De nieuwe roman van Mulisch stelt enigzins teleur Weens Philharmonisch Orkest geeft één concert in Nederland Nederlandse schilderkunst onofficieel te Parijs Expositie in Middelburg van oude instrumenten ZATERDAG 22 JANUARI 1955 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT 7 SOMS KOMISCHE PERSIFLAGE Niettemin boeit „De Diamant'' van begin tot einde OM MAAR MET de deur in huis te vallen: na zijn debuut, de uitmunten de roman „Archibald Strohalm" en de niet minder meesterlijke novelle „Chantage op het leven", waren onze verwachtingen ten aanzien van nieuw werk van Harry Mulisch zeer hoog gespannen. Een zekere teleurstelling is niet uitgebleven: Mulisch' roman, „De Diamant" haalt niet het peil van de voorafgaande werken, al is het niettemin een boek dat van a tot z boeit, enn vooral ook: vermaakt. Want het is een persiflage. De luchtig spottende toon en de scherts heersen in haast alle passages, waarvan sommige zó koddig zyn, dat men het uitschatert. Doch als geheel is deze „Voorbeeldige geschiedenis", zoals de ondertitel luidt, toch wel wat hybridisch en opper vlakkig gebleven; er is hier eerder sprake van „handig" dan van „meester lijk" schrijven. Een diamant, en wel een van ko lossale afmetingen, is inderdaad de hoofdpersoon, de kern van dit boek. Mulisch heeft de geschiedenis van zo'n grote beroemde diamant geper sifleerd. De lezer herinnert zich wel min of meer duidelijk dergelijke le genden, meestal aaneenschakelingen van rampspoeden: de bezitters ple gen zelfmoord of komen op andere onnatuurlijke manier aan hun einde; geluk of voorspoed schijnt de zeld zame steen zelden te brengen. Zo'n relaas van tegenspoed, oorlog, moord en doodslag, maar dan tot in het lachwekkende vergroot en een perio de van 500 v. Chr. tot heden omspan nend, vormt het voornaamste be standdeel van Mulisch' boek. En was het daar bij gebleven, dan was het lichte lectuur van een 'knap, onder houdend en allervermakelijkst soort geweest. Maar de schrijver heeft meer gewild dan dat. Hij heeft een boek op twee „plans" gelijk willen schrijven, een allegorie met wijder betekenis, eeii „voorbeeldige geschie denis". In dat verband dient men dan voor het woord „diamant": „grote gedachte", in de zin van heilsbood schap te lezen. De schrijver heeft willen aantonen hoe, evenals grote diamanten, die in eenzaamheid wor den gevonden, na een roemrucht le ven verbrokkelen en verdwijnen, ook de zeldzame „grote gedachten", in eenzaamheid geboren, zodra ze ver splinterd en door onwaardigen uitge dragen worden, verleugenen, belache lijk worden en tenslotte ten onder faan. Op zich zelf is dat een uiterst oeiend thema, dat, indien het maar strakker volgehouden en duidelijker verwezenlijkt was, dit werk inder daad een zeer bijzondere dimensie mee gegeven zou hebben. Maar, en dat is nu niet zo erg verwonderlijk bij een nog zo jonge auteur, de ma- Letterkundige kroniek door HANS WARREN terie is hier de schrijver wel enigs zins uit de hand geschoten, vandaar de wat oppervlakkige, wel „handige" maar dilettantisch aandoende toon die men hier en daar te horen krijgt. Het boek is verdeeld in vieren. Het verhaal begint, in deel I, „Aan de Ganges" geheten, enige eeu wen voor onze jaartelling. Een ar me, eenvoudige steenhouwer vindt de diamant in het Himalayage- bergte. Het was de grootste dia mant (de grootste gedachte) tot dusver gevonden. Hij brengt hem naar zijn vorst, maar in plaats van dank en eer ontvangt hij de dood. Hij is het eerste slachtoffer van de steen, doch, de lezer zij gewaarschuwd, niet het laatste. Er volgen er nog ettelijke tien duizenden. «Daatje Leevend" voor Utrechtse jeugd In Utrecht is Woensdag een opvoe ring gegeven van het destijds in Vlis- singen met zoveel succes gebrachte toneelspel „Daatje Leevend". Het „Utrechtsch Nieuwsblad" schreef: Dat de avonturen, die Daatje' Lee vend meer dan anderhalve eeuw ge leden beleefde, nog steeds in de levendige belangstelling van onze jeugd staan, bleek hedenmiddag in de Utrechtse Stadsschouwburg, waar een volle zaal met leerlingen van Mid delbare scholen geboeid de tieii tafe relen uit het leven van deze levens lustige jongedame aan zich voorbij zagen trekken. Deze Daatje Leevend is, zoals men weet, ontsproten aan de vruchtbare schrijfstersbreinen van Betje Wolff en Aagje Deken, die honderdvijftig jaar geleden kort na elkaar overleden. Deze opvoering kan dan ook be schouwd worden als een herdenking door de jeugd van deze bekende schrijfsters. Dit werk in tien taferelen is niet als zodanig door Betje Wolff en Aagje Deken geschreven, maar me juffrouw dr. H. C. M. Ghysen uit Domburg heeft het voor het toneel samengesteld uit de grote roman „De Historie van den Heer Willem Lee vend". Het werd voor de eerste maal opgevoerd in Vlissingen, ter gelegen heid van de officiële herdenking. Een aantal Utrechtse amateurs uit verschillende verenigingen heeft er een sprankelende opvoering van ge maakt. Jammer was het, dat door de kortheid van de taferelen geen grote spanning bereikt kon worden, maar de jeugd bleek ten volle de pittige dialogen te kunnen waarderen. De regie berustte bij de heer C. A. Schilp, die zelf in het stuk nog een rolletje vervulde. NOBELE PLAATS. Na eerst voor een paar minder waardige praktijken gediend te heb ben, krijgt de diamant een nobele plaats: als voorhoofdssteen van een enorm groot Boeddhabeeld. Maar daaruit wordt hij, omstreeks het be gin van onze jaartelling, op last van een Egyptische vorstin gestolen. De ze vorstin laat echter, wanneer zij verneemt en ziet dat een Jood een nog groter diamant gevonden heeft, de steen uit haar hand vallen en hij breekt in twee ongelijke stukken. Het kleinste stuk, altijd nog een dia mant van fantastisch karaat, komt na vele wederwaardigheden in Rome terecht, waar hij, na als amulet voor opstandige slaven, dus als „wraak- diamant'r gediend te hebben, tezamen met de aanvoerder van die slaven zó diep de grond in geschoten wordt dat hij onvindbaar geworden ls. Daarmee is deel H, „Aan de Tiber" besloten. Het grootste stuk keert terug naar het Oosten en in deel Hl, „Aan de Yang-Tze" geheten, wordt verhaald hoe dit, na o.a. in de hoofdtooi van de Chinese godin Kwan-Yin, aan de hals van een wereldse prinses en in de navel van een Tibetaanse godheid geprijkt te hebben, tenslotte door de ongewilde vervloeking van een pries teres verkoolt, en door een vroom, dom nonnetje weer terug in de aarde wordt gestopt, precies op de plaats waar hij oorspronkelijk gevonden was. HET EINDE. Het laatste deel, „Aan de Seine' verhaalt, hoe in de 19de eeuw bij op gravingen in Rome het kleinste stuk van de diamant weer teruggevonden wordt. Het komt in een museum te recht, waaruit het gestolen wordt door een occult aangelegde dame, die na vele wederwaardigheden in Parijs de mystieke „Loge van de Diamant" sticht. Haar gehele leer, die gewel dig opgang maakt, is op de diamant als kern gebouwd. Vanzelfsprekend is het ding nu onaantastbaar en on- lcoopbaar, maar een schatrijk juwe lier heeft er we zijn dan al na de tweede wereldoorlog ziekelijk zijn zinnen op gezet, en hij deinst voor misdaad noch doodslag terug om hem in zijn bezit te krijgen. Het lukt; dat is tevens 's juweliers einde, en zijn maniakale erfgenaam, die niet leeft als hij niet smokkelen kan, wil de steen onder het ijzeren gordijn door naar Rusland brengen om hem te laten splitsen voor atoomwapens. Ook deze man vindt de dood en de diamant belandt uiteindelijk in Am sterdam, waar hij eveneens zijn ein de door splitsing ten dienste van de oorlogsbewapening vinden zal. Hij ontsnapt weliswaar op mirakuleuze wijze aan het hamertje, doch enkel om door een schilleboer gevonden en in de kachel geworpen te worden. Zelfs uit dit resumé blijkt moge lijk, voor de goede lezer, iets van de dubbele bodem van dit verhaal in ieder geval is duidelijk, welk een enorm programma hier is afgewerkt. Met tientallen, vaak zeer knap gete kende figuren en karakters en le vensbeschouwingen heeft de lezer in middels kennis gemaakt en met alles nam Mulisch een loopje. Met kennelijk plezier zijn vele scè nes b.v. de bespottelijke slag van de slavenlegers om Rome, de hoogst komische passage waarin een Tibe taanse priesteres zich vergeefs in een varken wil veranderen en de moordscène van de occulte dame in het Bois de Boulogne, om slechts enkele te noemen, in elkaar gezet. Soms wat te goedkoop-lollig, de per siflage mist wel eens verfijning (het hele boek mist een zekere distinctie, ook de taal is slordig) maar soms ook verre boven het enkel-humoris tische uitstijgend tot het inderdaad algemeen-geldige. Op zulke momen ten bereikt Mulisch het peil van zijn beste werk. Maar ze zijn zeldzaam. Uitgave: 7.90. De Bezige Bij, geb. ER WAS GEEN GELD... Origineel en boeiend In het Museum voor Beeldende Kunsten van de stad Parijs Is ook Ne derland vertegenwoordigd op de jaar lijkse tentoonstelling van een organi satie, die beeldende kunstenaars in staat wil stellen te exposeren. (De Sa lon de l'Art Libre). Nederland is er uitstekend vertegenwoordigd, origi neel, nonconformistisch on boeiend, maaronofficieel. Enige jaren geleden wendde de Sa lon de l'Art Libre zich tot de Neder landse ambassade met het verzoek 'n Nederlandse inzending samen te stel len, zo schrijft het „Algemeen Dag blad". Het is bij dat verzoek geble ven; er was geen geld voor en nie mand kwam er verder op terug. De voorzitter van de Art Libre liet het er evenwel niet bij zitten; enige maan den geleden verzocht hij de te Parijs wonende Nederlandse schilder en kunstcriticus Lodewijk Bosch zich met het samenstellen van een Neder landse inzending te belasten. Tussen haakjes: de Art Libre heeft een jury, wier beslissing wordt genomen in overleg met de kunstenaars. Heel de mocratisch derhalve. Lodewijk Bosch heeft moeten roei en met de beschikbare riemen. Zo hangen er thans werken van zeer ver schillende richtingen naast elkaar. Er is een prachtig portret van Isaac Israëls, die in Frankrijk volkomen on bekend is en men vindt er schilderd en van de reeds tientallen jaren in Parijs wonende Joseph Texeira de Mattos. Bosch zelf is er met zijn neo- primitieve stillevens en met zijn mooie gevoelige etsen. Men vindt er het kleine beeldhouwwerk van Mendes da Costa en enige sculpturen van Radec- ker. Voorts zijn er werken van Frans Boers, Cornelius Postma, Lili van Leer, Matthieu Wiegman, Dirk Nij- land, Kamerlingh Onnes en anderen. Opvallend is, dat vele deelnemers uit andere landen reeds vóór de ope ning van de tentoonstelling naar de Nederlandse inzending kwamen kij ken. Zij vinden het werk zo „schilder achtig". Het kan in de kunst wel eens zijn nut hebben, dat officiële instanties bij sommige gelegenheden verstek laten gaan, zo merkt de correspondent van het Alg. Dagbl. op...... Ter verwezenlijking van de plannen om te komen tot de oprichting van een monument voor de gevallenen uit de oorlog en bezetting op het Nieuice plein tegenover het Stadhuis te Rotterdatn is een stichting in het leven geroepen ,^Serrgzend Rotter dam", onder wier auspiciën een bronzen-model tentoongesteld werd van dit monument. Het ont werp voor dit monument is van de beeldhouwer Mari Driessen. Foto boven: Het nieuwe Stadhuisplein zo als dit er in de toekomst uit zal zien. In het midden ziet men duidelijk de plaats, welke het monument, zal in nemen. Foto onder: t bronzen-mo del van het gevallenen-monument. Zoals gemeld, wordt thans te Mid delburg in de kunstzaal van de firma Van Benthem en Jutting een exposi tie gehouden van oude muziekinstru menten, afkomstig uit het Haagse Gemeentemuseum. Het is een wonder lijke verzameling, die hier bijeen is ge bracht, wonderlyk omdat zij de be zoeker confronteert met een muziek- praktijk, die wel heel sterk verschilt van de tegenwoordige. UTRECHT UITVERKOREN" Grote belangsielling verwacht (Van onze speciale verslaggever). De „provinciestad" Utrecht heeft de jaloezie gewekt van de rest van Nederland. Het Weens Philharmonisch Orkest, dat een Europese tournee maakt, zal één concert in Nederland geven, en heeft daarvoor als plaats van uitvoering Utrecht geltozen. Waarom? Eenvoudig, omdat het bestuur van de Stichting „Stadsont- spanning" aldaar er het vlugst bij geweest is. Terwijl andere steden nog aarzelden, wist Utrecht reeds te berichten, dat het de acoustisch uitste kende Margriethal van de Jaarbeursgebouwen bescliikbaar had, en daar tienduizend bezoekers zou kunnen ontvangen. En nu, enige weken voor de uitvoeringsclatum, terwijl dit feit nog nauwelijks tot muziek-minnend Nederland is doorgedrongen, staat al vast, dat minstens duizend Amster dammers er een reis naar Utrecht voor over zullen hebben. Deze belangstelling is begrijpelijk. De „Wiener Philharmoniker", sinds de dood van Furtwangler in tijdelijk verband geleid door Rafael Kubelik, die kortelings als tweede dirigent de tournee van ons Concertgebouw orkest naar Amerika meemaakte, ne men een geheel aparte plaats in. Op- DIR1GENT RAFAEL KUBELIK na JjO jaar wereldfaam gericht in de winter van 1841, enkele jaren na de dood van Beethoven en Schubert in de tijd, dat revolution- naire krachten zich opmaakten een nieuw wereldbeeld te vormen, de tijd dat feodalisme en absolutisme wan kelden, heeft dit orkest een volkomen nieuwe impuls gegeven aan het Weense concertleven. Voor het eerst werd op het pro gramma de voor muziekuitvoeringen gebruikelijke benaming „Akademie" vervangen door het woord „Konzert". En wat men ondernam waren geen liefdadigheidsconcerten meer, geen concerten alleen voor gelijkgestem den of openbare manifestaties met muziekbegeleiding. Het was de grond slag voor het klassiek musiceren van beroepsmusici, waarmee het eeuwen oude privilege van Hof, adel en rijke kunstbeschermers voorgoed doorbro ken werd. Het was de totale veran dering van het artistiek profiel van Wenen. Alle genieën van de klassie ken en de romantiek hebben als pe ters aan de wieg gestaan van de Wiener Philharmoniker, die zich als schoonste symbool van de muziek- stad Wenen zouden gaan ontwikke len; Richard Wagner, Brahms, Bruckner en Richard Strauss heb ben het orkest op zijn weg begeleid. Zijn geschiedenis werd een stuk Eu ropese cultuurgeschiedenis. Het- is opmerkelijk, dat dit orkest de faam, die het zich verworven heeft, tot de huidige dag heeft kun nen handhaven, zonder zijn oude grondslag te verliezen. Het heeft geen buitenlandse musici behoeven aan te trekken om dat peil te be houden en het heeft zijn onafhanke lijkheid van de overheid beter kunnen handhaven, dan enig ander orkest ter wereld. Slechts twintig procent van zijn musici wordt uit de overheidskas betaald, omdat deze ook deel uitma ken van het orkest van de Staats- opera. Niettemin heeft men kans ge zien een fonds te vormen, waaruit het levensonderhoud gefinancierd wordt van wie te oud werden om nog langer deel van het orkest te kun nen uitmaken. De orkestleden staan hiervoor niet minder dan 30 van hun gage af. De sociale bereidheid hiertoe vindt mede grond in het feit, dat de leden meer dan in enig an der orkest door familiebanden met elkaar zijn verbonden. Niet minder dan vier broederpa ren behoren tot de bezetting. Daar naast een aantal vaders en zonen. De totale sterkte bedraagt 86 man. Een wensgedachte van de Wiener Phil harmoniker is, nog eens een grote tournee naar Amerika te kunnen maken. Men rekent hier minstens een bedrag van 50.000 dollar voor no dig te hebben. Omdat zonder rijks subsidie gewerkt wordt, is het nog niet mogelijk geweest dit bedrag nit te trekken. HET PROGRAMMA. Voor de uitvoering in Utrecht, die evenmin als de uitvoeringen in an dere Europese steden van de huidige tournee, door de radio te volgen zal zijn alle verzoeken daartoe zijn nadrukkelijk afgewezen staan drie werken op het program uit de con certlitteratuur van de vorige eeuw. Het zijn goede en beproefde werken: C. M. von Webers „Euryanthe", het vioolconcert van Brahms met de zeer populaire Duitse violist Wolfgang Schneiderhan als solist en een van de lievelingsstukken van Kubelik: Dvoraks Symphonie in E kl. t. „Aus der Neuen Welt". Het is dus geen typisch Weens programma, al be looft de toegift in dit opzicht nog iets goed te maken, maar een dui delijk routineprogramma, waarin 't meesterschap van het orkest en de persoonlijke intenties van Kubelik ten volle tot hun recht zullen kun- nen komen. In onze dagen bijvoorbeeld kent men het grote gepertectionneerdc or kest, waarvan de leden vooral de blazers de beschikking hebben over technisch-volmaakte instrumen ten. Men kent de moderne vleugel, die zo héél anders werkt en klinkt dan een oud virginaal, om nog maar niet te spreken van de moderne elec- tronische muziek-apparaten. En daar komt men plotseling al wandelend en drentelend door de zaal van Van Benthem en Jutting te staan te genover een muziekleven uit voorbije eeuwen, tegenover instrumenten, die in vele gevallen curiosa zijn gewor den, ja tegenover een stuk geschie denis, waarin men slechts vaag de omtrekken van de eigen tijd herkent. Het verheugende van deze tentoon stelling is, dat er niet zomaar wat speeltuigen bijeen zijn gebracht zon der enig verband, maar dat doelbe wust is gestreefd een inzicht te ge ven in het muziekleven van vroeger dagen. De geëxposeerde instrumen ten zijn hier niet geïsoleerd uit de tijd, waarin zij werden gebruikt, maar er wordt wel degelijk getoond, hoe het destijds ging. Er zijn name lijk tevens platen, tekeningen enz. tentoongesteld, waarop men het betrokken instrument ziet gebruiken. Zo is er bijvoorbeeld een kleine dans- meestersvioo! opgehangen aardig, zo'n klein dingsigheidje, maar verder niet zeer welsprekend. Maar wacht even: vlakbij hangt een plaat van een zwierige dansmeester, vol actie, die opgewekt zjjn kleine instrument ge bruikt. En onmiddellijk ziet ge het verband duidelijker en het is alsof ge de opgetogen balletmeester hoort uit roepen: „De la musique s'il vous plaitMaar naast ae zwier en de gratie van de dans zijn er ook ernsti ger zaken hoewel de dans zonder twijfel ook een ernstige aangelegen heid is: er is zelfs een oud lledeken, dat spreekt van „In den hemel is een Maar goed, laten we de dans even rusten. Dan ziet ge plotseling een oud boekje en de naam op het titelblad zegt genoeg: Joachim Hess. Een Nederlands musicus, een man uit Gouda, waar hij het heerlijke orgel in de St. Janskerk bespeelde in een grijs verleden. Deze Joachim Hess schreef een lesboek voor aanstaande clavecy- nisten en organisten en het is waarlijk nuttige leerstof Het moet in die dagen plezierig mu siceren geweest zijn, minder gecom pliceerd, vooral persoonlijker oolc dan in het jaar 1955. Wat te denken bij voorbeeld van een titel als „Arien, musikalische Gemuths Ergötzung"? En wat van een klarinet-wandelstok De gelukkige bezitter van een derge lijk voorwerp was zonder twijfel een gelukkig mens: tijdens 'n rustige och tendwandeling Kon hij tot leringe en vermaak van mede-wandelaars bij voorbeeld de solo uit Schuberts „Hirt auf dem Felsen" voorspelen Een wonderlijke verzameling inder daad; wanneer men zich de tijd er voor geeft, dan zal men aan deze ex positie veel genoegen" beleven. Want zij geeft eer olik in een muziekhisto- rie, die voor de hedendaagse muziek liefhebber nog altijd levend is geble ven doordat veel muziek uit die da gen niet aan één periode is gebonden, maar ook nu nog actueel is. Met de uitvoeringspraktijk uit dat verleden maakt men op deze tentoonstelling kennis en daarbij vraagt men zien met verwondering neen, eerder met béwondering af, hoe het mo gelijk is geweest op deze instrumen ten vaak zulk een subtiele, aristocra tische muziek ten gehore te brengen. Bewondering is er ook voor de kun stenaars uit die dagen en voor de am bachtslieden, de instrumentenmakers, die ondanks de omstandigheid, dat zij niet beschikten over geperfectionneer- de hulpmiddelen, juweeltjes van in strumenten wisten te vervaardigen. Zij waren evenzeer kunstenaars, en van welk een grote klasse! De tentoonstelling is niet groot, maar er is wel een grote verscheiden heid, zowel in de instrumenten als in de keuze van plaatwerken en boeken. Een van de fraaie schrifturen is bij voorbeeld een uitstekende fac-simile- uitgave van een Bacil-manuscript, de cantate voor de derde Zondag na Tri- nitatis „Ach Herr, mich armen Sun der En tenslotte is niet verge ten, waarom het gaat: de muziek zel ve. Oude composities, o.u. van Itali aanse meesters, word ten gehore ge bracht via gramofoonplaten in excel lente uitvoeringen niet authentieke instrumenten. Een goede tentoonstel ling. Litteratuurprijs Kunstenaarsverzet De jaarlijkse litteratuurprijs van de stichting kunstenaarsverzet 1942- 1945 (groot 1000) die ditmaal wordt uitgegeven voor een auteur op het gebied van de romankunst, is door het bestuur, op voordracht van de jury, toegekend aan mevrouw Hen- riette van Eyk. De jury bestond uit: mevr. dr. Anne H. Mulder, rar. H. Nagel, R. Blïjstra, A. van der Veen, R. F. van Heusden. Nog nader zal worden bekendge maakt aan wie de prijs voor beelden de kunst wordt toegekend. De prijsuit reiking is vastgesteld op Zaterdag 12 Februari a.s. in het stedelijk museum te Amsterdam. Anton van Duinker ken zal daarbij een rede uitspreken, getiteld: „blijvende waarde der ver zetspoëzie". Spelerskern voor televisiestichting Het bestuur van de Nederlandse te levisie-stichting heef» besloten over te gaan tot de oprichting van een eigen spelers-kern, naar het voor beeld, van de Nederlandse radio-Unie met haar hoorspelkern. Het zou in de bedoeling liggen, uit de Nederlandse toneelwereld een twintigtal acteurs en actrices aan te trekken van de middenklasse. Voor de grotere rollen zouden gasten worden uitgenodigd. Op deze wijze hoopt de televisie stichting gemakkelijker over toneel spelers en speelsters te kunnen be schikken voor de televisiespelen. Thans is het zeer moeilijk, in verband met de veeleisende repetities, spelers aan te trekken.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1955 | | pagina 7