In ons land komt het korte
verhaal steeds meer in trek
„Rekenschap": overheid geeft
opening van zaken
The Saint of Bleeckerstreet"
nieuwe opera van Menotti
Nieuwe Psalmberijming,
een nationaal geestesgoed
ZATERDAG 29 JANUARI 1955
PROVIN 01 ALE ZEEUWSE COURANT
GEEN STIEFKIND MEER
Boekje van drie uitstekende vrouwelijke
auteurs
HET VERHEUGEND VERSCHIJNSEL dat er in de laatste jaren ook in
ons land meer schryvers de kunst van de novelle, het korte verhaal, beoefe
nen, lijkt ons niet enkel voort te komen uit 't feit dat de papierprys (en dus
de productie-kosten van het dikke boek) zo hoog geworden zijn, en ook
niet enkel door de propaganda voor novellen. De belangrijkste factor, de
meest voor de hand liggende ook, lijkt ons dat er doodgewoon meer vraag
naar het korte verhaal is ontstaan, en wel onder de lezers, niet omdat een
dikke roman onherroepelijk te duur zou zijn, maar omdat het moderne le
venstempo er schuld aan heeft dat we niet meer zoveel tyd beschikbaar wil
len stellen voor het lezen van boeken. Er zijn méér genoegens die we ons
als moderne mensen niet willen ontzeggen. Daarom hebben we, over het al
gemeen, weinig op met „turven" en grijpen we liever naar een boek dat zich
in één, hoogstens twee zittingen uit laat lezen; de korte roman en het ver
haal, de novelle, die bovendien het voordeel hebben, vaak „directer" van ont
wikkeling te zijn dan de langademige roman. De moderne lezer houdt niet
meer zo van om- en beschrijvingen: film en televisie hebben ons geleerd di
rect te zien en te beleven.
Hoe dan ook, was de novelle vroe
ger een beetje stiefkind in de Neder
landse letteren, thans zijn er verhalen
te kust en te keur, van de beste kwa
liteit vaak.Vandaag hebben we er een
paar van vrouwelijke auteurs uitge
kozen, een andere keer komen een
paar mannelijke novellisten aan de
beurt. Toevallig zijn het alle drie
schrijfsters die niet meer zo erg jong
zijn waaronder één debutante, die
echter met een verrassend rijp werk
je voor de dag is gekomen.
Til Brugman en Maria Dermoüt
werden beiden in 1888 geboren; van
Marie-Sophie Nathusius weten we
niets af, maar een jong meisje is deze
Letterkundige kroniek
door HANS WARREN
schrijfster toch niet meer, tenzij wij
ons sterk vergissen.
Van Til Brugman, voor wier grote
roman „Spanningen" we destijds met
nadruk uw aandacht vroegen, ver
scheen het verhaal „Kinderhand".
Met liefde en deernis tekent zij daar
in het beeld van twee oude mensen,
zuster en broer, wereldvreemde we
zens, volkomen ongeschikt voor het
leven. Vooral de broer, om wie het in
hoofdzaak gaat, is een echte sukkel.
Na de dood van hun ouders wonen
deze Agnes en Jan Heuvel samen' aan
de Nieuwendijk in Amsterdam. Ze zijn
volkomen weerloos,, staan volkomen
buiten de tijd waarin zij leven. Zij
hebben een klein beetje geld geërfd,
en practischer aangelegde verwanten
trachten nog wel eens, de sukkelige
broer en de dove zuster met raad en
daad bij te staan, vooral door Jan. die
handelsreiziger is, maar totaal ner
gens voor deugt, de hand boven het
hoofd te houden. Resultaat hebben
hun bemoeiingen overigens niet. Mi
nutieus heetf Til Brugman de stille
wereldvreemde gewoonten van die
zonderlinge dutsen getekend, niet zon
der humor, maar ook wel wat beklem
mend toch.
De enige troost in Jan Heuvels
leven zijn de kinderen van zijn
broer. Met hen is hij gelukkig; zij
eisen niets van hem, verachten
hem niet, zij dromen met hem, hij
kan zichzelf zijn by en met hen.
Zyn laatste baantje als vertegen
woordiger van een parfumerie
raakt ten einde wanneer hij in een
onbewaakt ogenblik zijn hele mon
stercollectie flesjes aan de kinde
ren uitdeelt en over hen uitgiet.
Weldra raakt Jan nog verder de
kluts kwijt, en wordt hy gevaar
lijk voor zichzelf. Hy komt in een
gesticht, waar hy zo veel kan fan
taseren als hij wil over zijn verte
genwoordiging in schrijfbehoeften
en tenslotte in luchtkastelen. Hij
is een zachtmoedig patiënt. Zyn
steeds grotere verdwazing, het
ene bezoek van zijn zuster Agnes
(die weldra sterft)de gesprekken
tussen de geesteszieken onderling,
het is alles psychologisch knap
uitgewerkt. Tenslotte bezoekt het
neefje, waarop hy het meest ge
steld was geweest thans reeds
een jongeman zijn oude oom.
Thuisgekomen zegt hij tot zijn
moeder „Ome Jan is zo gek nog
niet. Ik vind ons soms veel grote
re dwazen." Een wat goedkoop
einde van een overigens sfeerrijk
verhaal.
DE PARTNER.
Belangrijker dan „Kinderhand" is
het merkwaardige debuut van Marie-
Sophie Nathusius, „De Partner". Hier
is een veertigjarige vrouw aan het
woord met een navrant stuk sober
vertelde levensgeschiedenis dat zo'n
echte, noodzakelijke toon heeft, dat
men haast zou vermoeden dat er een
brok autobiografie in schuilt. Zo niet,
mocht dit verhaal geheel fictie zijn,
dan pleit het te meer voor het authen
tieke talent van de schrijfster.
Tonny, de „ik" uit het verhaal, was
zeven jaar gèleden nog variété-dan
seres, samen met Jacques Hermés.
Stellig geen eerste-klas artiste, dat
wist ze zelf. en toen een vriend haar
de mogelijkheid bood, gemakkelijker
te leven, gaf zij het dansen op. Het
verhaal begint, wanneer zij na zeven
jaar de oude partner plotseling weer
ontmoeto in een café. Deze Jacques,
thans ook over zijn hoogtepunt heen,
is in moeilijkheden geraakt doordat
het danseresje waarmee hij nu werkt,
ernstig ziek is. Tonny laat alles in de
steek, vergeet alles om zich heen, en
laat zich overhalen, eerst om mee te
gaan naar Jacques' huis om de zieke
te verplegen, en later, als het jonge
meisje sterft, zelfs om weer op te tre
den, al weet ze dat ze te oud is, na
de eerste oefening al. In een roes be
leeft ze weer, zeer korte tijd. het oude
variété en tournéeleven in allerlei
steden en gelegenheden. Ze leeft in
een illusie van jeugd .Tenues
maakt dat ze nooit meer in een spie
gel kijken kan maar zy is inder
daad te oud, en tenslotte waarschuwt
haar lichaam haar tijdens een voor
stelling: zij kan niet meer. Zij valt
terug, in bitterder eenzaamheid dan
voorheen, omdat de partner thans
méér voor haar betekende dan vroe
ger.
Het is ondoenlyk, in kort bestek een
indruk te geven van de kwaliteiten
waardoor Marie-Sophie Nathusius'
verteltrant uitmunt. Vermijding van
valse sentimenten en van vulgaritei
ten, uitstekende sfeer van het variété-
en dansleven, fyne karaktertekening
van een vrouw. Ook van dit opval
lende verhaal is de laatste alinea
echter niet de sterkste.
MARIA DERMOÜT.
Der traditie-lest-best-getrouw be
waarden we het boekje met de aan
trekkelijke exotische titel „Spel van
Tifa-gongs" van Maria Dermoüt voor
hét slot. Het bevat drie korte verha
len die in de Molukken spelen, twee
in lang vervlogen tijden, één m het
heden. Als vierde stuk is een verta
ling van het „Lied van Patinama de
Dode" opgenomen.
Deze verhalen zyn uniek in onze
letteren; ze zijn hoogstens in de verte
verwant aan oude Indonesische volks-
en heldenverhalen. Ze zijn van een
fijnheid, een rijpheid, een kleurigheid,
en vol van 'n gracieuze magische beto
vering die de lezer volkomen in de
ban slaan. Dit is vertellen bij de gra
tie Gods; sober, zeer verheven en toch
met de trilling" van een grote, leven
de, maar ingehouden ontroering op
de achtergrond, wat de lezer soms
een brok in de keel brengt. Hoewel we
nauwelijks een voorkeur hebben, is
het laatste verhaal, „Het kanon" ons
wellicht het liefst.
Het gegeven is de eenvoud zelf:
Een Hollands officier met grote
kennis van en liefde voor het In
donesische alnd en volk, bezoekt
voor hij met pensioen gaat, in de
Molukken het eiland Sial, waar hy
nooit tevoren was geweest. Hij
ontmoet daar een Cerammer die op
zijn beurt Sial nimmer verlaten
heeft. Toch kennen de beide niet
meer jonge mannen elkaar. De
Cerammer brengt de officier door
het oerwoud heen naar een oud
kanon in een vervallen Hollands
fort uit de compagniestiid.
Dit gespannen moment, hoog in de
wildernis, als de mannen elkaar her
kennen op een haast bovennatuurlijke
wyze over de tijd heen, weet de
schrijfster op zo'n intense wyze op te
roepen dat de lezer het, evenals de
beide mannen haast niet uithoudt. De
officier zoekt, koppig, aards: „waar
wanneer heb ik je gezien?" De Ce
rammer is er dichter bij, even stame
lend: „hier dit u, mynheer, en
ik" maar de betovering is voorbij,
er rest slechts de terugkeer, het spel
letje van bedenken en het afscheid
voor altyd. „Het kanon" is een van
de fascinerendste verhalen uit de hele
moderne Nederlandse literatuur, en
we bevelen dit exquise boekje van
Maria Dermoüt dan ook met grote
warmte aan!
Til Brugman: Kinderhand. De Beuk,
Amsterdam.
Marie-Sophie Nathusius: De Partner,
Arbeiderspers, Amsterdam.
Maria Dermoüt: Spel van Tifa-gongs,
Querido, Amsterdam.
5?
lialiaan werd Amerikaan in opvatting
en expressie
De New Yorkse artistemvijk, „Greenwich Village", waarvan de bevol
king voor een groot deel uit Amerikanen van Italiaanse afkomst bestaat,
is het milieu, waarin zich de nieuwste opera van Gian Carlo Menotti
„The Saint of Bleecker Street" afspeelt. De thans 44-jarige Italiaanse
componist, die evenmin als Toscanini de Amerikaanse nationaliteit heeft
aangenomen, omdat hij in Italië's moeilijke jaren de band met zijn landge
noten die op de bres staan voor de democratie, niet wil verzwakken, heeft
met „The Saint" een opera geschapen, die „Porgy and Bess", de Ameri
kaanse volksopera bij uitstek, naar de kroon steekt, Menotti is ongetwijfeld
een van de belangrijkste opera-componisten van onze tijd en hy is niet al
leen toondichter: voor „The Saint" heeft hij een uitstekend, logisch libret
to geschreven en hij heeft de opera, die allerwegen een ovationele ont
vangst ten deel viel, zelf geregiseerd.
In deze opera, die overvloeit van
felle bewogenheid en de hoorder tot
het eind in spanning houdt, komen
enkele prachtige, romantische aria's
en koren van grote geestelijke kracht
voor. In vergelyking met zijn vooraf
gaand oeuvre „The Consul", „The
Medium", „Amalia Goes to the Ball",
,The Old Maid and The Thief',, „The
MOMENTOPNAME VAN SCHILDERKUNST
Moderne Nederlandse kunst in het
Prinsenhof te Delft
„Rekenschap" heeft men de tentoonstelling genoemd, die op het ogenblik
(tot 7 Februari a.s.) in de ascetische ruimten van het Prinsenhof te Delft
vult. Het is een wonderlijk samentreffen: moderne Nederlandse beeldende
kunst in een gebouw, waarin men met enige fantasie nog de vrome zusters
uit de middeleeuwen zou kunnen zien rondschrijden, verzonken in gebed of
in de uitvoering der vrijwillig aanvaarde zware plichten. De zusters gingen,
maakten plaats voor het hofleven van prins Willem de Zwyger en dit op zijn
beurt verdween naar Den Haag, het Prinsenhof overlatend aan het vervaL
Een restauratie stuitte dit. Het gebouw werd museum nog wel een met
'n zeer goede naam en zo is althans het feit van deze expositie ten dele
verklaard. Maar de reden? En de programmatische titel?
Want de titel houdt een beginsel in. Zy belichaamt de pretentie, dat men
op deze wijze verantwoording af wil leggen. Hier namelijk geeft de overheid
de belastingbetaler rekenschap van negen jaren cultureel beleid. Zij laat
zien op welke wyze zy heeft geleefd naar de beginselen, die zy in dit opzicht
steeds bewuster tot richtsnoer heeft genomen.
Na de oorlog namelijk heeft het
Rijk op veel grotere schaal dan daar
voor geld beschikbaar gesteld voor de
aankoop van werken van hedendaagse
Nederlandse beeldende kunstenaars.
Tweeërlei zat daarbij voor: aanvan
kelijk slechts liet verlenen van con
crete opdrachten, later ook het vor
men van een representatieve collectie
'hedendaagse kunst, welke hier en el
ders zou kunnen worden getoond en
verder zou kunnen dienen voor de
aankleding van openbare gebouwen
èn het stimuleren van. de ontwikke
ling van talentvolle jonge kunste
naars. De consequentie hiervan is
geweest, dat in 1952 twee aankoop-
commissies tot stand kwamen in
plaats van de voordien bestaande ene.
Een groep van vijf museumdirecteu
ren belastte zich voorts met de uit
breiding van de representatieve col
lectie en de verlening van opdrachten
alles onder uiteindelijke verant
woordelijkheid en goedkeuring van
het ministerie van Onderwijs, Kun-
Uiteenzetting van
Prof Miskotte
Dezer dagen sprak op de maand
vergadering van de Maatschappij
voor Letterkunde prof. dr. K. H. Mis
kotte. Het onderwerp was: „Indruk
ken van de Nieuwe Psalmberijming".
Spreker, voorzitter zowel van de
commissie van de Raad voor de Ere
dienst als van 't Werkcomité, waar
in hebraïci, letterkundigen, theologen,
dichters, musicologen sinds vele jaren
samenwerken, achtte, nu het werk
zyn einde nadert, de tijd gekomen om
ook aan letterkundigen enige resul
taten voor te leggen, omdat hij over
tuigd is, dat een nieuwe psalmbery
ming, al gaat zy allereerst de ge
meente aan, toch een nationaal gees
tesgoed vertegenwoordigt, waarvan
velen, al is het niet, op de fijze van
de gemeente, deel hebben.
Spreker stond uitvoerig stil bij de
positieve en negatieve zijden van de
bindingen, waaraan de dichters vol
gens de opdracht der Synode gebon
den waren. 1) De oude melodieën in
hun onuitputtelijke, zowé. aristocra
tische als volkse, rijkdom moesten on
verkort worden gehandhaafd; 2) Een
bloemlezing uit de teksten was niet
mogelijk, omdat de Herv. Kerk, even
als de uit haar voortgekomen gerefor
meerde kerken het volledige "psalter,
zonder eigenmachtige verkorting door
onze tijdelijke smaak, wilde te
rugontvangen, zij het in een geheel
nieuwe gestalte; 3) De oude Franse
strophe, met de klassieke, moeilijke
rijm-schema's, moest door de dich
ters worden gehandhaafd; werd een
nieuwe strophe gevonden, dan zou
die bestemd zijn voor opname in het
gezangenboek, dat gescheiden blijft
van het psalter; 4) Een nauwere aan
sluiting aan de Hebreeuwse tekst dan
de berijming van 1773 vertaald, werd
tot eis gesteld; 5) Het nieuwtesta
mentisch perspectief open te houden,
zonder ooit N.T.-namen of woorden
uitdrukkelijk in te voeren, moest wor
den beproefd; 6) Zo mogelijk kon van
oud-Nederlandse kunst gebruik ge
maakt worden, zoals is neergelegd in
de bundels van Marnix, Datheen, Von
del, Revius en Camphuvsen. Ook werd
geraden met de moderne pogingen
contact te houden; 7) Samenspreking
in interkerkelijk verband, met name
met de gereformeerden moest voort
gang hebben, om te voorkomen, dat
twee psalmberijmingen in kerk en
school nieuwe divergentie zou bren
gen.
Spr. ging deze bindingen na, voor
al om aan te wijzen, hoe daaraan juist
veel vrije geestkracht en veel goede
inventie is ontwrongen.
De berijming, waaraan van de oude
ren o.a. Fedde Schurer, El. Cheixaon,
Heeroma, Kamphuis en van de jonge
re generatie o.a. Jan Wit, Guillaume
v. d. Graft, W. v. d. Molen, Schulte
Nordholt hebben deelgenomen, streeft
naar een vertaling, omzetting en ac
tualisering van de grondtekst, waar
in de oude woorden zowel letterlijk als
geestelijk zuiverder in een eenvou
diger en onmiddellijker taal voor he
den worden vertolkt. De moeite, ja
het monnikenwerk, het passen en me
ten de inventie en de insuiratie naast
het mozaïekwerk en de „huis
vlijt", werden door spreker vaniüt de
ervaring van vele kanten bekeken.
Met de revisie van sommige ge
deelten zal nog enige, met de beoor
deling van het geheel door de inter
kerkelijke commissie zal nog langere
tijd gemoeid zijn, maar, zoals de din
gen nu staan, laat het zich aanzien,
dat we een heel nieuw, theologisch-
verantwoord. liturgisch en muzikaal
afgewogen en met poëtische kracht
geladen psalter zullen zien verschij
nen, dat zoals de voorzitter van de
vergadering, prof. P. Minderaa zeide,
niet alleen voor de gemeente in haar
godsdienstoefening, maar ook voor de
literatuur van de grootste betekenis
zal kunnen worden.
sten en Wetenschappen de andere,
uit oudere kunstenaars bestaande en
sterk gelieerd aan de jury voor het
koninklijk subsidie in de "vrije schil
derkunst, verrichtte in den vervolge
stimulerende aankopen bij talentvolle
jongeren.
Men kon nauwelijks verwachten, dat
deze wijze een verzameling tot stand
zou komen, die ook maar enigermate
een afgerond geheel vormt. De be
schikbare bedragen zÖn in verhouding
tot het totaal van de begroting aan
de lage kant de overheid kan trou
wens onmogelijk de taak van kunst
beschermster geheel en al van de par
ticuliere koper overnemen en daar
door mist men in het representatieve
overzicht toch altijd nog bepaalde na
men en zijn andere betrekkelijk on
evenwichtig vertegenwoorV—1 Bo
vendien behoudt de keus van de jon
geren ondanks alle goede wil toch een
zeker willekeurig karakter. Ook hier
mist men figuren, die vaak een be
langrijke belofte inhouden anderen,
die wel vertegenwoordigd zyn, stellen
de nuchtere beschouwer voor raadse
len.
VRAGEN.
Er is dus stellig wel eens een
aankoop discutabel. Er rijzen onte
genzeggelijk vragen vragen
Telephone", „Amahl and Night Visi
tors" heeft de orchestrale illustra
tie zich tot een zodanig peil ontwik
keld, dat opvoeringen in „The Metro
politan" of „La Scala" uitstekend tot
hun recht komen. Nergens is hy te
ruggevallen op muzikale ideeën, die
in zijn vroegere succesrijke werken
tot uitdrukking kwamen.
Kort geleden werd bekend dat de
Europese premiere van „The Saint"
in La Scala te Milaan zal worden uit
gevoerd, terwijl nog deze dagen de
Öperaprijs van de New Yorkse Mu
ziekrecensenten voor het jaar 1954
aan Menotti werd toegekend voor de
ze opera. Ook zijn belangrijkste vroe
gere werk, „The Consul", beleefde
zijn premiere in Milaan en sindsdien
werd deze opera in meer dan tien ta
len opgevoerd.
Menotti schreef zijn eerste opera
toen hij 12 jaar was en zijn tweede
op 16-jarige leeftijd, maar, zo zegt de
componist, „deze zijn gelukkig in het
vergeetboek geraakt".
Ondanks zijn opleiding aan het
Conservatorium en het feit dat hij
zijn gehele jeugd in Italië heeft door
gebracht, is Menotti in grote mate
Amerikaan in opvatting en expressie.
Hij geeft in zijn werken misschien wel
het treffendste beeld van de grote
verandering die zich in de laatste 20
tot 30 jaar in het culturele leven van
Amerika voltrokken heeft: vroeger
gingen jeugdige Amerikanen naar
Europa om hun studie te voltooien,
thans is dat veelal juist andersom en
komen tal van talentvolle jongeren
uit overzeese landen naar Amerika
om daar hun elders opgedane kennis
met nieuwe ideeën te verrijken.
In de Haagse raadzaal is yiamens het
Prins Bernhardfonds aan Bertus van
Lier en mevrouw Aleida G. Schot, de
M. Ntjhoff vertaalprijs uitgereikt. Na
afloop van de plechtigheid had H.K.H.
Prinses Beatrix, die zich onder de bij
de uitreiking aanwezige scholieren
bevondeen gesprek met de beide
prijswinnaars. V.l.n.r.: Bertus van
LierMevrouw Schot en Prinses
Beatrix.
Culturele
Cavalcade
DIRIGENT-COMPONIST Paul Hvu
demith zal op 6 en 9 Februari a.s.
voor de AVRO en de NCRV enkele
concerten leidenHij zal Vrijdag Jj
Februari a.s. te Amsterdam arriveren.
DE RESTAURATIE van de oudste
delen van de uit de twaalfde eeuw
eeuw stammende Dom van Wetzlar,
die gedurende de oorlog door bommen
zwaar werd beschadigd, is voltooid.
In Maart van dit jaar zal het gebouw
weer worden ingewijd. De kerk krijgt
ook een nieuw orgel.
DOOR DE STICHTING van Natio
nale Kunsten, wélke haar adviseurs
heeft in 28 landenzijn vier kunste
naars wegens hun bijzondere presta
ties in 195^ eervol vermeld. Het zijn
de Amerikaanse schrijver en dichter
Carl Sandburgde Franse schilder
Georges Roualt, de in Spanje geboren
cellist Pablo Casals en de Engelse
beeldhouwer Jacob Epstein.
DE FRANS DUWAERPRIJS 1954
is door B. en W. van Amsterdam toe
gekend aan de Amsterdammer Dick
Elffers voor de typografische verzor
ging van het boek ,J)e wereld van
Van Gogh"( uitgegeven door Daamen
N.V. te Den Haag). De Duicaerprijs
groot 500,wordt namelijk toege
kend aan de ontv)erper voor het typo
grafisch best verzorgde boektijd
schrift of handelsdrukwerk.
naar het „waarom" van een
bepaalde keuze, naar het uit
gangspunt van het gehele koopbe-
leid. Dat ze mogelijk zyn is een
van de verdiensten van deze „Re
kenschap". Hier is geld uitgege
ven sinds de oorlog ongeveer
een millioen voor opdrachten en
aankopen samen. Hier wordt ge
toond, wat er met dit geld is ge
daan. De overheid stelt zich open
voor critiek en bewondering. Er
wordt niets verbloemd. De catalo
gus somt alle aankopen en op
drachten op hetgeen meer is dan
in Delft kon worden getoond
en zegt dus precies wat er is ge
beurd. Wie zulk een catalogus
weet te lezen, heeft een indruk
van de opzet en van de uitgangs
punten.
Wanneer men dat heeft gedaan en
alles heeft gezien wat hier is tentoon
gesteld, dan overweegt toch uiteinde
lijk de waardering. Hier worden de
resultaten getoond van een beleid,
dat in elk geval berust op een besef
van verantwoordelijkheid jegens het
Nederlandse cultuurbezit en jegens
hen, die dit helpen scheppen. Dat
besef uit zich in daden al zou .nié
mand kunnen beweren, dat er te veel
wordt gedaan. Integendeel.
Afgezien van alle bezwaren: met
name ten aanzien van de ouderen is
er een collectie van een verheugend
gehalte opgebouwd. Ze had, wat da
vertegenwoordigde schilders* betreft,
wel uitgebreider kunnen zijn en ook
over de keuze van de werken is wel
iets te zeggen, maar de belangrijke
figuren zijn meestal wel vertegen
woordigd. Er zijn enige fraaie Gestels,
een enkele goede Kruyder het had
den er best meer mogen zijn enige
zeer mooie stukken van Piet Wieg
man en enige goede van zijn broer
Matthieu. Bart van der Leek is met
een enkel doekje vertegenwoordigd.
Het is een raadsel, waarom zowel van
Doesburg als Mondriaan er niet by
zijn. Zo is Johan Buning er wel bij en
ook Harry Kuiten, maar men mist
Hendrik Chabot, onze belangrijkste
expressionist, alsmede Edmond Bel-
lefroid en Wiegersma. terwijl er van.
Henri Jonas maar één enkele'tekening
is. Verder zijn zes van de zeven Am
sterdamse Joffers vertegenwoordigd,
maar Therese Schwartze ontbreekt.
JONGEREN
NIET VOLLEDIG.
Bij de jongeren heeft men uitslui
tend naar talent gekeken. Een deel
van hen heeft één of meermalen de
koninklijke subsidie gehad. Maar ook
buiten deze kring heeft men rondge
keken en met veel succes. Afge
rond kan men dit deel van de collec
tie onmogelijk noemen. Zy heeft waar
de als momentopname van de stand
der schilderkunst nü. Maar deze is een
onuitputtelijk reservoir; men kan de
collectie blijven aanvullen, zonder ooit
te veel te krijgen.
Als „Rekenschap" ook elders zou wor
den getoond, zou men <leze collectie
èn het Nederlandse publiek de beste
dienst beuijzen, die mogelijk is. En
misschien uiteindelijk oolc de schil
ders. uier werk hier is opgenomen.
Want is niet de beste bescherming
die, welke de beschermeling de ruimte
biedt om zijn vleugels uit te slaan?
Leo Gestel: Boerderij in dc Beernster.
Een werk, dat geëxposeerd is op de
Delftse tentoonstelling „Rekenschap".