zekere zin in de volgorde van ontstaan aan elk aar verwant. Het „Boek van Goe de Liefde", in kunstige versvorm ge schreven, is een merkwaardig amal gaam van vroomheid en onkuisheid, een wonderlijke mengeling van Christelijk geloof en Mohamedaans- Joodse levenshouding. Het behoort nog geheel tot de Middeleeuwen. Tot de „Spaanse" middeleeuwen in het bijzonder, en daarmee is voor de in sider de beperking, de exclusiviteit bovenbedoeld, aangeduid. „La Cele- Letterkundige kroniek door HANS WARREN stina" zou men het eerste grote we reldlijke drama (een eeuw vóór Sha kespeare, die brj de lectuur telkens onwillekeurig in gedachten komt) van de Westeuropese literatuur kun nen noemen. Dit \yerk vertoont zo wel middeleeuwse als renaissancisti sche trekken, het staat op de kente ring van twee tijden. De „Don Quijo te" tenslotte, is de eerse prozaro man, een boek, zo onnoemelijk ryk, dat men het niet in één zin kan defi niëren. Het is een rijpe vrucht van Spanjes Gouden Euw. Het Boek van Goede Liefde en de Celestina zijn onderling nauwer ver want dan deze twee met de Don Quijote. Rojas, Castiliaan als Juan Ruiz, moet'het werk van die laatste bepaald goed hebben gekend, en de figuur van de koppelaarster zonder welke de beide werken' ondenkbaar zijn, heeft in zekere zin de boeken hun titel bezorgd: „Buon Amor" was de naam die de aartspriester aan Uracca, de koppelaarster geven moest, en Celestina is de naam van de koppelaarster in Roja's werk, dat oorspronkelijk in de eerste druk de „Comedia de Calisto e Melibea" heette. Het woord comedia werd reeds bij de tweede druk gewijzigd in „Aragi-comedia". In de wandeling, (het stuk werd zeer populair) en weldra ook officieel werd de bena- ALBERT HELMAN voortreffelijke vertaling ming „Celestina". En de naam Cele stina werd op zijn beurt weer een gangbare aanduiding voor een kop pelaarster! Celestina is inderdaad de centrale meest onvergetelijke figuur in dit drama van hebzucht en passie, dra ma waarin echter ook het lachwek kende geenszins ontbreekt en dat daarom terecht de aanduiding tragi- comedie draagt. Zo was ook Uracca een van de belangrijkste personages iri het boek van Juan Ruiz. Deze ty pische figuur van koppelaarster, die onder de mom van een of ander han deltje talloze beroepen aan de zelf kant van het leven uitoefent, waar van een der onschuldigste nog is: geliefden tegen een vergoeding met elkaar in contact te brengen, is nóg niet helemaal uitgestorven in Span je.. Maar in de middeleeuwen en daarna was zij wel zéér nodig als middelaarster tussen de haast Moors-opgesloten, bewaakte jonge dames en de warmbloedige jonge minnaars. „LEESDRAMA" In de literatuur vindt men de fi guur van de koppelaarster vooral ook in de Oosterse letteren en bij de antieken invloeden die beide sterk op de middeleeuwse Spaanse letteren hebben ingewerkt. Het is ondoenlijk ook maar enige Indruk van de rijkdom van dit boek te geven in een paar kolommen druks. Albert Helman geeft het een inleiding van meer dsn vijftig pagi na's mee en is dan nog lang niet aan het eind van zyn latyn. Want, zoals ipet alle waarlijke meesterwerken, raakt men er eigenlijk niet over uit gepraat. Het is dus een toneelstuk, maar dan wat men een „leesdrama" pleegt te noemen. Niet alleen dat het in zijn oorspronkelijke vorm (o.a. liefst maar 21 acten) om allerlei redenen onopvoerbaar is; het idee van opvoe ring heeft stellig niet bij de auteur voorgestaan. Hoe, nu ruim 450 jaar geleden, opeens dit geniale werk met zijn meesterlijke psychologische ka raktertekening (die dus zuiver al léén in dialogen tot uitdrukking komt!) plof als een rijpe vrucht van de Spaanse literatpurboom is ko men vallen, zal wel altijd een onop gelost raadsel blijven. Van Fernan do de Rojas, een advocaat van Jood se afkomst die in 1954 stierf (hij schreef het werk nota bene in zijn jeugd) weet men vrijwel niets af. (evenmin als van Juan Ruiz overi- tens). Wat er verder weinig toe oet: het stuk is daar in al zyn ver bijsterende rijkdom. Heel in het kort komt de intrige hier op neer: Calisto, een voornaam en rijk edelman, ontmoet Melibea, een meisje van nóg hoger geboorte. Hij vat liefde voor haar op, maar zij wijst hem koel af. Calisto's knechten raden hun meester, de koppelaarster Celestina in de arm te nemen. Deze weet met list en heksery Melibea „bewerken" Melibea, de conventio- neel-ongenaakbare, verandert, een maal „gevallen" in een even vurige als trouwe minnares. Calisto beloont Celestina rijk, maar deze loochent dan haar belofte, te zullen delen met Calisto's knechten. In een vlaag van woede vermoorden zij Celestina en ze worden daarop zelf door het gerecht onthalsd. De liefjes van die knechts billen zich wreken en veroorzaken min of meer indirect Calisto's dood, na een van zyn nachtelijke be zoeken aan Melibea. Deze, ontroost baar, werpt zich te pletter van een toren. Haar vader besluit het stuk met een aangrijpende alleenspraak, een cri de coeur, die tot de schoonste bladzijden hoort, ooit geschreven. Alles in dit stuk verloopt met een onontkoombare fataliteit. Een Oos- ters-Joodse fataliteit zou men haast zeggen. Wetmatig en onuitstaanbaar wentelt de sneeuwbal van het kwaad voort, allen verpletterend. Van idealen, van een moraal, laat staan van een Christelijke moraal, is geen sprake. Prostitutie, moord, zelf moord, geestelijk en lichamelijk lief deleven, het is alles even normaal en vanzelfsprekend in dit werk en het is dan ook geen wonder dat de In quisitie het stuk weldra verdacht vond en het verbood. Een schat aan volkswijsheid, voor al tót uitdrukking komend in hon derden, meestal op volkomen natuur lijke wijze ingelaste spreuken, kruidt de sprankelende dialogen. Alle typen (het zijn er veertien, deels behorend tot de aristocratie, deels tot de on derwereld en het volkje van knechts en kamermeisjes) zijn even meester lijk als karakters uitgebeeld en vol- „Van den Vos Reinaerde ..Willem, die Madoc maecte", de schrijver van het beroemde dertien- eeuwse dieren-epos „Van den Vos Reinaerde", heeft zijn werk ge plaatst in de streek tussen Hulst in Zeeuwsch Vlaanderen en Gent in Vlaanderen. Radio-reporter Tom Bouws heeft een tocht gemaakt langs dit Reinaert-pad en in ge sprekken met kunstenaars, histori ci en magistraten vast willen stellen of er nog bindingen zijn met de „fel le rover uit het epos. Bekende personen als Styn Streu- vels en Arthur Meulemans, maar ook jonge mensen komen aan het woord, terwijl een oud vrouwtje uit Hulst het Reinaertverhaal zal vertel len op haar manier. Deze gesprek ken en verhalen, tezamen met het gebeier van klokken, het zingen van oude volksliederen on de muziek van harmonieën zijn samengevoegd in het klankbeeld „In het spoor van de Reinaert". dat de KRO Zondag uit zendt in het kader van de Reinaert- feestelijkheden De gewestelijke zen der Gent zal dit klankbeeld herhalen op 23 Mei. Aan de hand van oorspronkelijke teksten schreef Tom Bouws voorts een microfoonbewerking van het thans zeven eeuwen oude dieren-epos „Van den Vos Reinaerde". In op dracht van de K.R.O. schreef Ar thur Meulemans. de bekende Belgi sche componist, illustratieve muziek bij deze tekst, welke onder regie van Willem Tollenaar wordt uitgezonden in het KRO-programma van Dins dag 24 Mei a.s. Max Croiset vervult hierbij de gastrol van verteller. „Concours Koningin Elizabeth" Vioolviriuozen meten zich (Van onze Brusselse correspondent) BRUSSEL, Mei Te Brussel zwaaien sedert enkele weken viool- virtuozen uit verschillende wereldde len, zowel de strijkstok als de scep ter. Onder steeds groeiende belang stelling nadert het vermaarde inter nationale „Concours Koningin Elisa beth" zijn hoogtepunt. Op 27 Mei a.s. zal de jury de namen bekend maken van de laureaten. Jammer genoeg zullen onder hen evenwel geen Ne derlanders voorkomen. Koningin Elisabeth van België heeft zich de laatste jaren herhaal delijk in het licht der belangstelling geplaatst. De 76 jarige Koningin die niet verlangt dat men haar „Ko ningin-Moeder", laat staan „Konin gin-Grootmoeder" zou noemen is door haar menigvuldige verschonin gen op openbare plechtigheden stel lig de meest op de voorgrond treden de figuur van het Belgische vorsten huis. Sedert lange jaren woont de konin gin, die zelf een verdienstelijk violis te is, tal van muzikale manifestaties in binnen- en buitenland bij. Persoon lijk heeft zij zeer veel gedaan voor dé steunverlening aan Belgische mu sici. Onder haar invloed kwam ook het „Concours Koningin Elisabeth" tot stand. Dit concours, dat afwisselend ge wijd is aan viool, piano en composi tie, is feitelijk gegroeid uit het in '37 gehouden internationale viool-con cours, dat de naam droeg van de Belgische virtuoos en componist Eugène Ysaye. Het „Concours Ko ningin Elisabeth" vindt dit jaar voor de vierde maal plaats. In de interna tionale muziekwereld heeft het een stevige reputatie verworven. Menig vroeger laureaat werd een bekend figuur op het concert-podium. Geen wonder, dat de wedstrijd, die op 6 Mei jl. te Brussel een aanvang nam, met stijgende belangstelling en span ning wordt gevolgd. In twee schiftingsproeven, die plaats hadden in het Brusselse Conservato rium lieten 39 candidaten uit alle de len van de wereld zich van hun beste zijde kennen. Zij vertolkten bij uit stek virtuoze en acrobatische compo sities zowel stukken van Belgi sche musici als de onvermijdelijke capriccio's van Paganini en zelf gekozen composities, waarin door dans ook weer het virtuoze element e doorslag gaf. Tijdens de eindwed- strijd voeren de 12 finialisten een zelfgekozen en een door de jury voorgeschreven concerto van een Belgische componist uit. WEINIG GELUK In dit steeds uitermate sterk bezet te concours heeft Nederland in het verleden met afwisselende kansen gestreden. Byzonder eervol was de 4e plaats die Theo Olof in het viool concours van 1951 behaalde. Hetzelf de jaar had Nederland nog een lau reaat: Kees Kooper, die als 12e ein digde. In 1952 waren de Nederlan ders minder gelukkig. In de finale van het pianoconcours, dat door de Amerikaan Leon Fleisher werd ge wonnen, waren zij niet vertegen woordigd. Onder de 11 prijswinnaars in de compositiewedstrijd van 1953 bevonden zich weer twee Nederlan ders: Matthijs Vermeulen (vijfde) en Luctor Ponse (tiende). Dit jaar hebben de Nederlanders weer goen geluk gehad. Kwantitatief waren zij nochtans het sterkst ver tegenwoordigd. Evenals de Belgen hadden zij op de in totaal 39 candi daten, niet minder dan 7 deelnemers. De eerste schiftingsproef werd voor hen een waar fiasco. Slechts twee onder hen belandden in de groep van 24 geselecteerden voor de tweede schiftingsproef. Men vergelijke hierbij, dat zowel de Fransen als de Russen hun candi daten naar de volgende ronde zagen gaan, terwijl de Belgen 5 van hun deelnemers overhielden. In de tweede ronde sneuvelden ook de beide overgebleven Nederlan ders HOGE EISEN Waren de Nederlanders in dit in ternationale concert dan absoluut onvoldoende? Het zou overdreven zyn zulks te beweren. Sommigen on- Een karakterkop door Thêrése Prat, toneelspeler met roos. Een ro mantische plaat op de Foto Biennale in Parijsmaar geen concessit aan het specifieke uitdrukkingsmiddel: de fotografie. fehouden. Steeds zit er vaart in de andeling, uiterst zelden is het werk te beschouwelijk, d.w.z. „vervelend". Het heeft een levendigheid die de beste stukken van Shakespeare eve naart en soms zelfs overtreft. Albert Helman gaf van dit moei lijk te vertalen drama een levendige vertolking die respect afdwingt, de uitgeverij Contact stak het in een keurig kleed in haar serie „De On- sterfelijken, meesterwerken nit de Wereldliteratuur". Fernando de Rojas: Celestina vert. en ingeleid door Albert Helman Uitgevery Contact, Amsterdam/Ant werpen. der hen gaven blijk van reële quali- teiten. Maar de eisen, die in dit con cours werden gesteld zijn zo uiter mate hoog, dat alleen candidaten van de topklasse een kans maken. Voor onzuiverheden iü de toon is de jury genadeloos. Dit ondervond o.a. Jeannelotte Hertzberger, die welis waar een temperamentvolle en technisch hoogstaande vertolking gaf van de moeilijke Eerste Rhapso- die van Bela Bartok, maar meer dan eens de juiste toon miste in de lang zame beweging van Saint-Saëns' derde vioolconcert. Opvallend was het ook, dat de meeste Nederlandse concurrenten tot de jongste deelnemers behoorden. Violisten van 19 of 20 jaar kunnen zeker een uitstekende aanleg hebben maar de meesten onder hen bleken te Brussel niet de rijpheid te bezit ten van hun oudere collega's. De meeste finalisten benaderden dan ook dicht de leeftijdsgrens van 30. Tien jaar vrije kunst Een veelzijdig beeld (Van onze redacteur beeldende kunsten) Van dit jaar af zullen de Nederlandse kunstenaars op eigen wys de be vrijding van ons land herdenken. Enige maanden geleden is namelijk een stichting tot stand gekomen, „Kunstenaars herdenken 5 Mei" genaamd. De taak van dit nieuwe orgaan is, elk jaar omstreeks de Bevrijdingsdag een reeks culturele gebeurtenissen op touw te zetten. Daarbij wil men niet volstaan met het houden van kunsttentoonsellingen, maar ook allerlei doen op het gebied van muziek en letteren. Zo ver is men dit jaar nog niet ge komen. Om des tijds wille heeft men zich thans moeten beperken tot een tentoonstelling van schilderijen, beeldhouwwerken en grafiek in het Stede lijk Museum te Amsterdam, waar zij tot eind Mei te zien zal zyn. De pretentie van deze opzet is niet gering: de organisatoren hopen haar te kunnen laten uitgroeien tot een ar tistieke waardemeter, waarvan de geestelijke gezondheid, de geestelijke welvaart van het Nederlandse volk af te lezen is. I voor mij zie in de ten toonstelling, die momenteel in Am sterdam te zien is, liever een soort balans van tien jaar artistieke vrij heid. Hoe is dan het saldo van die ba lans? Gezocht is naar de mogelijkheid, een kwaliteitstentoonstelling te ma ken. Met het oog hierop heeft men slechts een beperkt aantal kunste naars, schilders, beeldhouwers en grafici, tot deelneming uitgenodigd. Al met al hangt en staat hier toch nog werk van meer dan honderd mensen, in totaal naar schatting 300 stuks, bijeengegaard door een commissie van voorbereiding van eenentwintig man. Voor een expo sitie, die publiek moet trekken, is dat te veel. De bezoeker verdrinkt in een veelheid van indrukken en ziet tenslotte zijn begrip en belangstel ling door vermoeidheid tot het nul punt te zakken. VOOR DE KRO -MICROFOON. Bij wijze van ontspanning (Van een speciale verslaggever) Een mens met echte liefhebberijen kan zich waarlijk gelukkig prijzen. De een doet in postzegels, een ander aan sport en weer een ander rijdt in een auto, omdat zulks het hart zo prettig verioarmt en daarenboven de geest uit de gespannen plooi vermag te halen. Zet Jurriaan Andriessen in zijn wa gen en hij hoort de schoonste muziek onder de pronte motorkap brommen. Deze jonge Nederlandse componist, zoon van een bekende vader en echtge noot van de Haagse actrice Katinka v. d. Werff, kent echter nog een ande re vorm van gezellig amusement, wélke hy hanteert voor de gezelligheid zonder het zelfs maar in de verte wezenlijk belangrijk te achten. Jurriaan rookte in Amerika mentholsigaretten, waarvan het merk nu de achternaam betekent van zijn pseudoniem achter de vleugel in de KRO-studio Leslie Cool speelt geïmproviseerde moderne muziek met een licht klassiek smaakje. Wie maar een greintje interesse heeft voor het werk van Nederlandse componisten heeft wel eens gehoord van Andriessens Berkshire Sympho nies. In 1949 vertrok de toen 23-jari- ge Juriaan naar de Verenigde Staten in het kader van een uitwisseling. Hy was afgestudeerd aan het Utrechts Conservatorium en had reeds een aantal opmerkelijk vir tuoze composities op papier gezet. Hy dacht ongeveer drie maanden in Amerika te blijven, het werden twee jaren. Jaren van belangwekkende ervaringen en vruchtbare arbeid. In opdracht van de Nederlandse rege ring schreef hij daar zijn Berkshire symphonies, een titel geïnspireerd door het Berkshire Music Centre, het zomerverblijf voor afgestudeerde musici, die onder leiding van be faamde mannen technisch en styüs- tisch worden bijgepolijst. En in dit instituut lag de basis voor Andriessens nieuwste nieuws gierigheid naar de lichte muziek. Voor hij in .Amerika arriveerde had Jurriaan nimmer gedacht aan de mogelijkheid dat hy ooit nog eens achter de piano zou gaan zitten om iets anders te spelen dan de klassie ken. Voordien was hij ook totaal niet op de hoogte van wat er zoal ge beurde en te koop was in de wereld van swing en sweet. GEEN SCHANDE In het Music Centre heerste echter een sfeer waaraan de Nederlander na verloop van tijd merkte dat het beslist geen schande was om naast de gebruikelijke klassieke ook amu sementsmuziek te spelen. En zo werd langzamerhand zijn interesse wakker geschud door zijn Ameri kaanse collega's. Hij hoorde over Louis Armstrong, Duke Ellington en Ella Fitzgerald, ging naar hen luis teren en zag hoe de strijkers van het beroemde Philadelphia Orkest een ensemble vormden dat zich voortref felijk op het lichte vlak waagde. Nu was het geenszins zo, dat de jonge Andriessen zyn grote liefde eigenlijk een beetje ging vergeten door al die moderne invloeden. Inte gendeel. Hij merkte, dat jazz en klassiek niet te mengen zijn, althans voor zijn gevoel niet. Met zijn scherp onderscheidingsvermogen beschouwt hij de Amerikaanse symphonische jazz als tweespaltige muziek zonder waardevol karakter. In het Berkshire Music Centre speelde hy voor de gezelligheid en in derdaad alleen voor zijn plezier, dik wijls samen met collega's de swing van het land. Er ontwikkelde zich een aparte styl in de gevoelige han den van Jurriaan, die bij zijn terug keer in Nederland op een gegeven ogenblik werd aangesproken door Manus Willemse van de KRO „Of hij er wat voor voelde om voor de mi crofoon eens wat lichte muziek te maken?" „Wel", zei de jonge compo nist, „ter afwisseling, en alleen als ontspanning wil ik het misschien doen". En hij deed het. Leslie vond hy een aardige voornaam en om een speelse herinnering te houden aan JURRIAAN ANDRIESSEN lichte muziek zijn Amerikaanse sigarettenmerk noemde hij zich verder CooL Samen met een gitarist en een bas sist, werd wat geoefend en in Sep tember 1952 kwam zijn merkwaar dige pianomuziekje voor het eerst in de aether. Juist omdat hij geen le vensbelang ziet in het lichtere genre, timmerde hij niet welbewust aan zijn stijl. Hij schuwt als het ware de con ventie, die zegt, dat hij met de jazz tijd mee moet gaan. Van een basis- tijd mee moet gaan. Van een basis- schema'tje breidt hij zijn improvi saties op de toetsen'uit. Maar wie veronderstelt, dat Jur riaan dagelijks bezig is met deze liefhebberij, vergist zich heel erg Want zyn klassiek-gerichte capaci teiten leeft hij met hart en ziel uit op het schrijven van toneel- en bal letmuziek. Dit geschiedt alleen in op dracht en hy krijgt er vele. Niet alleen echter om die reden was mij een sterkere beperking lief geweest. Naar haar huidige opzet is deze tentoonstelling mij bovendien te veel een rhaling van Delftse uitin gen als Contour en Rekenschap. De keus is nog al eens aanvechtbaar wanneer het tenminste er om gaat, een toppunt van kwaliteit te laten zien. HOOGTEP UNTEN Overigens: hoogtepunten zijn er te over. Dat begint al dadelijk met Charley Toorop, wier Stilleven met Petroleumblikken ik van een grootse monumentaliteit vind. Er zijn enige Amsterdamse Joffers: Jo Bauer- Stumpff, Betsy Westendorp-Osieck, Marie van Regteren Altena, allen vertegenwoordigd door mooie, ge voelige doeken, waarvan ik met na me Betsy Westendorps portret van Harry van Tussenbroek zeer hoog schat. Vele moderne jongeren zullen deze kunst wel verouderd achten. Maar voor myn gevoel hebben deze dames de essentie van het waarach tige schilderen beter begrepen dan zovelen, die hardnekkig vasthouden aan de abstractie. Vjpn de jongeren onder de figura tieven verdienen met name de Limburgers Frans Nols en Jef Diederen, dat men lang naar hun werk kijkt. Het is in veel opzich ten verwant. Nols is iets fijner en veel sterker van compositie, maar beiden hebben zij een sfeer van stille droefgeestigheid in hun werk. Van Jan Sluyters Sr. ver dient met name een zeer mooi stilleven met philodendron ver melding. Geestig zijn de schilde ryen van de Rotterdammer Frans Timmers. Bij de abstracten valt het eerst het werk van Karei Appel op. Onder meer is er een groot doek, waarin hij zyn afkeer van De Mens op heftige wijze en in waarlijk ontzagwekken de verfmassa's belijdt. Verder noem ik nog 't werk van G. Benner en van Frieda Hunzïger. Van Otto van Rees zijn er een paar zéér fijne kubisti sche stillevens, van Meele Olden- boerrigter een paar voorbeelden van surrealisme, die me wat tegenvielen. Zijn tekeningen vind ik aangrijpend maar in zijn schilderijen lijkt hij wel te veel te willen zeggen. Het primitivisme van Charles Eyck overtuigt met nog steeds niet van zyn bestaansrecht evenmin kan ik onder de indruk raken van de Vier Paarden van Henri ten Holt, waarover een paar jaar geleden zo veel te doen is geweest. BEELDEN EN GRAFIEK In een speciaal paviljoen, ontwor pen door R, Frankot en Dick Elffers is het beelhouwwerk ondergebracht. Er staat wel veel, maar niet alles heeft evenveel kwaliteit. Dat kan ook haast niet anders. Er is in dit lieve land voor een beeldhouwer zo weinig ontplooiingsmogelijkheid, dat hij wel gedwongen is, zich te beper ken tot gips en tot kleinplastiek. Dat er dan toch nog mooi werk als dat van Wezelaar, Couzijn, Schalier en Guntenaar kan worden gemaakt, pleit des te meer voor deze kunste naars. Het werk van de Nederlandse Italiaan Fred Carasso viel tegen. Uit de lawine van grafiek ten slotte kies ik de zeer mooie prenten van Mensinga, de uitstekende krijt tekeningen van Maaike Braat, het poëtische werk van Jenny Dalenoord de litho's van Elenbaas, die ik nog steeds mooier vind dan het werk van Van-Kruiningen en 't surrea lisme van J. AL Prange. J. M. Escher is wel knap, maar mij nog steeds te intellectueel van inslag.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1955 | | pagina 5