ALS EERSTE BLANKE DOOR DE BALI LM-VALLET Woedende (en stelende) Danis trachten kleine expeditie tegen te houden ZATERDAG 12MAART 1955 PROVINCIALS ZEEUWSS COURANT Toen Einar Mickelson en gijn dragers de doodlopen de weg teruggingenhun gewezen door de notenzoe kenden Danisvonden ze dezen nog by het oude kamp. Ze bleken in het geheel niet verwonderd over de terugkeer van de blanke, en wezen deze er NU op, dat hij, om te komen waar hij wilde zijn, een groot stuk terug diende te lopen. En ze deden nog iets waartegen Mickelson geen enkel bezwaar had: ze wil den helpen met dragen. Die dag, de 11e Juni werd een flink stuk afge legd, talloze dorpen en dorpjes werden gepasseerd en keer op keer had men contact met een verbaasde en opgewonden bevolking. Steeds waren er inboorlin gen, die alle moeite deden de wonderlijke verschijnin gen vast te houden, ze te dwingen in HUN dorp te blijven, maar steeds ivist Mickelson op tactvolle wij ze aan die invitaties te ont_ komen. Zo werd ,in de loop van de dag, de Ibèle-vallei bereikt. Het bivak werd hier gemaakt, maar 't was geen rustig bivak: aldoor poogden inboorlingen het kamp binnen te komen, en permanente waakzaam heid was geboden tot aan de ochtend. Omsingeld door twaalf Stenen Tijdperkers met gevelde lange speren De situatie was vrij hopeloos en de Amerikaan wist, dat er op dat mo ment nog maar van één zijde hulp kon komen: van Hem, voor wie hij bezig was deze tocht te onderne men: van God. Einar Mickelson leerden wij, ja ren geleden, op Biak kennen als een nuchter, eenvoudig man. Over deze hele situatie noteert hg in zgn jour naal nauwelijks enkele regels. Maar achter die simpele woorden ver bergt zich dat hele drama van do delijk verschrikte krijgers, van de hinkende, biddende Mickelson, en de man, die de pijl ging afschie ten op nauwelijks enkele meters af stand. Toen gebeurde het grote wonder, schrijft Mickelson. De pijl werd na melijk niet afgeschoten. Waarom niet? Het journaal geeft er geen verklaring van. Maar al werd de pijl dan niet af geschoten, dit betekende niet, dat de inboorlingen hun vijandige hou ding lieten varen. Dezen renden voorbij het groepje van Mickelson, in de richting van de rivier, de Piri, waarover een hangbrug was gesla gen. Het was de enige mogelijkheid de Piri over te komen, en hierop was alle hoop van Mickelson geves tigd. Het was ijdele hoop. Toen de Amerikaan de brug bereikte, was deze reeds door de Danis doorge sneden. Er was geen verbinding meer met de andere oever. Daarna volgden uren, vol span ning en emotie. Mickelson besloot een poging te wagen met een sterk nylontouw, maar de stroom was te* sterk om ook maar enig succes te garanderen. Er was maar één op lossing: zélf een andere brug over de Piri te slaan. Er werd zo snel mogelijk aan begonnen, een stuk stroomopwaarts. Enkele uren later was men zover, dat met het over trekken kon worden begonnen. Maar op dat ogenblik naderden de Danis opnieuw, en een zestal jonge kerels weigerden de zendeling en de dragers door te laten. Ze waren in een uiterste staat van woede en opwinding, hoewel ze, merkwaardig genoeg, bij de bouw van de brug geholpen hadden. Mickelson probeerde met de aan vallers te praten, en tenslotte bleek, dat ze nog steeds betaling in schel pen voor het varken eisten. Eerst daarna zou doorgang worden ver den verleend. Maar er waren helaas niet veel schelpen meer. De voorraad kau- ries was bijna uitgeput. In het jour naal staat, dat Mickelson en de dragers gezamenlijk gebed uitspra ken. Opnieuw werden kracht en wijsheid aan God gevraagd. Na het gebed legde Mickelson de mannen, die bij de aanleg van de brug gehol pen hadden, uit, dat hij bereid was elk van hen één schelp te geven. Wonder boven wonder bleek dat met deze betaling accoord gegaan werd. Ze kregen de schelpen, en zonder verder molest trokken Mickel son en zijn zwarte vrienden over de brug over de Piri. Op de andere oever begon een nieuw bevolkingssegment bewoond door vriendelijk gezinde Danis in de lieflijke Magee-vallei. Overal bleek het mogelijk in deze welva rende streek voedsel te krijgen, en deze dag leverde verder geen moei lijkheden op. Ook de nacht in het bivak verliep zonder incidenten. De 17e Juni werd door een dun bevolkt gebied getrokken. In de loop van de ochtend werd een grote brug, vervaardigd van klimplanten, over de Baliem be reikt, en enkele uren later bevon den Mickelson en de zijnen zich ein delijk in de Grote Baliem Vallei. Al spoedig bleek, dat er moeilijk heden op komst waren. Bij een groot dorp had zich een menigte inboorlingenverzameld, die er verre van vriendelijk uitzagen. De zen deling hoorde een aantal opgesloten varkens wild te keer gaan zodat hij veronderstelde, dat er toevallig een varkensfeest werd voorbereid. Maar feest of niet... de Danis werden woedend toen ze merkten, dat de vreemdelingen verder wens ten te gaan. Ze poogden dit op al lerlei manieren te beletten en de voorste drager werd aangegrepen en vastgehouden. Hij rukte zich echter los, waarna een enorme op schudding onder de inboorlingen volgde, die schreeuwend en tierend te keer gingen. Een paar oudere mannen renden, met uitgestrekte handen, voor de zendeling uit, gillend, dat ze niet verder konden... achteruit moesten. Toch liepen de reizigers door, om dat er geen andere keuze was. Een deel der Danis bleef achter maar een 12-tal volgde het groepje ge durende lange tijd, steeds weer be taling eisend voor een varken. Mic kelson riep zonder ophouden: „Amakani...! Amakani"!, de groet van de Migani-stam. hopend de vervolgens daarmee sympathiek te stemmen. Het scheen hen echter al leen maar te ergeren. Gedurende lange tijd bleef de si tuatie verre van plezierig, vooral toen men merkte dat de Danis hen in een bepaalde richting langs een bepaald pad wilden doen gaan. Er werden liederen gezongen die Mic kelson aan oorlogsgezangen deden denken. Hij was er bijna zeker van, dat de Danis bezig waren hen in één of andere hinderlaag te lokken. Tenslotte nam de Amerikaan een andere weg, en hoewel de vervol gers hevig protesteerden, lieten ze de vreemdelingen toch gaan. Zwak ker en zwakker werd het ge schreeuw der Stenen Tijdperkers, en tenslotte was daar alleen nog maar de stilte van de vallei. De nu volgende afdaling langs een bergbrug werd door de bewo ners van een groot dorp niet ont dekt, iets waarover Mickelson en de dragers niet rouwig waren. Het kamp werd daar opgezet maar toen het stond werden ze toch door de bewoners ontdekt. De ze bleken niet vijandig gezind, maar wel bang. Ze verzochten drin gend het bivak wat verderop te plaatsen, een verzoek waaraan ge volg werd gegeven. Als beloning kreeg men zoete aardappelen. Heel de avond kregen de zende ling en de bergpapoea's bezoek. Ba nanen, aardappelen en sago werden te koop aangeboden. Mickelson schrijft, dat hij aldoor het gevoel had, dat ze onder een soort toe zicht stonden. Dat ze bewaakt wer den. Als een groepje bezoekers ver trok, werd eerst iets geroepen in de duisternis van de hen omringen de nacht. De roep werd verderop herhaald, en daarna nog enkele ma len. Zo brak de 18e Junï aan. De dag werdbegonnen met een vurig ge bed. Reeds dromde een grote me nigte rondom het bivak samen, die zienderogen aangroeide, en met ver bazing kennis nam van de morgen wijding, die Einar Mickelson hield. Er werd snel opgebroken en ge start. Mijlen ver volgden de inboor lingen de mannen; als er uitvielen namen nieuwe mannen hun plaat- llllllllllliilllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllli door Anth van Kampen III Heel die dag gonsde de vallei van opwinding: omdat deze inboor lingen voor het eerst zoiets onge looflijks, zoiets wonderlijks zagen als een blanke! Het was him eerste kennismaking met dat wonder. Er was bij die opwinding en verbijste ring geen plaats voor vijandschap. Wel voor enorme nieuwsgierigheid. Overigens werd niet toegestaan, dat Mickelson in de dorpen zelf kwam. Het groepje werd er steeds weer omheengeleid. En aldoor wilde men de vreemde verschijning dwin gen om te gaan zitten en om te roken. Het koste vaak de grootste moeite verder te komen, en ook dan nog onder zware protesten van de zijde der Danis. Ook hier maakte men een groot bezwaar dat de troep verder ging. Toen bleek dat dit toch gebeurde, gingen de mannen over tot een an dere tactiek: ze schreeuwden iets naar de mensen van het volgende gebied die duidelijk zichtbaar hun vijanden waren, dat Mickelson niet begreep, maar waarvan hij het va ge vermoeden had, dat dit inhield, dat vreemdelingen met uitsluitend kwade bedoelingen naderden. Een slechter visitekaartje was op dat moment moeilijk denkbaar. Zorgelijk, en op het uiterste qui vive, liep de Amerikaan verder. Het was weer stil geworden en nergens liet zich meer een Dani zien. Maar het was te stil... het was een stilte Een der zijrivieren van de Baliem. De plaats van samenvloeUng met de Baliem is nog juist op de foto te zien. die noch Mickelson. noch de dragers aanstond. En daar was reden ge noeg voor. Ze waaddden door een rivier, aan beide kanten dicht met jungle be groeid. Toen kraakte plotseling een tak in die dichte widernis naast hen, en bijna op hetzelfde ogenbik ver toonden zich zes mannen, lange spe ren gereedhoudend. Mickelson bleef staan en wachtte. De Danis wachtten eveneenB, zicht baar in de grootste spanning. Ze ke ken naar één van hen, die blijkbaar de leider was. Hij moest een teken ge ven. Daarop wachtten ze. Die leider stond op dat moment minder dan één meter voor Mickelson. Op hetzelfde ogenblik kraakte op nieuw de junge en geruisloos ver scheen opnieuw een zestal mannen, eveneens tot de tanden gewapend. De kleine expeditie van één blanke en enkele bergpapoea's wist toen, dat ze was ingesloten. De Danis schreeuwden: „U'waa...! U'waa...!" en Mickelson wist niet beter te doen, dan de oude groet te herhalen „Ama kani...! Amakani...!" Hij deed méér: hij toonde zijn handen die leeg wa ren. De handen van een man des vre- des. Hij stak zgn lege rechterhand naar de leider der inboorlingen uit en hield hem met de andere een schelp voor. De speren bleven op hem gericht en noch de lege hand, noch de schelp scheen grote indruk te maken. Dui delijk bleek, dat ze mee moesten met de Stenen Tgdperkers, in de richting die dezen wezen. Ze liepen verder, met dit allerzon derlingste escorte om zich heen. Het was een spannende, zorgelijke tocht, omdat niemand wist waar dit op zou uitlopen. In zijn journaal schrgft de Ameri kaan over één der mannen, die min of meer de rol van ceremoniemeester scheen te vervullen. Hij bezat een gro te stok, die uitliep in een bos casuaris- veren. Hij deed denken aan een ouder wetse plumeau... Hoe weinig grappig de situatie overigens was, blijkt wel uit dit citaat uit Mickelson's journaal, ten aanzien van de „levende plu meau: „The hearer of this object impressed me as being under Satanic power and was possibly the embodie- ment of Satanic help". Shangri-la... een mozaïek van akkers en landerijen, bebouwd door het bij uitstek agrarisch gerichte Baliem- volk Langs een snel stijgend pad vervolgde de kleine expeditie de volgende morgen de reis; in Mickelson's journaal lezen we over prachtige bloemen, waarmee het landschap, dat thans werd doorgetrokken, bezaaid was. Maar er was die dag ook nog een andere reden tot vreugde: het doel van de tocht, het Habbema-meer, werd bereikt. Een vrij groot, geïsoleerd, eenzaam meer, midden in de wildernis. Het was op deze plaats, dat Mickelson besloot de nacht door te brengen. Een incident deed zich voor met een drager, die zich te water begaf, om een geschoten eend op te halen. Hij bereikte de eend, zwom er mee terug, maar werd bevangen door de kou van het bergwater. Luidkeels riep de man, Umagabui, om hulp, en zonder aarzelen begaf een der andere berg papoea's zich te water om z'n stamgenoot te redden. Hij slaagde er in hem te bereiken en sleurde hem (mèt de eend!) naar de kant. Einar Mickelson was hier op een historische plaats en wel daar, waar vóór de oorlog de Amerikaanse ontdekkingsreiziger Richard Archbold even eens een bivak had gemaakt. Er was helaas niets over van dat voormalige kamp, dat zijn landgenoot als brandstof kon dienen. Er waren alleen wat verroeste, lege blikken. Niet afgeschoten pijl en satanische plumeau Die nacht vond niets bijzonders plaats, evenmin als de vólgende dag, de 13e Juni. Te vermelden valt alleen, dat de dragers moe werden en dat Mickelson verplicht was zijn bivak vroeger dan gewoonlijk op te zetten. Hij wilde de mensen niet overver- moeien. Op de 14e Juni werd weer contact met inboorlingen verkregen.. Het bleek dat de vrouwen en kinderen geen angst hadden voor de verschij ning van de blanke man doch de mannen waren duidelijk zichtbaar on hun qui vive, en bleven gereserveerd. Ze weigerden zoete aardappelen te verkopen tegen schelpen, terwijl Mickelson verboden werd hout te kappen voor het kampvuur. Tenslotte kwam een Dani, die iets vriendelij ker indruk wekte. De zendeling gaf hem een schelp, en kort daarop kwam de man met een flinke sta pel brandhout terug. Topituma. een der dragers, kreeg vervolgens 10 schelpen, om te pogen daarmee zoete aardappelen te krijgen. Het lukte. En zo was er vuur en voedsel. Toen de tent was opgezet, ver scheen een grote groep mannen, die zich koolzwart gemaakt hadden met roet en varkensvet. Ze waren met zout beladen, hetgeen ze van verre gehaald schenen te hebben. De dag daarna werden opnieuw vele dorpen gepasseerd, en aldoor waren er Danis, die Mickelson volg den. Het tempo was niet hoog, ten gevolge van het feit dat de Biak-boy kapotgelopen voeten had gekregen. Hij kon z'n laarzen daardoor niet meer aan hebben en was evenmin in staat langer als drager te fungeren. Hij vertraagde het tempo aanzien lijk. Trouwens, ook de leider zelf. Mickelson, kreeg met pech te kam pen: Eén zijner benen was stijf ge worden, en hij hinkte lelijk voor de troep uit. „Het was een vrij droef schouw spel", schrijft hij in het journaal. Trouwens, er pakten zich méér wolken samen over de expeditie. De hen thans op de voet volgende Stenen Tijdperkers schenen er zeer zonderlinge opvattingen inzake mijn en dijn op na te houden. Spe ciaal de portemonnaie van Mickel son bleek een felbegeerd object te zijn. Toen één der oudere inboor lingen probeerde hem uit de zak van de blanke te halen, draaide de ze zich snel om, greep de stenen bijl die de man op zijn schouder had hangen, en wierp deze een eind weg. Het maakte even indruk, maar kort daarop probeerde een jonge Dani hetzelfde. De geïrriteerde Mic kelson draaide zich om, pakte de knaap bij de nek en duwde hem de heuvel af, die juist werd over getrokken. Het bleek, dat de vrien den van de dief dit een juiste en rechtvaardige methode vonden. Ze lachten hem tenminste hartelijk uit. Hoewel duidelijk merkbaar was, dat de diverse bevolkingssegmen ten hier in aanzienlijke vijandschap met elkaar verkeerden, deden zich die dag geen moeilijkheden voor. Die kwamen eerst de volgende dag, de 16e Juni, en wel bij het bereiken van het dorp Piri Figa. Er was wei nig belangstelling van de zijde der bevolking bij het bereiken van het dorp, en men voelde als het ware de vijandige sfeer. Er verschenen een paar Danis, die Mickelson te genhielden. Het was verboden ver der te gaan. Toen de zendeling liet merken, dat hij zich niet wenste te laten tegenhouden, wees een der mannen op een dood varken, dat zich op het pad bevond. Dit bleek niet gepasseerd te mogen worden. Mickelson liep echter door, waarop de man, die blijkbaar de eigenaar van het dier was, in woede ont stak en schelpen van de blanke eiste. Lewis met twee Danis uit het Stenen Tijdperk. Niet het minste merkwaar, dig op deze opname van Mickelson is dat men prikkeldraad ziet. Het was nodig, omdat de Danis een schier on begrensde belangstelling voor ieder voorwerp der expeditie hadden. De Amerikaan besloot rustig ver der te gaan, maar ditmaal was de zaak aanzienlijk gecompliceerder dan hij had verwacht. De inboorling vloog op hem toe en greep hem vast. Zo bleven beiden staan. Mickelson nam de situatie op en besloot tóch verder te gaan. Nu toe geven zou alles alleen nog maar gecompliceerder maken. Hij wrong zich uit de greep van de Dani en liep verder! Even bleef de Stenen Tijdperker staan, verbaasd, om vervolgens een tweede woede-aanval te krijgen. Toen Mickelson omkeek zag hij nog juist dat de man een pijl op zijn boog legde en op hem richtte. In het journaal schrijft Mickelson die avond: „Het was voor het eerst in mijn leven, dat een inboorling me ging beschieten". Hij liep door. met voof zich uit de verschrikte en bezorgde dragers.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1955 | | pagina 17