Probleem desertie uit het leger in „Het recht van ongelijk" Uitzonderlijk sterke film over het leven van Maarten Luther CULTURELE CAVALCADE Het „Zeeuws Tijdschrift" vaart een nieuwe koers ZATERDAG 5 MAART 1955 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT 9 TWEEDE BOEK VAN JONG AUTEUR Een duidelijke probleemstelling DE JONGE ROMANCIER H. J. Oolbekkink (hij moet nog 24 worden) voor wiens debuut, „Met lege handen" we veel waardering hadden, heeft een nieuwe, vrijwel gelijktijdig (1952/'53) geschreven roman in het licht gegeven, die de intrigerende titel „Het recht van ongelijk" draagt. In zjjn eerste boek, (het tragische relaas van een vader en een zoon op hongertocht in de oorlogswinter 1944/'45) behandelde hij o.a. het probleem van het menselijke tekort, culminerend in het verloochenen van een dap per Joods jongetje door twee volwassenen. Ook zijn nieuwe roman heeft weer een duidelijke probleem-stelling, n.l. de vraag of de enkeling het recht heeft zich tegenover de massa, de maatschappij, te stellen, met als hoofdthema: desertie uit het leger. Oolbekkink is zelf in militaire dienst geweest, en we mogen veilig aanne men dat hij een groot gedeelte van zijn afkeer en eventuele desertie- lust door het schrijven van dit boek heeft afgereageerd. Het is juist die persoonlijke inzet, dat zelf betrok ken zijn bij hetgeen hij vertellen gaat, dat Oolbekkinks boeken belang wekkend maakt enredt, want verder is dit boek qua schrijftrant haast even dor en vlak als zijn voor ganger; op de uitwerking van het gegeven zouden vele steekhoudende aanmerkingen te maken zijn, en ook is het werk nog al „groen", in die zin dat de schrijver zich of liever zjjn hoofdpersoon graag voor veel wereldwijzer, bereisder, belezener etc. door laat gaan dan hij is, een al te doorzichtige camouflage, die bij een auteur met Oolbekkinks talenten en mogelijkheden eigenlijk wat verbaast en hindert. Immers, de schrijver geeft overal blijk van een flinke do ms gezond, oorspronkelijk oordeels vermogen, terwijl hij ook in staat is tot een scherpe, meedogenloze zelf analyse. Het is dus waarschijnlijk alleen aan zijn jeugd, aan zijn ver langen om voor „vol" aangezien te worden toe te schrijven dat hg hier en daar wat hinderlijk is met loos vertoon, b.v., om het onschuldigste te noemen, in het volkomen onnodige, soms minder correcte of zelfs ver keerde gebruik van vreemde talen. Er is in zijn houding tegenover het leven iets geforceerds, iets van „laat ik me niet verbazen, en doen of ik 't allemaal al weet", wat ook aan zijn boek, helaas, een kleurtje van „dat weet ik allemaal reeds" meegeeft. Hier schuilt o.i. een licht gevaar yoor deze schrijver, die werkelijk nog tijd genoeg heeft om erg wereld wijs en eventueel blasé van alles te worden trouwens hij lijkt ons he lemaal niet tot het sombere, zwar te soort te behoren. Het zou echter onrechtvaardig zijn, lang op ditzelfde aambeeld voort te hameren, en daarom volgt hier een citaat, zo jong, poseloos en fris, dat het tot een van de aangenaamste bladzijden uit het boek behoort. Het betreft een dagdroom van Ton Rekers, de hoofdpersoon uit „Het recht van ongelijk", die langs het meer van Genève slentert. Ann is zjjn vriendin, achtergebleven in Am sterdam: „De zon zonk tot op de bodem van het meer en toonde, langs de kant, grote scholen vissen. Ik zou onder water willen leven, dacht hij, op de bodem van een tropische of subtropische zee. Voor de kust van Griekenland, bijvoorbeeld, in de ruï nes van een verzonken tempel. Een eenzame heerser van de zeebodem, Neptunus Rekers, gezeten op de mar meren troon die eens een Griekse priester tot zetel diende. Ik zou lan ge wandelingen op de bodem maken en steeds nieuwe landschappen ont dekken in de algen, wieren en wa terplanten. Ik zou minachtend voor bijgaan aan de wrakken van galjoe nen en koopvaardijschepen, die in dringend in het gele zand liggen. De inhoud van ruimen en brandkasten zou met niet interesseren. Later, als ik een rijk had afgebakend, waarin iedereen, (dat wil dus zeg gen de zeedieren) me erkende, zou ik Ann laten komen en op een of andere manier werden onze kinderen meermannen en meerminnen, omdat ze zich aan de omstandigheden zou den aanpassen. Of misschien kregen pas onze kleinkinderen staarten. Het zou er van afhangen hoe lang dat proces duurde. En over honderd jaar zouden \issers één van mijn achter kleinkinderen in hun netten vangen en iedereen zou er eindelijk van over tuigd zijn, dat er altijd zeemeermin nen hebben bestaan. Maar ik, Ton Rekers, zou de man zijn die deze zeedieren had veroorzaakt. Hij grinnikte om deze dagdroom en schopte een paar kiezelsteentjes in het water. Gewone kinderen zijn toch wel practischer, dacht hij, ze bieden het voordeel dat ze niet in netten verstrikt raken. Overdrachte lijk misschien wel, maar daar zullen mijn kinderen te goed voor zijn." (pag. 63/64). Het hoofdthema Het hoofdthema van dit boek is, zoals reeds terloops vermeld, dat van de desertie. Heeft een soldaat, louter individueel bekeken, het recht te de serteren, lean hij dat tegenover zich zelf rechtvaardigen? Heeft hij, aan genomen dat het „geljjk" bij de mas sa is, het recht er een persoonlijk, afwijkend „gelijk" op na te houden of eventueel ook het recht „ongelijk" te hebben? En zo ja, kan hg dan met zichzelf in he(; reine komen en verder leven in een maatschappij aan welker orde hjj zich onttrokken heeft? Het eigenlijke kernprobleem ligt dus dieper dan dat van de desertie al leen. Deze roman schildert ons nu enkele dagen uit het leven van de dienstplichtige korporaal Ton Rekers, die aanvankelijk meent dat hij dat recht van ongelijk bezit. Zijn afkeer van het soldaat-zijn wordt gedurende zijn maandenlange diensttijd steeds groter, en naar aanleiding van een onbetekenend incident is bij Ton Re kers de maat vol: hij keert eerst niet van verlof terug, en deserteert dan. Niet uit lafheid. Een lafaard is Re kers niet, en zijn houding zou stel lig anders zijn geweest in tijd van oorlog of oorlogsgevaar. Hij deser teert veeleer, gedreven door een neu rose, een vlaag van opkomende waan zin. Hjj vlucht naar Frankrijk, en daar, in de gedwongen eenzaamheid en de plotselinge doelloosheid van zijn dagen analyseert hij het hele voorspel van zijn daad en overlegt hij wat de nasleep ervan zal zijn. Vond hij eerst het leger iets waan zinnigs, iets waartegen niet te vech ten viel, een leugen, die hg niet als waarheid wenste te accepteren, een ongelijk, waartegenover hij zijn gelijk stellen moest, weldra, door dieper na te denken, stuit hij op de kem: hij wilde niet gemechaniseerd wor- HET BRABANTS ORKEST zal in Mei twee series lustrumconcerten ge ven. De eerste serie wordt gedirigeerd door Hein Jor dans. Uitgevoerd zullen worden de zevende symphonie van Bruckner en het bekroonde xoerk van de prijsvraag van de stichti7ig „Vrienden van het Brabants Orkest". De tweede serie concerten zal worden gedirigeerd door Eduard van Bei- num. CHARLES CHAPLIN heeft zijn laatste connectie met de Amerikaan se filmindustrie verbroken door zijn aandeel van 25 procent in de filmon derneming United Artists" te ver kopen. Zijn vierduizend aandelen zijn door de maatschappij gekocht. Chap lin stichtte United Artists" in 1919, samen met Mary Pickford en wijlen Douglas Fairbanks. KUNSTCRITICUS W. Jos de Gruy- ter zal 7 Maart in het gemeentemu seum te Den Haag afscheid nemen in verband met het aanvaarden van zijn nieuwe functie als directeur van het museum van oudheden voor pro vincie en stad Groningen. DE NEDERLANDSE TENOR John van Resteren zal op 8 April a.s. in Berlijn de partij zingen van de evan gelist in Bach's Johannes Passion en wel met het Berliner Motettenclwr, onder leiditig van Guenther Arndt. IN EEN SPECIAAL PAVILJOEN, 07itworpen door architect G. Rietveld 8r., zulle7i op de derde interTiationale beeldente7itoo7istelli7ig van 1 Juni tot 15 September in park Bonsbeek te Arnhem buitenla7idse zoge7iaamde ,Jelei7iplastieken" worden geëxpo seerd. Van Rodi7i zulle7i er acht, 7iog niet eerder te7itoongestélde brons- plastieken te aanschouwen zijn. Van de onlangs overlede7i Franse beeldhouwer Laurens kamen voorts zes grote en zes kleine beeldhouxc- I werke7i; de weduwe van de Duitse beeldhouwer Lehmbruck heeft drie grote werken toegezegd en Engeland zal vertege7iwoordigd zijn met o.m. zes werken van Moore. BEGIN APRIL zal in het Haagse Gemeentemuseum een tentoonstelling worden geopend, getiteld „Twee eeu wen Duits aardewerk" (16001800). Deze expositie zal een overzicht ge- ve7i va7i de oxitwikkéling van het aar- deiverk, zoals dit in verscheide7ie ste den i7i Duitsland gedurende de zeuen- tiende en achttie7ide eeuw werd ver vaardigd. den, zijn eigen Individuele ik niet In ruilen tegen een plaats in de massa. Het mocht dan geen gewone lafheid zijn die hem tot desertie noopte, evenmin was echter het leger, als object, waanzin of leugen. Rekers leert allereerst inzien, dat hg geen gelijk heeft, en klampt zich dan voor lopig vast aan zijn vermeende recht, als individu ongelijk te hebben. Het zou te ver voeren, de zelfanalyse in zijn geheel te volgen, de schrijver analyseert eigenlijk veel te veel in zijn boek, laat niets meer aan de ver beelding van de lezer over. Deserteur Rekers ontmoet in de badplaats Evian een Nederlands toneelspeler van middelbare leeftijd, een zeer knap getekend personnage. Het is een won derlijke vent, deze Portengen, als artist mislukt, als mens interessant, die zich aan Rekers opdringt en in zekere zin zijn „geweten" wordt. Por tengen laat hem het hele relaas van zijn desertie op schrift stellen (Re kers noemt het zijn „Certificaat van onbekwaamheid") en deze ordenende daad, veel bevrijdender dan het ge pieker tot dusver, leidt tenslotte tot een droom, waarin Portengen als een immense rechter verschijnt, die Rekers kortaf „deserteur" noemt. Die droom duidt reeds op de beslissing. De volgende dag moet hij voor zichzelf erkennen dat hij als individu niet alleen staat, maar onverbrekelijk met alle anderen verbonden is. Datr niemand onaf hankelijk is. Toegeven kan hij het zichzelf nog niet ten volle. Het nog al naïef behandelde con flict met Portengen, dat Rekers over haaste vlucht uit Evian terug naar Amsterdam moet verklaren, doet er in feite niet meer zo veel toe. On gemerkt weet hij over de grens te komen, en in de trein speelt hij een hoogst onbehaaglijk spel met jonge recruten: hij geeft zich voor luite nant uit om hun reacties te zien, en merkt dan, dat hij er aardigheid in krijgt. Walgend van zichzelf komt hg in Amsterdam aan. Een jeugdher innering, die mogelijk ten grondslag ligt aan zijn latere gedrag, dringt zich klemmend op. Hij zal naar Ann teruggaan, zij zs\ hem helpen, de oplossing te vinden. Maar haar ka mer is vol feestende onbekenden en hij kan haar niet meer bereiken voor een vertrouwelijk gesprek. Vrgwillig gaat hg zich dan bg zijn garnizoen melden. J. Oolbekkink: Het recht van ongelyk. Querido, Amsterdam, geb. Dat de 7iegers bijzo7ider muzikaal zijn, weten de blanken la7igzamerhand wel; zij hebben de jazz gretig aan vaard, het rhythme van de 7iegerdan- sen is hun eigen geworden en in de spirituals hebbexi zij de religieuze diepte en hartstocht leren bewoxide- ren. Maar 7iiet alleen in ba7ids en ko ren beoefenen de negers muziek en zang; ook thuis wordt er vaak heel wat aa7i gedaan! De Matthaus Passion in de Grote Kerk van Naarden De Nederlandse Bachvereniging zal drie uitvoeringen geven van de Matthhus Passion in de „Grote Kerk" te Naarden en wel op Witte Donderdag. Goede Vrjjdag en Paas zaterdag, 7, 8 en 9 April. De grote uitvoering is op Goede Vrgdag des morgens om 11 uur. de uitvoering van Paaszaterdag vangt om half twee aan. De ook voor het publiek toegankelijke generale repe titie zal op Witte Donderdag des avonds om half zeven worden ge houden. Aan deze Matthaus Passion wer ken mede: Mea Naberman (sopraan), Annie Hermes (alt), Ernst Hafliger (tenor-evangelist), Arjan Blanken (tenor-aria's), Laurens Bogtman (bas-Jezus), David HollesteUe en Anton Heldering (aria's en kleine partijen), bassen: Jolle de Wit en Jan Lok (fluit), Jaap Stotljn en Gijs Reyns (oboe, oboe ci'amore en oboe da carcia), Herman Krebbers en Adrienne de Smet (viool), Carel van Leeuwen Boomkamp (viola da gam ba), Meindert Boekei, Albert de Klerk en Martin Zagwijn (continuo), het Residentieorkest, het koor van de Ned. Bachvereniging en van de vre- desscholen te Amsterdam. Het geheel staat onder leiding van dr. Anthon van der Horst. Manifestatie Engelse kunst in „Boymans" Rotterdam De ambassadeur van Groot-Brit- tannië, Sir Paul Mason, opent heden middag in het museum Boymans te Rotterdam de tentoonstelling „En gelse landschapschilders van Gains borough tot Turner". Deze tentoon stelling is voorbereid door de Bri tish Council in samenwerking met 't museum. Het wordt een van de be langrijkste manifestaties van Engel se kunst na de oorlog gehouden, niet alleen in ons land, maar op het con tinent. In 74 seilderijen, gekozen uit musea en particuliere verzame lingen in Groot-Brittannië, zal de opkomst en bloei van de Engelse landschapschilderkunst in de periode tussen circa 1740 en 1850 te zien zijn. Het selectie-comité, dat onder voorzitterschap stond van sir Philip Hendy, heeft een keuze gemaakt uit werken van de National Gallery, het Victoria en Albert Museum en de Tate Gallery te Londen, uit vele musea in andere steden in Engeland en Schotland en uit een reeks van .particuliere verzamelingen. Eerste nummer van 5e jaargang Verandering naar vorm en inhoud Het eerste nummer van de vijfde jaargang van het „Zeeuws Tijdschrift" heeft een redactioneel „ten geleide" meegekregen, waarin wordt medege deeld, dat het tijdschrift naar vorm en inhoud een verandering heeft on dergaan. Inderdaad is het typografisch uiterlijk enigszins gewijzigd en het is een wijziging ten goede geworden. Het rustige, evenwichtige karakter van het blad is bewaard gebleven, maar daarnaast heeft men het met enige eenvoudige typografische hulp middelen een frisser, aantrekkelijker aanzien gegeven. Zoals bekend beoogt het „Zeeuws Tijdschrift", waarvan dus thans de 5e jaargang is ingegaan, de verbreiding van kennis omtrent Zeeland en zijn bewoners door het bieden van popu lair gestelde, wetenschappelijk verant woorde verhandelingen. De wijziging in de inhoud zal zoals wordt aan gekondigd bestaan uit een inten siever streven naar actualiteit. Voorts is nieuw een rubriek „geschreven por- trétten", waarin de redactie „interes- UIT VERWARD WERELDJE ONTSTOND: „Kunst" behaalde ditmaal een overwinning op commerce (Van een onzer redacteuren). HET WERELDJE VAN DE FILM is in wezen nog een bijzonder ver ward wereldje, waarin duizenden lieden zich krioelend dooreen bewegen: scenarioschrijvers, acteurs, regisseurs, sterren, pin up-girls, technici, came ramensen, figuranten, filmcritici en tenslotte het publiek. Vooral het pu bliek! Want bij welke kunstvorm, wanneer we de film onder het begrip „kunst" rangschikken, bij welke kunstvorm is meer publiek betrokken dan bij dit stiefkind der muzen, de film? Een verward wereldje derhalve, een Babyion, waarin een grandioze spraakverwarring kan heersen, waarin idealisten en „moneymakers" elkaar nogal eens verdringen, waarin kunst en commerce permanent op voet van oorlog leven en waarin veelal de commerce, en slechts een hoogst enkele maal de kunst, als overwinnaar uit het strijdperk treedt elke commerciële gedachte, en met gebruikmaking van de beschikbare technische middelen, kan leiden tot een kunstwerk in celluloid. Tot een oprecht en zuiver cultureel werkstuk, zoals ook musici, samenwerkend in een orkest en gebruikmakend van technisch goede instrumenten, een oprecht en zuiver kunstwerk kunnen scheppen. „Maarten Luther", de film die thans ook in Zeeland in roulatie komt, bewijst dit opnieuw en het is niet slechts voor de protestanten ver heugend, dat zulks het geval is, maar evenzeer voor de pleitbezorgers van de film als oprechte tiende muze. Uit dat verwarde wereldje, dat ook de pleitbezorgers van de tiende muze vaak tot wanhoop voert, kon de film „Maarten Luther" voortkomen! Zodat het de commerce is, die zich van dag tot dag aan het publiek pre senteert. Vermomd als „kunst" en evenals de werkelijke filmkunst ge huld in celluloid. Het celluloid, waar in ook de film „Maarten Luther" ge huld is, een film waarvoor zo kan het wel gesteld worden „het pu bliek" zich heeft uitgesproken. Niet alleen tengevolge van de „pakkende" historische achtergrond, maar ook omdat men hier weer eens geconfron teerd wordt met waarachtige film kunst. Omdat hier weer eens bewe zen is, dat een samenspel van artis tiek begaafden, met opzijzetting van Grote waarde. De film „Maarten Luther" heeft als geschiedkundig document grote waarde. Dank zij de filmkunst kon deze episode uit de geschiedenis der mensheid op boeiende en -tallozen aansprekende wijze „ter openbare kennis" worden gebracht. Dat kon, dank zij de vakbekwaamheid van filmtechnici, acteurs en cameramen sen. „Maarten Luther" werd een uit stekende film met knappe montage, voortreffelijk camerawerk, gaaf en zuiver spel, met name van de hoofd rolvertolker, de Ierse acteur Mac- Gurnis, en van begin tot einde gehou den in een weldadig serene sfeer, zonder één enkele concessie aan de smaak van het „grote publiek". So ber verhalend van de zielestrijd van een zeer groot man uit de geschiede nis, overtuigend verhalend vooral! Niall Mac Gimiis als Maarten Luther en Heinz Piper als Johannes Eek tij dens hun eerste officiële 'dispuut. NIALL MAC GINNIS ...als Maarten Luther... Deze in opdracht van de Ameri kaanse Lutherse kerk vervaardig de film kreeg ook in Nederland voor wat betreft de historische betrouwbaarheid een goede pers. Zo schreef prof. dr. W. J. Kooi man, Luthers hoogleraar te Am sterdam o.m.: „Zij (de film) geeft een heldere spiegel van de conflic ten en een zuiver beeld van de ge beurtenissen. De kern van de re formatorische worsteling is naar voren gehaald en al wat naar het pathetische en theatrale zweemt is vermeden. Het is een betrouw baar document". Uit de inhoud. Uit de inhoud van deze in West- Duitsland onder regie van Irving Pi- chel opgenomen film, zij slechts aan gestipt, dat men kennis maakt met de student Luther, zoekend naar in nerlijke vrede als Augustijner mon nik. De camera blijft deze grote ge schiedkundige figuur dan volgen: men ziet Luther als hoogleraar aan de kleine, jonge universiteit van Wit tenberg, min of meer als bescherme ling van Keurvorst Frederik de Wij ze van Saksen, men ziet hem zijn 95 stellingen aanslaan aan de kerkdeur en nadien de strijd tegen de door iauf x gepropageerde aflaat handel. Tweemaal zien we Luther verantwoording afleggen; eenmaal te Worms, voor de Rijksdag, en de tweede maal. na zijn huwelijk met Catharina von Bora, te Augsburg yoor Karei V. De film eindigt met het Hervormingslied „Een vaste burcht is onze God". Mede ook dank zij de authentieke santé tijdgenoten in Zeeuws verband" wil schetsen. In het thans verschenen nummer is met deze rubriek begon nen met een portret, gewijd aan de Commissaris der Koningin in Zeeland, jhr mr A. F. C. de Casembroot, en ge schreven door G. A. de Kok, die H. Pieters in de redactie opvolgde. Dit eerste „portret", zeer levendig geïllustreerd met een achttal „snap shots" uit het arbeidzame leven van jhr De Casembroot, kan als alleszins geslaagd worden aangemerkt. Ook is in dit nummer reeds een be gin gemaakt met een andere, aan gekondigde wijziging in de inhoud en wel met het opnemen van illustraties van Zeeuwse kunstenaars. Jac. Prince maakte een sfeervolle tekening bij het lezenswaardige artikel van L. W. de Bree over de Provinciale Bibliotheek, alsmede een karakteristiek portret van de bibliothecaris, de heer H. Pie ters. Onder de titel „Zeelands cultu rele schatkamer in de Middelburgse Abdij" brengt De Bree een interview met de heer Pieters, waarin zowel de figuur van de bibliothecaris als de grote betekenis van het kostelijk pro- vincïaaal boekenbezit uitstekend naar voren komen. CULTUREEL KARAKTER. De inhoud van dit nummer, dat een overwegend cultureel karakter draagt, is ook verder uitstekend verzorgd. Mr F. W. Adriaanse schreef een ar tikel over tien jaar cultureel werk in de provincie, bij. het tweede lustrum van de Zeeuwse Volksuniversiteit; drs M. C. Verburg behandelde „de klaagzang van het bouwvolume"; ir M. de Vink „mijmerde" met veel werkelijkheidszin overigens over het Deltaplan en zijn gevolgen; drs Louis Lockefeer behandelde het de- clamatorium van de dichter Lou Vleu gelhof, geschreven voor de literatuur prijs van de stad Middelburg; mr J. F. G. Schlingemann schreef over de landbouw-evolutie in Zeeland; Henk Stam geeft een overzicht van de tot standkoming-van de Zeeuwse Muziek school en P. C. J. Reyne tenslotte be spreekt in dit nummer het werk van de dichter Hans Warren. Een gevarieerde inhoud derhalve, hier nog slechts ten dele en zeer sum mier aangestipt, waarin bovendien de verschijning wordt aangekondigd van een speciaal landaanwinningsnummer. Ook ligt het in de bedoeling om een volgende jaargang met een nieuwe omslag te tooien, te vervaardigen door de graficus Dirk van Gelder uit Vee- re, en dat zal gezien ook de ietwat „magere" aanblik van de voorpagina van dit nummer, er zeker toe bijdra gen om het „Zeeuws Tijdschrift", dat onmiskenbaar een nieuwe koers vaart, nog aantrekkelijker te maken! Bach wedstrijd voor orgel in Gent Van 24 tot 27 Augustus zal irf de St. Baafs-kathedraal te Gent voor orga nisten beneden de leeftijd van 36 jaar een Bachwedstrijd voor orgel worden gehouden, waaraan vier prij zen zijn verbonden. Een le prijs van 10.000 frs., een contract voor 5 or gelrecitals en een concert met het symphonieorkest van de Belgische radio-omroep; 2e prgs: 5000 frs. plus een contract voor 3 orgelrecitals; 3e prijs: 3000frs. en een contract voor 1 orgelrecital en de 4e prijs: 1000 frs. kloosteropnamen in West-Duitsland, voortreffelijke décors en goede figu ratie een bijzonder boeiende film! Zwart-wit Een enkele maal vraagt men zich af of de zwart-wit-tekemng in som mige scènes niet tè sterk is doorge voerd, met name waar het de figuren van de monnik Tetzel (Alexander Gauge) en Paus Leo X (Philip Lea ver) betreft; rollen welke overigens bekwaam vertolkt worden, evenals die van Philippus Melanchton (Guy Verney). Op deze vraag dient even wel een historicus te antwoorden, in dien beantwoording mogelijk is. Goede typeringen ziet men verder vooral van John Ruddock als de prior Johann von Staupitz, David Home als de Keurvorst en van Egon Strohm als kardinaal Alexander. Het minst geslaagd is wel de Keizer Karei V zoals Hans Lefebre die in deze film' gestalte geeft, maar dat is dan ook vrgwei het enige zwakke punt in dit werk?6113 uit2onderlÖk sterke film.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1955 | | pagina 5