In Londen werd bevrijding voorbereid Voedselsituatie in het Westen van ons land was hopeloos Vergeleken met voorjaar 1945 is het thans een paradijs v° Oorlog kon en mocht niet langer duren O1 Angst voor registratie bij Joodse landgenoten Ma VAN DIEPE ZORG VERVULD Prof. Gerbrandy bemiddelde bij de geallieerde autoriteiten (Van onze parlementaire redacteur) "T op secret" zeer geheim stond er op de verklaring, die prof. mr. P. S. Gerbrandy, minister-president van de Nederlandse re gering, die gedurende de tweede wereldoorlog ons land van Londen uit bestuurde, op 19 April 1945 aan de grote oorlogsleider Winston Churchill overhandigde. Dit zeer geheime document, dat na raadpleging van de Koningin en na bespreking in de ministerraad was opgesteld, luidde als volgt: „De volgende verklaring is opgesteld onder het voorbehoud, dat de Nederlandse regering niet op de hoogte is van militaire feiten, die wel licht van invloed kunnen zijn op de beslissing. 1De voedselsituatie van de bevolking in het westen van Nederland is hopeloos. De nog aanwezige voorraden, die op het ogenblik niet kunnen worden aangevuld, zullen opgebruikt zijn op 28 April. 2. Het westen van Nederland ligt voor een groot gedeelte beneden de zeespiegel; maatregelen zijn in voorbereiding voor een verdere, vol ledige inundatie van dit gedeelte van het land door het opblazen van alle pompinstallaties, sluizen en dijken. In geval het Duitse plan zou worden uitgevoerd, zou aan de bewoonbaarheid en de productiviteit van dit belangrijke stuk land voor een lange reeks van jaren grote schade worden toegebracht. 3. Met het oog op deze beide over wegingen bestaat bij de Nederlandse regering de geneigdheid een onder zoek in te stellen naar het voorstel van Seyss Inquart om tot een onoffi ciële wapenstilstand te komen, mits a. onmiddellijk voedselvoorraden van voldoende omvang naar het wes ten van Nederland gezonden kunnen worden; b. de vijand afziet van verdere inundaties en vernielingen in die ge deelten van het land, die vallen buiten de frontlijn van de verdediging, dat zijn met name de Grebbelinie en de Hollandse waterlinie. Het voorstel van Seyss Inquart houdt deze beide bepalingen in. Redding van de bevolking 4. .Voor.de Nederlandse regering ijs, de rédding van de bevolking van West-Nederland van primair belang; daartegenover moet het voorkomen van de ecomische vernietiging van dit deel van het land op de tweede plaats komen. 5. Het schijnt, dat de voorstellen, die door Seyss Inquart met vertegen woordigers van de ondergrondse be weging in Nederland besproken zijn, de mogelijkheid van verwezenlijking van beide in paragraaf 4 genoemde punten bieden, doen er zijn aan de an dere kant aanwijzingen met name het doorsteken van de dijk van de Wieringermeer x"1"~*" tot de tijdens de geven verzekeringei het ogenblik andere inundaties uit voeren dan die, welke liggen binnen de normale verdediging tegen mili taire acties. 6. Het is de Nederlandse regering gebleken, dat de enige twee mogelijk heden om directe, effectieve hulp aan West-Nederland te verlenen, zijn: a. onmiddellijke militaire acties, die de bevrijding van West-Nederland zal moeten brengen in het tijdsbestek, liggende tussen nu en het ogenblik, dat de bewoners op grote schaal de hongerdood zullen stervenzoals hier boven is verklaard, kan dat laatste te. gen het einde van April verwacht worden; b. het aangaan van een overeen komst met de Duitsers in West-Ne derland binnen de door hen blijkens paragraaf 3 bedoelde grenzen. In dit geval zullen de gewenste resultaten alleen bereikt kunnen worden, als de noodzakelijke regelingen om voldoen de voorraden naar West-Nederland te krijgen worden gemaakt en uitge voerd binnen het tijdsbestek, dat in de voorafgaande sub-paragraaf is ge noemd. 7. De Nederlandse regering be schikt niet over voldoende informa ties betreffende de tijd, die voor suc cesvolle militaire operaties nodig wordt geoordeeld; zij kan daardoor niet beslissen, welke van de twee mo gelijkheden gekozen moeten worden. Gelet op de feiten, die haar na de ont vangst van de Duitse voorstellen ter ore zijn gekomen, mede gelet op de onbetrouwbaarheid van de Duitsers, waarvan zij zich terdege bewust is, is de Nederlandse regering geneigd aan een militaire actie als genoemd in paragraaf 6a de voorkeur te geven, voorop gesteld echter dat omtrent de in die paragraaf genoemd tijdslimiet een redelijke zekerheid kan worden gegeven. Zou deze zekerheid niet mo gelijk zijn, dan ligt de enige hoop op redding van dè bevolking van West- Nederland in de oplossing, genoemd onder 6b. In dat geval wenst de regering in de gelegenheid gesteld te worden aan te tonen, dat het met het oog op de waarschijnlijkheid, dat de Duitsers in gebreke zullen blijven de overeen komst na te leven, noodzakelijk Li, dat de nodige legers beschikbaar gehou den worden voor onmiddellijk op gro te schaal uit te voeren militaire actie. (w.g.) P. S. Gerbrandy" In nood Het geheime stuk, waaraan de Koningin, het gehele kabinet en Sir Winston Churchill te pas moesten komen, bewijst wellicht meer dan welks aan onze bondgenoten ge geven verzekering, hoe de Nederland se regering in Londen ervan door drongen was, dat de nood in het nog bezette gebied tot het allerhoogste stegen was. Het stelde een dreigend alternatief: helpt ons, geallieerde vrienden, of wij moeten met de Duit sers aanpappen om algehele uithon gering van de bevolking en algehele vernietiging van ons land te voor komen, welke risico's aan door Duit sers verstrekte toezeggingen ook ver bonden zijn. Prof. mr. P. S. GERBRANDY Zware verantwoordelijkheid. Over de laatste oorlogsmisdaden, over de grote zorgen, die de Neder landse regering in die tijd kwelden, over de zware verantwoordelijkheid, die zij te dragen had en over de wyzc» waarop ztf de bevrijding van ons land heeft voorbereid, hebben wij dezer da gen nog eens gesproken met prof. Gerbrandy, de man, die als minister president zo nauw by al deze dingen betrokken is geweest. Hy heeft op on ze vraag, hoe liy en zijn collega's in die sombere laatste maanden de be vrijding zagen en wat zij voor die be vrijding hebben gedaan, een aantal interessante herinneringen opgehaald die wij hier in zyn eigen woorden la ten volgen. Moed er in houden Persoonlijk heb ik altijd voeling ge houden met Winston Churchill, want ik moest over de radio de geteisterde bevolking in het bezette gebied toe spreken; ik moest mededelen, wan neer de invasie verwacht kon worden en trachten de moed er in te houden. Ik huldigde de opvatting, dat als de invasie er eenmaal was en Nederland zou worden bevrijd, dat dan ons land een tijdlang étappegebied zou zijn. Daarmede hield verband de opzet van het Militair Gezag. De leiding zou mi litair bjj Generaal Eisenhower berus ten, maar daar Nederland souvereln is, zouden mensen, die voor de uitvoe ring van allerlei maatregelen verant woordelijk zyn, militaire rangen moe ten dragen. Niemand had er evenwel op gerekend, dat ons land in tweeën gespleten zou worden. De oorlogvoering liep anders dan men zich had voorgesteld en gehoopt had. Ons kwelde toen de vraag, of het Noord-Westen van Nederland het zou kunnen uithouden. Dat was uiteraard een kwestie van tijd. Als dit deel van ons land nog lang in de greep van de Duitsers gevangen zou liggen, zou de bevrijding wellicht te laat komen. Ik heb er daarom voor gevochten, dat men wat voor ons land zou doen. Als de voortzetting van de krijgsverrichtingen te lang op zich zou laten wachten, zo heb ik de ge allieerden voorgehouden, dan zal er een afzonderlijke operatie voor de be vrijding van het Noorden en Noord- Westen van Nederland moeten ko men. Op 20 Januari 1945 heb ik hier over met Churchill gesproken en op 24 Januari met het hoofdkwartier van generaal Eisenhower. De Engelse en Amerikaanse regeringen zrjn officieel op de hoogte gebracht van de ontstel lende toestand, waaronder Nederland gebukt ging. Een tweede zaak, die de aandacht van onze bondgenoten verdiende en die ons grote zorgen baarde, was de voorziening in de grote voedseltekor ten in het nog bezette gedeelte van Nederland. Eerst hebben we met klei ne pogingen geprobeerd, hierin enige verbetering te brengen vandaar de hulp uit Zweden en Zwitserland maar dat was onvoldoende. In de eerste helft van Maart 1945 kreeg ik van Engelse zijde de me dedeling, dat nu inderdaad divisies paraat gehouden werden, om een afzonderlijke poging tot ontzet te ondernemen, als het Noordwesten het niet kon uithouden. Maar er werd zeer nadrukkelijk bij gezegd: „U moet goed begrijpen, wat dit betekent. De Duitsers zijn na Dolle Dinsdag en na de spoorwegstaking door het dolle heen. Zo'n bevrijding zal ongetwijfeld met de grootst denkbare verwoesting gepaard faan. De positie is aus aeze: u unt het gedaan krijgen, maar de operatie behoort pas te geschieden als de nood op zijn hoogst is". In het begin van April had ik een onderhoud met een vertegenwoordi ger van Churchill, dié mij vroeg: „Kunt u het tot Juni uithouden?" Mijn antwoord luidde: „Dat is ab soluut uitgesloten. Vóór 1 Mei be hoort het risico genomen te wor den, anders worden lijken bevrijd". Alles opgebruikt. Op een gegeven ogenblik werd ik echter gewaarschuwd: „Montgome ry heeft alle voorraden gebruikt voor zijn hoofdoperatie". Als de wind ben ik met minister De Booy en met mijn secretaris, de kapitein luitenant ter zee Nuboer, naar ge neraal Eisenhower gegaan om de Zaak met hem te bespreken. In de eerste helft van April wasr ik in Zuid-Nederland. Ik had toen al gezegd, dat vóór 1 Mei het risi co van een afzonderlijke bevrij- ivorden. In Noord-Brabant heb ik o.a. ge sproken met generaal Clay, die mij de verzekering gaf, dat de zaak van de voedselvoorraden weer in orde was. „Dat wilt U op mijn gezag misschien wel aannemen", zei hij, „of wilt U het zien?" Dat laatste wilde ik wel; men kan altijd beter het zekere voor het onzekere ne men. De generaal begeleidde me naar Oss. Wat ik daar toen gezien heb Heel lange rijen voedsel. Ik kreeg de indruk, dat de gehele Neder landse bevolking er wel een jaar van zou kunnen leven! Generaal Kruis had alles uitstekend voorbe reid. Met wagens, die onttrokken waren aan de oorlogsvoering, had hij alles laten vervoeren. In Nederland bracht ik het was meen ik omstreeks 14 April een bezoek tot aan Nijmegen. Daar ontving ik een telegram met een aanbeveling van Prins Bemhard, vermeldende dat er een deputatie uit het bezette gebied kwam en dat men mij dringend nodig had. Nog diezelfde dag ben ilc via Gilze-Rijen naar Londen teruggekeerd, waar ik eqp lid van de delegatie, dat door de linie gekomen was, de heer Van der Gaag, ontmoette. De heer Neher voegde zich na enkele uren bij hem. Tijdens de bespreking deelde men mij mede, dat de Duitsers, waar schijnlijk in het vooruitzicht van hun aanstaande nederlaag, in het Noordwesten van Nederland wat handelbaarder werden en dat zij waarschijnlijk wel zouden toestaan, dat de bevolking gevoed werd. Dat maakte, zo herinner ik me, nogal indruk op me. Ik had er wel oren naar. Churchill ontving mij en nog enkele, op Chequers, waar wij de zaak aan hem voordroegen. Wij stonden op het standpunt, dat het risico genomen moest worden. Zaak kwam in orde p Maandag ontving Churchill de stukken, die op dezekwes- tie betrekking hadden, rib gag daarop hij lag toen op bed ontving hij mij. Hij eiste een ver klaring, dat wij de verantwoorde lijkheid op ons namen. Hij zou de zaak dan met Amerika bespreken. Ik riep direct het kabinet bijeen en binnen anderhalf uur had Chur chill zijn „Statement". Hij zond daarover een pracht telegram naar Eden, die in Washington vertoefde. Zelf ben ik naar het hoofdkwar tier in Reims gevlogen, waar gene raal Bedel Smith al zijn instructies bleek te hebben. Hij zeide onherroe pelijk op het standpunt te staan, niet met de Duitsers als gelijken te willen onderhandelen. Hij wenste alleen besprekingen met hen te voe ren als overwonnenen. Niettemin beloofde Bedel Smith er rekening méde te houden, dat het hier om een aan de hongerdood prijsgegeven bevolking, ging. De besprekingen met de Duitsers hebben géleid tot de zogenaamde fooddroppings. De Engelse vliege niers, die deze droppings moesten uitvoeren en dit tweemaal verhin derd zagen door het slechte weer, liepen ongeduldig over het vlieg veld, zingend „Nederland zal voed sel hebben" De droppings zijn gekomen als voorboden van een naderende be vrijding. Daarna zo besloot prof. Gerbrandy zijn verhaal is het tot het laatst toe bezette Neder landse gebied, dat zo veel ontberin gen heeft moeten lijden, uit de greep van de meedogenloze vijand verlost". Een Joods huwelijk in de synagoge. MOEIZAAM HERSTEL „De Witte dood" wezenlijke bedreiging (Van onze speciale verslaggever) weemaal stormde de oorlog over ons land en daartussen was het vyf T* lange jaren bezet door een woedende vijand, die Nederland knechtte, leegroofde en tenslotte dacht te vernielen. Die vijf jaren hebben ons een vermogenverlies opgeleverd van ruw geschat 24 milliard gulden. Maar erger dan alle verlies aan geld en goederen is het verlies geweest aan men-" senlevens: totaal 250.000 personen. Het aantal slachtoffers van oorlog en bezetting is in Nederland groter geweest dan in de landen, die openlijk de stryd met Duitsland hebben kunnen voeren. Een schrikwekkend aandeel in dit dodencijfer heeft de kleine Joodse bevolkingsgroep geleverd: rubii honderdduizend slachtoffers. Heeft deze bevolkingsgroep zich kunnen herstellen Van de 140.000 Joden, die ons land voor de oorlog telde, zijn er thans nog ongeveer 25.000 over. Een goede 10.000 die ont komen waren aan de Duitse gas kamers, zijn na de oorlog geëmi greerd. Amerika, Canada, Australië en Israël zijn de belangrijkste emigra tie-landen geweest, die deze mensen hebben opgenomen. Enorme geestkracht Wie hier bleven hebben met de geestkracht, die de zonen van het aide Volk eigen is, getracht weer een NA TIEN JAAR HARDE STRIJD Grote productiviteit gepaard met ruime werkgelegenheid Het is voor verschillende groepen van onze bevolking wat pynlyk als wy zeggen, dat wij 't zo goed hebben. Wy leven aan de top van 'n hausse maar de vergeten groepen, de laag bezoldigde ambtenaren en de gro te gezinnen met kleine kinderen merken daar niet zo heel veel van. Toch zal ieder moeten toegeven, dat wij thans, vergeleken met de hel van het voorjaar 1945, in een paradijs leven. De materiële schade, nog bui ten de verliezen aan goud, deviezen èn buitenlandse beleggingen, was in pryzen van 1938 plm. 9 /2 milliard gulden, dus bijna tweemaal het nationale inkomen uit dat vooroorlogse jaar. Ruim zestig procent van onze vloot ging verloren; in Mei '45 was nog maar éénzesde van ons spoor wegnet bruikbaar. Duizenden en duizenden machines waren de grens over; ruim 92.000 woningen werden verwoest (hetgeen des te pijnlijker was omdat de bevolking in 1945 6 groter was geworden dan in 1939). Is het wonder, dat de productivi teit uitermate laag was? Waar de machines ontbraken en de mens het moest doen met 600 calorieën per persoon was van het begrip van pro ductiviteit geen sprake. Zelfs op het eind van 1945, toen het ergste leed was geleden en er weer emge teke ning in de economie kwam, was de productie nog maar éénderde van wat zij nu is. Het ergste van alles was, dat bo ven dit in elkaar geslagen produc tieapparaat een ontzaglijke en drei gende geldwolk hing. Officieel wa ren de prijzen in de oorlog niet eens zo erg gestegen, dank zij distributie e- prijsvaststelling. Er was echter- en dit geldt voornamelijk voor het Westen in de hongerwinter en in het voorjaar van 1945 op de bonnen niets meer te koop, zodat de zwarte handel de enige leveran cier werd. Door elkaar genomen waren de prijzen hier zeker 100 x zo hoog als de prijzen in de jaren 1938-'39. Een gulden was in feite maar een cent waard geworden. De enige oplossing was natuurlijk de ruil in natura, welke dan ook druk bedreven werd. 1 De overheid moest de chaos langs 2 wegen overwinnen. De geldlawine moest opgevangen en afgedamd worden, de goederenstroom moest opgevoerd worden. De eerste ope ratie betekende het doen verdwijnen van een geldcirculatie giraal en chartaal) van 10 milliard gulden. Wij kregen het tientje van Lieftinck en daarmee nieuw geld, dat in feite niet meer met het oorlogsgeld te vergelijken is. Op een andere manier is dit ech ter bij benadering wel te doen. De kosten van levensonderhoud waren in het begin van 1945 in het Wes ten van het land voor zover men al van onderhoud van het leven kon spreken globaal gesproken 100 x zo hoog als in 1938-'39. Met een ze kere vrijmoedigheid kan gesteld worden, dat de kosten van levens onderhoud thans 2% x zo hoog zijn als in 1938-'39. Anders gezegd, de gulden van 1938-'39 was in die donkere oorlogs dagen in het Westen niet meer dan een cent waard en thans plm. 36% cent. Nogmaals, wetenschappelijk gezien staan wij met deze cijfers niet al te stevig in onze schoenen, maar de verhoudingen geven zij to,ch wel aardig weer. Weer harde gulden Tien jaar na de bevrijding zijn wij er weer bovenop: de achter stand is ingehaald en met frisse moed kunnen wij voortgaan met de verbetering van de levensstandaard, die wij in 1938-'39 hadden. De in komensverhoudingen zijn echter an ders dan die in de vóóroorlogse ja ren. De nivellering heeft de grote tegenstellingen opgeruimd, zij heeft ook de rentenier en de huiseigenaar in de hoek geplaatst waar de slagen vallen en tenslotte de ongeschoolde met veel kinderen op één lijn ge plaatst met de geschoolde zonder kin deren. Wij constateren dit zonder er een oordeel over uit te spreken. Deze feiten moeten wij echter wel in het oog houden, als wij terugkijken op de weg die achter ons ligt. Op de weg, die als mijlpalen heeft de dé- blokkeringen en de heffingen ineens, het verlies van Indonesië en de Marshall-hulp, de industrialisatie nota's en het Korea-conflict, de loonrondes en de huurverhogingen. Nationaal inkomen aai" kijken wij niet meer ach terom doch om ons heen, dan kunnen wij toch wel met grote vreugde constateren, dat de productie t.a.v. 1945 verdrievoudigd is, dat het nationale inkomen in die 10 jaren,, gerekend van 1946, ongeveer 2% x zo groot geworden is en dat daardoor het verbruik aanzienlijk kon stijgen en deson danks de besparingen konden toe nemen. Doorslaggevend is, dat de grote productiviteit gepaard gaat met een grote werkgelegenheid, een har de gulden, stijgende besparingen en een dikke deviezenpot, alsmede een toenemende consumptie. Feiten, die waard zijn met ere vermeld te wor den, omdat zij alleen bereikt kon den worden door hard werken, spaarzaamheid, discipline en begrip voor wat mogelijk en niet mogelijk eigen gemeenschap op te bouwen. Het geschiedde rond het Nederlands Israëlitisch Kerkgenootschap, dat men minder moet zien als een kerk genootschap in de engere zin van wat men in de 17e en 18e eeuw noemde „de Joodse Natie". Het is een organisatie van alle in Nederland wonende bewuste Joden, met uitzondering van hen, die beho ren tot het Portugees-Israëlitisch Kerkgenootschap. Het aantal bewuste Joden in Nederland is, ook verhou dingsgewijs, beperkter dan voor de oorlog. De registratie-angst zit velen nog in het bloed. Maar toch zijn er al weer zestig Joodse gemeenten geformeerd. Er is dus weer sprake van organi satie, al is het nog niet zo, dat elke Joodse gemeente zich de weelde van een eigen synagoge kan veroorloven. Er zijn op dit ogenblik 25 synagogen in gebruik. Wanneer elke gemeente een eigen synagoge zou hebben, zou het de vraag zijn, of er voldoende rab_ bijnen of leraren disponibel zouden zijn, en of de sterk in zielental ver minderde gemeenten de kosten voor een voorganger zou kunnen dragen. Dat was voor de oorlog al moeilyk. Concentratie 1-7 o is er een concentratie gekomen. Joodse gemeenschap te Amsterdam, waar vóór de oorlog reeds en ook nu nog 10% van alle in Nederland wo nende Israëlieten gevestigd is. Vari hieruit vindt regeling plaats van on derwijs, geestelijke leiding, contact- werk en sociaal werk. Er wordt gestreefd naar een een hoofdig opperrabbinaat in Nederland. Voor de oorlog was ons land verdeeld in twaalf Synagogale ressorten, die elk een opperrabijn hadden. Zowel fi nancieel als anderszins is het onmo gelijk thans in al deze ressorten een opperrabijn te benoemen. Wel is ge tracht uit het buitenland enige krach ten aan te trekken voor de vervulling van een paar rabbijnplaatsen. Tevens werd een organisatie opgebouwd van reizende leraren. „De Witte Dood olledig herstel van de vooroorlog, se situatie is ten enenmale uit- jesloten. De organisatoren van thans zijn het zich wel bewust. Men kan slechts doen wat mogelijk is. Maar de problemen, waarmee men in aanraking komt zijn legio. Reeds voor de oorlog sprak men in deze kring van de „Witte- Dood". Men bedoelde ermee, dat de gemeenschap langzaam maar zeker uitstierf. Slechts import van vers bloed uit Oost-Europa kon het proces enigszins afremmen. Tegenwoordig is die import nihil. Nederland probeert zijn eigen bevol king al te laten afvloeien. Enig lichtpunt in deze niet optimis tische situatietekening is voor de Joodse mensen zelf het ontstaan van de Staat Israël. Zo men er dan al zelf niet de moed en de kracht voor heeft kunnen vinden daarheen te emigreren om voor de derde maal in zijn leven van voren af aan te beginnen, ook voor de Joden, die ver van het Joodse kerkelijke leven afstaan heeft Israël een nieuwe band met het Jodendom gegeven.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1955 | | pagina 14