KA PP/F EN HET MONSTERKANON
Zeeland nieuw
Daar ging de Jliefde
DE C.P.N. EN DE VIJFDE MEI
NIEUWS UIT DE KERKEN
Zeeland oud...
KAPELLE
10
PROVINOIALB ZEEUWSE COURANT
WOENSDAG 11 MEI 1955
LEZERS. SCHRIJVEN
Antwoord aan de
keer van Poelje
Gaarne zou ik met enkele woorden
willen reageren op het antwoord van
de heer Van Poelje in uw blad van 6
Mei jl. naar aanleiding van myn
schrijven over de C.P.N. en de 5 Mei-
Viering-. Dit antwoord gaat, als ik het
wel zie, grotendeels aan mijn betoog
voorbij. In dit betoog heb ik mij ge
keerd tegen een wijze van denken ,die
ik als brj uitstek on-democratisch be
schouw: dat het geoorloofd zou zijn,
op grond van de machtspositie die
men inneemt, een tegenstander uit te
sluiten van een herdenking, die hy
mede heeft helpen mogelijk maken.
Want dan gebruikt men, zoals ik ge
zegd heb, dezelfde middelen, die men
als argument aanvoert om die tegen
stander te weren. Ik ben nu zeker
niet van mening, dat de democratie
verplicht is vrijwillig 't hoofd in de
strop te steken. Wat dat betreft vindt
de heer van Poelje mij geheel aan
zijn zijde. Ook voel ik mij geenszins
felukkig met de feiten in Tsjecho-
lowakije, die hij in zijn antwoord
noemt. Mijn vraag is: rechtvaardigen
deze in principe dezelfde methoden
toe te passen? Wie daartoe bereid is,:
beschuldig ik er inderdaad van, de
democratie te verloochenen. Wat ik
vooral gemeend heb te moeten doen is
een protest te laten horen tegen het
denken in zwart en wit, dat in deze
aangelegenheid steeds meer om zich
heen grijpt en waarvan naar myn
mening ook mijn geachte opponent
het slachtoffer is geworden. Het is
wel bijzonder gemakkelijk voor elk
geval dezelfde oplossing gereed te
hebben, maar het getuigt niet, het
spijt mij, dit te moeten zeggen, van
grote geestelijke inspanning tegen
over 'n probleem, dat elke ware de
mocraat voor een groot gewetenscon
flict behoort te plaatsen. Zeker waar
't hier een groep betreft, tegenover
welke men, aldus doende, in dank
baarheid wel schromelijk te kort
schiet.
Mijn opponent loopt wel wat erg ge
makkelijk heen over het aandeel van
het Rode Leger in het herkrijgen van
onze democratische vrijheden en over
de grote offers, die het Russische volk
daarvoor gebracht heeft, terwijl hij
geheel zwijgt over de belangrijke bij
drage van de C.P.N. tot het verzet. Ik
ben van mening, dat het zinvoller is
bij deze feiten stil te staan dan zich te
verdiepen in onvruchtbare speculaties
over een oprukken in 1945 van het
Rode Legeï naar de Noordzee.
Gelukkig heb ik mogen ondervin
den, dat ik in deze mening niet alleen
sta. Ook kan ik de heer van Poelje
mededelen, dat "van de vele sympa
thiebetuigingen, die ik mocht ontvan
gen, een groot deel afkomstig was
van leden van de P.v.d.A.
Vlissingen Mr. W. de Bruine
Between the devil and
the deep sea
„Tussen de duivel en de diepe zee",
zo kenschetst onze Britse overbuur
man de situatie van hem, die geen
andere vrijheid meer overblijft dan
dat hg kiezen mag, welke dood hij
sterven wil. Aan dit gezegde moest ik
denken bij de schermutseling tussen
de Heren de Bruine en van Poelje.
Ik ken geen afschuwelijker sensatie
dan die van de vroege Mei-morgen
in 1940 toen we in Rotterdam voor de
ramen stonden omdat er geschoten
werd op Waalhaven. De val was toe-
geklapt.
Dezelfde beklemming overviel me
jongstleden Woensdag tijdens de rede
van Prins Bernhard. Achter alle ho
ge en ongetwyfeld integere bedoelin
gen en schone woorden kon, wie goed
luisterde, vernemen, hoe er, héél in
de verte en héél voorzichtig, maar
even fataal, opnieuw een val toeklap-
te. De nieuwe Duitse invasie zou wel
eens op deze Woensdagavond begon
nen kunnen zijn.
Weet niemand dan bv„ hoe er op 20
km. afstand van de Nederlandse
grens alweer een splinternieuw con
centratiekamp klaar ligt, voorlopig
voor de nieuwe „veensoldaten", de
jongens, die durfden protesteren te
gen de nieuwe militairisering
Weet niemand dan, dat Bonn een
nieuwe anti-semitische hetze tole-
Advertentie)
Weg met onhandige likdoornringen en
gevaarlijke scheermesjes. Een nieuw
vloeibaar middel, NOXACORN, neemt da
pijn weg ln 60 seconden. Eeltplekken en
eksterogen verschrompelen met wortel
en al. Bevat gezuiverde wonderolie,
jodium en het pijnstillende henzocalne.
Ben flesje NOXACORN Antiseptisch
Likdoornmiddel van 11.35 bespaart U
veel ellende f50>
reert, die zelfs de brutaliteit heeft, te
ontkennen, dat er één Jood is vergast
of gemarteld
Weet niemand dan, dat het in de
rangen der tegenwoordige Duitse in
stanties van leger, diplomatie, be
stuur alweer krioelt van de echte
oude nazi's, die hun bedoelingen wer
kelijk niet onder stoelen of banken
steken? Wil niemand dan zien, wat
daar wordt klaargemaakt?
We horen nogal eens woorden over
yan de Ne(jer_
zwijgt zij dan?
Mogen we niet hóren, dat de val is
toegeklapt? Dit maakt de beklem
ming nog angstiger.
Wordt het nu werkelijk niet eens
tyd, dat we ernstig gaan onderzoeken
of er niet ergens een derde weg ligt?
Die weg, die Nehroe meent te zien?
Het is misschien een wanhopige on
derneming, maar wat schiet ons an
ders over Of er nu straks Russische
of Duitse bevelen over onze jongens
snauwen, straks als we satelliet mo
gen zijn, maakt dat enig versehil?
Mijn geweten dwingt me, IJ deze
vraag te stellen.
Domburg J. C. J. van Schagen.
Grote eer
Blijkens het Vlissingse raadsver-
slag in uw blad van 29 April i.l.,
zou „een andere partij" volgens het
raadslid Van Poelje niet meedoen
aan de nationale herdenking van
5 Mei 1955 te Vlissingen, wanneer
de Communistische Partij Neder
land uitgenodigd zou worden tot
ipro
heer Van Poelje op
dacht ik op dit
deelneming op de die dag te houden
stoet te Vlissingen.
De heer Van Poelje kent dus blijk
baar een partij, die van de C.P.N.
het allerlaatste verlangen name
lijk om op 5 Mei tot de algehele
bevolking gerekend te mogen wor
den kan gebruiken in zijn strijd.
Kan men ae Communistische Par
tij Nederland groter dienst bewij
zen?
En groter eer aandoen?
Gesproken tot de partij, die de
het oog heeft,
ogenblik aan de
woorden van Handel uit „The Mes
siah", die binnenkort in de hoofd
stad van Zeeland (hoewel niet in de
oorspronkelijke taal) gezongen- zul
len worden, van culturele beteke
nis:
„Worthy is the Lamb, that was
(slain.
The Lord hath laid on Him
the Iniquity of us all".
J. E. SandersNor tier,
Badhuisstraat 81b
Vlissingen.
Opinie van een
C.P.N.-er
De kop boven het ingezonden arti
kel van de heer van Poelje lijkt me
zo ongeveer het enige juiste in zijn
hele betoog, als antwoord op het ar
tikel van mr. W. de Bruine.
De C.P.N. en de 5e Mei, inderdaad.
Beiden zijn onverbrekelijk met elkaar
verbonden. Zijn niet van elkaar te
scheiden, door niets en niemand.
Want dat er voor Nederland een 5 e
Mei is gekomen, dat is mede en in
belangrijke mate mede te danken aan
de C.P.N.
Natuurlijk zijn wij niet blind voor
de beslissende militaire slagen die
door de geallieerde legers en in het
bijzonder door het Rode Leger aan
de nazihorden zijn toegebracht. Maar,
het zelfrespect van het Nederlandse
Volk, het nationale bewustzijn en de
nationale trots was op de 5e Mei 1945
ongebroken gebleven. En dat het Ne
derlandse Volk op 5 Mei als natie on
gebroken was, daartoe heeft de C.P.
N. in zeer grote mate bijgedragen.
Het beste wordt dit wel gesymboli
seerd in de eretitel, die door de toen
malige Koningin Wilhelmina, aan de
Communistische verzetstrijdster Han-
nïe Schaft gegeven is. De titel van
„Nationale heldin van het verzet' 'is
aan een Communiste verleend. In
haar werd het Nationale verzet ger
symboliseerd. We nullen hierbij nog
wgzen op de rol van de C.P.N. in de
Februaristaking in 1941.
Daarmee menen we genoeg aange
voerd te hebben om het onverbreke
lijk verband tussen de C.P.N. en de
5e Mei aangetoond te hebben.
Mocht de heer van Poelje van me
ning zijn, dat zulks onvoldoende
isv dan ben ik gaarne bereid, indien
de redactie van de P.Z.C. daarin zou
kunnen toestemmen, de rol van de
C.P.N. in de strijd tegen de nazi be
zetting in een aantal artikelen uiteen
te zetten en de gebruikelijke anti
communistische rimram te weerleg
gen.
Wat de pertinente weigering van
de heer van Poelje betreft, om met
m'n Partijgenoten en mg in één op
tocht te lopen, och zg'n voormalige
partijvoorzitter, Koos Vorrink,
schreef tijdens de bezetting ook dat
hg weigerde samen met de Commu
nisten tegen het fascisme te vechten.
En toch vonden de waarlijk nationaal
voelende socialisten hun Communis
tische Kameraden in het verzet. Toch
hebben duizenden socialisten samen
met de communisten en gelovige
mensen het grootste offer gebracht
voor de vrijheid en de democratie. En
vanaf deze plaats zou ik op de weige
ring van de heer van Poelje met mijn
Partijgenoten en mij in één optocht te
lopen willen antwoorden: „Wanneer
U bereid is de werkelijke gevaren,
die „onze beperkte democratie bedrei
gen, te bestrijden, dan kunt U op mij
m\jn Partijgenoten rekenen.
Vlissingen. C. Mulder.
Noot van de redactie.
Het komt ons voor, dat de kwestie
van de C.P.N. en de Vyfde Mei thans
voldoende is toegelicht. Indien de
heer M. J. van Poelje nog tot dupliek
bereid is heeft hg daartoe de gelegen
heid, maar voor anderen sluiten wij
hierby de discussie.
Ds. de Puy 55 jaar
predikant
Donderdag a.s. zal het 55 jaar gele
den zijn dat ds F. H. de Puy, thans
wonende te Arnhem werd bevestigd
als predikant in de Ned. Herv. Kerk.
Ds de Puy werd op 3 Januari 1S73
uit een onderwijzersgezin te Sexbie-
rum geboren, bezocht het stedelijk
gymnasium te Doetinchem en stu
deerde vervolgens aan de Gemeentelij
ke Universiteit te Amsterdam en
aan de Rijks Universiteit te
Utrecht, waar hij ook zijn doctoraal
examen deed. Nadat cand. de Puy in
1899 door het Provinciaal Kerkbe
stuur van Groningen was toegelaten
tot de Evangeliebediening in de Ned.
Herv. Kerk werd hij op 13 Mei van
het daaropvolgende jaar (1900) te
Terkaple-Akmarijp (classis Heeren
veen) in het ambt bevestigd. Op 12
September 1908 verwisselde de jubi
laris deze gemeente met die van Cad-
zand, vanwaar hij op 13 Maart 1927
naar Sittard-Lutterhde vertrók. Deze
zijn derde en laatste gemeente diende
ds de Puy tot 1 Januari 1943, toen
hem op 70 jarige leeftijd emeritaat
werd verleend. Hij bleef toen nog
ruim een jaar als hulpprediker in zijn
femeente werkzaam en werd in Mei
947 benoemd tot geestelijk verzor-
er van het longlijderssanatorium
)ranje Nassau's oord te Renkum.
Ds de Puy was bestuurslid van de
Zeeuwse Vereniging „Kinderzorg" en
medeopricht
in 1914
hter en tot 1918
)pi
verzorger van het Christelijk Militair
Tehuis „Haven Cadzand".
GEREF. KERKEN
Ber. te Arnemuiden J. v. d. Leek
Kapelle/Biezelinge.
GEREF. KERKEN ART. SI K.O.
Ber. te Scheveningen G. Zomer te
Vrouwenpolder.
CHR. GEREF. KERKEN
Aangenomen naar 's-Gravenzande
K. Slagboom te Middelburg (2e be
roep) Aangenomen naar St. Thomas
(Ontario, Canada) (Free Chr. Ref.
Church) Jac. Overduin te Almelo.
GEREF. GEMEENTEN
Bedankt voor Middelharnis A. F.
Honkoop te Goes.
"Ar
1600-1955
Kapelle, dat is zoiets als een
goed schip. Je hebt nu eenmaal
goede, gelukkige schepen en
kurige, die van 't ene ongeluk
in 't andere vallen. Zoals je
onder 't mensdom Zondagskin
deren en pechvogels hebt. Zo'n
goed schip krijgt de klappen
evengoed, maar het ligt vast in
de golven en het néémt ze met
gratie. Op kritieke momenten
herstelt liet zich juist zó, als
je hoopte, dat het zich herstel
len zou. Zo'n soort schip lijkt
Kapelle en het moet een rus
tig idee zijn, Kapellenaar te
wezen.
Hoe vast het op de wateren
Ugt, dat heeft enigszins zijn
symbool in de oude Kerk van
bovenstaande prentjes. Die bra
ve Kerk van het plaatje-1600
ze staat er nog nèt-zo. Breed
uit, gemoedelijk, niet al te zeer
bekommerd om de symmetrie
en de zuiverheid van vormen
- wat moét ze eigenlijk met
die verdubbeling van het koor
en waarom in vredesnaam kan
dat wijzerbord niet ergens net
jes in het midden staan 7
maar zó rustig en zo vdst-ge-
vestigd.' Hoe'lang ze daar al
staat, weet niemand. Er staat
een jaartal op van Ut27, maar
ze moet ouder zijn. Èen nobe
le Kerk: die vier hoektorentjes
mocht maar niet iedereen voe
ren. Ze schijnen te betekenen,
dat hier eertijds het Zuid Be-
velands dekenaat gevestigd
was.
Misschien stamt die vastig
heid uit het feit, dat Kapélle's
kern wel een der oudste en
meest beveiligde plekken is van
de voormalige Bevelandse ar
chipel de drempel van de
kerkdeur ligt op gelijke hoog
te met de kruin van de dijk
te Kattendijke, zegt men
zoiets kan eert evenioicht schep
pen, dat de meer blootgestelde
eilandjes allicht misten. Intus
sen kwamen de klappen even
goed. Eéns was het een cen
trum van lakenweverij, maar
de overmachtige concurrent
Goes stak er een stokje voor en
reeds in de 15e eeuw was het
met deze bloei gedaan. De rijke
en eeuwenoude meekrapnering
sneuvelde omstreeks 1870. De
belangrijke vfüg et enen-kweke
rij had haar hoogtepunt om
streeks 1800, toen de „wisse-
oossen" zich uitstrekten van
Wemeldinge tot Kapelle. Later
maakten ze plaats voor de be
kende grote boomkwekerijen
en voor de fruitteelt, waarvan
Kapelle thans hèt centrum is.
Het is niet zonder fierheid, dat
U straks ter weerszijden van
het bordes van het kostelijke
nieuwe Raadhuis de lakenwe
ver en de fmitkioekerin steen,
van Philip ten Klooster, gere
presenteerd zullen worden. Het
schip heeft zich steeds weer-
opgericht en Kapelle is welva
render dan ooit.
De welvaart moet overigens
al ond zijn. We noemen slechts
enkele namen: het Slot Maal
stede, het Slot Bruelis, het Slot
Gistelles, het Slot Pouques, de
buitenplaats Jagtlust. Enigs
zins oneerbiedig gezegd: waar
zó'n gedrang van grote Heren
was, daar moet wel iets te pro-
fiteren geweest zijn. Overigens
kwamen ook boer en burger
wél aan hun trékken, getuige
het bloeiend „Gildéleven"
tegenwoordig zeggen we „cul
tureel leven" een Rederij
kersgilde, een Schuttersgilde,
een Vrijgezéllengïlde, allen lus
tige potverteerders, dat spreekt
wel van een behoorlijke tierig
heid. Het Vrijgezellen-gilde
hield Flup-avonden, genaamd
naar een alsdan gebrouwen go
dendrank, het onderhield da
Klapbank onder de Linde
boom en het waakte tegen vrij
ages van jongens van buiten
het dorp met de Kapelse meis
jes. Was het zo'n buitenlander
ernst, dan moest hij „burger
recht" betalen en wee zijn ge
beente, als hij weigerde! Be
taalde hij, dan was alles in or
de. Het Gilde hacl speciale
waardering vóór wispelturige
meisjes; deze brachten het
meeste op.
Een goed schip, dat krioelt
van de plezante historleën.
Maar de maat is weer vol. Wilt
U méér weten: de Provinciale
Bibliotheek heeft er een aardig
boekje overJ. C. v. S.
52. Allereerst liet Kappl*
het verwrongen monsterka
non overboord zetten. Dat
was een zwaar karwei,
maar nu zij niet langer door
de Nicavese vloot bedreigd
werden, hadden zij er alle
tijd voor.
„Ziezo", zei Kappie, toen
het gevaarte eindelijk met
een geweldige plons in zee
stortte, „van dat ongeluks
ding zijn we ja eindelijk
verlost.
En nu terug naar Lutje
wier!"
Op de thuisvaart hield
Okki zich tamelijk rustig, al
kon hij het niet nalaten de
Maat af en toe te plagen.
„Ik ben blij, dat deze reis
achter de rug is", zei de
Maat, toen Lutjewier einde
lijk in zicht kwam. „Nieta
dan ellende hebben we ge
had en dan nog bovendien
een scheepsjongen aan
boord, die me het leven
vergalt".
„Je zult niet lang meer
last van hem hebben", zei Kappie. En hij voegde
er met een zucht aan toe: „Zodra we in Lutjewier
zijn, moet ik hem naar het weeshuis terugbrengen".
,Wat!?" riep de Maat, „naar het weeshuis terug?!
Nee Kappie! Dat mag nietl"
„Het moet", zei Kappie somber. „Maar wat is
er met jou aan de hand, jong? Eerst sta jeje over
hem te beklagen en nu je hoort, dat hij weg moet,
begin je te jammeren".
„J....ja, hij IS een treiterkop!" stotterde de Maat.
„M....maar toch, ikik...." Hij liet zijn hoofl
op het stuurrad zakken en barstte in snikken uit..
FEUILLETON
door MARY BURCHELL
„Niets, behalve dat hij' U een beet-
j'e al te vaak opbelde en boodschap
pen voor U achter liet, en tijd scheen
te hebben rond te hangen en op U te
wachten wanneer hij bezig moest zijn
zijn eigen brood te verdienen. Maar
het gaat mij verder niet aan, behalve
dat ik zo nu en dan lust zou hebben
een stevige trap tegen die beeldige
lichtgrijze broek van hem te geven".
Ze staarde dr. Tamberley ijskoud
aan op dat ogenblik haatte ze
hem.
„Richard Fander is een heel goede
vriend van me", sprak ze langzaam.
„O ja? Nou, het spijt me voor U
dat U dan wel gauw zult ontdekken
dat hij dat nu niet meer zal zijn",
was het onverstoorbare antwoord.
„U weet er eigenlijk geen steek
van is het wel?Ze was woedend dat
haar stem zo zijig klonk.
„Alleen datgene wat mijn uitste
kende ogen en mijn tamelijk goed
oordeel me vertellen", gaf hij geamu
seerd toe.
„Wol," sprak Hope en verloor door
haar boosheid elke discretie uit het
oog, „laat uw tamelijk goed oordeel
dan maar eens hier over schijnen. Ik
ben van plan met Richard Fander te
trouwen. We verloofden ons de vorige
week".
Wanneer het haar bedoeling was
geweest dat geamuseerde trekje van
zijn gezicht weg te vagen, slaagde ze
daar boven verwachting in. Het ver
dween zo volkomen, dat ze, als ze
niet geweten had dat zoiets onmoge
lijk was, ze zou hebben gedacht aat
hij zowel zijn kleur als zijn glimlach
kwijt was.
„Dat kunt U niet menen". Hij rees
langzaam overeind, en omdat ze het
vervelend vond dat hij nu zo hoog bo
ven haar opdoemde, stond ze zelf ook
op.
..Dat meen ik zeker. Het zijn toch
eigenlijk uw zaken niet, wel"?
„Nou. ja. Eigenlijk wel. Uw vader
benoemde mij tot voogd over de kin
deren vroeg me vcor jullie allemaal
te zorgen en nu we het daar over heb
ben, bent pas over een paar maan
den één en twintig, is het niet"?
Hope deed een ongelovig boos lach
je horen.
„En wat heeft dat er mee te ma
ken? U bent toch zeker niet van,
plan de strenge voogd over mij uit te
hangen, is het wel? Dat zal U ge
woon niet lukken weet U. Ik kan me
nu niet bepaald indenken dat ik U
oom Errol zou gaan noemen".
„Goeie hemel, dat hoop ik niet!"
Hij kreeg wonderlykerwijze een kleur
„Maar ik voel me wel, Ik voel me na
tuurlijk een beetje verantwoordelijk
voor U, en
„Dat is helemaal niet natuurlijk.
En absoluut niet nodig bovendien",
vertelde Hope hem scherp. „Mijn za
ken gaan U niet in het minst aan. Ik
vertelde U alleen mijn verloving van
wege de wijze waarop U sprak. An
ders zou ik niet hebben gevonden
dat het U iets aanging of U enig be
lang kon inboezemen".
Hij fronste zijn voorhoofd bij die
woorden, en stond daar met zijn be
nen van elkaar en zijn handen diep in
zgn zakken als een grote, ietwat
dreigende gestalte tegen de achter
grond van het vuur.
Maar Hope weigerde zich te la
ten intimideren. En na een ogenblik
scheen het of hij veel meer aan zij
van zijn stuk gebracht was.
„Verduiveld, het was mijn bedoe
ling niet van de aanvang af zo met
u te bekvechten," sprak hij half-
verdrietig, half-ongeduldig, en Hope
dacht hoe onredelijk het van hem
was iets anders te verwachten wan
neer hij dergelijke dingen over haar
vrienden zei.
Het was zoveel gemakkelijker
hier niet zo tegen hem op te zien
als op het lab. Hier, in dit bekoor
lijke, elegante huis 'was hij eenvou
dig de zoon van haar gastvrouw.
Op het lab was hij practisch de
baas. En zonder zich te bedenken
had ze hem precies gezegd hoe ze
erover dacht.
„Het is geen kwestie van bek
vechten. U en ik zullen nooit goed
samen overweg kunnen".
Tot haar verwondering keek hij
plotseling op en sprak op scherpe
toon: „Zo zou ik het bepaald niet
willen stellen^.
Het was Hope die ditmaal haar
schouders ophaalde, en dat gebaar
deed duidelijk uitkomen dat de za
ken nu eenmaal zo lagen, of hij het
nu zo wilde stellen of niet.
Hij deed een stap naar haar toe,
en ze zag dat hij van plan was kop
pig te gaan argumenteren, maar tot
naar opluchting kwam juist op dat
ogenblik mevrouw Tamberley de
trap af, en sprak met haar heldere
mooie stem, die soms zeer bevelend
kon klinken: „Wil jij ook even naar
boven om je kamer te zien, Hope?
De kinderen schijnen zeer ingeno
men met de hunne".
Zich verontschulidigend dat ze
haar gastvrouw had laten wachten,
pakte Hope haar hoed en hand
schoenen van de tafel waarop ze ze
had neergelegd, en liep snel de trap
op naar mevrouw Tamberley toe.
Ze was blij aan een verdere dis
cussie te kunnen ontsnappen, en
haar glimlach en manier van doen
waren verzoenend toen ze zei:
„Vergeeft u memijn onbeleefd
heid. Ik dacht nergens anders aan
dan om meneer Tamberley over de
voogdij en zo te vragen. Er was een
heleboel te bespreken"'.
„Ja, dat geloof ik wel". Mevroiiw
Tamberley maakte de indruk slechts
weinig, hoewel zeer beleefde be
langstelling hiervoor te hebben, en
niet voor de eerste keer had Hope
de indruk, dat ze zich alleen maar
interesseerde voor wat haar zelf
aanging. Zelfs het feit dat haar
zoon plotseling voogd over twee kin
deren was geworden, interesseerde
haar slechts matig, en Hope was
ervan overtuigd dat dat kwam door
dat ze zeker wist dat ze in staat
zou zijn alles zo te regelen dat het
geen veranderingen in haar eigen
leefwijze zou teweegbrengen, behalve
wat ze zelf genadiglijk toestond.
De kamer waarin ze Hope bin
nenvoerde, deed evenals de hall be
neden, meer aan een fraai toneel
denken dan aan een bewoonde ka
mer, maar Hope was toch zeer be
koord door de zacht-blauw met crè
me chintz, het blanke notenhouten
meubilair en de beeldige geborduur
de sprei op het bed.
„Ik weet wel dat jij hier niet
eclit zult wonen, zoals de kinderen
in de vacanties, maar elke keer dat
je hier komt, kun je dit als je ka
mer beschouwen", legde mevrouw
Tamberley uit.
Hope dankte haar, en vroeg zich
verwonderd af hoe mevrouw Tam
berley er door haar ietwat spijtige
toon in was geslaagd haar te laten
merken dat ze er op rekende dat
Hope zich niet te dikwijls aan hen
zou opdringen. Ze dacht dat er om
standigheden buiten de controle van
mevrouw Tamberley zouden zijn,
die Hope meestentijds zouden weer
houden te komen maar weerhou
den zou ze haar, dat stond vast.
Terwijl ze haastig een kam door
haar haren haalde en haar neus
poeierde, vroeg Hope met oprechte
nieuwsgierigheid aan mevrouw
Tamberley:
„Bent u niet geschrokken van het
feit dat u ik bedoel dat meneer
Tamberley de voogdij over twee
kinderen op zich heeft genomen?
Ik vind dat u de situatie prachtig
opneemt".
„Errol gaat altijd zijn eigen gang,
zonder zich van mij of iemand an
ders iets aan te trekken", sprak me
vrouw Tamberley. „Natuurlijk houd
ik veel van hem", voegde ze er op
een onverschillige toon aan toe,
„maar ik probeer nooit hem te be-
invloeden. Dat is volkomen nutte
loos. Zijn vader was precies zo",
voegde ze er als een nakomende ge
dachte aan toe, en Hope kreeg het
gevoel dat Errols vader iemand was
geweest die mevrouw Tamberley ja
ren geleden oppervlakkig had ge
kend, maar nu bijkans was verge
ten.
(Wordt vervolgd.)