In ons land komt het korte verhaal steeds meer in trek „Rekenschap": overheid geeft opening van zaken The Saint of Bleeckerstreet" nieuwe opera van Menotti Nieuwe Psalmberijming, een nationaal geestesgoed ZATERDAG 29 JANUARI 1955 PROVIN 01 ALE ZEEUWSE COURANT GEEN STIEFKIND MEER Boekje van drie uitstekende vrouwelijke auteurs HET VERHEUGEND VERSCHIJNSEL dat er in de laatste jaren ook in ons land meer schryvers de kunst van de novelle, het korte verhaal, beoefe nen, lijkt ons niet enkel voort te komen uit 't feit dat de papierprys (en dus de productie-kosten van het dikke boek) zo hoog geworden zijn, en ook niet enkel door de propaganda voor novellen. De belangrijkste factor, de meest voor de hand liggende ook, lijkt ons dat er doodgewoon meer vraag naar het korte verhaal is ontstaan, en wel onder de lezers, niet omdat een dikke roman onherroepelijk te duur zou zijn, maar omdat het moderne le venstempo er schuld aan heeft dat we niet meer zoveel tyd beschikbaar wil len stellen voor het lezen van boeken. Er zijn méér genoegens die we ons als moderne mensen niet willen ontzeggen. Daarom hebben we, over het al gemeen, weinig op met „turven" en grijpen we liever naar een boek dat zich in één, hoogstens twee zittingen uit laat lezen; de korte roman en het ver haal, de novelle, die bovendien het voordeel hebben, vaak „directer" van ont wikkeling te zijn dan de langademige roman. De moderne lezer houdt niet meer zo van om- en beschrijvingen: film en televisie hebben ons geleerd di rect te zien en te beleven. Hoe dan ook, was de novelle vroe ger een beetje stiefkind in de Neder landse letteren, thans zijn er verhalen te kust en te keur, van de beste kwa liteit vaak.Vandaag hebben we er een paar van vrouwelijke auteurs uitge kozen, een andere keer komen een paar mannelijke novellisten aan de beurt. Toevallig zijn het alle drie schrijfsters die niet meer zo erg jong zijn waaronder één debutante, die echter met een verrassend rijp werk je voor de dag is gekomen. Til Brugman en Maria Dermoüt werden beiden in 1888 geboren; van Marie-Sophie Nathusius weten we niets af, maar een jong meisje is deze Letterkundige kroniek door HANS WARREN schrijfster toch niet meer, tenzij wij ons sterk vergissen. Van Til Brugman, voor wier grote roman „Spanningen" we destijds met nadruk uw aandacht vroegen, ver scheen het verhaal „Kinderhand". Met liefde en deernis tekent zij daar in het beeld van twee oude mensen, zuster en broer, wereldvreemde we zens, volkomen ongeschikt voor het leven. Vooral de broer, om wie het in hoofdzaak gaat, is een echte sukkel. Na de dood van hun ouders wonen deze Agnes en Jan Heuvel samen' aan de Nieuwendijk in Amsterdam. Ze zijn volkomen weerloos,, staan volkomen buiten de tijd waarin zij leven. Zij hebben een klein beetje geld geërfd, en practischer aangelegde verwanten trachten nog wel eens, de sukkelige broer en de dove zuster met raad en daad bij te staan, vooral door Jan. die handelsreiziger is, maar totaal ner gens voor deugt, de hand boven het hoofd te houden. Resultaat hebben hun bemoeiingen overigens niet. Mi nutieus heetf Til Brugman de stille wereldvreemde gewoonten van die zonderlinge dutsen getekend, niet zon der humor, maar ook wel wat beklem mend toch. De enige troost in Jan Heuvels leven zijn de kinderen van zijn broer. Met hen is hij gelukkig; zij eisen niets van hem, verachten hem niet, zij dromen met hem, hij kan zichzelf zijn by en met hen. Zyn laatste baantje als vertegen woordiger van een parfumerie raakt ten einde wanneer hij in een onbewaakt ogenblik zijn hele mon stercollectie flesjes aan de kinde ren uitdeelt en over hen uitgiet. Weldra raakt Jan nog verder de kluts kwijt, en wordt hy gevaar lijk voor zichzelf. Hy komt in een gesticht, waar hy zo veel kan fan taseren als hij wil over zijn verte genwoordiging in schrijfbehoeften en tenslotte in luchtkastelen. Hij is een zachtmoedig patiënt. Zyn steeds grotere verdwazing, het ene bezoek van zijn zuster Agnes (die weldra sterft)de gesprekken tussen de geesteszieken onderling, het is alles psychologisch knap uitgewerkt. Tenslotte bezoekt het neefje, waarop hy het meest ge steld was geweest thans reeds een jongeman zijn oude oom. Thuisgekomen zegt hij tot zijn moeder „Ome Jan is zo gek nog niet. Ik vind ons soms veel grote re dwazen." Een wat goedkoop einde van een overigens sfeerrijk verhaal. DE PARTNER. Belangrijker dan „Kinderhand" is het merkwaardige debuut van Marie- Sophie Nathusius, „De Partner". Hier is een veertigjarige vrouw aan het woord met een navrant stuk sober vertelde levensgeschiedenis dat zo'n echte, noodzakelijke toon heeft, dat men haast zou vermoeden dat er een brok autobiografie in schuilt. Zo niet, mocht dit verhaal geheel fictie zijn, dan pleit het te meer voor het authen tieke talent van de schrijfster. Tonny, de „ik" uit het verhaal, was zeven jaar gèleden nog variété-dan seres, samen met Jacques Hermés. Stellig geen eerste-klas artiste, dat wist ze zelf. en toen een vriend haar de mogelijkheid bood, gemakkelijker te leven, gaf zij het dansen op. Het verhaal begint, wanneer zij na zeven jaar de oude partner plotseling weer ontmoeto in een café. Deze Jacques, thans ook over zijn hoogtepunt heen, is in moeilijkheden geraakt doordat het danseresje waarmee hij nu werkt, ernstig ziek is. Tonny laat alles in de steek, vergeet alles om zich heen, en laat zich overhalen, eerst om mee te gaan naar Jacques' huis om de zieke te verplegen, en later, als het jonge meisje sterft, zelfs om weer op te tre den, al weet ze dat ze te oud is, na de eerste oefening al. In een roes be leeft ze weer, zeer korte tijd. het oude variété en tournéeleven in allerlei steden en gelegenheden. Ze leeft in een illusie van jeugd .Tenues maakt dat ze nooit meer in een spie gel kijken kan maar zy is inder daad te oud, en tenslotte waarschuwt haar lichaam haar tijdens een voor stelling: zij kan niet meer. Zij valt terug, in bitterder eenzaamheid dan voorheen, omdat de partner thans méér voor haar betekende dan vroe ger. Het is ondoenlyk, in kort bestek een indruk te geven van de kwaliteiten waardoor Marie-Sophie Nathusius' verteltrant uitmunt. Vermijding van valse sentimenten en van vulgaritei ten, uitstekende sfeer van het variété- en dansleven, fyne karaktertekening van een vrouw. Ook van dit opval lende verhaal is de laatste alinea echter niet de sterkste. MARIA DERMOÜT. Der traditie-lest-best-getrouw be waarden we het boekje met de aan trekkelijke exotische titel „Spel van Tifa-gongs" van Maria Dermoüt voor hét slot. Het bevat drie korte verha len die in de Molukken spelen, twee in lang vervlogen tijden, één m het heden. Als vierde stuk is een verta ling van het „Lied van Patinama de Dode" opgenomen. Deze verhalen zyn uniek in onze letteren; ze zijn hoogstens in de verte verwant aan oude Indonesische volks- en heldenverhalen. Ze zijn van een fijnheid, een rijpheid, een kleurigheid, en vol van 'n gracieuze magische beto vering die de lezer volkomen in de ban slaan. Dit is vertellen bij de gra tie Gods; sober, zeer verheven en toch met de trilling" van een grote, leven de, maar ingehouden ontroering op de achtergrond, wat de lezer soms een brok in de keel brengt. Hoewel we nauwelijks een voorkeur hebben, is het laatste verhaal, „Het kanon" ons wellicht het liefst. Het gegeven is de eenvoud zelf: Een Hollands officier met grote kennis van en liefde voor het In donesische alnd en volk, bezoekt voor hij met pensioen gaat, in de Molukken het eiland Sial, waar hy nooit tevoren was geweest. Hij ontmoet daar een Cerammer die op zijn beurt Sial nimmer verlaten heeft. Toch kennen de beide niet meer jonge mannen elkaar. De Cerammer brengt de officier door het oerwoud heen naar een oud kanon in een vervallen Hollands fort uit de compagniestiid. Dit gespannen moment, hoog in de wildernis, als de mannen elkaar her kennen op een haast bovennatuurlijke wyze over de tijd heen, weet de schrijfster op zo'n intense wyze op te roepen dat de lezer het, evenals de beide mannen haast niet uithoudt. De officier zoekt, koppig, aards: „waar wanneer heb ik je gezien?" De Ce rammer is er dichter bij, even stame lend: „hier dit u, mynheer, en ik" maar de betovering is voorbij, er rest slechts de terugkeer, het spel letje van bedenken en het afscheid voor altyd. „Het kanon" is een van de fascinerendste verhalen uit de hele moderne Nederlandse literatuur, en we bevelen dit exquise boekje van Maria Dermoüt dan ook met grote warmte aan! Til Brugman: Kinderhand. De Beuk, Amsterdam. Marie-Sophie Nathusius: De Partner, Arbeiderspers, Amsterdam. Maria Dermoüt: Spel van Tifa-gongs, Querido, Amsterdam. 5? lialiaan werd Amerikaan in opvatting en expressie De New Yorkse artistemvijk, „Greenwich Village", waarvan de bevol king voor een groot deel uit Amerikanen van Italiaanse afkomst bestaat, is het milieu, waarin zich de nieuwste opera van Gian Carlo Menotti „The Saint of Bleecker Street" afspeelt. De thans 44-jarige Italiaanse componist, die evenmin als Toscanini de Amerikaanse nationaliteit heeft aangenomen, omdat hij in Italië's moeilijke jaren de band met zijn landge noten die op de bres staan voor de democratie, niet wil verzwakken, heeft met „The Saint" een opera geschapen, die „Porgy and Bess", de Ameri kaanse volksopera bij uitstek, naar de kroon steekt, Menotti is ongetwijfeld een van de belangrijkste opera-componisten van onze tijd en hy is niet al leen toondichter: voor „The Saint" heeft hij een uitstekend, logisch libret to geschreven en hij heeft de opera, die allerwegen een ovationele ont vangst ten deel viel, zelf geregiseerd. In deze opera, die overvloeit van felle bewogenheid en de hoorder tot het eind in spanning houdt, komen enkele prachtige, romantische aria's en koren van grote geestelijke kracht voor. In vergelyking met zijn vooraf gaand oeuvre „The Consul", „The Medium", „Amalia Goes to the Ball", ,The Old Maid and The Thief',, „The MOMENTOPNAME VAN SCHILDERKUNST Moderne Nederlandse kunst in het Prinsenhof te Delft „Rekenschap" heeft men de tentoonstelling genoemd, die op het ogenblik (tot 7 Februari a.s.) in de ascetische ruimten van het Prinsenhof te Delft vult. Het is een wonderlijk samentreffen: moderne Nederlandse beeldende kunst in een gebouw, waarin men met enige fantasie nog de vrome zusters uit de middeleeuwen zou kunnen zien rondschrijden, verzonken in gebed of in de uitvoering der vrijwillig aanvaarde zware plichten. De zusters gingen, maakten plaats voor het hofleven van prins Willem de Zwyger en dit op zijn beurt verdween naar Den Haag, het Prinsenhof overlatend aan het vervaL Een restauratie stuitte dit. Het gebouw werd museum nog wel een met 'n zeer goede naam en zo is althans het feit van deze expositie ten dele verklaard. Maar de reden? En de programmatische titel? Want de titel houdt een beginsel in. Zy belichaamt de pretentie, dat men op deze wijze verantwoording af wil leggen. Hier namelijk geeft de overheid de belastingbetaler rekenschap van negen jaren cultureel beleid. Zij laat zien op welke wyze zy heeft geleefd naar de beginselen, die zy in dit opzicht steeds bewuster tot richtsnoer heeft genomen. Na de oorlog namelijk heeft het Rijk op veel grotere schaal dan daar voor geld beschikbaar gesteld voor de aankoop van werken van hedendaagse Nederlandse beeldende kunstenaars. Tweeërlei zat daarbij voor: aanvan kelijk slechts liet verlenen van con crete opdrachten, later ook het vor men van een representatieve collectie 'hedendaagse kunst, welke hier en el ders zou kunnen worden getoond en verder zou kunnen dienen voor de aankleding van openbare gebouwen èn het stimuleren van. de ontwikke ling van talentvolle jonge kunste naars. De consequentie hiervan is geweest, dat in 1952 twee aankoop- commissies tot stand kwamen in plaats van de voordien bestaande ene. Een groep van vijf museumdirecteu ren belastte zich voorts met de uit breiding van de representatieve col lectie en de verlening van opdrachten alles onder uiteindelijke verant woordelijkheid en goedkeuring van het ministerie van Onderwijs, Kun- Uiteenzetting van Prof Miskotte Dezer dagen sprak op de maand vergadering van de Maatschappij voor Letterkunde prof. dr. K. H. Mis kotte. Het onderwerp was: „Indruk ken van de Nieuwe Psalmberijming". Spreker, voorzitter zowel van de commissie van de Raad voor de Ere dienst als van 't Werkcomité, waar in hebraïci, letterkundigen, theologen, dichters, musicologen sinds vele jaren samenwerken, achtte, nu het werk zyn einde nadert, de tijd gekomen om ook aan letterkundigen enige resul taten voor te leggen, omdat hij over tuigd is, dat een nieuwe psalmbery ming, al gaat zy allereerst de ge meente aan, toch een nationaal gees tesgoed vertegenwoordigt, waarvan velen, al is het niet, op de fijze van de gemeente, deel hebben. Spreker stond uitvoerig stil bij de positieve en negatieve zijden van de bindingen, waaraan de dichters vol gens de opdracht der Synode gebon den waren. 1) De oude melodieën in hun onuitputtelijke, zowé. aristocra tische als volkse, rijkdom moesten on verkort worden gehandhaafd; 2) Een bloemlezing uit de teksten was niet mogelijk, omdat de Herv. Kerk, even als de uit haar voortgekomen gerefor meerde kerken het volledige "psalter, zonder eigenmachtige verkorting door onze tijdelijke smaak, wilde te rugontvangen, zij het in een geheel nieuwe gestalte; 3) De oude Franse strophe, met de klassieke, moeilijke rijm-schema's, moest door de dich ters worden gehandhaafd; werd een nieuwe strophe gevonden, dan zou die bestemd zijn voor opname in het gezangenboek, dat gescheiden blijft van het psalter; 4) Een nauwere aan sluiting aan de Hebreeuwse tekst dan de berijming van 1773 vertaald, werd tot eis gesteld; 5) Het nieuwtesta mentisch perspectief open te houden, zonder ooit N.T.-namen of woorden uitdrukkelijk in te voeren, moest wor den beproefd; 6) Zo mogelijk kon van oud-Nederlandse kunst gebruik ge maakt worden, zoals is neergelegd in de bundels van Marnix, Datheen, Von del, Revius en Camphuvsen. Ook werd geraden met de moderne pogingen contact te houden; 7) Samenspreking in interkerkelijk verband, met name met de gereformeerden moest voort gang hebben, om te voorkomen, dat twee psalmberijmingen in kerk en school nieuwe divergentie zou bren gen. Spr. ging deze bindingen na, voor al om aan te wijzen, hoe daaraan juist veel vrije geestkracht en veel goede inventie is ontwrongen. De berijming, waaraan van de oude ren o.a. Fedde Schurer, El. Cheixaon, Heeroma, Kamphuis en van de jonge re generatie o.a. Jan Wit, Guillaume v. d. Graft, W. v. d. Molen, Schulte Nordholt hebben deelgenomen, streeft naar een vertaling, omzetting en ac tualisering van de grondtekst, waar in de oude woorden zowel letterlijk als geestelijk zuiverder in een eenvou diger en onmiddellijker taal voor he den worden vertolkt. De moeite, ja het monnikenwerk, het passen en me ten de inventie en de insuiratie naast het mozaïekwerk en de „huis vlijt", werden door spreker vaniüt de ervaring van vele kanten bekeken. Met de revisie van sommige ge deelten zal nog enige, met de beoor deling van het geheel door de inter kerkelijke commissie zal nog langere tijd gemoeid zijn, maar, zoals de din gen nu staan, laat het zich aanzien, dat we een heel nieuw, theologisch- verantwoord. liturgisch en muzikaal afgewogen en met poëtische kracht geladen psalter zullen zien verschij nen, dat zoals de voorzitter van de vergadering, prof. P. Minderaa zeide, niet alleen voor de gemeente in haar godsdienstoefening, maar ook voor de literatuur van de grootste betekenis zal kunnen worden. sten en Wetenschappen de andere, uit oudere kunstenaars bestaande en sterk gelieerd aan de jury voor het koninklijk subsidie in de "vrije schil derkunst, verrichtte in den vervolge stimulerende aankopen bij talentvolle jongeren. Men kon nauwelijks verwachten, dat deze wijze een verzameling tot stand zou komen, die ook maar enigermate een afgerond geheel vormt. De be schikbare bedragen zÖn in verhouding tot het totaal van de begroting aan de lage kant de overheid kan trou wens onmogelijk de taak van kunst beschermster geheel en al van de par ticuliere koper overnemen en daar door mist men in het representatieve overzicht toch altijd nog bepaalde na men en zijn andere betrekkelijk on evenwichtig vertegenwoorV—1 Bo vendien behoudt de keus van de jon geren ondanks alle goede wil toch een zeker willekeurig karakter. Ook hier mist men figuren, die vaak een be langrijke belofte inhouden anderen, die wel vertegenwoordigd zyn, stellen de nuchtere beschouwer voor raadse len. VRAGEN. Er is dus stellig wel eens een aankoop discutabel. Er rijzen onte genzeggelijk vragen vragen Telephone", „Amahl and Night Visi tors" heeft de orchestrale illustra tie zich tot een zodanig peil ontwik keld, dat opvoeringen in „The Metro politan" of „La Scala" uitstekend tot hun recht komen. Nergens is hy te ruggevallen op muzikale ideeën, die in zijn vroegere succesrijke werken tot uitdrukking kwamen. Kort geleden werd bekend dat de Europese premiere van „The Saint" in La Scala te Milaan zal worden uit gevoerd, terwijl nog deze dagen de Öperaprijs van de New Yorkse Mu ziekrecensenten voor het jaar 1954 aan Menotti werd toegekend voor de ze opera. Ook zijn belangrijkste vroe gere werk, „The Consul", beleefde zijn premiere in Milaan en sindsdien werd deze opera in meer dan tien ta len opgevoerd. Menotti schreef zijn eerste opera toen hij 12 jaar was en zijn tweede op 16-jarige leeftijd, maar, zo zegt de componist, „deze zijn gelukkig in het vergeetboek geraakt". Ondanks zijn opleiding aan het Conservatorium en het feit dat hij zijn gehele jeugd in Italië heeft door gebracht, is Menotti in grote mate Amerikaan in opvatting en expressie. Hij geeft in zijn werken misschien wel het treffendste beeld van de grote verandering die zich in de laatste 20 tot 30 jaar in het culturele leven van Amerika voltrokken heeft: vroeger gingen jeugdige Amerikanen naar Europa om hun studie te voltooien, thans is dat veelal juist andersom en komen tal van talentvolle jongeren uit overzeese landen naar Amerika om daar hun elders opgedane kennis met nieuwe ideeën te verrijken. In de Haagse raadzaal is yiamens het Prins Bernhardfonds aan Bertus van Lier en mevrouw Aleida G. Schot, de M. Ntjhoff vertaalprijs uitgereikt. Na afloop van de plechtigheid had H.K.H. Prinses Beatrix, die zich onder de bij de uitreiking aanwezige scholieren bevondeen gesprek met de beide prijswinnaars. V.l.n.r.: Bertus van LierMevrouw Schot en Prinses Beatrix. Culturele Cavalcade DIRIGENT-COMPONIST Paul Hvu demith zal op 6 en 9 Februari a.s. voor de AVRO en de NCRV enkele concerten leidenHij zal Vrijdag Jj Februari a.s. te Amsterdam arriveren. DE RESTAURATIE van de oudste delen van de uit de twaalfde eeuw eeuw stammende Dom van Wetzlar, die gedurende de oorlog door bommen zwaar werd beschadigd, is voltooid. In Maart van dit jaar zal het gebouw weer worden ingewijd. De kerk krijgt ook een nieuw orgel. DOOR DE STICHTING van Natio nale Kunsten, wélke haar adviseurs heeft in 28 landenzijn vier kunste naars wegens hun bijzondere presta ties in 195^ eervol vermeld. Het zijn de Amerikaanse schrijver en dichter Carl Sandburgde Franse schilder Georges Roualt, de in Spanje geboren cellist Pablo Casals en de Engelse beeldhouwer Jacob Epstein. DE FRANS DUWAERPRIJS 1954 is door B. en W. van Amsterdam toe gekend aan de Amsterdammer Dick Elffers voor de typografische verzor ging van het boek ,J)e wereld van Van Gogh"( uitgegeven door Daamen N.V. te Den Haag). De Duicaerprijs groot 500,wordt namelijk toege kend aan de ontv)erper voor het typo grafisch best verzorgde boektijd schrift of handelsdrukwerk. naar het „waarom" van een bepaalde keuze, naar het uit gangspunt van het gehele koopbe- leid. Dat ze mogelijk zyn is een van de verdiensten van deze „Re kenschap". Hier is geld uitgege ven sinds de oorlog ongeveer een millioen voor opdrachten en aankopen samen. Hier wordt ge toond, wat er met dit geld is ge daan. De overheid stelt zich open voor critiek en bewondering. Er wordt niets verbloemd. De catalo gus somt alle aankopen en op drachten op hetgeen meer is dan in Delft kon worden getoond en zegt dus precies wat er is ge beurd. Wie zulk een catalogus weet te lezen, heeft een indruk van de opzet en van de uitgangs punten. Wanneer men dat heeft gedaan en alles heeft gezien wat hier is tentoon gesteld, dan overweegt toch uiteinde lijk de waardering. Hier worden de resultaten getoond van een beleid, dat in elk geval berust op een besef van verantwoordelijkheid jegens het Nederlandse cultuurbezit en jegens hen, die dit helpen scheppen. Dat besef uit zich in daden al zou .nié mand kunnen beweren, dat er te veel wordt gedaan. Integendeel. Afgezien van alle bezwaren: met name ten aanzien van de ouderen is er een collectie van een verheugend gehalte opgebouwd. Ze had, wat da vertegenwoordigde schilders* betreft, wel uitgebreider kunnen zijn en ook over de keuze van de werken is wel iets te zeggen, maar de belangrijke figuren zijn meestal wel vertegen woordigd. Er zijn enige fraaie Gestels, een enkele goede Kruyder het had den er best meer mogen zijn enige zeer mooie stukken van Piet Wieg man en enige goede van zijn broer Matthieu. Bart van der Leek is met een enkel doekje vertegenwoordigd. Het is een raadsel, waarom zowel van Doesburg als Mondriaan er niet by zijn. Zo is Johan Buning er wel bij en ook Harry Kuiten, maar men mist Hendrik Chabot, onze belangrijkste expressionist, alsmede Edmond Bel- lefroid en Wiegersma. terwijl er van. Henri Jonas maar één enkele'tekening is. Verder zijn zes van de zeven Am sterdamse Joffers vertegenwoordigd, maar Therese Schwartze ontbreekt. JONGEREN NIET VOLLEDIG. Bij de jongeren heeft men uitslui tend naar talent gekeken. Een deel van hen heeft één of meermalen de koninklijke subsidie gehad. Maar ook buiten deze kring heeft men rondge keken en met veel succes. Afge rond kan men dit deel van de collec tie onmogelijk noemen. Zy heeft waar de als momentopname van de stand der schilderkunst nü. Maar deze is een onuitputtelijk reservoir; men kan de collectie blijven aanvullen, zonder ooit te veel te krijgen. Als „Rekenschap" ook elders zou wor den getoond, zou men <leze collectie èn het Nederlandse publiek de beste dienst beuijzen, die mogelijk is. En misschien uiteindelijk oolc de schil ders. uier werk hier is opgenomen. Want is niet de beste bescherming die, welke de beschermeling de ruimte biedt om zijn vleugels uit te slaan? Leo Gestel: Boerderij in dc Beernster. Een werk, dat geëxposeerd is op de Delftse tentoonstelling „Rekenschap".

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1955 | | pagina 7