„Verloren Paradijs"
vol oorlogsgerucht
Tranen en omhelzing en bij eerste
contact met stenen tijdperkers
Moeilijk Bivak op moerassige bodem
DONDERDAG 7 APRIL 1955
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
11
TOEN LEWIS, de piloot van het zendings-vliegtuig
Gospel Messengerzijn machine liet dalen hoven de
Baliem-rivier was hij aanvankelijk van plan geweest zo
dicht mogelijk hij de rechteroever te landen, omdat deze
de meest solide, droge indruk maakte. Er stonden echter
aan deze zijde van de rivier te veel en te hoge bomen,
zodat besloten moest worden de landing toch op de lin
keroever te doen plaats vinden. En het was daar, dat- de
Short-Sealand aviphïbie het water bereikte. Zo voorzich
tig mogelijk bracht Lewis het toestel dicht onder de kant,
totdat op en in elkaar gegroeid riet verder gaan onmo
gelijk maakte. Inmiddels bevonden zich de andere piloot,
Ulrich, en Van Stone, de collega van Mickelsonreeds te
water, ieder met een stuk touw bij zich, teneinde het
vliegtuig te meren in verband met de sterke stroom, dte
daar ter plaatse stond. Ze vonden een geschikte boom,
waaraan de „Gospel Messenger" werd gemeerd. Zo snél
mogelijk verlieten nu ook de anderen het vliegtuig, be
laden met de meegenomen uitrusting en het voedsel voor
de eerste periode. Ze bereikten de oever, die uitermate
drassig bleek. Precies 20 minuten na aankomst van de
„Gospel Messengerstartte deze opnieuw. Thans om de
retourvlucht te beginnen. Terug naar de basis, Hollandia.
Er was afgesproken, dat in de loop van de dag getracht
zou worden opnieuw een landing op de Baliem-rivier te
maken, teneinde aanvullende voorraden, en eveneens
nieuive leden van de expeditie, in de vallei te brengen.
OP DAT OGENBLIK bevonden zich dus de beide Amerikaanse zendelingen
en twee en een halve bergpapoea (de baby Dofcas kan men moeilijk als een
hele rekenenin het onbekende dal en en men kon alleen maar gissen
naar datgene, wat zich om hen heen afspeelde. Er was geen levende ziel te
bespeuren, hetgeen niet wegnam dat men er ernstig rekening mee hield, dat
elk der door hen gemaakte bewegingen waarschijnlijk door spiedende ogen
werd gadegeslagen. Het was nauwelijks aan te nemen, dat de bewoners
van de vallei onkundig waren gebleven van de landing van datgene, wat
bergpapoea's plegen te noemen: 'n brui-prauw (niet eens zo'n heel dwaas
equivalent voor een vliegtuig!). De eerste zorg was een niet al te onge
schikte plaats te vinden voor het inrichten van een bivak, een kamp. Maar
waar men zich bevond was de aarde wel uitzonderlijk drassig. Telkens
zakten de voeten der mannen in het moeras weg. Alles bleek te bestaan uit
water, omgeven en begroeid door jungle, riet en gras. Het riet, soms enkele
meters hoog, bleek een lastig obstakel, voornamelijk door de messcherpe
punten die het bezat. Mickelson en de bergpapoea Elisa trokken door die
doordrenkte wildernis, teneinde een poging te ondernemen om dicht bij de
oever een hoger en dus droger gedeelte te vinden voor het opstellen
van het bivak. Het was daarbjj eveneens gewenst dat die plaats redelijk
zichtbaar was vanuit de lucht dit in verband met de droppings, die door
't vliegtuig regelmatig zouden worden verricht. Tenslotte was er een plek
gevonden, die voor het doel geschikt bleek en het was daar, dat werd be
gonnen met het opzetten van de beide meegenomen tenten. Het viel niet
mee. Het duurde drie uur, eer de eerste behoorlijk stond.
INTUSSEN WAS de radio in gereed
heid gebracht, opdat contact met de
buitenwereld kon worden gemaakt.
Men kreeg verbinding met de basis bij
het Sentanimeer dicht bij Hollandia,
en vernam daar van piloot Lewis, dat
het helaas niet'mogelijk was nog die
zelfde dag de tweede vlucht te organi
seren. Het weer was de oorzaak van
dat teleurstellende besluit. Er was zo
veel wolkvorming boven Nieuw-Gui-
nea, dat niet kon worden overwogen
in die zee van damp de weg naar
Shangri-la te vinden. Dat zou in ieder
geval de volgende dag geprobeerd
worden. De zendelingen in hun tentje
hadden echter in dat eerste gesprek
gelegenheid als meest dringende wens
naar voren te brengen de behoefte
aan een rubber bootje. Dat zou hen
in dat drassige land en bij het over
steken der rivier onschatbare diensten
kunnen bewijzen. Lewis zegde toe dat
niets zou worden nagelaten aan die
wens gehoor te geven. Indien er ten
minste aan een dergelijk vaartuigje te
komen was.
Daarna sloot de radio en daalde de
schemering over de vallei. Elk der le
den van de expeditie was vermoeid
door de gebeurtenissen van die dag,
maar men voelde zich toch wel geluk
kig. Het plan, de opzet was gelukt. De
eerste fase van het avontuur lag ach
ter hen en er was niets ernstigs ge
beurd.
Men at voor het eerst in die onbe
kende wereld, omgeven door een
vreemde, wonderlijke stilte. Was het
wel een natuurlijke stilte? Was daar
niemand, die hen, vanaf de heuvels in
de directe omgeving, gadesloeg? Wa
ren ze werkelijk alleen?
Men ging vroeg slapen, die eerste
avond in de Baliemvallei.
En de nacht ging zonder enig inci
dent voorbij.
DE VOLGENDE DAG was vol sensa
tionele gebeurtenissen. Een tweede
landing bleek niet door de weersom
standigheden verhinderd en deze had
tot gevolg dat de Amerikaanse zende
ling -linquist (taalkundige) Bromley
en enkele bergpapoea's de expeditie
in de loop van de dag aanvulden.
Er was méér aan boord dat reden
tot blijdschap gaf: daar was ook de
rubberboot. Toevallig was een derge
lijk vaartuigje beschikbaar van een
Marine Catalina van de Koninklijke
Marine hetwelk uitnemend voor het
doel geschikt was. Er was zeer veel
wolkvorming geweest, deelde de pi
loot mee en de gehele Baliem-vallei
had potdicht gezeten. Ondanks deze
handicap was het toch mogelijk ge
bleken te landen.
Het eerst noodzakelijke werk be
stond thans uit de verhuizing. De lin
keroever bleek wel uitermate onge
schikt om langer op te verblijven en
dank zij de beschikking over 't rubber
vaartuigje, was men in staat terstond
met de evacuatie te beginnen.
Men trok van de Westelijke naar de
Oostelijke oever der Baliem-rivier en
deze bleek veel minder drassig (wat
niet wil zeggen dat het er droog was)
eniets wat niet minder door de
reizigers gewaardeerd werd, er wa
ren ook minder muskieten. Van deze
laatste had men op de andere oever
aanzienlijke last ondervonden.
Luchtfoto van een der dorpen in de
Baliem Vallei, bestaande uit gedeelte
lijk ronde, gedeeltelijk langwerpige
huizen.
Tot op dat ogenblik had men nog
steeds geen levende ziel gezien. Uiter
aard was men op zyn qui vive. Men
wist dat er rookkolommen zouden zijn
opgestegen zoals alyd het geval was
bij het overvliegen van „brui-prau
wen", en wat meer zei: men wist
eveneens, dat er zich op zijn minst 4
dorpjes dicht in de nabijiieid van het
nieuwe kamp moesten bevinden.
Daarbij kwam dat de zendelingen als
het ware voelden, intuïtief, dat er iets
moest zijn. De rust en die stilte wa
ren niet normaal. Elk ogenblik ver
wachtte men dat die stilte verbroken
zou worden. De Dani's moesten ko
men, omdat ze, ook al waren ze be
vreesd, te weten zouden willen komen
wie het waren die een invasie in hun
vallei waren begonnen.
ZE BEHOEFDEN niet lang te wach
ten. Nog onverwachts verschenen be
hoedzaam, uitermate voorzichtig, de
eerste Dani's. Het bleken een grote,'
forsgebouwde kerels te zijn, naakt op
een schaamkoker na, met varkens
tanden door de neuzen en het over
vloedige haar op een wonderlijke wij
ze op en langs het hoofd geconstru
eerd. Ze waren deels zwart-beschii-
derd en behoorlijk met pijlen en bogen
gewapend. Het was een klein groepje,
waarbij zich duidelijk zichtbaar een
hoofdman bevond. Het was merk
waardig, dat vooral deze hoofdman
zijn emoties nauwelijks baas kon
en die emoties demonstreerde door
luid uitgestoten kreten en een even
demonstratief geween. Ook de ande
ren zagen nauwelijks kans hun tranen
in bedwang te houden, zó diep onder
de indruk waren ze van de aanwezig
heid van deze wel allervreemdste we
zens uit de wereld van buiten de berg
muren.
Ze kwamen naderbij, zichtbaar in
de allergrootste spanning en verba
zing over het wonder dat zich daar
voor hen bevond. En toen waren daar
de eerste menselijke klanken, die door
de zendelingen werden opgevangen:
„NahpNahphetgeen ken
nelijk als welkomstgroet bedoeld was.
Nóg dichterbij kwamen de Dani's
en terwijl ze voortgingen met het roe
pen van „nahpnahpgre
pen ze de arm van de vreemde, blan
ke wezens. En dit was het eerste per
soonlijke contact tussen twee tijdper
ken. Het Stenen Tijdperk en de Twin
tigste Eeuw waren elkaar genaderd.
En letterlijk was dit het geval, toen
de leider van het groepje vallei-bewo
ners zijn armen rond Einar Mickelson
sloeg en vervolgens in tranen uit
barstte.
Een omhelzing en tranen! Zo be
gon dat eerste contact. Zo ontmoet
ten elkaar twee tijdperken.
Daar was óók ontroering in de har
ten van Mickelson en de anderen. En
blijdschap. Omdat men zich dat eerste
contact ook anders had kunnen voor
stellen. Dit welkom gaf een redelijke
hoop aan de verwachting, dat het be
gin der tocht niet met vijandelijkhe
den zou beginnen.
ER BLEKEN meer Dani's in de
buurt. Een andere groep, een man of
15, naderde. Men zag dat ze grote,
lange speren droegen, die recht om
hoog gestoken waren. Die bléven om
hoog gestoken, totdat de eerstaange-
komen leider iets naar de anderen
riep, dat een signaal of een comman
do geweest zal zijn. Op hetzelfde
ogenblik gingen alle speren naar be
neden, waarna de nieuwaangekome-
nen (die 'zich waarschijnlijk als ver
sterking in verband met eventuele ge
beurtenissen op de achtergrond in
hinderlaag gehouden hadden) zich bij
de eersten aansloten.
Elk der mannen was bedekt met
zwarte oorlogskleuren. Het gaf hun
een wild en angstaanjagend niterlijk,
maar elk van deze mannen lachte
ook. En dat was een goed ding. Wie
lacht, loopt niet met oorlogsplannen
rond!
Die dag was vol wonderlijke beleve
nissen. Het bleek nu, dat zich overal
in de omgeving Dani's ophielden, die
in grotere en kleinere troepjes nader
bij kwamen. Een 60-tal was al spoe
dig aanwezig, uitsluitend mannen en
kennelijk „soldaten". Elk droeg een
speer en 'n boog met pijlen. Ze waren
zonder Uitzondering vriendelijk ge
stemd. En vanzelfsprekend enorm ge»
fnteresseerd in de wezens, die zich
thans in hun wereld bèvonden.
Een oude krijger kroop op een ge
geven moment in een boom, waar
schijnlijk om een oogje in het zeil te
houden met betrekking tot de nade
ring van mogelijke vijanden (later
bleek dat de bevolking der Baliem
vallei zich in een voortdurende staat
van onrust en oorlog bevond. Hij
zag echter dichtbij stamgenoten die
zich op veilige afstand hielden. Hij
riep iets tegen hen en ook zij kwa
men toen naderbij.
MICKELSON en z'n vrienden stelden
de aanwezigheid der Dani's zeer op
pry's, niet in het minst omdat ze be
reid bleken hen te helpen by het
transport van de uitrusting, waarbij
men wel een mannetje kon gebruiken.
Inmiddels werden de eerste gesprek
ken gevoerd, voor zover dat tenmin
ste mogelijk bleek.
Eén ding bleek wel zeer duidelijk
uit die gesprekken: dat de blanke
mannen maar moesten blijven op de
plaats in de vallei, die ze thans be
reikt hadden. Daar was het goed. In
ieder geval heel wat beter dan in de
buurt van de „anderen'1, welke „an
deren" vijanden bleken te zijn. Op de
meest overtuigende wijze wezen de
Dani's er de reizigers op, dat ze er
stellig rekening mee moesten houden
door „die anderen" prompt vermoord
te worden en vervolgens opgegeten.
Intussen werd de groep Dani's gro-
er en groter en van alle kanten nader
den bezoekers, waarvan het meren
deel aanvankelijk uitermate opgewon
den was door het wonder, dat ze in de
personen van de vreemdelingen te
aanschouwen kregen. Al spoedig kwa
men er met nadruk gedane uitnodi
gingen, om aan speciaal ter ere van
de pas aangekomen gasten te organi
seren varkensfeesten deel te nemen.
Dat alles overviel de zendelingen. Ze
konden in dit stadium ook niet ver
moeden, dat een van hen, Van Stone,
nauwelijks twee weken later reeds
plechtig als „lid van de stam" zou
worden ingewijd"!
EN DAN BEGINT het leven van hen,
die dit zendings-bruggehoofd in de
Baliem-vallei vormen. Een ongeloof
lijk interessant en tegelijk: een even
ongelooflijk inspannend bestaan. Deze
mensen werden van uur tot uur ge
confronteerd met een onbekend volk,
welks gedragingen aanvankelijk wel
uitermate zonderling aandeden.
Waarschijnlijk zullen echter de erva
ringen van de Dani's ten opzichte van
de blanken wel niet anders geweest
zyn.
Die dag werden vier tochten over de
rivier gemaakt, teneinde op de andere
oever het bivak te plaatsen. Het
kamp bevond zich daar by de uitmon
ding van een zijrivier van de Baliem.
Het was ook hier onaangenaam laag,
en er bleef gevaar bestaan voor plot
seling optredend hoog water door het
wassen van de rivier. En ook hier
bleken weer hongerige en zeer agres
sieve muskieten te zijn.
De dag daarna werden door het
vliegtuig verscheidene droppings ver
richt. Eenmaal bevond zich in de
overvliegende amphibie een man, van
wie men mag aannemen, dat hij zich
graag bij de blanken beneden zich
had aangesloten: dr De Bruyn „Jung
le Pimpernel". Zijn conact met de ex
peditie bleef echter beperkt tot radio
contact.
Die dag werd besloten het kamp,
teneinde alle gevaren inzake overstro
ming te voorkomen, 500 yards verder
van de oever opnieuw op te bouwen.
Dat opbouwen geschiedde op een
plaats, die duidelijk sporen droeg van
een complex verlaten tuinen der Da
ni's.
Niet minder dan vijf-en-vijftig Dani's
waren bereid de helpende hand te bie
den bij deze nieuwe verhuizing. Het
grote wonder van die dag was dat
niets, met één enkel voorwerp, werd
vermist. Geen enkele der inboorlingen
had zich wederrechtelijk iets toege-
eigend, hetgeen wel bijzonder merk
waardig is als men weet hoe verbijste
rend interessant en begerenswaardig
zelfs het meest eenvoudige voorwerp
voor hen geweest moet zyn.
Maar dit gold tenslotte slechts voor
deze vertegenwoordigers van de stam.
De Baliem-vallei was groter80
mijl lang en 20 breed. En voor een
zeer groot deel bedekt met tuinen en
akkers, waarop dit volk (dat wil zeg
gen voornamelijk de vrouwen!) werk
te.
Illlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllli
door
Anth van Kampen
DE VOLGENDE DAG (de Vrijdag)
vond de derde landing door het vlieg
tuig op de rivier plaats. In totaal be
stond de groep toen uit: drie zende
lingen, een Biak-boy en elf bergpa
poea's, 15 personen in totaal dus.
Het was op deze dag, dat er een
eerste gerucht was van gevaar. De
piloot van de „Gospel Messenger"
had, toen hij laag over de vallei vloog
een aantal Dani's bij de heuvels geob
serveerd, dié met hun bogen naar het
vliegtuig schoten. Het bleef daar ech
ter bij, hoewel men besloot de waak
zaamheid te verscherpen.
De eerste tocht in de vallei werd ge-
Op deze foto ziet men de Baliem-rivier
van links boven naar rechts onder
door de vallei stromen. De kleine witte
puntjes op de voorgrond vormen één
der vele Dani-dorpen in Shangri-la.
Een luchtopname van de Baliem Val
lei, die duidelijk laat zien hoe intensief
de bewoners van het dal hun grond
bewerken. Een complex van akkers
en tuinen, beplant met kladdi, zoete
aardapelen (sweet potatoessuiker
riet enz. De beste tuinen bevinden
zich in de nabijheid van de rivier, die
het gehele dal doorstroomt
(links op de foto
maakt en enkele kleine dorpen bracht
men een bezoek. De zendelingen wer
den geëscorteerd door de Dani's, die
hen onafscheidelijk volgden. Het viel
op dat de vrouwen zich, by en in de
dorpen, streng afzijdig en op de ach
tergrond hielden. Nergens bleken de
mannen en de jongens bijzonder ang
stig te zijn. Al spoedig scheen men te
begrijpen dat ei' ook geen reden tot
angst was. De zendelingen kregen
grote zoete aardappelen (sweet pota
toes) mee zowel voor directe con
sumptie als in de vorm van een
„lunchpakket" om mee te nemen. Het
waren de grootste zoete aardappelen
die men ooit had gezien. Er was er
één by van maar liefst 3 kilo!
Merkwaardig was dat er in de val
lei een voortdurende staat van oorlog
bleek te bestaan tussen de diverse
„clans". De Dani's bleven echter ten
opzichte van de vreemdelingen uit
sluitend vriendschappelijk gezind.
ZAZTERDAGS vond de vierde lan
ding van het vliegtuig plaats. Nog
een zevental bergpapoea's sloot zich
aan bij de reeds aangekomenen. En
dit was dan de laatste landing. De
expeditie was voltallig en het werk
kon beginnen. Een werk, dat maanden
in beslag zou nemen en dat het hoog
tepunt werd van het leven van hen,
die het verrichtten.
Er was dagelijks, voor zover ten
minste mogelijk, radio-contact met de
basis Hollandia. En de bekende, ver
trouwde stem van mr Lewis, verblij
vende aan de kust van het eiland, was
dan telkens weer een herinnering aan
een wereld, die vanuit Shangri-la be
zien wel oneindig ver geleken moet
hebben. Vooral de eerste tijd was dit
contact noodzakelijk en altijd was er
vreugde onder de mannen van dat
eerste Baliem-bruggehoofd, als ze de
stem van hun vriend, ver weg over de
sneeuwbergen, hoorden, zich meldend
„This is Comma Sentani, calling
Comma Shangri-la".