KA PP/F EN HET MONSTERKANON Zeeland nieuw Daar ging de Jliefde DE C.P.N. EN DE VIJFDE MEI NIEUWS UIT DE KERKEN Zeeland oud... KAPELLE 10 PROVINOIALB ZEEUWSE COURANT WOENSDAG 11 MEI 1955 LEZERS. SCHRIJVEN Antwoord aan de keer van Poelje Gaarne zou ik met enkele woorden willen reageren op het antwoord van de heer Van Poelje in uw blad van 6 Mei jl. naar aanleiding van myn schrijven over de C.P.N. en de 5 Mei- Viering-. Dit antwoord gaat, als ik het wel zie, grotendeels aan mijn betoog voorbij. In dit betoog heb ik mij ge keerd tegen een wijze van denken ,die ik als brj uitstek on-democratisch be schouw: dat het geoorloofd zou zijn, op grond van de machtspositie die men inneemt, een tegenstander uit te sluiten van een herdenking, die hy mede heeft helpen mogelijk maken. Want dan gebruikt men, zoals ik ge zegd heb, dezelfde middelen, die men als argument aanvoert om die tegen stander te weren. Ik ben nu zeker niet van mening, dat de democratie verplicht is vrijwillig 't hoofd in de strop te steken. Wat dat betreft vindt de heer van Poelje mij geheel aan zijn zijde. Ook voel ik mij geenszins felukkig met de feiten in Tsjecho- lowakije, die hij in zijn antwoord noemt. Mijn vraag is: rechtvaardigen deze in principe dezelfde methoden toe te passen? Wie daartoe bereid is,: beschuldig ik er inderdaad van, de democratie te verloochenen. Wat ik vooral gemeend heb te moeten doen is een protest te laten horen tegen het denken in zwart en wit, dat in deze aangelegenheid steeds meer om zich heen grijpt en waarvan naar myn mening ook mijn geachte opponent het slachtoffer is geworden. Het is wel bijzonder gemakkelijk voor elk geval dezelfde oplossing gereed te hebben, maar het getuigt niet, het spijt mij, dit te moeten zeggen, van grote geestelijke inspanning tegen over 'n probleem, dat elke ware de mocraat voor een groot gewetenscon flict behoort te plaatsen. Zeker waar 't hier een groep betreft, tegenover welke men, aldus doende, in dank baarheid wel schromelijk te kort schiet. Mijn opponent loopt wel wat erg ge makkelijk heen over het aandeel van het Rode Leger in het herkrijgen van onze democratische vrijheden en over de grote offers, die het Russische volk daarvoor gebracht heeft, terwijl hij geheel zwijgt over de belangrijke bij drage van de C.P.N. tot het verzet. Ik ben van mening, dat het zinvoller is bij deze feiten stil te staan dan zich te verdiepen in onvruchtbare speculaties over een oprukken in 1945 van het Rode Legeï naar de Noordzee. Gelukkig heb ik mogen ondervin den, dat ik in deze mening niet alleen sta. Ook kan ik de heer van Poelje mededelen, dat "van de vele sympa thiebetuigingen, die ik mocht ontvan gen, een groot deel afkomstig was van leden van de P.v.d.A. Vlissingen Mr. W. de Bruine Between the devil and the deep sea „Tussen de duivel en de diepe zee", zo kenschetst onze Britse overbuur man de situatie van hem, die geen andere vrijheid meer overblijft dan dat hg kiezen mag, welke dood hij sterven wil. Aan dit gezegde moest ik denken bij de schermutseling tussen de Heren de Bruine en van Poelje. Ik ken geen afschuwelijker sensatie dan die van de vroege Mei-morgen in 1940 toen we in Rotterdam voor de ramen stonden omdat er geschoten werd op Waalhaven. De val was toe- geklapt. Dezelfde beklemming overviel me jongstleden Woensdag tijdens de rede van Prins Bernhard. Achter alle ho ge en ongetwyfeld integere bedoelin gen en schone woorden kon, wie goed luisterde, vernemen, hoe er, héél in de verte en héél voorzichtig, maar even fataal, opnieuw een val toeklap- te. De nieuwe Duitse invasie zou wel eens op deze Woensdagavond begon nen kunnen zijn. Weet niemand dan bv„ hoe er op 20 km. afstand van de Nederlandse grens alweer een splinternieuw con centratiekamp klaar ligt, voorlopig voor de nieuwe „veensoldaten", de jongens, die durfden protesteren te gen de nieuwe militairisering Weet niemand dan, dat Bonn een nieuwe anti-semitische hetze tole- Advertentie) Weg met onhandige likdoornringen en gevaarlijke scheermesjes. Een nieuw vloeibaar middel, NOXACORN, neemt da pijn weg ln 60 seconden. Eeltplekken en eksterogen verschrompelen met wortel en al. Bevat gezuiverde wonderolie, jodium en het pijnstillende henzocalne. Ben flesje NOXACORN Antiseptisch Likdoornmiddel van 11.35 bespaart U veel ellende f50> reert, die zelfs de brutaliteit heeft, te ontkennen, dat er één Jood is vergast of gemarteld Weet niemand dan, dat het in de rangen der tegenwoordige Duitse in stanties van leger, diplomatie, be stuur alweer krioelt van de echte oude nazi's, die hun bedoelingen wer kelijk niet onder stoelen of banken steken? Wil niemand dan zien, wat daar wordt klaargemaakt? We horen nogal eens woorden over yan de Ne(jer_ zwijgt zij dan? Mogen we niet hóren, dat de val is toegeklapt? Dit maakt de beklem ming nog angstiger. Wordt het nu werkelijk niet eens tyd, dat we ernstig gaan onderzoeken of er niet ergens een derde weg ligt? Die weg, die Nehroe meent te zien? Het is misschien een wanhopige on derneming, maar wat schiet ons an ders over Of er nu straks Russische of Duitse bevelen over onze jongens snauwen, straks als we satelliet mo gen zijn, maakt dat enig versehil? Mijn geweten dwingt me, IJ deze vraag te stellen. Domburg J. C. J. van Schagen. Grote eer Blijkens het Vlissingse raadsver- slag in uw blad van 29 April i.l., zou „een andere partij" volgens het raadslid Van Poelje niet meedoen aan de nationale herdenking van 5 Mei 1955 te Vlissingen, wanneer de Communistische Partij Neder land uitgenodigd zou worden tot ipro heer Van Poelje op dacht ik op dit deelneming op de die dag te houden stoet te Vlissingen. De heer Van Poelje kent dus blijk baar een partij, die van de C.P.N. het allerlaatste verlangen name lijk om op 5 Mei tot de algehele bevolking gerekend te mogen wor den kan gebruiken in zijn strijd. Kan men ae Communistische Par tij Nederland groter dienst bewij zen? En groter eer aandoen? Gesproken tot de partij, die de het oog heeft, ogenblik aan de woorden van Handel uit „The Mes siah", die binnenkort in de hoofd stad van Zeeland (hoewel niet in de oorspronkelijke taal) gezongen- zul len worden, van culturele beteke nis: „Worthy is the Lamb, that was (slain. The Lord hath laid on Him the Iniquity of us all". J. E. SandersNor tier, Badhuisstraat 81b Vlissingen. Opinie van een C.P.N.-er De kop boven het ingezonden arti kel van de heer van Poelje lijkt me zo ongeveer het enige juiste in zijn hele betoog, als antwoord op het ar tikel van mr. W. de Bruine. De C.P.N. en de 5e Mei, inderdaad. Beiden zijn onverbrekelijk met elkaar verbonden. Zijn niet van elkaar te scheiden, door niets en niemand. Want dat er voor Nederland een 5 e Mei is gekomen, dat is mede en in belangrijke mate mede te danken aan de C.P.N. Natuurlijk zijn wij niet blind voor de beslissende militaire slagen die door de geallieerde legers en in het bijzonder door het Rode Leger aan de nazihorden zijn toegebracht. Maar, het zelfrespect van het Nederlandse Volk, het nationale bewustzijn en de nationale trots was op de 5e Mei 1945 ongebroken gebleven. En dat het Ne derlandse Volk op 5 Mei als natie on gebroken was, daartoe heeft de C.P. N. in zeer grote mate bijgedragen. Het beste wordt dit wel gesymboli seerd in de eretitel, die door de toen malige Koningin Wilhelmina, aan de Communistische verzetstrijdster Han- nïe Schaft gegeven is. De titel van „Nationale heldin van het verzet' 'is aan een Communiste verleend. In haar werd het Nationale verzet ger symboliseerd. We nullen hierbij nog wgzen op de rol van de C.P.N. in de Februaristaking in 1941. Daarmee menen we genoeg aange voerd te hebben om het onverbreke lijk verband tussen de C.P.N. en de 5e Mei aangetoond te hebben. Mocht de heer van Poelje van me ning zijn, dat zulks onvoldoende isv dan ben ik gaarne bereid, indien de redactie van de P.Z.C. daarin zou kunnen toestemmen, de rol van de C.P.N. in de strijd tegen de nazi be zetting in een aantal artikelen uiteen te zetten en de gebruikelijke anti communistische rimram te weerleg gen. Wat de pertinente weigering van de heer van Poelje betreft, om met m'n Partijgenoten en mg in één op tocht te lopen, och zg'n voormalige partijvoorzitter, Koos Vorrink, schreef tijdens de bezetting ook dat hg weigerde samen met de Commu nisten tegen het fascisme te vechten. En toch vonden de waarlijk nationaal voelende socialisten hun Communis tische Kameraden in het verzet. Toch hebben duizenden socialisten samen met de communisten en gelovige mensen het grootste offer gebracht voor de vrijheid en de democratie. En vanaf deze plaats zou ik op de weige ring van de heer van Poelje met mijn Partijgenoten en mij in één optocht te lopen willen antwoorden: „Wanneer U bereid is de werkelijke gevaren, die „onze beperkte democratie bedrei gen, te bestrijden, dan kunt U op mij m\jn Partijgenoten rekenen. Vlissingen. C. Mulder. Noot van de redactie. Het komt ons voor, dat de kwestie van de C.P.N. en de Vyfde Mei thans voldoende is toegelicht. Indien de heer M. J. van Poelje nog tot dupliek bereid is heeft hg daartoe de gelegen heid, maar voor anderen sluiten wij hierby de discussie. Ds. de Puy 55 jaar predikant Donderdag a.s. zal het 55 jaar gele den zijn dat ds F. H. de Puy, thans wonende te Arnhem werd bevestigd als predikant in de Ned. Herv. Kerk. Ds de Puy werd op 3 Januari 1S73 uit een onderwijzersgezin te Sexbie- rum geboren, bezocht het stedelijk gymnasium te Doetinchem en stu deerde vervolgens aan de Gemeentelij ke Universiteit te Amsterdam en aan de Rijks Universiteit te Utrecht, waar hij ook zijn doctoraal examen deed. Nadat cand. de Puy in 1899 door het Provinciaal Kerkbe stuur van Groningen was toegelaten tot de Evangeliebediening in de Ned. Herv. Kerk werd hij op 13 Mei van het daaropvolgende jaar (1900) te Terkaple-Akmarijp (classis Heeren veen) in het ambt bevestigd. Op 12 September 1908 verwisselde de jubi laris deze gemeente met die van Cad- zand, vanwaar hij op 13 Maart 1927 naar Sittard-Lutterhde vertrók. Deze zijn derde en laatste gemeente diende ds de Puy tot 1 Januari 1943, toen hem op 70 jarige leeftijd emeritaat werd verleend. Hij bleef toen nog ruim een jaar als hulpprediker in zijn femeente werkzaam en werd in Mei 947 benoemd tot geestelijk verzor- er van het longlijderssanatorium )ranje Nassau's oord te Renkum. Ds de Puy was bestuurslid van de Zeeuwse Vereniging „Kinderzorg" en medeopricht in 1914 hter en tot 1918 )pi verzorger van het Christelijk Militair Tehuis „Haven Cadzand". GEREF. KERKEN Ber. te Arnemuiden J. v. d. Leek Kapelle/Biezelinge. GEREF. KERKEN ART. SI K.O. Ber. te Scheveningen G. Zomer te Vrouwenpolder. CHR. GEREF. KERKEN Aangenomen naar 's-Gravenzande K. Slagboom te Middelburg (2e be roep) Aangenomen naar St. Thomas (Ontario, Canada) (Free Chr. Ref. Church) Jac. Overduin te Almelo. GEREF. GEMEENTEN Bedankt voor Middelharnis A. F. Honkoop te Goes. "Ar 1600-1955 Kapelle, dat is zoiets als een goed schip. Je hebt nu eenmaal goede, gelukkige schepen en kurige, die van 't ene ongeluk in 't andere vallen. Zoals je onder 't mensdom Zondagskin deren en pechvogels hebt. Zo'n goed schip krijgt de klappen evengoed, maar het ligt vast in de golven en het néémt ze met gratie. Op kritieke momenten herstelt liet zich juist zó, als je hoopte, dat het zich herstel len zou. Zo'n soort schip lijkt Kapelle en het moet een rus tig idee zijn, Kapellenaar te wezen. Hoe vast het op de wateren Ugt, dat heeft enigszins zijn symbool in de oude Kerk van bovenstaande prentjes. Die bra ve Kerk van het plaatje-1600 ze staat er nog nèt-zo. Breed uit, gemoedelijk, niet al te zeer bekommerd om de symmetrie en de zuiverheid van vormen - wat moét ze eigenlijk met die verdubbeling van het koor en waarom in vredesnaam kan dat wijzerbord niet ergens net jes in het midden staan 7 maar zó rustig en zo vdst-ge- vestigd.' Hoe'lang ze daar al staat, weet niemand. Er staat een jaartal op van Ut27, maar ze moet ouder zijn. Èen nobe le Kerk: die vier hoektorentjes mocht maar niet iedereen voe ren. Ze schijnen te betekenen, dat hier eertijds het Zuid Be- velands dekenaat gevestigd was. Misschien stamt die vastig heid uit het feit, dat Kapélle's kern wel een der oudste en meest beveiligde plekken is van de voormalige Bevelandse ar chipel de drempel van de kerkdeur ligt op gelijke hoog te met de kruin van de dijk te Kattendijke, zegt men zoiets kan eert evenioicht schep pen, dat de meer blootgestelde eilandjes allicht misten. Intus sen kwamen de klappen even goed. Eéns was het een cen trum van lakenweverij, maar de overmachtige concurrent Goes stak er een stokje voor en reeds in de 15e eeuw was het met deze bloei gedaan. De rijke en eeuwenoude meekrapnering sneuvelde omstreeks 1870. De belangrijke vfüg et enen-kweke rij had haar hoogtepunt om streeks 1800, toen de „wisse- oossen" zich uitstrekten van Wemeldinge tot Kapelle. Later maakten ze plaats voor de be kende grote boomkwekerijen en voor de fruitteelt, waarvan Kapelle thans hèt centrum is. Het is niet zonder fierheid, dat U straks ter weerszijden van het bordes van het kostelijke nieuwe Raadhuis de lakenwe ver en de fmitkioekerin steen, van Philip ten Klooster, gere presenteerd zullen worden. Het schip heeft zich steeds weer- opgericht en Kapelle is welva render dan ooit. De welvaart moet overigens al ond zijn. We noemen slechts enkele namen: het Slot Maal stede, het Slot Bruelis, het Slot Gistelles, het Slot Pouques, de buitenplaats Jagtlust. Enigs zins oneerbiedig gezegd: waar zó'n gedrang van grote Heren was, daar moet wel iets te pro- fiteren geweest zijn. Overigens kwamen ook boer en burger wél aan hun trékken, getuige het bloeiend „Gildéleven" tegenwoordig zeggen we „cul tureel leven" een Rederij kersgilde, een Schuttersgilde, een Vrijgezéllengïlde, allen lus tige potverteerders, dat spreekt wel van een behoorlijke tierig heid. Het Vrijgezellen-gilde hield Flup-avonden, genaamd naar een alsdan gebrouwen go dendrank, het onderhield da Klapbank onder de Linde boom en het waakte tegen vrij ages van jongens van buiten het dorp met de Kapelse meis jes. Was het zo'n buitenlander ernst, dan moest hij „burger recht" betalen en wee zijn ge beente, als hij weigerde! Be taalde hij, dan was alles in or de. Het Gilde hacl speciale waardering vóór wispelturige meisjes; deze brachten het meeste op. Een goed schip, dat krioelt van de plezante historleën. Maar de maat is weer vol. Wilt U méér weten: de Provinciale Bibliotheek heeft er een aardig boekje overJ. C. v. S. 52. Allereerst liet Kappl* het verwrongen monsterka non overboord zetten. Dat was een zwaar karwei, maar nu zij niet langer door de Nicavese vloot bedreigd werden, hadden zij er alle tijd voor. „Ziezo", zei Kappie, toen het gevaarte eindelijk met een geweldige plons in zee stortte, „van dat ongeluks ding zijn we ja eindelijk verlost. En nu terug naar Lutje wier!" Op de thuisvaart hield Okki zich tamelijk rustig, al kon hij het niet nalaten de Maat af en toe te plagen. „Ik ben blij, dat deze reis achter de rug is", zei de Maat, toen Lutjewier einde lijk in zicht kwam. „Nieta dan ellende hebben we ge had en dan nog bovendien een scheepsjongen aan boord, die me het leven vergalt". „Je zult niet lang meer last van hem hebben", zei Kappie. En hij voegde er met een zucht aan toe: „Zodra we in Lutjewier zijn, moet ik hem naar het weeshuis terugbrengen". ,Wat!?" riep de Maat, „naar het weeshuis terug?! Nee Kappie! Dat mag nietl" „Het moet", zei Kappie somber. „Maar wat is er met jou aan de hand, jong? Eerst sta jeje over hem te beklagen en nu je hoort, dat hij weg moet, begin je te jammeren". „J....ja, hij IS een treiterkop!" stotterde de Maat. „M....maar toch, ikik...." Hij liet zijn hoofl op het stuurrad zakken en barstte in snikken uit.. FEUILLETON door MARY BURCHELL „Niets, behalve dat hij' U een beet- j'e al te vaak opbelde en boodschap pen voor U achter liet, en tijd scheen te hebben rond te hangen en op U te wachten wanneer hij bezig moest zijn zijn eigen brood te verdienen. Maar het gaat mij verder niet aan, behalve dat ik zo nu en dan lust zou hebben een stevige trap tegen die beeldige lichtgrijze broek van hem te geven". Ze staarde dr. Tamberley ijskoud aan op dat ogenblik haatte ze hem. „Richard Fander is een heel goede vriend van me", sprak ze langzaam. „O ja? Nou, het spijt me voor U dat U dan wel gauw zult ontdekken dat hij dat nu niet meer zal zijn", was het onverstoorbare antwoord. „U weet er eigenlijk geen steek van is het wel?Ze was woedend dat haar stem zo zijig klonk. „Alleen datgene wat mijn uitste kende ogen en mijn tamelijk goed oordeel me vertellen", gaf hij geamu seerd toe. „Wol," sprak Hope en verloor door haar boosheid elke discretie uit het oog, „laat uw tamelijk goed oordeel dan maar eens hier over schijnen. Ik ben van plan met Richard Fander te trouwen. We verloofden ons de vorige week". Wanneer het haar bedoeling was geweest dat geamuseerde trekje van zijn gezicht weg te vagen, slaagde ze daar boven verwachting in. Het ver dween zo volkomen, dat ze, als ze niet geweten had dat zoiets onmoge lijk was, ze zou hebben gedacht aat hij zowel zijn kleur als zijn glimlach kwijt was. „Dat kunt U niet menen". Hij rees langzaam overeind, en omdat ze het vervelend vond dat hij nu zo hoog bo ven haar opdoemde, stond ze zelf ook op. ..Dat meen ik zeker. Het zijn toch eigenlijk uw zaken niet, wel"? „Nou. ja. Eigenlijk wel. Uw vader benoemde mij tot voogd over de kin deren vroeg me vcor jullie allemaal te zorgen en nu we het daar over heb ben, bent pas over een paar maan den één en twintig, is het niet"? Hope deed een ongelovig boos lach je horen. „En wat heeft dat er mee te ma ken? U bent toch zeker niet van, plan de strenge voogd over mij uit te hangen, is het wel? Dat zal U ge woon niet lukken weet U. Ik kan me nu niet bepaald indenken dat ik U oom Errol zou gaan noemen". „Goeie hemel, dat hoop ik niet!" Hij kreeg wonderlykerwijze een kleur „Maar ik voel me wel, Ik voel me na tuurlijk een beetje verantwoordelijk voor U, en „Dat is helemaal niet natuurlijk. En absoluut niet nodig bovendien", vertelde Hope hem scherp. „Mijn za ken gaan U niet in het minst aan. Ik vertelde U alleen mijn verloving van wege de wijze waarop U sprak. An ders zou ik niet hebben gevonden dat het U iets aanging of U enig be lang kon inboezemen". Hij fronste zijn voorhoofd bij die woorden, en stond daar met zijn be nen van elkaar en zijn handen diep in zgn zakken als een grote, ietwat dreigende gestalte tegen de achter grond van het vuur. Maar Hope weigerde zich te la ten intimideren. En na een ogenblik scheen het of hij veel meer aan zij van zijn stuk gebracht was. „Verduiveld, het was mijn bedoe ling niet van de aanvang af zo met u te bekvechten," sprak hij half- verdrietig, half-ongeduldig, en Hope dacht hoe onredelijk het van hem was iets anders te verwachten wan neer hij dergelijke dingen over haar vrienden zei. Het was zoveel gemakkelijker hier niet zo tegen hem op te zien als op het lab. Hier, in dit bekoor lijke, elegante huis 'was hij eenvou dig de zoon van haar gastvrouw. Op het lab was hij practisch de baas. En zonder zich te bedenken had ze hem precies gezegd hoe ze erover dacht. „Het is geen kwestie van bek vechten. U en ik zullen nooit goed samen overweg kunnen". Tot haar verwondering keek hij plotseling op en sprak op scherpe toon: „Zo zou ik het bepaald niet willen stellen^. Het was Hope die ditmaal haar schouders ophaalde, en dat gebaar deed duidelijk uitkomen dat de za ken nu eenmaal zo lagen, of hij het nu zo wilde stellen of niet. Hij deed een stap naar haar toe, en ze zag dat hij van plan was kop pig te gaan argumenteren, maar tot naar opluchting kwam juist op dat ogenblik mevrouw Tamberley de trap af, en sprak met haar heldere mooie stem, die soms zeer bevelend kon klinken: „Wil jij ook even naar boven om je kamer te zien, Hope? De kinderen schijnen zeer ingeno men met de hunne". Zich verontschulidigend dat ze haar gastvrouw had laten wachten, pakte Hope haar hoed en hand schoenen van de tafel waarop ze ze had neergelegd, en liep snel de trap op naar mevrouw Tamberley toe. Ze was blij aan een verdere dis cussie te kunnen ontsnappen, en haar glimlach en manier van doen waren verzoenend toen ze zei: „Vergeeft u memijn onbeleefd heid. Ik dacht nergens anders aan dan om meneer Tamberley over de voogdij en zo te vragen. Er was een heleboel te bespreken"'. „Ja, dat geloof ik wel". Mevroiiw Tamberley maakte de indruk slechts weinig, hoewel zeer beleefde be langstelling hiervoor te hebben, en niet voor de eerste keer had Hope de indruk, dat ze zich alleen maar interesseerde voor wat haar zelf aanging. Zelfs het feit dat haar zoon plotseling voogd over twee kin deren was geworden, interesseerde haar slechts matig, en Hope was ervan overtuigd dat dat kwam door dat ze zeker wist dat ze in staat zou zijn alles zo te regelen dat het geen veranderingen in haar eigen leefwijze zou teweegbrengen, behalve wat ze zelf genadiglijk toestond. De kamer waarin ze Hope bin nenvoerde, deed evenals de hall be neden, meer aan een fraai toneel denken dan aan een bewoonde ka mer, maar Hope was toch zeer be koord door de zacht-blauw met crè me chintz, het blanke notenhouten meubilair en de beeldige geborduur de sprei op het bed. „Ik weet wel dat jij hier niet eclit zult wonen, zoals de kinderen in de vacanties, maar elke keer dat je hier komt, kun je dit als je ka mer beschouwen", legde mevrouw Tamberley uit. Hope dankte haar, en vroeg zich verwonderd af hoe mevrouw Tam berley er door haar ietwat spijtige toon in was geslaagd haar te laten merken dat ze er op rekende dat Hope zich niet te dikwijls aan hen zou opdringen. Ze dacht dat er om standigheden buiten de controle van mevrouw Tamberley zouden zijn, die Hope meestentijds zouden weer houden te komen maar weerhou den zou ze haar, dat stond vast. Terwijl ze haastig een kam door haar haren haalde en haar neus poeierde, vroeg Hope met oprechte nieuwsgierigheid aan mevrouw Tamberley: „Bent u niet geschrokken van het feit dat u ik bedoel dat meneer Tamberley de voogdij over twee kinderen op zich heeft genomen? Ik vind dat u de situatie prachtig opneemt". „Errol gaat altijd zijn eigen gang, zonder zich van mij of iemand an ders iets aan te trekken", sprak me vrouw Tamberley. „Natuurlijk houd ik veel van hem", voegde ze er op een onverschillige toon aan toe, „maar ik probeer nooit hem te be- invloeden. Dat is volkomen nutte loos. Zijn vader was precies zo", voegde ze er als een nakomende ge dachte aan toe, en Hope kreeg het gevoel dat Errols vader iemand was geweest die mevrouw Tamberley ja ren geleden oppervlakkig had ge kend, maar nu bijkans was verge ten. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1955 | | pagina 12