De nieuwe roman van Mulisch
stelt enigzins teleur
Weens Philharmonisch Orkest
geeft één concert in Nederland
Nederlandse schilderkunst
onofficieel te Parijs
Expositie in Middelburg van
oude instrumenten
ZATERDAG 22 JANUARI 1955
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
7
SOMS KOMISCHE PERSIFLAGE
Niettemin boeit „De Diamant''
van begin tot einde
OM MAAR MET de deur in huis te vallen: na zijn debuut, de uitmunten
de roman „Archibald Strohalm" en de niet minder meesterlijke novelle
„Chantage op het leven", waren onze verwachtingen ten aanzien van nieuw
werk van Harry Mulisch zeer hoog gespannen. Een zekere teleurstelling is
niet uitgebleven: Mulisch' roman, „De Diamant" haalt niet het peil van
de voorafgaande werken, al is het niettemin een boek dat van a tot z boeit,
enn vooral ook: vermaakt. Want het is een persiflage. De luchtig spottende
toon en de scherts heersen in haast alle passages, waarvan sommige zó
koddig zyn, dat men het uitschatert. Doch als geheel is deze „Voorbeeldige
geschiedenis", zoals de ondertitel luidt, toch wel wat hybridisch en opper
vlakkig gebleven; er is hier eerder sprake van „handig" dan van „meester
lijk" schrijven.
Een diamant, en wel een van ko
lossale afmetingen, is inderdaad de
hoofdpersoon, de kern van dit boek.
Mulisch heeft de geschiedenis van
zo'n grote beroemde diamant geper
sifleerd. De lezer herinnert zich wel
min of meer duidelijk dergelijke le
genden, meestal aaneenschakelingen
van rampspoeden: de bezitters ple
gen zelfmoord of komen op andere
onnatuurlijke manier aan hun einde;
geluk of voorspoed schijnt de zeld
zame steen zelden te brengen. Zo'n
relaas van tegenspoed, oorlog, moord
en doodslag, maar dan tot in het
lachwekkende vergroot en een perio
de van 500 v. Chr. tot heden omspan
nend, vormt het voornaamste be
standdeel van Mulisch' boek. En was
het daar bij gebleven, dan was het
lichte lectuur van een 'knap, onder
houdend en allervermakelijkst soort
geweest. Maar de schrijver heeft
meer gewild dan dat. Hij heeft een
boek op twee „plans" gelijk willen
schrijven, een allegorie met wijder
betekenis, eeii „voorbeeldige geschie
denis". In dat verband dient men dan
voor het woord „diamant": „grote
gedachte", in de zin van heilsbood
schap te lezen. De schrijver heeft
willen aantonen hoe, evenals grote
diamanten, die in eenzaamheid wor
den gevonden, na een roemrucht le
ven verbrokkelen en verdwijnen, ook
de zeldzame „grote gedachten", in
eenzaamheid geboren, zodra ze ver
splinterd en door onwaardigen uitge
dragen worden, verleugenen, belache
lijk worden en tenslotte ten onder
faan. Op zich zelf is dat een uiterst
oeiend thema, dat, indien het maar
strakker volgehouden en duidelijker
verwezenlijkt was, dit werk inder
daad een zeer bijzondere dimensie
mee gegeven zou hebben. Maar, en
dat is nu niet zo erg verwonderlijk
bij een nog zo jonge auteur, de ma-
Letterkundige kroniek
door HANS WARREN
terie is hier de schrijver wel enigs
zins uit de hand geschoten, vandaar
de wat oppervlakkige, wel „handige"
maar dilettantisch aandoende toon
die men hier en daar te horen krijgt.
Het boek is verdeeld in vieren.
Het verhaal begint, in deel I, „Aan
de Ganges" geheten, enige eeu
wen voor onze jaartelling. Een ar
me, eenvoudige steenhouwer vindt
de diamant in het Himalayage-
bergte. Het was de grootste dia
mant (de grootste gedachte) tot
dusver gevonden. Hij brengt hem
naar zijn vorst, maar in plaats
van dank en eer ontvangt hij de
dood. Hij is het eerste slachtoffer
van de steen, doch, de lezer zij
gewaarschuwd, niet het laatste.
Er volgen er nog ettelijke tien
duizenden.
«Daatje Leevend" voor
Utrechtse jeugd
In Utrecht is Woensdag een opvoe
ring gegeven van het destijds in Vlis-
singen met zoveel succes gebrachte
toneelspel „Daatje Leevend". Het
„Utrechtsch Nieuwsblad" schreef:
Dat de avonturen, die Daatje' Lee
vend meer dan anderhalve eeuw ge
leden beleefde, nog steeds in de
levendige belangstelling van onze
jeugd staan, bleek hedenmiddag in
de Utrechtse Stadsschouwburg, waar
een volle zaal met leerlingen van Mid
delbare scholen geboeid de tieii tafe
relen uit het leven van deze levens
lustige jongedame aan zich voorbij
zagen trekken.
Deze Daatje Leevend is, zoals men
weet, ontsproten aan de vruchtbare
schrijfstersbreinen van Betje Wolff
en Aagje Deken, die honderdvijftig
jaar geleden kort na elkaar overleden.
Deze opvoering kan dan ook be
schouwd worden als een herdenking
door de jeugd van deze bekende
schrijfsters.
Dit werk in tien taferelen is niet
als zodanig door Betje Wolff en
Aagje Deken geschreven, maar me
juffrouw dr. H. C. M. Ghysen uit
Domburg heeft het voor het toneel
samengesteld uit de grote roman „De
Historie van den Heer Willem Lee
vend". Het werd voor de eerste maal
opgevoerd in Vlissingen, ter gelegen
heid van de officiële herdenking.
Een aantal Utrechtse amateurs uit
verschillende verenigingen heeft er
een sprankelende opvoering van ge
maakt. Jammer was het, dat door de
kortheid van de taferelen geen grote
spanning bereikt kon worden, maar
de jeugd bleek ten volle de pittige
dialogen te kunnen waarderen.
De regie berustte bij de heer C. A.
Schilp, die zelf in het stuk nog een
rolletje vervulde.
NOBELE PLAATS.
Na eerst voor een paar minder
waardige praktijken gediend te heb
ben, krijgt de diamant een nobele
plaats: als voorhoofdssteen van een
enorm groot Boeddhabeeld. Maar
daaruit wordt hij, omstreeks het be
gin van onze jaartelling, op last van
een Egyptische vorstin gestolen. De
ze vorstin laat echter, wanneer zij
verneemt en ziet dat een Jood een
nog groter diamant gevonden heeft,
de steen uit haar hand vallen en hij
breekt in twee ongelijke stukken.
Het kleinste stuk, altijd nog een dia
mant van fantastisch karaat, komt
na vele wederwaardigheden in Rome
terecht, waar hij, na als amulet voor
opstandige slaven, dus als „wraak-
diamant'r gediend te hebben, tezamen
met de aanvoerder van die slaven zó
diep de grond in geschoten wordt
dat hij onvindbaar geworden ls.
Daarmee is deel H, „Aan de Tiber"
besloten.
Het grootste stuk keert terug naar
het Oosten en in deel Hl, „Aan de
Yang-Tze" geheten, wordt verhaald
hoe dit, na o.a. in de hoofdtooi van
de Chinese godin Kwan-Yin, aan de
hals van een wereldse prinses en in
de navel van een Tibetaanse godheid
geprijkt te hebben, tenslotte door de
ongewilde vervloeking van een pries
teres verkoolt, en door een vroom,
dom nonnetje weer terug in de aarde
wordt gestopt, precies op de plaats
waar hij oorspronkelijk gevonden
was.
HET EINDE.
Het laatste deel, „Aan de Seine'
verhaalt, hoe in de 19de eeuw bij op
gravingen in Rome het kleinste stuk
van de diamant weer teruggevonden
wordt. Het komt in een museum te
recht, waaruit het gestolen wordt
door een occult aangelegde dame, die
na vele wederwaardigheden in Parijs
de mystieke „Loge van de Diamant"
sticht. Haar gehele leer, die gewel
dig opgang maakt, is op de diamant
als kern gebouwd. Vanzelfsprekend
is het ding nu onaantastbaar en on-
lcoopbaar, maar een schatrijk juwe
lier heeft er we zijn dan al na de
tweede wereldoorlog ziekelijk zijn
zinnen op gezet, en hij deinst voor
misdaad noch doodslag terug om
hem in zijn bezit te krijgen. Het lukt;
dat is tevens 's juweliers einde, en
zijn maniakale erfgenaam, die niet
leeft als hij niet smokkelen kan, wil
de steen onder het ijzeren gordijn
door naar Rusland brengen om hem
te laten splitsen voor atoomwapens.
Ook deze man vindt de dood en de
diamant belandt uiteindelijk in Am
sterdam, waar hij eveneens zijn ein
de door splitsing ten dienste van de
oorlogsbewapening vinden zal. Hij
ontsnapt weliswaar op mirakuleuze
wijze aan het hamertje, doch enkel
om door een schilleboer gevonden en
in de kachel geworpen te worden.
Zelfs uit dit resumé blijkt moge
lijk, voor de goede lezer, iets van de
dubbele bodem van dit verhaal in
ieder geval is duidelijk, welk een
enorm programma hier is afgewerkt.
Met tientallen, vaak zeer knap gete
kende figuren en karakters en le
vensbeschouwingen heeft de lezer in
middels kennis gemaakt en met alles
nam Mulisch een loopje.
Met kennelijk plezier zijn vele scè
nes b.v. de bespottelijke slag van
de slavenlegers om Rome, de hoogst
komische passage waarin een Tibe
taanse priesteres zich vergeefs
in een varken wil veranderen en de
moordscène van de occulte dame in
het Bois de Boulogne, om slechts
enkele te noemen, in elkaar gezet.
Soms wat te goedkoop-lollig, de per
siflage mist wel eens verfijning (het
hele boek mist een zekere distinctie,
ook de taal is slordig) maar soms
ook verre boven het enkel-humoris
tische uitstijgend tot het inderdaad
algemeen-geldige. Op zulke momen
ten bereikt Mulisch het peil van zijn
beste werk. Maar ze zijn zeldzaam.
Uitgave:
7.90.
De Bezige Bij, geb.
ER WAS GEEN GELD...
Origineel en boeiend
In het Museum voor Beeldende
Kunsten van de stad Parijs Is ook Ne
derland vertegenwoordigd op de jaar
lijkse tentoonstelling van een organi
satie, die beeldende kunstenaars in
staat wil stellen te exposeren. (De Sa
lon de l'Art Libre). Nederland is er
uitstekend vertegenwoordigd, origi
neel, nonconformistisch on boeiend,
maaronofficieel.
Enige jaren geleden wendde de Sa
lon de l'Art Libre zich tot de Neder
landse ambassade met het verzoek 'n
Nederlandse inzending samen te stel
len, zo schrijft het „Algemeen Dag
blad". Het is bij dat verzoek geble
ven; er was geen geld voor en nie
mand kwam er verder op terug. De
voorzitter van de Art Libre liet het er
evenwel niet bij zitten; enige maan
den geleden verzocht hij de te Parijs
wonende Nederlandse schilder en
kunstcriticus Lodewijk Bosch zich
met het samenstellen van een Neder
landse inzending te belasten. Tussen
haakjes: de Art Libre heeft een jury,
wier beslissing wordt genomen in
overleg met de kunstenaars. Heel de
mocratisch derhalve.
Lodewijk Bosch heeft moeten roei
en met de beschikbare riemen. Zo
hangen er thans werken van zeer ver
schillende richtingen naast elkaar.
Er is een prachtig portret van Isaac
Israëls, die in Frankrijk volkomen on
bekend is en men vindt er schilderd
en van de reeds tientallen jaren in
Parijs wonende Joseph Texeira de
Mattos. Bosch zelf is er met zijn neo-
primitieve stillevens en met zijn mooie
gevoelige etsen. Men vindt er het
kleine beeldhouwwerk van Mendes da
Costa en enige sculpturen van Radec-
ker.
Voorts zijn er werken van Frans
Boers, Cornelius Postma, Lili van
Leer, Matthieu Wiegman, Dirk Nij-
land, Kamerlingh Onnes en anderen.
Opvallend is, dat vele deelnemers
uit andere landen reeds vóór de ope
ning van de tentoonstelling naar de
Nederlandse inzending kwamen kij
ken. Zij vinden het werk zo „schilder
achtig".
Het kan in de kunst wel eens zijn
nut hebben, dat officiële instanties bij
sommige gelegenheden verstek laten
gaan, zo merkt de correspondent van
het Alg. Dagbl. op......
Ter verwezenlijking van de plannen
om te komen tot de oprichting van
een monument voor de gevallenen
uit de oorlog en bezetting op het
Nieuice plein tegenover het Stadhuis
te Rotterdatn is een stichting in het
leven geroepen ,^Serrgzend Rotter
dam", onder wier auspiciën een
bronzen-model tentoongesteld werd
van dit monument. Het ont
werp voor dit monument is van
de beeldhouwer Mari Driessen. Foto
boven: Het nieuwe Stadhuisplein zo
als dit er in de toekomst uit zal zien.
In het midden ziet men duidelijk de
plaats, welke het monument, zal in
nemen. Foto onder: t bronzen-mo
del van het gevallenen-monument.
Zoals gemeld, wordt thans te Mid
delburg in de kunstzaal van de firma
Van Benthem en Jutting een exposi
tie gehouden van oude muziekinstru
menten, afkomstig uit het Haagse
Gemeentemuseum. Het is een wonder
lijke verzameling, die hier bijeen is ge
bracht, wonderlyk omdat zij de be
zoeker confronteert met een muziek-
praktijk, die wel heel sterk verschilt
van de tegenwoordige.
UTRECHT UITVERKOREN"
Grote belangsielling verwacht
(Van onze speciale verslaggever).
De „provinciestad" Utrecht heeft de jaloezie gewekt van de rest van
Nederland. Het Weens Philharmonisch Orkest, dat een Europese tournee
maakt, zal één concert in Nederland geven, en heeft daarvoor als plaats
van uitvoering Utrecht geltozen.
Waarom? Eenvoudig, omdat het bestuur van de Stichting „Stadsont-
spanning" aldaar er het vlugst bij geweest is. Terwijl andere steden nog
aarzelden, wist Utrecht reeds te berichten, dat het de acoustisch uitste
kende Margriethal van de Jaarbeursgebouwen bescliikbaar had, en daar
tienduizend bezoekers zou kunnen ontvangen. En nu, enige weken voor
de uitvoeringsclatum, terwijl dit feit nog nauwelijks tot muziek-minnend
Nederland is doorgedrongen, staat al vast, dat minstens duizend Amster
dammers er een reis naar Utrecht voor over zullen hebben.
Deze belangstelling is begrijpelijk.
De „Wiener Philharmoniker", sinds
de dood van Furtwangler in tijdelijk
verband geleid door Rafael Kubelik,
die kortelings als tweede dirigent
de tournee van ons Concertgebouw
orkest naar Amerika meemaakte, ne
men een geheel aparte plaats in. Op-
DIR1GENT RAFAEL KUBELIK
na JjO jaar wereldfaam
gericht in de winter van 1841, enkele
jaren na de dood van Beethoven en
Schubert in de tijd, dat revolution-
naire krachten zich opmaakten een
nieuw wereldbeeld te vormen, de tijd
dat feodalisme en absolutisme wan
kelden, heeft dit orkest een volkomen
nieuwe impuls gegeven aan het
Weense concertleven.
Voor het eerst werd op het pro
gramma de voor muziekuitvoeringen
gebruikelijke benaming „Akademie"
vervangen door het woord „Konzert".
En wat men ondernam waren geen
liefdadigheidsconcerten meer, geen
concerten alleen voor gelijkgestem
den of openbare manifestaties met
muziekbegeleiding. Het was de grond
slag voor het klassiek musiceren van
beroepsmusici, waarmee het eeuwen
oude privilege van Hof, adel en rijke
kunstbeschermers voorgoed doorbro
ken werd. Het was de totale veran
dering van het artistiek profiel van
Wenen. Alle genieën van de klassie
ken en de romantiek hebben als pe
ters aan de wieg gestaan van de
Wiener Philharmoniker, die zich als
schoonste symbool van de muziek-
stad Wenen zouden gaan ontwikke
len; Richard Wagner, Brahms,
Bruckner en Richard Strauss heb
ben het orkest op zijn weg begeleid.
Zijn geschiedenis werd een stuk Eu
ropese cultuurgeschiedenis.
Het- is opmerkelijk, dat dit orkest
de faam, die het zich verworven
heeft, tot de huidige dag heeft kun
nen handhaven, zonder zijn oude
grondslag te verliezen. Het heeft
geen buitenlandse musici behoeven
aan te trekken om dat peil te be
houden en het heeft zijn onafhanke
lijkheid van de overheid beter kunnen
handhaven, dan enig ander orkest
ter wereld.
Slechts twintig procent van zijn
musici wordt uit de overheidskas
betaald, omdat deze ook deel uitma
ken van het orkest van de Staats-
opera. Niettemin heeft men kans ge
zien een fonds te vormen, waaruit
het levensonderhoud gefinancierd
wordt van wie te oud werden om nog
langer deel van het orkest te kun
nen uitmaken. De orkestleden staan
hiervoor niet minder dan 30 van
hun gage af. De sociale bereidheid
hiertoe vindt mede grond in het feit,
dat de leden meer dan in enig an
der orkest door familiebanden met
elkaar zijn verbonden.
Niet minder dan vier broederpa
ren behoren tot de bezetting. Daar
naast een aantal vaders en zonen. De
totale sterkte bedraagt 86 man. Een
wensgedachte van de Wiener Phil
harmoniker is, nog eens een grote
tournee naar Amerika te kunnen
maken. Men rekent hier minstens
een bedrag van 50.000 dollar voor no
dig te hebben. Omdat zonder rijks
subsidie gewerkt wordt, is het nog
niet mogelijk geweest dit bedrag
nit te trekken.
HET PROGRAMMA.
Voor de uitvoering in Utrecht, die
evenmin als de uitvoeringen in an
dere Europese steden van de huidige
tournee, door de radio te volgen zal
zijn alle verzoeken daartoe zijn
nadrukkelijk afgewezen staan drie
werken op het program uit de con
certlitteratuur van de vorige eeuw.
Het zijn goede en beproefde werken:
C. M. von Webers „Euryanthe", het
vioolconcert van Brahms met de zeer
populaire Duitse violist Wolfgang
Schneiderhan als solist en een van
de lievelingsstukken van Kubelik:
Dvoraks Symphonie in E kl. t. „Aus
der Neuen Welt". Het is dus geen
typisch Weens programma, al be
looft de toegift in dit opzicht nog
iets goed te maken, maar een dui
delijk routineprogramma, waarin 't
meesterschap van het orkest en de
persoonlijke intenties van Kubelik
ten volle tot hun recht zullen kun-
nen komen.
In onze dagen bijvoorbeeld kent
men het grote gepertectionneerdc or
kest, waarvan de leden vooral de
blazers de beschikking hebben
over technisch-volmaakte instrumen
ten. Men kent de moderne vleugel,
die zo héél anders werkt en klinkt
dan een oud virginaal, om nog maar
niet te spreken van de moderne elec-
tronische muziek-apparaten. En daar
komt men plotseling al wandelend
en drentelend door de zaal van Van
Benthem en Jutting te staan te
genover een muziekleven uit voorbije
eeuwen, tegenover instrumenten, die
in vele gevallen curiosa zijn gewor
den, ja tegenover een stuk geschie
denis, waarin men slechts vaag de
omtrekken van de eigen tijd herkent.
Het verheugende van deze tentoon
stelling is, dat er niet zomaar wat
speeltuigen bijeen zijn gebracht zon
der enig verband, maar dat doelbe
wust is gestreefd een inzicht te ge
ven in het muziekleven van vroeger
dagen. De geëxposeerde instrumen
ten zijn hier niet geïsoleerd uit de
tijd, waarin zij werden gebruikt, maar
er wordt wel degelijk getoond, hoe
het destijds ging. Er zijn name
lijk tevens platen, tekeningen enz.
tentoongesteld, waarop men het
betrokken instrument ziet gebruiken.
Zo is er bijvoorbeeld een kleine dans-
meestersvioo! opgehangen aardig,
zo'n klein dingsigheidje, maar verder
niet zeer welsprekend. Maar wacht
even: vlakbij hangt een plaat van een
zwierige dansmeester, vol actie, die
opgewekt zjjn kleine instrument ge
bruikt. En onmiddellijk ziet ge het
verband duidelijker en het is alsof ge
de opgetogen balletmeester hoort uit
roepen: „De la musique s'il vous
plaitMaar naast ae zwier en de
gratie van de dans zijn er ook ernsti
ger zaken hoewel de dans zonder
twijfel ook een ernstige aangelegen
heid is: er is zelfs een oud lledeken,
dat spreekt van „In den hemel is een
Maar goed, laten we de dans
even rusten. Dan ziet ge plotseling
een oud boekje en de naam op het
titelblad zegt genoeg: Joachim
Hess. Een Nederlands musicus,
een man uit Gouda, waar hij het
heerlijke orgel in de St. Janskerk
bespeelde in een grijs verleden.
Deze Joachim Hess schreef een
lesboek voor aanstaande clavecy-
nisten en organisten en het is
waarlijk nuttige leerstof
Het moet in die dagen plezierig mu
siceren geweest zijn, minder gecom
pliceerd, vooral persoonlijker oolc dan
in het jaar 1955. Wat te denken bij
voorbeeld van een titel als „Arien,
musikalische Gemuths Ergötzung"?
En wat van een klarinet-wandelstok
De gelukkige bezitter van een derge
lijk voorwerp was zonder twijfel een
gelukkig mens: tijdens 'n rustige och
tendwandeling Kon hij tot leringe en
vermaak van mede-wandelaars bij
voorbeeld de solo uit Schuberts „Hirt
auf dem Felsen" voorspelen
Een wonderlijke verzameling inder
daad; wanneer men zich de tijd er
voor geeft, dan zal men aan deze ex
positie veel genoegen" beleven. Want
zij geeft eer olik in een muziekhisto-
rie, die voor de hedendaagse muziek
liefhebber nog altijd levend is geble
ven doordat veel muziek uit die da
gen niet aan één periode is gebonden,
maar ook nu nog actueel is. Met de
uitvoeringspraktijk uit dat verleden
maakt men op deze tentoonstelling
kennis en daarbij vraagt men zien
met verwondering neen, eerder
met béwondering af, hoe het mo
gelijk is geweest op deze instrumen
ten vaak zulk een subtiele, aristocra
tische muziek ten gehore te brengen.
Bewondering is er ook voor de kun
stenaars uit die dagen en voor de am
bachtslieden, de instrumentenmakers,
die ondanks de omstandigheid, dat zij
niet beschikten over geperfectionneer-
de hulpmiddelen, juweeltjes van in
strumenten wisten te vervaardigen.
Zij waren evenzeer kunstenaars, en
van welk een grote klasse!
De tentoonstelling is niet groot,
maar er is wel een grote verscheiden
heid, zowel in de instrumenten als in
de keuze van plaatwerken en boeken.
Een van de fraaie schrifturen is bij
voorbeeld een uitstekende fac-simile-
uitgave van een Bacil-manuscript, de
cantate voor de derde Zondag na Tri-
nitatis „Ach Herr, mich armen Sun
der En tenslotte is niet verge
ten, waarom het gaat: de muziek zel
ve. Oude composities, o.u. van Itali
aanse meesters, word ten gehore ge
bracht via gramofoonplaten in excel
lente uitvoeringen niet authentieke
instrumenten. Een goede tentoonstel
ling.
Litteratuurprijs
Kunstenaarsverzet
De jaarlijkse litteratuurprijs van
de stichting kunstenaarsverzet 1942-
1945 (groot 1000) die ditmaal wordt
uitgegeven voor een auteur op het
gebied van de romankunst, is door
het bestuur, op voordracht van de
jury, toegekend aan mevrouw Hen-
riette van Eyk. De jury bestond uit:
mevr. dr. Anne H. Mulder, rar. H.
Nagel, R. Blïjstra, A. van der Veen,
R. F. van Heusden.
Nog nader zal worden bekendge
maakt aan wie de prijs voor beelden
de kunst wordt toegekend. De prijsuit
reiking is vastgesteld op Zaterdag 12
Februari a.s. in het stedelijk museum
te Amsterdam. Anton van Duinker
ken zal daarbij een rede uitspreken,
getiteld: „blijvende waarde der ver
zetspoëzie".
Spelerskern voor
televisiestichting
Het bestuur van de Nederlandse te
levisie-stichting heef» besloten over
te gaan tot de oprichting van een
eigen spelers-kern, naar het voor
beeld, van de Nederlandse radio-Unie
met haar hoorspelkern. Het zou in de
bedoeling liggen, uit de Nederlandse
toneelwereld een twintigtal acteurs
en actrices aan te trekken van de
middenklasse. Voor de grotere rollen
zouden gasten worden uitgenodigd.
Op deze wijze hoopt de televisie
stichting gemakkelijker over toneel
spelers en speelsters te kunnen be
schikken voor de televisiespelen.
Thans is het zeer moeilijk, in verband
met de veeleisende repetities, spelers
aan te trekken.