Uniek schoorsteenstuk uit 1800
wordt op garagezolder bewaard
Zeeuws dichter deed intrede
in Nederlandse literatuur
Politiek en cultuur in een
ambacht weerspiegeld
CULTURELE CAVALCADE
ZATERDAG 30 APRIL 1955
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
Letterkundige kroniek
door HANS WARREN
tisten, zal in Mei optreden in Den
Haag, Haarlem en RotterdamHet
ensemble wordt op zijn reis vergezeld
door een orkest, bestaande uit be
spelers van instrumenten voor oude
volksmuziek.
DE NEDERLANDSE RADIO UNIE
is gereedgekomen met het opnemen
van een Engelse versie van de radio
fonische opera „Orestes" van Henk
Badings. Deze versie werd gemaakt
op verzoek van de B.B.C. ter uitzen
ding in het Derde Programma in de
maand Juni. Vorig jaar werd deze
experimentele opera, waarin de radio
zelf door de componist mede als in
strument is gebruikt, bekroond met
de ,JPrix Italia
Studieweek kerkmuziek.
De Luth. werkgroep voor kerkmu
ziek zal van 31 Mei4 Juni op het
Luth. conferentieoord „Kasteel Hoe-
kelum" nabij Ede de vierde studie
week voor kerkmuziek houden. Deze
zal geheel zijn gewijd aan de koor
zang en koordirectie en onder leiding
staan van prof. dr. Wilhelm Ehmann,
directeur van de Westfalische Lan-
deskirchenmusikschule te Herford en
hoogleraar te Munster. Daarbij wordt
hij geassisteerd door Frauke Haase-
mann, docente voor stemvorming en
koordirectie aan genoemde school.
Men kan het zelfs zo stellen, dat
veel van het fayence, dat tussen
1600 en 1800 in Duitsland werd ver
vaardigd, er nooit zou zijn ge
weest, wanneer Delft in die tijd niet
zulk een belangrijke industrie had
gehad. De aardewerkfabrieken in
meer dan één Duitse stad, danken
hun ontstaan niet zelden aan het
optreden van een Delftse meester.
Nu moet eerst even worden vast
gesteld, wat we onder fayence ver
staan. In het algemeen brengt men
hieronder samen aardewerk, dat is
overdekt met een tinglazuur en dat
is beschilderd met een versiering,
die in de glazuur is gebrand. Ook
noemt men het wel majolica. De
vervaardiging ervan is een tech
niek, die al zeer oud is. De Delftse
vorm stamt echter uit de zeventien
de eeuw, toen men zocht naai' een
mogelijkheid, om het kostbare Chi
nese porcelein in een goedkopere
vorm na te maken.
Wat heeft nu het Delftse blauw
met de Duitse fayence te maken,
zal men vragen. Dat blijkt zeer veel
te zijn. Men kan het in Den Haag
zien, doordat Nederlandse en Duit-
Bezit van gemeente IJzendijke
Bescheiden museum oplossing?
(Van een onzer redacteuren)
ZORGVULDIG VERPAKT in kisten bewaart de gemeente
IJzendijke op de zolders van de brandweerkazerne de onderde
len van een schouw uit de jaren rond 1800. Men is in IJzendijke
zuinig op dit kostbare stuk Terechtwant volgens de verkla
ringen van de directies van Rijks- en Stedelijk Museum in Am
sterdam en van Museum Boymans te Rotterdam is deze schoor
steen de enige in Nederland uit die tijdwelke nog compleet
met vóór- en zijtaferelen aanwezig is
Het is een bijzonder fraai werkstukgeheel opgetrokken uit
paarsgekleurde tegels, waarop levendige taferelen zijn afge
beeld.
In IJzendijke kampt men echter met één grote moeilijkheid:
er is voor dit uniek bezit geen waardige plaats
De schouw werd in Augustus 1953
„ontdekt" bij de afbraak van een
boerderij in West Zeeuwsch-Vlaan-
deren en door de gemeente IJzendij
ke met Rijkssteun aangekocht. Het
is nog een open vraag hoe deze acht
tiende eeuwse schoorsteen, waar een
afbeelding op voorkomt van de af
tocht der Engelsen en Russen uit
Den Helder op 29 November 1799, in
deze streek terecht is gekomen.
De afbeeldingen op dit schoor
steenstuk zijn vervaardigd naar
een plaatwerk in een boek van
L. C. Vonk, getiteld „De Geschie
denis der landing van het En-
gelsch-Russisch leger in Noord-
Holland". Dit boek werd in 1801
gedrukt te Haarlem.
Eveneens volgens het boek van
Vonk ziet men op het grote tegelta
bleau op de voorgrond een aantal En
gelse soldaten, die onder toezicht
van een officier bezig zijn met het
vullen van een grote kist met ran
sels. Verder ziet men, o.a. vrouwen,
bepakt en bezakt vertrekken, ter
wijl een compagnie Russen komt
opmarcheren. Een bataljon Engel
sen ziet men zich voor inscheping
gereed houden. Rechts is een loge-,
ment afgebeeld, genaamd „Het Wa
pen van Haarlem", dat destijds in
derdaad bestond. De voorstelling van
de personen berust vermoedelijk op
fantasie.
TE HOOG
Het schoorsteenstuk, dat ongeveer
1.80 meter hoog en 1.20 meter breed
is, is te hoog om op te stellen in het
tegenwoordige raadhuis van IJzen
dijke. Het alleszins bezienswaardige
voorbeeld van „tegelkunst" in vroe
ger jaren verblijft dan ook al sinds
jaar en dag gedemonteerd in kisten;
vanzelfsprekend geen bevredigende
•/lUöölIig....
Zoals het evenmin bevredigend ge
acht kon worden, dat IJzendijke's
oudheidkundige verzameling, die ge
noemd wordt in de gids „De Neder
landse Musea", sinds 1952 in het
raadhuis ligt opgeslagen. Deze ver
zameling omvat oude voorwerpen,
betrekking hebbend op W. Zeeuwsch-
Vlaanderen en IJzendijke, topografi-
ca, aardewerk, munten en andere za
ken van historische waarde, waaron
der gebruiksvoorwerpen.
Voor het onderbrengen van de kost
bare schouw en de Oudheidkamer is
Zeeland als Oorsprong"
echter een mogelijkheid aanwezig,
welke bij verwezenlyking een radicale
oplossing van de moeilijkheden zou
betekenen
Aan, de Markt in IJzendijke staat
nog altyd het kleine, zeventiende
eeuwse voormalige raadhuis, dat
thans particulier bezit is. Indien
echter door de gemeente, al dan niet
met steun van overheidswege, zou
worden overgegaan, tot aankoop van
dit pand, zou hierin een bescheiden,
maar aantrekkelijk museum zijn in
te richten. IJzendijke zou hiermede
een bezienswaardigheid rijk zijn, wel
ke ook het vreemdelingenverkeer ten
goede zou kunnen komen.
Het voormalige raadhuis telt twee
vertrekken, waarvan er bij voor
beeld een ingericht zou kunnen wor
den als zeventiende eeuwse raads
zaal. Schouw en Oudheidkamer zou
den er in ondergebracht kunnen wor
den en zo zou een permanente expo
sitie kunnen ontstaan, welke de moei
te van het bezichtigen waard zou
zyn
Een fraaie vaas uil Frankfort. In de
versiering en in_de vorm ziet men nog
duidelijk het Nederlandse voorbeeld
doorwerken.
en het vers „Ik ben een Jood" (een
niet geheel geslaagde maar interes
sante worp naar iets groots) waar
mee de afdeling „De Stad" eindigt.
Vooral die Psalmen, tegelijk wijs-be
rustend en jongensachtig pril en op
standig, zijn een aanwinst voor onze
moderne religieuze lyriek:
Wij zijn Uw vlammend vuur, maar
[uitgedoofd
zijn wij als sintels van Uw gloed
[beroofd.
Wij zijn Uw spiegel en Uw
f evenbeeld,
maar U ten prooi en in onszelf
[verdeeld
Gij zljt de vreugde van de nieuwe
[dag
maar van Uw lach zijn wij het
[hoongelach
Zeeland heeft in Lou Vleugelhof
weer een stem gevonden. Zijn werk
gaat ver boven het regionale uit, en
op grond van dit „Oorsprong", hoe
weinig homogeen op zichzelf ook, dur
ven we van deze jonge dichter ver
wachtingen koesteren, want de bundel
biedt reeds veel meer dan wat men als
„veelbelovend werk" pleegt aan te
duiden.
Lou Vleugelhof: Oorsprong. He
likon, nieuwe reeks no. 3 A. A. M.
Stols, 's-Gravenhage.
Internationaal concours voor
violisten in Brussel.
Van 6 tot 27 Mei zal te Brussel
het vierde internationale „Muziek
concours Koningin Elisabeth" wor
den gehouden, dat dit jaar weder
om aan violisten is voorbehouden.
Voor dit vioolconcours Koningin
Elisabeth, dat als het moeilijkste
ter wereld wordt beschouwd, zijn
voor de eerste twaalf laureaten
geldprijzen ter beschikking gesteld
tot een gezamenlijk bedrag van fr.
460.000. De winnaars zijn verder
verzekerd van contracten voor alle
grote steden ter wereld.
Het aantal candidaten. dat dit
jaar aan het concours deelneemt,
is in vergelijking met dat van 1951
verdubbeld. Niet minder dan 45
jeugdige violisten, afkomstig uit
16 Tanden, nemen aan de vioolwed
strijd deel. Onder hen bevinden zich
de Nederlanders J. L. Hertzberger,
A. Koene, P. Sengers. J. L. Stuurop,
S. v. d. Hoef en J. Vermeulen, als
mede de Indonesiërs Kek Han Lim
en Kek Tjang Lim, die heiden aan
het Amsterdams Conservatorium
hebben gestudeerd.
De Sowjet-Unie, die bij het viool
concours in 1951 met Leonid Kogan
de eerste prijs veroverde, is op dit
concours met vier candidaten ver
tegenwoordigd. België neemt met
zeven violisten, onder wie Marcel
Debot, Pierre Cauvin, Em. Koch en
Henri Roquet aan het concours deel.
De Belgische candidaten hebben al
len reeds gelegenheid gehad met de
nationale orkesten voor de radio en
in het publiek in de concertzalen
op te treden.
Van de jury maken o.a. deel uit
Jehudi Menuhin (Amerika), Oskar
Back (Ned.), David Oistrakh (Rus
land) en Maurice Raskin (België).
Twee eeuwen Duilse fayence
Expositie in Haags museum
(Van onze redacteur beeldende kunsten)
„Wat is er nu eigenlijk voor belangrijks aan een tentoonstelling van oud
aardewerk?", vraagt waarschynlyk menigeen zich af, die heeft gelezen, dat
't Haags Gemeentemuseum tot eind Mei „Twee eeuwen Duitse fayence"
laat zien. De vraag wordt niet geheel zonder recht gesteld. Schilderyen en
beelden spreken tot de verbeelding, ook al omdat de maker daarin veel van
zichzelf uitzegt. Oude borden, pullen en serviezen boeien doorgaans alleen
de deskundigen. De vraag ryst, of zulk werk ook voor anderen van waarde
kan zijn. Nu herinneren velen zich nog wel eens iets van Delfts blauw. Men
weet, dat de vervaardiging daarvan in de zeventiende eeuw bloeide. Wat
echter maar weinigen weten is, dat 't Delftse product een zeer grote in
vloed heeft gehad op het Duitse, dat momenteel in Den Haag te zien is.
se producten uit dezelfde tijd naast
elkaar zijn geplaatst. Op deze wijze
illustreert men daar het betoog van
kunsthistorici, die hebben aange
toond, dat de Duitse fayenceurs
zeer veel van de Nederlanders heb
ben geleerd.
Ontleningen zijn er rechtstreeks
geweest ,bij wijze van bewuste im
port. Herhaaldelijk zijn Nederland
se fabrikanten naar Duitsland ge
trokken of geroepen, om daar een
fabriek te stichten.
Het is frappant ,om de politieke
ontwikkeling dier dagen weerspie
geld te zien in het culturele leven.
Nederland was in de zeventiende
eeuw een grote mogendheid, die
het leven in Europa in belangrijke
mate mee beheerste. In de achttien
de eeuw was dit uit. Frankrijk deel
de politiek in heel veel opzichten de
lakens uit; al spoedig was dat te
merken in het culturele leven. Zo
ook in het Duitse aardewerk. In
tal van ateliers is men in die dagen
begonnen, Franse voorbeelden na te
volgen.
Het aardewerk wordt dan
zwieriger van vorm en versie
ring. Ajour bewerkte borden,
terrines en vazen doen hun in
trede. De motieven van de ver
siering worden anders. Men
ziet de schelpvormen van het
rococo verschijnen, de Chinees
jes worden nog al eens ver
drongen door jachttaferelen,
door hoofse jongelieden of door
bijbelse voorstellingen, vol
klassieke toneelgebaren.
DERDEHANDS
In één stad bewijst men ook in
het aardewerk op de zee gericht
te zijn. Hamburg maakt in de eer
ste helft van de zeventiende eeuw
aardewerk met een eigen karakter,
waarvan de motieven nu eens niet
op Nederlandse, maar op Portugese
voorbeelden teruggaan. De stad zelf
heeft dan al handelsverbindingen
van grote betekenis, onder meer
met Portugal. Wat wonder, dat men
er ook fayence vandaan haalt en die
in alle gemoedsrust gaat namaken.
Maar dit werk vertoont alle euve
len van ontleningen uit de derde
hand: ook hier bewijst men de na
gevolgde motieven niet geheel te
begrijpen en naar eigen, wat bonte
smaak te verwerken. Ontiening uit
de derde hand, ja: want de Portu
gezen hebben op hun beurt naar
voorbeelden gewerkt, die ze uit Per-
zie haalden. Alweer een kwestie van
handelsverbindingen dus.
De Nedei-landse cineast Ted de Wit
(voorgrond rechts), filmt op het
ogenblik samen met zijn collega Ge
rard J. Raucamp, beiden van Caril
lon Films, in Canada. Voor hun Ca
nadese opdrachtgevers maakten zij
o.m. een documentaire over het Ca
nadese Legioen van Oudstrijders uit
de beide wereldoorlogen. In de serie
„Scheppende Handen" vervaardig
den 2ij drie kleurenfilms, die ver
toond zullen worden in universitei
ten en andere onderwijsinstellingen.
Op het programma staan thans
kleurenfilms over de strijd tegen
de kanker, te regisseren door Ted
de Wit en bestemd voor vertoning
in bioscopen in de gehele wereld, en
over de historie van het aluminium,
te regisseren door Gerard Raucamp.
Beide cineasten zullen tegen het
einde van dit jaar in Nederland te
rugkeren.
IN SAMENWERKING met de stich
ting Gaudeamuste Bilthoven orga
niseert de „Gemeinschatf für Künst-
ler und Kunstfreunde" te Keulen dit
jaar ruilconcerten.
Op 28 Maart gaf het Kölner Kla
vier Trio een concert voor de stich
ting Gaudeamus, in de werkplaats—
kindei'gemeenschap te Bilthoven. In
ruil hiervoor geeft de stichting Gau
deamus op haar tournée een zoge
naamd eigenwerkenconcertin
Keulen op 21 Mei en in de Volksuni
versiteit in Bensbergen op 22 Mei.
ALEXANDER KRANNHALS is door
het Badense Staatstheater in Karls
ruhe tot Generalmusikdirector en lei
der van de concerten van het Baden
se staatsorkest benoemd. Alexander
Krannlials heeft deze benoeming aan
vaard, onder voorwaarde, dat hy ook
in het vervolg als muziekdirecteur
aan de Nederlandse Staatsopera
verbonden kan blijven.
DE KUN STMAAND AMSTER
DAM" wordt dit jaar gehouden van
25 Mei tot 25 Juni. Er is een gevari
eerd programma vastgesteld, dat o.
m. toneel, muziek zang en ballet om
vat. Er zullen werken van 22 Neder
landse componisten worden uitge
voerd. Doel van deze kunstmaand is
o.a. Nederlandse kunstenaars en het
Amsterdams publiek met elkaar in
contact te brengen.
DE CHILEENSE PIANIST Claudio
Arrau za leen tournée van drie maan
den maken door West-Europa. Hij be
gint zijn tournée in Frankfort en
zal ook in Nederland concerteren.
IN HAARLEM zal van 19 tot 23 Sep
tember een „Muzïekweek Haarlem"
worden gehóuden, welke georgani
seerd wordt door de afdeling Haarlem
van de Kon. Ned. Toonkunstenaars
vereniging. Deze week zal gelden als
inleiding tot het nieuwe concertsei
zoen. Er zullen Nederlandse concert-
gevei's worden uitgenodigd, die zel
den of nooit in Haarlem te beluiste
ren zijn geweest,
EEN BULGAARS volkszang- en
dansensemble, bestaande icit 115 ar-
Lou VIeugelhof's werk gaai
ver uii boven hei regionale
HOEWEL DE ZEEUWSE dichter Lou Vleugelhof geen onbekende meer
is in onze letteren (hij publiceerde in de pamfletreeks „De Zilveren
Scherf" de cyclus „De Sprookjeskruik"; gaf, samen met Harriet Laury en
Frans Babyion de bundel „Triple Alliantie" uit, kreeg een paar jaar terug
een reistoelage van O. K. W. en verwierf vorig jaar met zijn declamato-
rium „Anno Domini MCMLHt" een derde deel van Middelburgs stads-
prijs) kan men toch met recht zeggen dat hy thans, met zijn in Stols'
herrezen „Helikon-reeks" verschenen bundel „Oorsprong" officieel zijn
intrede doet in onze letteren. En hiermee klinkt dan weer een nieuwe
Zeeuwse stem mee in het veelstemmig koor van de hedendaagse Neder
landse lyriek.
Het is met bijzonder genoegen dat
ik voor de dichter Lou Vleugelhof de
aandacht vraag. En dat niet alleen
omdat hij een Zeeuw is, of omdat ik
hem toevallig vrij goed ken (zijn ge
boortehuis staat slechts een paar kilo
meter van het mijne vandaan)en ze
ker niet omdat ik in zijn bundel, zon
der dat ik er in gekend was, een vers
aantrof dat aan mij opgedragen is.
Nee, het is alleen wegens de kwaliteit
van zijn werk, dat grote beloften en
mogelijkheden inhoudt, èn de opval
lend goede resultaten die deze dich
ter reeds heeft bereikt, dat ik het mij
tot een aangename taak reken, de
bundel „Oorsprong" bij de Zeeuwen te
introduceren.
Het is vaak moeilijker, te schrijven
over iemand die men kent, dan over
een onbekende. Het werk dient im
mers op zichzelf beschouwd te wor
den: een gedicht, eenmaal gedrukt,
voert een eigen bestaan buiten zijn
schepper om, en het spreekt vanzelf
dat het minder gemakkelijk is de
persoon van de dichter van zijn werk
te abstraheren wanneer men hem
goed kent dan wanneer dat niet het
geval is. Het wordt nóg moeilijker,
wanneer men zelf voor een groot deel
uit dezelfde bron schept. Immers, mo
gelijk nog sterker dan bij mij het ge
val is, wordt Vleugelhofs kunst en
wereldbeeld gevoed, gevormd en ge
kleurd door Zeeland en het Zeeuwse,
om te preciseren: Zuidbevelandse
landleven. Zijn verzen lezend, proef ik
onmiddellijk Zuid-Beveland, land en
volk, zoals mij dat door en door dier
baar en vertrouwd is, en in een derge
lijk geval dreigt men als criticus
ook maar een mens wel eens uit
de koers te slaan.
Om Vleugelhofs werk onpartij
dig te beoordelen tracht ik dus te
vergeten wie hij is, tot zelfs zyn
naam (een goed-Zeeuvvse, Vleu
gelhof is een pseudoniem) en als
myn mening hier en daar wat
scherp staat komt dat doordat ik
juist afstand wil nemen tot de
dichter en zijn werk vooropge
steld altyd dat ik „Oorsprong" een
der beste „Zeeuwse" dichtbundels
vind, sinds lange tijd verschenen!
Lou Vleugelhof werd in 1925 te
Ovezande uit een Zeeuws geslacht ge
boren en hij bracht zijn jeugd geheel
door temidden van de welige natuur
in de Zak van Zuid-Beveland. Typisch
blijven in zijn werk de twee voedende
onderstromen: het oude boerenbloed
en de natuurbeleving. Hoewel hij la
ter uiterlijk een stadsmens werd (hij
heeft sinds jaren zijn werkkring in
Rotterdam) is hij innerlijk zó zeer
met het land vergroeid dat het zijn
voornaamste bron van inspiratie blijft
en bijna zijn gehele plastiek, kleur en
woordkeus bepaalt.
Hij verdeelde zijn bundel in tweeën:
„Het Land" en „De Stad", maar ook
het laatste deel is in feite landelijk
van aanschouwing en het doet voelen
dat de dichter diep wortel schoot in
de rustige stilte van de akkers:
O eiland waar myn dagen hingen
als bloesem aan de levensboom,
tij zijt de tuin, nog groen omzoomd
oor 't loof van myn herinneringen,
waar dijken liggen allerwegen
als blinde dieren uitgestrekt
maar grimmig trots en breedgebekt
zonder een duimbreed toe te geven,
welk zangerig rhythme in de verdere
strofen gaat stoten door sterk ver
legde klemtoon en andere verstech
nische feilen, tot uitgesproken „mo
dernistische", door de experimentelen
beïnvloede verzen, als „Man en paard
door de mist" of „Ik kwam in het
huis", welk laatste vers een goed en
boeiend beeld geeft van wat Zeeland
voor de dichter is:
De aarde lag nieuw en verkaveld
een laagland dat beurs is van de
[mist
waar de toonaard van
[watergeluiden
de boventoon voert waar het leven
gekuild is als gras in de winter
en het sterven vervuld is van
[voorjaar.
Onder een hemel troebel van
[rampspoed
in de grootspraak van wind en
[wolken
heeft dit land een eigen geluid
bezielend het brood en wijdend het
[leven.
Overeenkomstig deze geringe een
heid van vorm en uitdrukkingswijs is
de interpunctie: vanaf normaal tot
verzen zonder enige hoofdletter of
leesteken, wat, binnen een totaal van
twintig verzen zoals gezegd wat aan
een staalkaart denken doet. Gelukkig
hoeft men zich niet af te vragen wat
Vleugelhof eigenlijk wil of doen gaat,
daarvoor is zijn hoofdtoon te onmis
kenbaar en overtuigend: rijk, melo-
dieus, krachtig gekleurd, met een
sterke plastiek. Als beste voorbeelden
van zijn kunnen zijn daar vooral „Het
i eeuwige tekort" (een ontroerend
verg over het vader-zyn) en „Winter-
se hoer", die destijds in het Zeeuws
Tydsehrfit hebben gestaan, maar ook
werken die misschien als geheel wat
minder gaaf zyn, zoals „Poldernach
ten", „Jeugdontmoeting", het weel-
derig-kleurige „Ontwaken buiten"
(waarvan ik persoonlijk echter het
slot als volkomen belachelijk ver
werp) hebben een volkomen eigen ge
luid en zullen dan ook beslist een bly-
vende indruk op de lezer maken.
NOG ANDERE SNAREN
Maar Vleugelhof heeft nog andere
snaren op zijn lier. Ik wil nu niet al-
leen spreken van „klassieke" verzen
als „Desondanks" en „Despotisch"
I met hun interessante probleemstellin-
gen, maar doel op de twee „Psalmen"
Ik heb een kamer, maar mijn hart
[heeft vier
geheime kamers waar ik zoek naar
[rust
en my verschuil, op stilte slechts
[belust
gelijk een moegejaagd en stads-
schuw dier.
Wat zijn techniek betreft: die is
over het algemeen erg knap, hoewel
hier en daar onbegrijpelijke slordig
heden voorkomen. Ook zyn beeldge
bruik is niet altijd even verantwoord,
wel eens te oppervlakkig-associërend,
te gemakkelijk, wat een vriendelijk
woord is voor: in feite niets-zeggend.
Het bezwaar is vooral, dat deze bun
del zo'n staalkaart is van mogelyk-
heden en stijlen, wat wellicht voort
vloeit uit het feit dat betrekkelijk
„oude" en nieuwe verzen door elkaar
staan. Vandaar dat men allerlei tech
nieken aantreft, van vloeiende, zeer
muzikale, volrijmende verzen als
„Zuid-Beveland", aanvangend: