Een oud Spaans meesterwerk na
vier eeuwen weer vertaald
Lichte muziek door Andriessen
Een muzikaal evenement
in Belgische hoofdstad
Overzichtstentoonstelling in
Amsterdams Museum
ZATERDAG 21 Mei 1955
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
9
DRAMA VAN HEBZUCHT EN PASSIE
„La Celesiina", de tragi-comedie
van Calisto en Melibea
DE OUDE SPAANSE literatuur bezit drie hoofdwerken, die tevens toppen
van de wereldliteratuur zyn: „El libro de buen amor" (Het boek van Goe
de Liefde) van Juan Ruiz, aartspries ter van Hita, uit ongeveer 1330, ver
volgens „La Celestina" van Fernando de Rojas (le druk 1499) en dan
tenslotte de „Don Quijote" van Cervantes (1609). Het laatstgenoemde is
het beroemdste en mag algemeen bekend geacht worden. Hiet „Boek van
Goede Liefde" is, om overigens verklaarbare redenen waarop hier thans
niet dieper kan worden ingegaan, het onbekendste. Er bestaan zelfs maar
twee vertalingen van, een (onvindbare) Engelse en een Nederlandse (van
dr G. J. Geers, we bespraken die voortreffelijke uitgave in de P.Z.C. van
17 April 1954). Thans is ook „La Celestina" in een zeer lovenswaardige
vertaling (van Albert Helman) in het Nederlands verkrijgbaar Of lie
ver: wéér verkrijgbaar, want vier eeuwen gereden is dit boek al eens in
onze taal overgezet, maar het is onnodig toe te voegen, dat exemplaren
van die uitgave uiterst sporadisch voorkomen, terwijl bovendien die ver
taling de moderne lezer weinig bevredigt.
De drie genoemde meesterwerken
men zou het alle drie tragicome
dies kunnen noemen zijn alle ty
pisch Spaans en zelfs in zekere zin
in de volgorde van ontstaan aan elk
aar verwant. Het „Boek van Goe
de Liefde", in kunstige versvorm ge
schreven, is een merkwaardig amal
gaam van vroomheid en onkuisheid,
een wonderlijke mengeling van
Christelijk geloof en Mohamedaans-
Joodse levenshouding. Het behoort
nog geheel tot de Middeleeuwen. Tot
de „Spaanse" middeleeuwen in het
bijzonder, en daarmee is voor de in
sider de beperking, de exclusiviteit
bovenbedoeld, aangeduid. „La Cele-
Letterkundige kroniek
door HANS WARREN
stina" zou men het eerste grote we
reldlijke drama (een eeuw vóór Sha
kespeare, die brj de lectuur telkens
onwillekeurig in gedachten komt)
van de Westeuropese literatuur kun
nen noemen. Dit \yerk vertoont zo
wel middeleeuwse als renaissancisti
sche trekken, het staat op de kente
ring van twee tijden. De „Don Quijo
te" tenslotte, is de eerse prozaro
man, een boek, zo onnoemelijk ryk,
dat men het niet in één zin kan defi
niëren. Het is een rijpe vrucht van
Spanjes Gouden Euw.
Het Boek van Goede Liefde en de
Celestina zijn onderling nauwer ver
want dan deze twee met de Don
Quijote. Rojas, Castiliaan als Juan
Ruiz, moet'het werk van die laatste
bepaald goed hebben gekend, en de
figuur van de koppelaarster zonder
welke de beide werken' ondenkbaar
zijn, heeft in zekere zin de boeken
hun titel bezorgd: „Buon Amor" was
de naam die de aartspriester aan
Uracca, de koppelaarster geven
moest, en Celestina is de naam van
de koppelaarster in Roja's werk, dat
oorspronkelijk in de eerste druk de
„Comedia de Calisto e Melibea"
heette. Het woord comedia werd
reeds bij de tweede druk gewijzigd in
„Aragi-comedia". In de wandeling,
(het stuk werd zeer populair) en
weldra ook officieel werd de bena-
ALBERT HELMAN
voortreffelijke vertaling
ming „Celestina". En de naam Cele
stina werd op zijn beurt weer een
gangbare aanduiding voor een kop
pelaarster!
Celestina is inderdaad de centrale
meest onvergetelijke figuur in dit
drama van hebzucht en passie, dra
ma waarin echter ook het lachwek
kende geenszins ontbreekt en dat
daarom terecht de aanduiding tragi-
comedie draagt. Zo was ook Uracca
een van de belangrijkste personages
iri het boek van Juan Ruiz. Deze ty
pische figuur van koppelaarster, die
onder de mom van een of ander han
deltje talloze beroepen aan de zelf
kant van het leven uitoefent, waar
van een der onschuldigste nog is:
geliefden tegen een vergoeding met
elkaar in contact te brengen, is nóg
niet helemaal uitgestorven in Span
je.. Maar in de middeleeuwen en
daarna was zij wel zéér nodig als
middelaarster tussen de haast
Moors-opgesloten, bewaakte jonge
dames en de warmbloedige jonge
minnaars.
„LEESDRAMA"
In de literatuur vindt men de fi
guur van de koppelaarster vooral
ook in de Oosterse letteren en bij de
antieken invloeden die beide
sterk op de middeleeuwse Spaanse
letteren hebben ingewerkt.
Het is ondoenlijk ook maar enige
Indruk van de rijkdom van dit boek
te geven in een paar kolommen
druks. Albert Helman geeft het een
inleiding van meer dsn vijftig pagi
na's mee en is dan nog lang niet aan
het eind van zyn latyn. Want, zoals
ipet alle waarlijke meesterwerken,
raakt men er eigenlijk niet over uit
gepraat.
Het is dus een toneelstuk, maar
dan wat men een „leesdrama" pleegt
te noemen. Niet alleen dat het in
zijn oorspronkelijke vorm (o.a. liefst
maar 21 acten) om allerlei redenen
onopvoerbaar is; het idee van opvoe
ring heeft stellig niet bij de auteur
voorgestaan. Hoe, nu ruim 450 jaar
geleden, opeens dit geniale werk met
zijn meesterlijke psychologische ka
raktertekening (die dus zuiver al
léén in dialogen tot uitdrukking
komt!) plof als een rijpe vrucht van
de Spaanse literatpurboom is ko
men vallen, zal wel altijd een onop
gelost raadsel blijven. Van Fernan
do de Rojas, een advocaat van Jood
se afkomst die in 1954 stierf (hij
schreef het werk nota bene in zijn
jeugd) weet men vrijwel niets af.
(evenmin als van Juan Ruiz overi-
tens). Wat er verder weinig toe
oet: het stuk is daar in al zyn ver
bijsterende rijkdom.
Heel in het kort komt de intrige
hier op neer: Calisto, een voornaam
en rijk edelman, ontmoet Melibea,
een meisje van nóg hoger geboorte.
Hij vat liefde voor haar op, maar zij
wijst hem koel af. Calisto's knechten
raden hun meester, de koppelaarster
Celestina in de arm te nemen. Deze
weet met list en heksery Melibea
„bewerken" Melibea, de conventio-
neel-ongenaakbare, verandert, een
maal „gevallen" in een even vurige
als trouwe minnares. Calisto beloont
Celestina rijk, maar deze loochent
dan haar belofte, te zullen delen met
Calisto's knechten. In een vlaag van
woede vermoorden zij Celestina en ze
worden daarop zelf door het gerecht
onthalsd. De liefjes van die knechts
billen zich wreken en veroorzaken
min of meer indirect Calisto's
dood, na een van zyn nachtelijke be
zoeken aan Melibea. Deze, ontroost
baar, werpt zich te pletter van een
toren. Haar vader besluit het stuk
met een aangrijpende alleenspraak,
een cri de coeur, die tot de schoonste
bladzijden hoort, ooit geschreven.
Alles in dit stuk verloopt met een
onontkoombare fataliteit. Een Oos-
ters-Joodse fataliteit zou men haast
zeggen. Wetmatig en onuitstaanbaar
wentelt de sneeuwbal van het kwaad
voort, allen verpletterend. Van
idealen, van een moraal, laat staan
van een Christelijke moraal, is geen
sprake. Prostitutie, moord, zelf
moord, geestelijk en lichamelijk lief
deleven, het is alles even normaal en
vanzelfsprekend in dit werk en het
is dan ook geen wonder dat de In
quisitie het stuk weldra verdacht
vond en het verbood.
Een schat aan volkswijsheid, voor
al tót uitdrukking komend in hon
derden, meestal op volkomen natuur
lijke wijze ingelaste spreuken, kruidt
de sprankelende dialogen. Alle typen
(het zijn er veertien, deels behorend
tot de aristocratie, deels tot de on
derwereld en het volkje van knechts
en kamermeisjes) zijn even meester
lijk als karakters uitgebeeld en vol-
„Van den Vos Reinaerde
..Willem, die Madoc maecte", de
schrijver van het beroemde dertien-
eeuwse dieren-epos „Van den Vos
Reinaerde", heeft zijn werk ge
plaatst in de streek tussen Hulst in
Zeeuwsch Vlaanderen en Gent in
Vlaanderen. Radio-reporter Tom
Bouws heeft een tocht gemaakt
langs dit Reinaert-pad en in ge
sprekken met kunstenaars, histori
ci en magistraten vast willen stellen
of er nog bindingen zijn met de „fel
le rover uit het epos.
Bekende personen als Styn Streu-
vels en Arthur Meulemans, maar
ook jonge mensen komen aan het
woord, terwijl een oud vrouwtje uit
Hulst het Reinaertverhaal zal vertel
len op haar manier. Deze gesprek
ken en verhalen, tezamen met het
gebeier van klokken, het zingen van
oude volksliederen on de muziek van
harmonieën zijn samengevoegd in
het klankbeeld „In het spoor van de
Reinaert". dat de KRO Zondag uit
zendt in het kader van de Reinaert-
feestelijkheden De gewestelijke zen
der Gent zal dit klankbeeld herhalen
op 23 Mei.
Aan de hand van oorspronkelijke
teksten schreef Tom Bouws voorts
een microfoonbewerking van het
thans zeven eeuwen oude dieren-epos
„Van den Vos Reinaerde". In op
dracht van de K.R.O. schreef Ar
thur Meulemans. de bekende Belgi
sche componist, illustratieve muziek
bij deze tekst, welke onder regie van
Willem Tollenaar wordt uitgezonden
in het KRO-programma van Dins
dag 24 Mei a.s. Max Croiset vervult
hierbij de gastrol van verteller.
„Concours Koningin Elizabeth"
Vioolviriuozen
meten zich
(Van onze Brusselse correspondent)
BRUSSEL, Mei Te Brussel
zwaaien sedert enkele weken viool-
virtuozen uit verschillende wereldde
len, zowel de strijkstok als de scep
ter. Onder steeds groeiende belang
stelling nadert het vermaarde inter
nationale „Concours Koningin Elisa
beth" zijn hoogtepunt. Op 27 Mei a.s.
zal de jury de namen bekend maken
van de laureaten. Jammer genoeg
zullen onder hen evenwel geen Ne
derlanders voorkomen.
Koningin Elisabeth van België
heeft zich de laatste jaren herhaal
delijk in het licht der belangstelling
geplaatst. De 76 jarige Koningin
die niet verlangt dat men haar „Ko
ningin-Moeder", laat staan „Konin
gin-Grootmoeder" zou noemen is
door haar menigvuldige verschonin
gen op openbare plechtigheden stel
lig de meest op de voorgrond treden
de figuur van het Belgische vorsten
huis.
Sedert lange jaren woont de konin
gin, die zelf een verdienstelijk violis
te is, tal van muzikale manifestaties
in binnen- en buitenland bij. Persoon
lijk heeft zij zeer veel gedaan voor
dé steunverlening aan Belgische mu
sici. Onder haar invloed kwam ook
het „Concours Koningin Elisabeth"
tot stand.
Dit concours, dat afwisselend ge
wijd is aan viool, piano en composi
tie, is feitelijk gegroeid uit het in '37
gehouden internationale viool-con
cours, dat de naam droeg van de
Belgische virtuoos en componist
Eugène Ysaye. Het „Concours Ko
ningin Elisabeth" vindt dit jaar voor
de vierde maal plaats. In de interna
tionale muziekwereld heeft het een
stevige reputatie verworven. Menig
vroeger laureaat werd een bekend
figuur op het concert-podium. Geen
wonder, dat de wedstrijd, die op 6
Mei jl. te Brussel een aanvang nam,
met stijgende belangstelling en span
ning wordt gevolgd.
In twee schiftingsproeven, die plaats
hadden in het Brusselse Conservato
rium lieten 39 candidaten uit alle de
len van de wereld zich van hun beste
zijde kennen. Zij vertolkten bij uit
stek virtuoze en acrobatische compo
sities zowel stukken van Belgi
sche musici als de onvermijdelijke
capriccio's van Paganini en zelf
gekozen composities, waarin door
dans ook weer het virtuoze element
e doorslag gaf. Tijdens de eindwed-
strijd voeren de 12 finialisten een
zelfgekozen en een door de jury
voorgeschreven concerto van een
Belgische componist uit.
WEINIG GELUK
In dit steeds uitermate sterk bezet
te concours heeft Nederland in het
verleden met afwisselende kansen
gestreden. Byzonder eervol was de
4e plaats die Theo Olof in het viool
concours van 1951 behaalde. Hetzelf
de jaar had Nederland nog een lau
reaat: Kees Kooper, die als 12e ein
digde. In 1952 waren de Nederlan
ders minder gelukkig. In de finale
van het pianoconcours, dat door de
Amerikaan Leon Fleisher werd ge
wonnen, waren zij niet vertegen
woordigd. Onder de 11 prijswinnaars
in de compositiewedstrijd van 1953
bevonden zich weer twee Nederlan
ders: Matthijs Vermeulen (vijfde) en
Luctor Ponse (tiende).
Dit jaar hebben de Nederlanders
weer goen geluk gehad. Kwantitatief
waren zij nochtans het sterkst ver
tegenwoordigd. Evenals de Belgen
hadden zij op de in totaal 39 candi
daten, niet minder dan 7 deelnemers.
De eerste schiftingsproef werd voor
hen een waar fiasco. Slechts twee
onder hen belandden in de groep van
24 geselecteerden voor de tweede
schiftingsproef.
Men vergelijke hierbij, dat zowel
de Fransen als de Russen hun candi
daten naar de volgende ronde zagen
gaan, terwijl de Belgen 5 van hun
deelnemers overhielden.
In de tweede ronde sneuvelden ook
de beide overgebleven Nederlan
ders
HOGE EISEN
Waren de Nederlanders in dit in
ternationale concert dan absoluut
onvoldoende? Het zou overdreven
zyn zulks te beweren. Sommigen on-
Een karakterkop door Thêrése
Prat, toneelspeler met roos. Een ro
mantische plaat op de Foto Biennale
in Parijsmaar geen concessit aan het
specifieke uitdrukkingsmiddel: de
fotografie.
fehouden. Steeds zit er vaart in de
andeling, uiterst zelden is het werk
te beschouwelijk, d.w.z. „vervelend".
Het heeft een levendigheid die de
beste stukken van Shakespeare eve
naart en soms zelfs overtreft.
Albert Helman gaf van dit moei
lijk te vertalen drama een levendige
vertolking die respect afdwingt, de
uitgeverij Contact stak het in een
keurig kleed in haar serie „De On-
sterfelijken, meesterwerken nit de
Wereldliteratuur".
Fernando de Rojas: Celestina
vert. en ingeleid door Albert Helman
Uitgevery Contact, Amsterdam/Ant
werpen.
der hen gaven blijk van reële quali-
teiten. Maar de eisen, die in dit con
cours werden gesteld zijn zo uiter
mate hoog, dat alleen candidaten
van de topklasse een kans maken.
Voor onzuiverheden iü de toon is de
jury genadeloos. Dit ondervond o.a.
Jeannelotte Hertzberger, die welis
waar een temperamentvolle en
technisch hoogstaande vertolking
gaf van de moeilijke Eerste Rhapso-
die van Bela Bartok, maar meer dan
eens de juiste toon miste in de lang
zame beweging van Saint-Saëns'
derde vioolconcert.
Opvallend was het ook, dat de
meeste Nederlandse concurrenten tot
de jongste deelnemers behoorden.
Violisten van 19 of 20 jaar kunnen
zeker een uitstekende aanleg hebben
maar de meesten onder hen bleken
te Brussel niet de rijpheid te bezit
ten van hun oudere collega's. De
meeste finalisten benaderden dan
ook dicht de leeftijdsgrens van 30.
Tien jaar vrije kunst
Een veelzijdig beeld
(Van onze redacteur beeldende kunsten)
Van dit jaar af zullen de Nederlandse kunstenaars op eigen wys de be
vrijding van ons land herdenken. Enige maanden geleden is namelijk een
stichting tot stand gekomen, „Kunstenaars herdenken 5 Mei" genaamd.
De taak van dit nieuwe orgaan is, elk jaar omstreeks de Bevrijdingsdag
een reeks culturele gebeurtenissen op touw te zetten. Daarbij wil men niet
volstaan met het houden van kunsttentoonsellingen, maar ook allerlei doen
op het gebied van muziek en letteren. Zo ver is men dit jaar nog niet ge
komen. Om des tijds wille heeft men zich thans moeten beperken tot een
tentoonstelling van schilderijen, beeldhouwwerken en grafiek in het Stede
lijk Museum te Amsterdam, waar zij tot eind Mei te zien zal zyn.
De pretentie van deze opzet is niet
gering: de organisatoren hopen haar
te kunnen laten uitgroeien tot een ar
tistieke waardemeter, waarvan de
geestelijke gezondheid, de geestelijke
welvaart van het Nederlandse volk af
te lezen is. I voor mij zie in de ten
toonstelling, die momenteel in Am
sterdam te zien is, liever een soort
balans van tien jaar artistieke vrij
heid. Hoe is dan het saldo van die ba
lans?
Gezocht is naar de mogelijkheid,
een kwaliteitstentoonstelling te ma
ken. Met het oog hierop heeft men
slechts een beperkt aantal kunste
naars, schilders, beeldhouwers en
grafici, tot deelneming uitgenodigd.
Al met al hangt en staat hier toch
nog werk van meer dan honderd
mensen, in totaal naar schatting
300 stuks, bijeengegaard door een
commissie van voorbereiding van
eenentwintig man. Voor een expo
sitie, die publiek moet trekken, is
dat te veel. De bezoeker verdrinkt in
een veelheid van indrukken en ziet
tenslotte zijn begrip en belangstel
ling door vermoeidheid tot het nul
punt te zakken.
VOOR DE KRO -MICROFOON.
Bij wijze van ontspanning
(Van een speciale verslaggever)
Een mens met echte liefhebberijen kan zich waarlijk gelukkig prijzen. De
een doet in postzegels, een ander aan sport en weer een ander rijdt in een
auto, omdat zulks het hart zo prettig verioarmt en daarenboven de geest
uit de gespannen plooi vermag te halen. Zet Jurriaan Andriessen in zijn wa
gen en hij hoort de schoonste muziek onder de pronte motorkap brommen.
Deze jonge Nederlandse componist, zoon van een bekende vader en echtge
noot van de Haagse actrice Katinka v. d. Werff, kent echter nog een ande
re vorm van gezellig amusement, wélke hy hanteert voor de gezelligheid
zonder het zelfs maar in de verte wezenlijk belangrijk te achten. Jurriaan
rookte in Amerika mentholsigaretten, waarvan het merk nu de achternaam
betekent van zijn pseudoniem achter de vleugel in de KRO-studio Leslie Cool
speelt geïmproviseerde moderne muziek met een licht klassiek smaakje.
Wie maar een greintje interesse
heeft voor het werk van Nederlandse
componisten heeft wel eens gehoord
van Andriessens Berkshire Sympho
nies. In 1949 vertrok de toen 23-jari-
ge Juriaan naar de Verenigde Staten
in het kader van een uitwisseling.
Hy was afgestudeerd aan het
Utrechts Conservatorium en had
reeds een aantal opmerkelijk vir
tuoze composities op papier gezet.
Hy dacht ongeveer drie maanden in
Amerika te blijven, het werden twee
jaren. Jaren van belangwekkende
ervaringen en vruchtbare arbeid.
In opdracht van de Nederlandse rege
ring schreef hij daar zijn Berkshire
symphonies, een titel geïnspireerd
door het Berkshire Music Centre, het
zomerverblijf voor afgestudeerde
musici, die onder leiding van be
faamde mannen technisch en styüs-
tisch worden bijgepolijst.
En in dit instituut lag de basis
voor Andriessens nieuwste nieuws
gierigheid naar de lichte muziek.
Voor hij in .Amerika arriveerde had
Jurriaan nimmer gedacht aan de
mogelijkheid dat hy ooit nog eens
achter de piano zou gaan zitten om
iets anders te spelen dan de klassie
ken. Voordien was hij ook totaal niet
op de hoogte van wat er zoal ge
beurde en te koop was in de wereld
van swing en sweet.
GEEN SCHANDE
In het Music Centre heerste echter
een sfeer waaraan de Nederlander
na verloop van tijd merkte dat het
beslist geen schande was om naast
de gebruikelijke klassieke ook amu
sementsmuziek te spelen. En zo
werd langzamerhand zijn interesse
wakker geschud door zijn Ameri
kaanse collega's. Hij hoorde over
Louis Armstrong, Duke Ellington en
Ella Fitzgerald, ging naar hen luis
teren en zag hoe de strijkers van het
beroemde Philadelphia Orkest een
ensemble vormden dat zich voortref
felijk op het lichte vlak waagde.
Nu was het geenszins zo, dat de
jonge Andriessen zyn grote liefde
eigenlijk een beetje ging vergeten
door al die moderne invloeden. Inte
gendeel. Hij merkte, dat jazz en
klassiek niet te mengen zijn, althans
voor zijn gevoel niet. Met zijn scherp
onderscheidingsvermogen beschouwt
hij de Amerikaanse symphonische
jazz als tweespaltige muziek zonder
waardevol karakter.
In het Berkshire Music Centre
speelde hy voor de gezelligheid en in
derdaad alleen voor zijn plezier, dik
wijls samen met collega's de swing
van het land. Er ontwikkelde zich
een aparte styl in de gevoelige han
den van Jurriaan, die bij zijn terug
keer in Nederland op een gegeven
ogenblik werd aangesproken door
Manus Willemse van de KRO „Of hij
er wat voor voelde om voor de mi
crofoon eens wat lichte muziek te
maken?" „Wel", zei de jonge compo
nist, „ter afwisseling, en alleen als
ontspanning wil ik het misschien
doen". En hij deed het. Leslie vond
hy een aardige voornaam en om een
speelse herinnering te houden aan
JURRIAAN ANDRIESSEN
lichte muziek
zijn Amerikaanse sigarettenmerk
noemde hij zich verder CooL
Samen met een gitarist en een bas
sist, werd wat geoefend en in Sep
tember 1952 kwam zijn merkwaar
dige pianomuziekje voor het eerst in
de aether. Juist omdat hij geen le
vensbelang ziet in het lichtere genre,
timmerde hij niet welbewust aan zijn
stijl. Hij schuwt als het ware de con
ventie, die zegt, dat hij met de jazz
tijd mee moet gaan. Van een basis-
tijd mee moet gaan. Van een basis-
schema'tje breidt hij zijn improvi
saties op de toetsen'uit.
Maar wie veronderstelt, dat Jur
riaan dagelijks bezig is met deze
liefhebberij, vergist zich heel erg
Want zyn klassiek-gerichte capaci
teiten leeft hij met hart en ziel uit
op het schrijven van toneel- en bal
letmuziek. Dit geschiedt alleen in op
dracht en hy krijgt er vele.
Niet alleen echter om die reden
was mij een sterkere beperking lief
geweest. Naar haar huidige opzet is
deze tentoonstelling mij bovendien te
veel een rhaling van Delftse uitin
gen als Contour en Rekenschap. De
keus is nog al eens aanvechtbaar
wanneer het tenminste er om gaat,
een toppunt van kwaliteit te laten
zien.
HOOGTEP UNTEN
Overigens: hoogtepunten zijn er te
over. Dat begint al dadelijk met
Charley Toorop, wier Stilleven met
Petroleumblikken ik van een grootse
monumentaliteit vind. Er zijn enige
Amsterdamse Joffers: Jo Bauer-
Stumpff, Betsy Westendorp-Osieck,
Marie van Regteren Altena, allen
vertegenwoordigd door mooie, ge
voelige doeken, waarvan ik met na
me Betsy Westendorps portret van
Harry van Tussenbroek zeer hoog
schat. Vele moderne jongeren zullen
deze kunst wel verouderd achten.
Maar voor myn gevoel hebben deze
dames de essentie van het waarach
tige schilderen beter begrepen dan
zovelen, die hardnekkig vasthouden
aan de abstractie.
Vjpn de jongeren onder de figura
tieven verdienen met name de
Limburgers Frans Nols en Jef
Diederen, dat men lang naar hun
werk kijkt. Het is in veel opzich
ten verwant. Nols is iets fijner en
veel sterker van compositie,
maar beiden hebben zij een sfeer
van stille droefgeestigheid in hun
werk. Van Jan Sluyters Sr. ver
dient met name een zeer mooi
stilleven met philodendron ver
melding. Geestig zijn de schilde
ryen van de Rotterdammer Frans
Timmers.
Bij de abstracten valt het eerst het
werk van Karei Appel op. Onder
meer is er een groot doek, waarin hij
zyn afkeer van De Mens op heftige
wijze en in waarlijk ontzagwekken
de verfmassa's belijdt. Verder noem
ik nog 't werk van G. Benner en van
Frieda Hunzïger. Van Otto van Rees
zijn er een paar zéér fijne kubisti
sche stillevens, van Meele Olden-
boerrigter een paar voorbeelden van
surrealisme, die me wat tegenvielen.
Zijn tekeningen vind ik aangrijpend
maar in zijn schilderijen lijkt hij wel
te veel te willen zeggen.
Het primitivisme van Charles Eyck
overtuigt met nog steeds niet van
zyn bestaansrecht evenmin kan
ik onder de indruk raken van de
Vier Paarden van Henri ten Holt,
waarover een paar jaar geleden zo
veel te doen is geweest.
BEELDEN EN GRAFIEK
In een speciaal paviljoen, ontwor
pen door R, Frankot en Dick Elffers
is het beelhouwwerk ondergebracht.
Er staat wel veel, maar niet alles
heeft evenveel kwaliteit. Dat kan
ook haast niet anders. Er is in dit
lieve land voor een beeldhouwer zo
weinig ontplooiingsmogelijkheid, dat
hij wel gedwongen is, zich te beper
ken tot gips en tot kleinplastiek. Dat
er dan toch nog mooi werk als dat
van Wezelaar, Couzijn, Schalier en
Guntenaar kan worden gemaakt,
pleit des te meer voor deze kunste
naars. Het werk van de Nederlandse
Italiaan Fred Carasso viel tegen.
Uit de lawine van grafiek ten
slotte kies ik de zeer mooie prenten
van Mensinga, de uitstekende krijt
tekeningen van Maaike Braat, het
poëtische werk van Jenny Dalenoord
de litho's van Elenbaas, die ik
nog steeds mooier vind dan het werk
van Van-Kruiningen en 't surrea
lisme van J. AL Prange. J. M. Escher
is wel knap, maar mij nog steeds te
intellectueel van inslag.