Meningen over het werk van Edinga sterk verdeeld Duitser Mare: de Mozart der moderne schilderkunst Toneelcoördinatie komt op spreidingsplan terug ZATERDAG 26 FEBRUARI 1955 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT Echt of pretentieuze namaak? Hij schreef een roman „Adieu, Pandora" TOEN HANS EDINGA een paar jaar geleden debuteerde met de bundel gedichten „De vrouw van de herfst" spraken we er hier onze verwondering over uit, dat een jury, die toch heus niet uit kleine kinderen of onmondigen bestond, dat boekje, tegelijk met een zeer goede bundel van Ed. Hoornik, met een reisbeurs had willen belonen. Was die jury misleid, geforceerd? Want het was (en is) in onze ogen niet alleen poëtisch volkomen waarde loze verzenbakkerij, het was erger, nl. vals, uiterst handige, bedriegelyke namaakkunst, die, vooral door de loftuigingen van bekende persoonlijkhe den een argeloos publiek op een dwaalspoor kon brengen. De critici bleken na publicatie van het boekje in twee kampen verdeeld: voor en tegen, d.w.z. de pro's, Hendrik de Vries voorop, gaven Edinga op slag een belangrijke plaats jn het pantheon der grote dichters van deze tyd, en de contra's staken niet onder stoelen of banken dat ze Edinga's werk „niets" vonden. Het vreemde is, dat dit bij zijn twee de dichtbundel, „De Wintertuin" zo gebleven is. Fel pro, fel contra. De uitgever, die daar gebruik van maakt, geeft Edinga's boeken op de omslag zowel van dit voor als tegen fraaie staaltjes mee, met zakelijk- heidshalve natuurlijk de doorslag naar de pro-kant. Over een paar jaar wordt het „geval-Edinga" nog wel eens een aardige waardemeter voor de oordelingsbevoegdheid van onze critici. Overigens valt er o.i. van „De Wintertuin" ook niet te veel goeds te zeggen, behalve dan. dat de lectuur ons hier en daar hartelijk heeft doen lachen, wat beslist niet de bedoeling van de schrijver is geweest. Een vers Letterkundige kroniek door HANS WARREN als „Comedie", dat we wel in zijn ge heel zouden willen citeren, maar het is te lang; een aanhef als van het pompeuze „Alexander" („Hella, die nimmer te voren een man had geduld aan haar lichaamwerken on weerstaanbaar op onze lachtspieren, en we hebben, de fraaie klassieke maatgang scanderend, menige bezoe ker met voordracht er van vermaakt. Hetgeen stellig niet „le bon usage d'Edinga" zal zijn. Het zou niet de moeite waard zijn, zoveel papier over „De wintertuin" zwart te maken, ware het niet dat zoals gezegd (althans in het oog van de „contra's" waartoe we ons voor 100% rekenen), het gevaar be stond dat menig lezer, misleid door de lofprijzingen, deze wan-poëzie voor echte kunst aan zou gaan zien. Tot slot is het de taak van een eerlijk cri ticus om op het zijns inziens goe de dan wel slechte, mislukte of ver werpelijke in een werk te wijzen. He laas komt hij in een dagbladartikel meestal plaats tekort om het waaróm duidelijk uiteen te zetten dat vergt een essay. Edinga's poëzie is te ver gelijken met de kitsch-producten waarvan menige meubelzaak (o.a.) zulke fraaie staaltjes te zien geeft: de ergste lorren, maar ook erg duur. Een glans van echt, van lijn, van weelde. Als voorbeeld nemen we het eerste beste dat niet te lang is, en dat ook werkelijk niet het slechtste is. Aan U om de pretentie (vanaf de Engelse ti tel) de erbarmelijke gemeenplaatsen, de ongelukkige beeldspraak te ont dekken (mogelijk bent U een pro en we willen geen invloed uitoefe nen!) „DARKNESS AT NOON" Toen kwam hij lunchen en zij in de hal hem tegemoettrad, zoch zij één moment fel zyn gezicht af tijdens de begroeting: zij had hem in de nacht zo goed gekend, dat zij zich afvroeg of hij bijgeval nu óók iets voelde van die droomontmoeting. Zij zag het al: vandaag geen wonder Vermoeid opeens, ging zij hem voor. „Wat wilt U Vermouth-gin, of liever zonder? Ik heb ook Sherry...? Machteloos verloor zfl uit haar bloed de droom en het verlangen en voor haar ogen werd hij weer eén vreemde: zijn kussen stierven op haar koude wangen, Zij zag zijn pak, maar niet zyn lenig lijf. Zij veinsde aandacht voor zijn grootbedrijf, maar met een glimlach, die naar zelfspot zweemde. Nu deed Edinga's poëzie vermoe den, dat hij wellicht beter zou slagen als novellist of als romancier: veelal leken zyn gedichten op berijmde ver haaltjes. Hy" heeft thans een roman geschreven, een vrij omvangrijke zelfs „Adieu, Pandora" geheten een werk dat we uiteraard met reserve begonnen te lezen. Hoewel we niet kunnen beweren dat de lectuur ervan ons verveeld heeft integendeel, het is een nogal boeiend boek wat de intrigue betreft is onze opinie over Edinga's talent er toch niet veel gun stiger door geworden. Want ook deze roman is van het begin tot het eind pretentieuze schijnkunst, handig, knap, maar in feite volkomen waar deloos. Miste het werk juist die pretenties, was het argeloze ontspanningslec tuur, „leesvoer", dan zou men er vre de mee kunnen nemen, zelfs clement zyn in zijn oordeel. Want dan legt men andere normen aan. Maar dat is dit werk niet. Het dient zich aan als serieuze literatuur. En daarvoor mist het de meest essentiële bestanddelen, als o.a. waarachtige eenvoud, per soonlijke inzet, noodzakelijkheid en stof. Onder dat laatste begrip ver staan we dan: het nieuwe dat de schrijver ons te zeggen heeft, of de nieuwe wijze waarop hij ons het oude brengt. Welnu: allereerst mist Edin ga's schrijftrant en denkwijze een voud. Alles is even geaffecteerd, alles getuigt van „air". Van persoonlijke persoonlijke inzet is nergens iets te merken, men krijgt eerder de indruk dat de schrijver angstvallig verzwijgt wét hij eventueel had kunnen zeggen, en hij heeft ons verder dan ook eigenlijk niets nieuws te vertellen. Wat hij vertelt, doet hij op een uiterst conventionele, overjarige manier. DE „RAMPENVOLLE" De intrigue is te ingewikkeld, dan dat we hem in een paar woorden duidelijk uiteen kunnen zetten; 't boek laat zich het best omschrijven als een zeer ingewikkelde familieroman met als hoofdpersoon een alt-zangeres, Grada Gelton geheten, die wereldberoemd wordt, maar een bijzonder ongelukkig NOG EENS DIE KROKODIL Dezelfde oude krokodil Had angsten om zijn vrije wil. Hij zei: Sint Thomas van Aquyn", Die heeft gezegd: hij moét er zijn! Sint Thomas zegt alleen wat waar is, Hy hóórt dus tot mijn inventaris. Ik heb het ding ook wel bezeten, Maar wéér heb ik hem nu vergeten Toch, hoe hij zoekt, van hoek tot hoek, Zfln vrije wil blijft lelijk zoek. Hij vraagt het nijlpaard, de giraf, Maar niemand weet er iets van af. Hij vraagt het aapje, of misschien Maar die heeft 'em ook niet gezien. En zelfs de wijze maraboet Heeft hem, tot dusver, niet ontmoet. En hoe hij zoekt, van end tot end, Zij vrije wil blijft maar absent Dat heeft hem zéér geënerveerd En bijna was hy getroubleerd, Maar plots, wie duikt daar naast hem op Zijn eega, en zegt: ho, stop! Ik snap niet, waar jy zo om grient, Je vrije wil ben ik, mijn vriend! Ik zou dus maar niet langer zeuren, Want wat ik wil, dat moet gebeuren. En hiermee was de kwestie klaar. 't Was bovendien volkomen waar. Hy leeft nu weer gezond en blij, Zijn vrye wil zwemt aan zijn zij. En de moraal is evident: Zonder Mevrouw géén happy end! Joringel leven heeft en, dicht bij het hoogte punt van haar roem, aan kanker sterft. Ook de mensen waarmee zij in aanraking komt en die haar liefheb ben of die zij lief heeft, en dat zijn er nog al wat, zijn niet gelukkig te noe men. Zij is als een Pandora: de albe- giftigde en tevens de „rampenvolle". De rampen worden dan ook met milde hand rondgestrooid in dit boek, door de auteur wel te verstaan, want Pan dora's doos krijgen we niet te zien. Grada's eerste man en haar enige zoon, beiden ambitieuze maar onvol doend begaafde pianisten, worden de dood ingedreven niet rechtstreeks door héar evenwel, meer door een dia bolische verwant van de „Ik", de ver teller van het boek. Die „ik" een raad selachtige dorpsdominee, tevens jeugdvriend, vertrouwde en tweede echtgenoot van de wereldberoemde Grada. Het zou werkelijk te ver voe ren, alle catastrofen in het werk te vermelden ze doen er weinig toe. Juist aan het slot ziet de schrijver nog kans Grada posthuum acht slachtoffers te laten maken onder de nog levende hoofdfiguren uit de ro man. en wel door ze tè laten verdrin ken omdat ze, juist op 31 Januari '53 naar Zeeland gekomen waren om aanwezig te zijn bij de onthulling van een gedenksteen in Grada's sterfhuis. Er blijft dan niet veel meer over de schrijver van het boek, de „ik" be hoort namelijk ook tot de omgekome nen. Vanzelfsprekend had de schrijver het volste recht, dit motief te gebrui ken maar aan het eind van een boek van dit gehalte deed het ons pijnlijk aan. als een wanklank te meer. Uitgaven van A. 's-Gravenhage. A. M. Stols, Regionaal toneel moet vacuum vullen Gezondheid van spelers in gevaar Naar aanleiding van de opmerking in het jaarverslag over het seizoen 1953-1954 van de stichting „Toneel- coördinatie", dat slechts een drasti sche vermindering van het aantal voorstellingen verbetering zou kun nen brengen in de te vermoeiende werkwijze der toneelspelers, werd vernomen, dat de directies der gezel schappen de afgelopen jaren naar aanleiding van de toenemende vraag naar toneel alom in den lande, het aantal voorstellingen, waarvoor vaak over grote afstanden moet worden gereisd, zeer sterk hebben op gevoerd. Het is gebleken, dat dit in zeer vele gevallen is geschied ten koste van de toneelspelers. De directies zijn dan ook van mening, dat het huidige speelplan niet langer verantwoord is en zien zich tot him leedwezen ge dwongen enigermate terug te komen op de met energie ten uitvoer gelegde toneelspreiding. Het bureau deelde mede, dat het in dit verband in het voornemen ligt, dat de Nederlandse Comedie, en de Haagsche Comedie alsmede in beperkte mate het Rotter dams Toneel, het volgend jaar teza men 180 voorstellingen buiten hun standplaats minder zullen geven. Dit is ongeveer 10 procent van het aantal voorstellingen, dat de gecoördineerde toneelgezelschappen in het totaal bui ten hun plaats van vestiging geven. Bij de keuze van dé gemeenten, die niet meer zullen worden „bediend", heeft men zich in de eerste plaats la ten leiden door de toestand, waarin de schouwburg ter plaatse verkeert. Een geheel definitieve beslissing in deze materie zal overigens eerst genomen kunnen worden, nadat de subsidiëren de overheden zich bereid hebben ver klaard voor dit doel de subsidies voor het volgende seizoen te verhogen. Bij het opmaken van dit plan is men er van uitgegaan, dat het regio nale toneel in belangrijke mate de nog steeds toenemende behoefte aan to neel in de meer excentrisch gelegen gewesten zal moeten helpen dekken, nu de in het Westen gevestigde to neelgroepen aan hun maximum capa citeit zijn gekomen en deze in het af gelopen en het lopende seizoen zelfs duidelijk hebben overschreden. Zo is met name rekening gehouden met de mogelijkheid voor de toneelgroep Theater om een aantal voorstellingen in het Oosten op te vangen en was en wordt nog steeds in deze ge- dachtengang een belangrijke plaats toegekend aan een regionaal Bra bants toneel. Tenslotte zullen ook de toneelverenigingen en de toneelgroep „Puck" trachten om voor zover zij hiertoe naast hun oorspronkelijke taak gelegenheid hebben wegge vallen speelbeurten over te nemen. De toneelcoürdinatie verheeit niet dat hier een terugggang dreigt in de cultuurspreiding. Men mag evenwel zijn ogen niet sluiten voor ae vele te kenen, die er op wijzen, dat wat in ons land veelal van de toneelspelers wordt gevergd, physiek en psychisch te zwaar is. Zou men nalaten een maatregel als de hierboven geschetste te nemen, dan zou dit het toneel zelve in groot gevaar brengen. EEN SONATE voor de linkerhand, geschreven door de componist bcria- binezal Woensdag 2 Maart a.s. wor den uitgevoerd door Gerard Henge- veld in de Vara-uitzending „Piano- palet", Het bl\jft overigens niet bij de ze linkerhand, want voorts zullen vjorden uitgevoerd een werkje voor twee handen door Ger van Leeuwen één voor vier handen door André de Raaff en Jacqties Schutte en tenslotte een sonate voor acht handen van Smetana door Gerard Hengevéld Rutger Schouten, André de Raaff en Jacques Schutte. Een volhandig pro gramma ER ZIJN 21 COMPOSITIES inge komen voor de door de Kon. Bond van Chr. Zang- en Oratoriumverenigingen uitgeschreven prijsvraag voor werken voor gemeng- en mannenkoor. De jury, bestaande uit Sem Dres den, dr, Anton van der Horst en Geor ge Stam, heeft twee derde prijzen toe gekend, resp. aan de heren J. R. van der Glas te Zeist en Miél Cambre te Antwerpen. Frans Mare; „Ree in het bos", waar in reeds duidelijk zyn gevoel voor be weging en rhythme zichtbaar is. Tentoonstelling in Amsterdam Kleur en vorm als symbolen (Van onze redacteur beeldende kunsten) „De Mozart van de moderne schilderkunst" heeft men de Duitse expres sionistische schilder Franz Mare wel genoemd. Overeenkomst met de grote Salzburger is er in ieder geval al uiterlijk: geen van beiden zijn ze oud ge worden; van beiden kan men zich vruchteloos afvragen, tot welke hoogten ze nog zouden zijn gestegen, wanneer de dood niet hun aardse activiteit had afgesloten. Desondanks was beider invloed op de kunst die na hen kwam zeer groot. Dat geldt voor Mozart dat geldt zeker voor Mare. Want hij is ontegenzeggelijk een der grootste figuren der moderne kunst. Zijn werk is in bepaalde opzichten baanbrekend geweest. Volslagen nieuw was het niet de samenhang met de Franse kunst dier dagen is onmoge lijk te ontkennen maar het verrassende er in schuilt in de consequentie, waarmee nieuwe inzichten worden doordacht en in vorm en kleur worden uitgedrukt, en in de moed, waarmee eigen middelen steeds opnieuw op hun wezenlijke waarde worden getoetst. Het begon allemaal zo gewoon bij Franz Mare. Toen hij in het begin de zer eeuw zijn eerste doeken liet zien, bleken zij te zijn geschilderd in een impressionistische trant, met fijne toets gedaan en met een vleugje Van Gogh in de kleur. Hij had een voor liefde, die hij zijn hele verdere leven trouw is gebleven: het dier in zyn na tuurlijke omgeving. Dat wil niet zeg gen, dat hij een dierschilder was. Het ging hem namelijk hoe langer hoe minder om het toevallige beest in het even toevallige bos, maar om het symbool „dier", dat dé uitdrukking van zijn levensgevoel kon zyn. Zijn levensdoel: een pantheïstisch ervaren van het eeuwige rhythme der natuur, een geloof in de innerlijke eerlijkheid van het dierlijke leven, een sterk be sef van verbondenheid met al het le vende. Toen dit hem eenmaal duidelijk was geworden, was de gegeven vorm van geen enkel belang meer voor hem. De in hoofdzaken samengevatte dier-fi- guur werd onderdeel van een gesloten compositie, waarvan een gespannen rhythme. een klare, sterke kleur en een mooie, vloeiende lijnvoering de voornaamste kenmerken waren. Dan komt in 1910 de kennismaking met Augus Macke en via deze het contact met de Franse kunst, met name met het werk van Delauney, wiens kubisme hierop was gebaseerd, dat het gegeven werd opgelost in in elkaar doordringende kleurvlakken. Maar tegelijkertijd ontmoet hij in ei gen omgeving kunstenaars, die een soortgelijke weg zijn gegaan als hij en die tot eendere conclusies zijn geko men. Zij leren hem de innerlyke waar de van zijn ontdekkingen inzien, met name de eigen symbolische waarde van de kleur los van alle uiterlijke toevalligheden. Nog slechts één sprong bleef hem over: via het kubisme met zyn steeds sterkere rhythmiek van kleur en lijn naar de volslagen abstractie, waarin hij zijn beste werk schiep. En dan komt het einde. De oorlog van 1914 breekt uit en maakt eerst aan de ar tistieke activiteit en daarna ook aan het leven van deze kunstenaar een eind. Op 6 Maart 1916 sneuvelt hij bij Verdun, 36 jaar oud. SCHILDERKUNSTIG RHYTHME Fran Marc is een zoeker geweest naar de werkelijkheid der dingen hetgeen iets anders is dan de uiterlijk waarneembare vorm. Hij zegt het in zyn brieven bij herhaling: „Wij zoe ken thans onder de sluier van de schijn verborgen dingen in de natuur, die ons belangrijker lijken dan de ont dekkingen der impressionisten. Wij zoeken en schildpren de innerlijke, geestelijke kant van de natuur, niet omdat wij meer zin of plezier hebben in iets anders, maar omdat wij die kant zien zoals men vroeger opeens paarse schaduwen en de atmosfeer boven de dingen „zag"Men hecht niet meer aan het beeld van de na tuur, maar verbreekt het, om de machtige wetten te tonen, die achter de schone schijn liggen". Het is geen wonder, dat bü zulk een uitgangspunt de uiterlijkheden als kleur en vorm er niet meer toe doen dat hij de vormen en de kleuren gebruikt, die zyn innerlijk beeld van de we elijkheid het De oliemolen te Roordahuizum in Friesland herrees aan een kmitscl- bank. Twee jaar geleden sloot de heer J. Postma zijn loopbaan als kleermaker af. Hij was toen zeventig jaar. Twee jaren woont de heer Postma nu al in het Stadsverzorgingshuis en dat bete kent een zee van vrije tijd voor hem. Maar het huis aan de Haniasteeg heeft een mooie grote zolder en een goed ingerichte timmerhoek, terwijl Postma een paar handen tot zijn be- schikking heeft, die aan fijn werk zijn gewend. Postma ia gaan knutse len en hij heeft heel wat uren op zol der doorgebracht om deze grote olie molen te bouwen. Zijn vader was timmerknechtbij de eigenaar van de mooie, nu al lang verdwenen oliemolen in Roordahuizen, en na tuurlijk scharrelde de heer Postma als jongen altijd in de buurt van deze molen. Zodoende wist hij nu nog pre cies hoe deze er uitzag en hij bouw de hem tot in de finesses na. Het werd een prachtig werkstuk dat al heel wat bewonderende bezoekers heeft getrokken. Alles aan het model kan, net als in de werkelijkheid, be wegen. De heer Postma heeft er een half jaar aan gewerkt. Foto: de heer J. Postma bij de door hem vervaar digde molen ,jBONJOUR TRISTESSE", de ro man van de jeugdige Parijse schrijf ster Franqoise Sagan heeft thans bij na een oplage van 300.000 exempla ren bereikt, hetgeen Franqoise met wélgevallen beschouwt. In een fraaie auto, die zij zich heeft aangeschaft, kan men haar van tijd tot tijd door Parijs zien rijden en wellicht ligt er voor de succesvolle schrijfster nog wel een fraaiere auto in het verschiet. Haar boek zal namelijk binnenkort verfilmd worden en op het ogenblik wordt het reeds voor het toneel be werkt! Edwige Feuillère zal een van de hoofdrollen spélen. best uitdrukken. Zijn innerlijk beeld: dat is niet langer een dra vend bruin paard in een groene weide, maar. in een blauw beest in rode omgeving uitgedrukt, de fiere vreugde van het beest aan het draven zelf, om een van zijn monumentaalste doeken te „cite ren". Het meest echter gebruikt hij een diep stralend rood tegen een zeer hel der licht groen. Dat geeft zijn laatste werken met name een rijke klank, als van een gebrandschilderd raam uit een oude kathedraal. Maar daar doordringen elkaar de vormen en kleurvlakken der afgebeelde dingen zodanig, dat er geen afzonderlijke ele menten meer overblijven, alleen maar een schilderkunstig rhythme. dat al le delen van het doek ih gelijke mate doortrilt. „NICHT ERWUNSCHT" Mare heeft gehoord tot de „ontaar de kunstenaars". Zijn werk was onder de grote kunstkenner en architect Adolf Hitler „nicht erwünscht". Een deel dook onder zeer veel is naar Ame rika verkocht veel ook is bij bom bardementen verwoest. Daarom is het een reden tot grote blijdschap, dat het Stedelijk Museum te Amsterdam samen met het Paleis voor Schone Kunsten te Brussel een expositie heeft kunnen organiseren, welke een afgerond overzicht van Marc's ont wikkeling geeft. Amsterdam, dat haar tot 7 Maart herbergt, heeft in dit opzicht zelfs als men Duitsland niet meerekent een Westeuropese primeur. Het belangrijke van dit werk is na tuurlijk in de eerste plaats zijn eigen kwaliteit, die zeer hoog ligt. Maar ook wordt nu, als men dit overzicht heeft gezien, wel duidelijk, dat Mare inderdaad de grondlegger is geweest van de hedendaagse kunstvormen. Zyn klankrijke abstracties zijn waar lijk baanbrekend, al mag men, wan neer men dit vaststelt, nimmer ver geten, dat hij vrienden en medestan ders heeft gehad als Paul Klee en Wassily Kandinsky wier oeuvre van nauwelijks minder grote waarde is. Maar tegelijkertijd wordt duidelijk, dat een kunstenaar, hoe hy ook schil dert, pas waarlijk groot is, wanneer achter zijn technisch volmaakte werk een persoonlijkheid staat welker in nerlijke rijkdom tot scheppen dringt. De vorm waarin is dan van tweede orde. De innerlyke noodzaak staat op het eerste plan. Zij is voelbaar uit al het werk van Mare, ook daar. waar het soms een wat minder vol- "Irag- n, een wat bonte indruk maakt.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1955 | | pagina 7