Substituut-griffier arrangeur voor draaiorgels... Nog geen artistieke balans van toneelseizoen 1954-1955 Drie belangrijke boeken over bouwkunst Dt* geschiedenis van het geslacht De Grano Internationale expositie beeldhouwkunst te Arnhem ZATERDAG 7 MEI 1955 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT 7 Na juridische beslommeringen Ook orgelcomposities geschreven Wanneer mr. R. de Waard, substituut-griffier by de Rechtbank te Am sterdam, na de thuiskomst de juridische beslommeringen van zich heeft afgeschud, begint hy aan zyn hobby om de Nederlandse en in het bij zonder de Amsterdamse draaiorgelstand van „geestelijk voedsel" te voorzienOp lange papieren bandwormen tekent hy kleine en korte streepjes, punten en tekens. Indien men hem zo met potlood en liniaal aan het werk ziet, zou men geneigd zyn, te geloven, dat hier een mysterieuze constructietekening geboren wordt Inmiddels heeft onze arrangeur oftewel „noteur" (om het juiste woord te gebruiken) ook reeds menige toren beklommen om aan de beiaardtafel plaats te nemen. Wanneer een bepaalde ouverture, een karakterstukje of een „deun" ver taald moet worden, geldt de eerste greep een lange plank, waarop de maatverdeling voor tango, rumba, langzame wals, enz. is aangebracht. En dan daalt de arrangeur (zonder veel blikken op het oorspronkelijk no tenschrift te werpen) geestelijk in de ingewanden van het orgel af... ten slotte moet hij instrumenten in de me lodie betrekken, waaraan geen enkel componist in de verste verte ooit ge dacht heeft. Er moet om de hoofdme lodie heengefantaseerd worden, waar bij de mogelijkheden van het bijzon dere, geheel eigen orkest, dat draai orgel heet, tot hun recht dienen te komen; terwijl de arrangeur als mor se-tekens zijn horizontale lijntjes en streepjes over de papiei'band uit strooit, gebruikt hij de verschillende registers, de bassen, de Turkse trom. VAN SYMPHONIE-ORKEST TOT STRIJKJE Bij dit proces moet er wel om ge dacht worden, voor welk orgel er ge arrangeerd wordt, want dit maakt een enorm verschil! Mr. De Waard gebruikt bij zijn „vertaalwerk" altijd het gamma-latje van een bepaald pie rement (hij heeft ongeveer 50 van de ze latjes in voorraad) want ieder in strument is tenslotte anders van „lig ging" en indeling. Tussen orgels als „De Arabier" en „Het Waterduiker tje" ligt b.v. de afstand van een groot symphonie-orkest tot een mager strijkje! Het eerste orgel, dat lange tijd met groot succes door Amster dam aan Groningen uitgeleend werd, bezit 75 toetsen en 8 registers. En „Het Waterduikertje" Dit komt niet verder dan twee registers, n.l. bour don en viool. „Het was een genót om voor De Arabier een ouverture als Leichte Cavalerie te schrijven! Je kon nog eens wat doen!" aldus mr. De Waard en we geloven graag, dat het betrok ken papierlint van 25 meter (product van 2 dagen ingespannen werken) de nodige muzikale „verve" heeft... Maar onze gastheer houdt van al zijn orgelkinderen en componeert met toewijding ook voor een orgeltje als „Het Waterduikertje", dat met 40 toetsen, 18 melodiestemmen, alsmede 10 accompagnementen en 7 bassen grote bescheidenheid in het arrange ren gebiedt. Orgels als „De Negentiger" en „De Pot" hebben daarentegen een zeer be hoorlijk gamma, maar men moet steeds rekening houden met hun eigen geheimen, zodat men niet „zomaar" de gaatjesboeken kan verwisselen. En het is daarom ook, dat vergun ninghouder De Graaf zijn Roverssym- phonie.maar laten we dit eens pre cies vertellen. Mr. De Waard wilde dit muziek stuk arrangeren, maar het bleek niet in de handel te zijn, zodat hy zegge en schrijve acht keer naar de bioscoop ging en het geheel aldus uit zijn hoofd leerde. Resultaat: een 10 meter lang boek voor „De Negentiger" en toen orgeldraaier De Graaf met zijn nieu we aanwinst op straat kwam, oogstte hij by de verschillende grote kantoren op de Amsterdamse kaden een opmer kelijk succes het stuk werd om zo te zeggen zijn „bestseller". Onze ar rangeur maakte het werk ook nog pasklaar voor een ander orgel en wel „De drie Pruiken" en ook de mannen van dit pierement zagen de „mans" belangrijk oplopen INGEWIKKELD „DRAAIBOEK" Orgeldraaier De Graaf bleef echter de kroon spannen en toen hij „De Ne gentiger" kwijt raakte en er met eer ander orgel op uit moest, zodat hi „De Roverssymphonie" niet meer kor brengen, begon het ineens erg schraa met de verdiensten te worden. Op verzoek van vele „klanten" heeft Mr. De Waard het werk ook weer voor het andere orgel „Het Politie agente" genaamd onder handen genomen... Tijdens ons bezoek kregen we het draaiboek" van de Roverssymphonie te zien; het bleef voor ons ogen een regen van uitgeponste rechthoekige strepen en gaatjes (overigens met een ponsmachine in een der Amster damse draaiorgel-werkplaatsen vol gens de aangegeven potloodlijnen ver. vaardigd) waarin we waarlijk niet de opening en sluiting der registers, de hoge zwevende bourdon, versterkt door aecompagnement-fluit, de tegen elkaar inspelende violen, de trillertjes, de roffels, bekkenslagen, de trom bone, die de zware bas komt onder strepen of de Turkse trom konden ontdekken. Het enige, wat we dui delijk zagen, waren de lange maat strepen tijdens een bepaald gedeelte... Natuurlijk heeft mr. De Waard zelf ook orgelcomposities geschreven, maar het publiek is wreed en vraagt naar bekende muziek. Doch hij kan zijn kwaliteiten als componist dikwijls uitleven in de tegenmelodie; water- vlugge muzieknootjes lopen b.v. meestal bij een pierementconcert te gen een enigszins slepende, weemoe dige achtergrond deze „tegenhan ger", die, wanneer de oorspronkelijke melodie b.v. in viool staat, in het re gister cello terecht komt, moet steeds gefantaseerd worden. Het omgekeer de gebeurt natuurlijk ook, zodat een arrangeur een waar concertmeester moet zijn, die zonder grondige kennis van harmonieleer en contrapunt al spoedig vastloopt. Overigensonze noteur bezit ook een eigen draaiorgel, waarmede hij natuurlijk niet gaat „concerteren"; hij heeft het uitsluitend om de vreug de van het bezit. Dit pierement, „De Gouwen" genaamd (aldus gedoont naar zijn bladgoudbekleding) heeft een vrij breed gamma en zal na een noodzakelijke revisie waarschijnlijk weer met gezellige deuntjes, gearran geerd door zijn eigenaar, op de oude Amsterdamse grachten verschijnen Mr. R. de Waard tijdens het arrange ren van „Singing in the Rain" voor draaiorgel. ^peeise /Huze DE KOKHALS De Kokhals kan vandaag niet kokken, Hij is zich bijna doodgeschrokken. Want het probleem, waarvan hij kokte En dat maar steeds zijn slikken stokte, 't Probleem, waarmee hij was geboren, Dat bleek vanochtend plots verloren. Hij had maar nauwelijks half ontbeten, Toen hij het bleek te zijn vergeten, 't Complex, waardoor hij zózeer hikte, Dat hij er soms bijna in stikte, 't Probleem, waar zijn genie afdroop, Dat ding bleek zomaar uit de knoop. Wat moest de stakkerd nu beginnen Zijn voedsel gleed gewoon naar binnen. Hier brak iets af Zijn interessantie Bleek plots vertrokken, met vacantie Voorheen was hg zo prachtig éénzaam En nu, opeens: gewoon gemeenzaam. Was hij als kokhals literair, Een slokhals is hoogst ordinair. Hij klaagt dan nu ook steen en been: Zijn dichterschap is eensklaps heen. Zijn bleek figuur, zo schoon sardonisch, Werd plotseling bolrond harmonisch. De wereld doet opeens geen pijn meer Hij weent geen tranen van azijn meer En 't uiterst zware existeren, Dat kan een kind hem nu wel leren. Hij jammert zéér: wat moet ik doen Ben ik nu uit of in 't fatsoen Het abnormaal zijn mag een kwaal zijn, 't Kan nooit zo kaal zijn als 't normaal zyn. Mijn toestand was intolerabel, Maar nü is 't kortweg execrabel Wanhopig dalft de kokhals rond, Daar hij zijn kok nog niet hervond. Als U soms een Probleem ziet lopen, De kokhals wil 't graag van U_ kopen. Er zijn de laatste maanden drie belangrijke publicaties verschenen op het gebied van bouwkunst en beel dende kunst. In de eerste plaats een Nederlandse uitgave van een wereld beroemd en omvangrijk boek „Ruim te, tijd en bouwkunst" van S. Gie- dion. Til Brugman vertaalde dit be langrijke werk en C. van Eesteren schreef een voorwoord. Hij noemt het boek terecht „met kennis van zaken en hartstocht geschreven". Een boek voor vakmensen? „Ja, ronduit ja" aldus de vertaalster, „maar voor zo ver te leven het hoogste vak is en de grootste bekwaamheid vergt, een boek voor U en mij. Werkt U in een kantoorgebouw, in een fabriekshal? Woont U in een huis, moet U met een auto over de wegen om Uw brood te verdienen? Gaat U naar de kerk? Bezoekt U af en toe een schouwburgzaal en wilt U wel eens naar de film? Dwaalt U op een mooie vrije dag door de natuur of op Adempauze na grote inspanningen Trilogie in de cultuurserie Terwyl de wereld verandert, terwijl Europa van de negentiende in de twintigste eeuw glijdt en oude op vattingen voor nieuwe moeten plaats maken, en een lang tijd van rust en vrede wordt afgelost door onlusten en oorlog, speelt zich de geschiedenis af van het geslacht De Grano. Een geschiedenis van een geslacht, dat van oud-adellijk bloed en fel harts tochtelijk levend, zijn plaats, zyn wet ten en traditie, zijn familiezin en zyn eigen leven tracht te bewaren. „Het geslacht De Grano". geschre ven door Gerda Achen, is een boeiende, meeslepende roman in drie delen, die ongetwijfeld door velen zal worden gelezen. In „Ochtend in Boedapest", het eerste deel van de triologie. domi neert de markante figuur van de oude Aline. als het ware de stam moeder en de personificatie van het De Grano-bloed, dat in zijn felle hartstochtelijkheid slechts bedwon gen kan worden door een ijzeren fa- miliedisci]'ine. Liefde en hartstocht Charlotte Kohier terug uit niemandsland (Van onze toneelmedewerker) Ofschoon het toneelseizoen 19541955 zichtbaar de neergaande boog naar het eindpunt beschrijft, is het voor het opmaken van de artistieke balans nog te vroeg. Na de vacantie van de toneelspelers, die over enige weken zich al aanmeldt, heeft het seizoen nog een slotfase, die tot 1 Sep tember duurt. Gewoonlijk gebeuren in die periode geen belangrijke dingen, doch bij het opmaken van de seizoen-rekening behoren zy in aanmerking te worden genomen. Na de hoogtepunten van het seizoen, waarin „Theater" te Arnhem, de Nederlandse Comedie te Amsterdam en de Haagse Come- die het grootste aandeel hadden, zijn er de laatste weken nog enige voor stellingen gevolgd, die men min of meer kan beschouwen als een adem pauze na de gTote inspanningen om voor de moderne toneelschrijfkunst en het moderne toneelspel de belangstelling van het publiek te wekken. Ook met „De Zeewolf" van de dich ter Ed. Hoornik heeft de Nederland se Comedie daartoe onder regie van Ton Lutz een krachtige poging ge daan, doch men moet vrezen, dat dit in gebonden taal boeiend geschreven stuk te weinig bij het publiek zal aan spreken om lang repertoire te hou den. Er gebeurt weinig meer dan een aantal mensen die bij t afscheid van de zomer aan een Zuidelijk strand ge voelens aan elkaar openbaren, waar van de weemoed om niet-vervulde ver langens de grondtoon vormt. Het is een stuk in pasteltinten, om zijn men selijkheid toch wel aangrijpend, welke vervagen in de melancholie van deze levens. Voor de zeer verzorgde voor stelling mag de schrijver, en mag ook het puoliek, de Nederlandse Comedie dankbaar zijn. Ook de BelgischFranse schrijver Fernand Crommelynck, wiens meest- bekende stuk „Le" cocu magnifique" hier nooit gespeeld is, kan tevreden zijn over de wijze, waarop de Neder landse Comedie onder regie van Jo- han de Meester zijn „Goudendarm'" (Tripes d'or) ten tonele heeft ge bracht met Ko van Dijk in de rol van de man, die veel geld erft en er de vergiftigende invloed zo sterk van on dergaat, dat hij een pathologische vrek wordt (een darmschraper). Hij speelt de rol met zoveel kracht en overtuiging, dat het stuk er eigenlijk niet zoveel meer op aan komt. Hetzelfde geval doet zich voor met „Twee flierefluiters in het Paradijs", waarvan „Theater" onder regie van Mieke Verstraete een voorstelling spelen een grote rol in het leven van de De Grano's. Maria, een ltnap, jong meisje, vlucht op de vooravond van haar hu welijk, waartoe men haar heeft wil len pressen. Zij trouwt met de toneel speler Semler, die echter nimmer door de familie wordt geaccepteerd. Een toeverlaat voor allen is de oude oom Jean. In „Middag in Wenen" treedt de jonge Aline, dochter van Maria en Arthur Semler, in de strenge voet stappen van haar overgrootmoeder. Met haar zuster Adéle, een gevierdé actrice in Wenen, en later met haar Spaanse nichtje Lola, vecht zij om haar enige liefde, de chirurg Stefan. Over „Avond in Parijs" liggen de schaduwen van de eerste wereldoor log, van de onrust van de nieuwe eeuw en van de wanhopige pogingen van een moegestreden geslacht om zijn levensstijl te handhaven. „Het geslacht De Grano" is een nieuwe triologie in de Cultuurserie, uitgegeven door Ad. M. C. Stok, Zuid-Holl. Uitgevers My., Den Haag. geeft, waarin alle registers van Vlaamse boertigheid wijd worden opengetrokken. Deze geschiedenis van twee Vlaamse drinkebroers, die na in dronkenschap overreden te zijn, ter wijl ze Sinterklaas en zijn knecht voor stelden, door een list in de hemel ko men en op voorspraak van Maria naar de aarde mogen terugkeren, is oor spronkelijk geschreven door Gaston Martens. De Franse toneelschrijver André Obey (wiens prachtige „Nóach op de wateren" destijds door het Oost- Nederlands Toneel werd gespeeld) maakte er een nieuw stuk van: „Les Gueux au Paradis", waarvan „Thea ter" de vertaling speelt met Kees Brusse en Johan Walhain als de bei de, het stuk overseersende, slampam pers. „De kinderrover" van Jules Super- vielle, door de schrijver in 1948 be werkt naar zijn in 1926 geschreven roman „Le voleur d'enfants". heeft als gegeven de tragedie van een in Parijs wonende Zuid-Amerikaanse ko lonel op non-actief, die kinderen adop teert omdat de natuur ze zijn vrouw niet schonk, en daarmee allerlei na righeid beleeft, die hem tot een, mis lukte, zelfmoord drijft. Van dit allerminst gave, maar toch belangwekkende stuk, heeft de Haag se Comedie onder regie van Cees La- seur een knappe voorstelling gegeven, met de pas geridderde Paul Steen bergen in de dominerende hoofdrol. De opvoering van „De barbier van Se- villa" van De Beaumarchais (1732 1799) door het Rotterdams Toneel on der regie van Bob de Lange toonde opnieuw de hachelijkheid van de kunstgreep, waaraan het gezelschap zijn ontstaan te danken heeft gehad. CHARLOTTE KOHLER. Dit ingrijpen van de overheid ver joeg. zoals ónze lezers bekend is, ver schillende leden van het voormalige Rotterdamse Toneel, o.a. Ko Ar- noldi en Frits van Dijk, naar een nie mandsland, waaruit terugkeer uiterst moeilijk is. Onder hen was Charlotte Kohier, die in Rotterdam haar Am sterdamse triomfen niet had kunnen herhalen, maar die nu uit het nie mandsland triomfantelijk op de plan ken is teruggekeerd als voordrachts kunstenares. een druilerige dag in een museum? Wilt U dan niet weten hoe we aan deze bouwwerken, aan die vorm van landschappen, aan dat soort auto strada komen? Wilt U dan niet we ten waarom dat, wat ons omgeeft, zo en niet anders werd uitgedacht?" Giedion tracht en slaagt er in om in zijn werk het verband aan te tonen het verband tussen de mens en zijn bouwkunst. Dit prachtige werk is door de We reldbibliotheek kloek en bijzonder fraai uitgegeven en van belang voor ieder, die in het waarom van het bouwen belangstelt. En wie doet dat niet? Voorts verscheen de zesde druk van ir. G. Knuttel's „Beknopte ont wikkelingsgeschiedenis der bouw kunst". De uitgever H. J. Paris in Amsterdam wenste het boek een algehele vernieuwing te doen onder gaan. In belangrijke mate werden daarom de illustraties vermeerderd en verbeterd, terwijl ook de tekst werd uitgebreid, waarbij bijzonder aandacht aan de 20e eeuw werd ge schonken. Ir. J. Kruger verleende hieraan medewerking. Dit veel-gele- zen werk, thans verbeterd en up-to- Georges Enesco overleden Na een langdurige ziekte is de vio list en componist Georges Enesco ti Parijs overleden. Enesco werd in 1881 te Liveni in Roemenië geboren. Op vierjarige leeftijd begon hij met vioolspelen en toen hij zes jaar oud was werd hij tot het conservatorium te Wenen toegelaten. Zes jaar later ging hij in Parijs studeren, waar in 1898 zijn eerste werk „Poëma Romana' werd gespeeld Hij was de eerste leer meester Yehudi Menuhin en com poneerde verscheidene symphonieën, kamermuziek en de opera „Oedipe". Georges Enesco was commandeur van hel Legioen van Eer. „De vrije letterkunde tijdens de bezetting" In de Universiteitsbibliotheek te Leiden heeft prof. dr. P. Mineraa, voorzitter van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde een door de ze Mij in samenwerking met het be stuurslid, tevens bibliothecaris der Leidse universiteitsbibliotheek, dr. A. Kessen georganiseerde tentoonstelling „De vrije letterkunde tijdens de be zetting", geopend. Het is een interessante tentoonstel ling, welke ongeveer 300 letterkundige werken en werkjes bevat, vrijwel alle eerste drukken, die in de oorlogstijd illegaal zijn verschenen. De tentoonstelling duurt tot 18 Mei. Keuzetentoonstelling in Stedelijk Museum In het Stedelijk Museum te Am sterdam is de nationale keuzetentoon- stelling 5 Mei 1955 geopend. Ingeleid door oud-minister dr. G. Bolkestein, voorzitter van de Stichting „Kunste naars herdenken 5 Mei", die deze ten toonstelling als eerste van een jaar lijks terugkerende reeks organiseerde, sprak de minister van O. K. en W., mr. J. M. L. Th. Cals. de openingsrede uit. De minister, die uitvoerig stil stond bij de belangrijke rol van de kunste naars in het verzet en hun onvervang bare functie bij de geestelijke vrijheid van ons volk in het algemeen, bepleit te, als het ernstige woord bij deze ern stige gelegenheid, een minder grote organisatorische verdeeldheid onder de kunstenaars. Daarna volgde een rondgang langs de vele geëxposeerde werken, die zo wel de schilderkunst als de beeld houwkunst en de grafiek van ons land vertegenwoordigen, terwijl het in de bedoeling ligt, in komende jaren zo mogelijk alle muzen in één grootse manifestatie te verenigen. date, is als inleiding tot de bouw kunst aan te bevelen. Tenslotte verscheen bij de Staats drukkerij de Nederlandse vertaling van een reeds vroeger in het Engels uitgegeven „Gids voor de beeldende kunst en bouwkunst in Nederland", die destijds uitvoerig en met veel waardering in ons blad werd bespro ken. Ook deze Nederlandse uitgave is uitmuntend, zowel qua inhoud als verzorging. Op de vorige tentoonstelling in 1952 in Arnhem kon men dit beeld van Constantin Meunier bewonderen: Rustende puddelaar (arbeider in de mijnen). De Belgische beeldhouwer Meunier (18311905) legde zich na 1870 o.a. toe op het weergeven van het leven van de arbeiders. Hij maak te studies in de werkhuizen van Coc- kerill te Seraing en in het mijngebied in de Borinage, Ook als schilder was hij van grote betekenis. In park Sonsbeek Meer dan 200 beeldhouwwerken uit acht landen, uit België, Duitsland, Engeland, Frankrijk, Italië, Oosten rijk, Zwitserland en Nederland, zul len te zien zyn op de derde interna tionale openlucht beeldententoon stelling, die op 27 Mei wordt ge opend en tot 15 September duurt «n het park Sonsbeek te Arnhem. De grootste inzending is die uit Frankrijk met 89 beelden van 37 kunstenaars. In een speciaal ontwor pen paviljoen worden ongeveer 100 kleinplastieken, waaronder nog nim mer geëxposeerde kleine figuren van Rodin, tentoongesteld. Ditmaal wil de grote expositie een zo volledig mogelijk overzicht geven van het peil, waarop de beeldhouwkunst in de acht genoemde landen staat. Het doel is de bezoekers en in het bij zonder de brede massa, leerlingen van scholen en leden van perso neelsverenigingen nader te brengen tot de levende kunst. In 1948 werd in het Batterseapark te Londen voor het eerst een derge lijke openluchttentoonstelling gehou den. In 1949 werd de idee overgeno men en in Arnhem verwezenlijkt. Toen kwamen er 95.000 bezoekers. In 1950 volgde Antwerpen, waar in het park Middelheim een dergelijke expositie op touw werd gezet. Men meende toen, dat deze drie plaatsen om de beurt deze openlucht-beelden tentoonstelling wilden organiseren, doch het succes, dat Arnhem in 1952 boekte, toen er 120.000 bezoekers kwamen, was mede oorzaak dat vo rig jaar Biel in Zwitserland zich in schakelde en dat dit jaar ook Ant werpen de tentoonstelling weer op touw zet. Ondanks deze concurrentie rekent men te Arnhem dit jaar op ongeveer 135 000 bezoekers. En om dit aantal te bereiken, wordt een grootscheepse propaganda gemaakt, die reeds aan de Nederlandse grens posten begint.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1955 | | pagina 7