Bram's Sinterklaas cadeau lag in het water HET HUWELIJK VAN SINT NICOLAAS ZATERDAG 4 DECEMBER 1954 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT lij zat één Jaar op onze school, in dezelfde klas als ik en wij noem- mmf den hem „de markies". Hij was de zoon van een Hollandse moe- der en een Franse markies en hij woonde heel exclusief op een door zware bossen omringd afgelegen buiten. Wij kwamen er nooit. Wij hadden niet eens zin om clandestien het landgoed te exploreren; het was alles te donker, te afwerend. En met Emile gingen wij om, in zover re hij zich bij ons aansloot. Wij zochten hem niet. Nu, in mijn herinnering, staat hij als een vriendelijke, hoffelijke jon gen; te welgemanierd voor ons, te weinig luidruchtig om op te vallen en zich een plaats onder ons te verzekeren. Hij kwam 's morgens van zijn buiten in de bossen, hij ging er 's middags na school weer eenzaam naar toe, hij zat tussen ons in op de schoolbanken als een ijverige, beleefde leerling, die meer belangstelling had van de leraren dan van ons. Wij mochten hem waarschijnlijk wel, maar letten er nauwelijks op of hij er wel of niet was. Zo ook de keer, dat we door de hoofdstraat van ons stadje slenterden om de Sint-Nicolaas-étalages te bekijken. Wij stonden stil voor boekwinkels en bespraken nieuwe titels. De jon- fens zochten naar de laatste radio- oeken, naar boeken over luchtvaart, over ontdekkingsreizen en een enkele had al gedegen commentaar op de nieuwste litteratuur. Omdat ik toch nooit de boeken kreeg, die ik wenste mijn ouders gaven uitsluitend klassieke lectuur wilde ik verder. Naar een sportwin- kel, voor hockeyschoenen. Een paar jongens gingen met mij mee. Even voor de sportwinkel kwamen we langs een juwelier en ik hield mijn pas in om een blik in de étalage te werpen. „Al dat geschitter" zei een van de jongens, „ik zie er kostbaarheid niet van af". Zo'n ketting, als die daar", wees een ander naar een bewerkt exem plaar van zilver, „is toch wel mooi". En een derde zei ronduit: „Nou, die fladde armbanden, slavenringen he en ze, geloof ik, vind ik meisjes leuk staan. Wat jij?", vroeg hij mij. Ik knikte. Ik zei: „Ik zou er graag één willen hebben". Zo'n gladde armband kon je altijd dragen, je hoefde er niet voorzichtig mee te zijn en overal had je er dat feestelijke, vrouwelijke accent mee, dat het dragen van een sieraad geeft. „Vraag hem voor Sinterklaas zei de markies. „Ik moet hockey-schoenen hebben", legde ik hem uit. „Allebei, én hockey schoenen, én zo'n armband, krijg ik niet. Mijn ouders zijn streng". „Het zou je anders goed staan", zei de markies, die naar mijn polsen keek. We liepen door naar de sportwinkel. We riepen meteen enthousiast door elkaar over schaatsen en sticks en wezen: „Dat wil ik. En dat vraag ik". Bij het uitelkaar gaan bracht Emile me een eindje weg. e vijfde December kwam. Op T) school waren er de plagerijen 1/ van leerlingen onder elkaar, van leerlingen met leraren en 's avonds was er de pakjes-lawine thuis. Ik kreeg de hockey-schoenen, ik kreeg veel meer, ik kreeg gekke ver zen en suikeren harten, ik kreeg mar sepeinen varkentjes. En ik kreeg m een keurig, plat, wit doosje, zonder enige andere aanduiding dan de naam van de juwelier, een slavenarmband. „Oooo", zeiden we allen tussen de torens van papier rondom ons, ,,ooo' Ik keek gebiologeerd naar de arm band op een rose, watten bedje. En kele minuten bleef ik ademloos. Toen tilde ik de slavenring uit zijn doosje en voorzichtig deed ik hem om. „Van wie heb je die?", vroeg ie mand. ,r Ik keek de kring rond. Van wie had ik die? Toch van mijn ouders? Mét de hockey-schoenen O, nee, zo waren ze niet. Van een grootouder van een tante of oom? „Van een vrijer op school", zei één van de broers. „Ik heb geen vrijer op school. Ner gens trouwens", voegde ik er snel aan toe. Wie had de armband gegeven? Wie deed mij een slavenarmband cadeau op Sinterklaas? Aan wie had ik ge zegd, dat ik een slavenarmband wilde hebben? Aan de jongens uit de klas, op die middag, dat we winkels beke ken. Maar wie van de jongens zou mij zoiets geven? Wie had er zoveel geld en bovendien, welke jongen gaf een meisje zoiets? Ik droeg de armband de volgende dag op school. De jongens stonden in eerbiedige bewondering om me heen. Van hen was hrj niet. Ik deed na vraag bij de juwelier, maar daar werd ik niet wijzer. De juwelier zei, dat de armband gekocht was door een man, die hij niet kende en hg beschreef hem zo. dat het iedereen gweest kon zgn. Er kwam geen enkele aanwijzing omtrent de gever. Ik droeg de ai-mband steeds, ik deed hem niet af, ik droeg hem overal maar wie hem aan mij gegeven had, wist ik niet. Dit jaar ging de markies van school af. Hij vertrok naar Frankrijk. Hij groette ons allen keurig beleefd, als of hij ons bijzonder erkentelijk was voor ons gezelschap. Mg gaf hij een handkus, op Franse wijze en mijn slavenarmband gleed langs mijn arm. Hij keek er naar. Dat jaar op Sinterklaas was er voor mij weer eenzelfde, plat, wit doosje. Weer lag er een gladde armband in. En weer zeiden we allen: „Oooo", maar het klonk nu verbaasder en wat ingehouden, alsof het mysterie Iets gevaarlijks kon verbergen. Ik deed de tweede armband om. En weer was de gever niet te achterha len, het hele jaar lang niet. En op de derde Sinterklaas-avond lag onder het lamplicht, schitterend op zijn rose watten, de derde slaven armband. We zeiden niet meer eens: „Oooo". We zwegen, geslagen met stom heid. „Als dat zo doorgaat en ik wordt tachtig", verbrak ik de stilte, „sta ik stijf van de ringen". „Kim je nu werkelijk niet beden ken, van wie die armbanden afkom stig zijn?" vroeg mijn vader. Zg'n toon klonk wat gepiqueerd, als of ik de zaak niet ernstig genoeg op vatte. Ik schudde mijn hoofd. Ik ging nog maals alle vrienden en kennissen na. e vierde Sinterklaasnee, de Tj vierde Sinterklaas kreeg ik geen V slavenarmband, de vierde Sin terklaas was het raadsel opgelost. In de zomer er voor, toen ik op een warme middag in de rivier gezwom men had en aan de oever in het gras zat in de zon met mijn voeten in het water, terwijl mgn armbanden ver blindend licht in het rond weerkaat sten, greep het mij ineens, de vraag naar de gever. Ik keek naar de rin gen, alsof ze me hypnotiseerden, als of ze direct zelf de oplossing zouden geven. Welke situatie riepen ze op, welke mensen? Ik hoorde weer de stemmen van de jongens voor de juwelierswinkel. Ik hoorde één stem: „Het zou je anders goed staan. Het zou jou staan". Wie had dat gezegd? Bij welk gezicht pas te deze stem? „Het zou jou staan", hoorde ik weer, maar ik kon de woor den met niets verbinden. Ze leken al leen maar te klinken, destijds in de donkere avondlucht, zonder bij ie mand te horen. „Als je heel veel van een meisje houdt", had Emile me gevraagd op de thuisweg, „geef je haar dan wat op Sinterklaas, in Holland?" Emile, de markies. Het schoot even fel door me heen, als de zonnestralen in de armbanden vonkten. De markies was het geweest. Alleen de markies kon een slavenarmband betalen, al leen de markies kon zo van een meis je houden, dat hij haar die armband offreerde. En alleen de markies, be greep ik, kon onopgemerkt blijven als gever, alleen zijn jongensliefde kon worden voorbijgezien. Ik voelde me beschaamd. Ik deed moeite zijn adres te weten te komen en schreef hem toen over de armban den. Ik kreeg een keurig, vriendelijk briefje terug. Hij vond het een grap pige historie, antwoordde hij en hij zag me in gedachten met drie slaven- armbanden om mijn arm, het zou vast heel goed staan. Maar één armband er van was slechts van hem afkomstig, de eerste. Aan de andere twee was hij onschul dig: toen was zijn liefde al voorbij. - «Ie andere twee", zei mttn vader M/en zijn stem klaroende, alsof ft ww hg een beginselverklaring van de regering ging voorlezen, „die ande re twee heb ik gegeven". Ik keek hem met open mond aan. „U? Wat hebt U met slavenarm- banden te maken?" vroeg ik onhan dig. „Waarom krijg ik van U slaven- armbanden?" „Omdat", zei mijn vader, „ik mijn dochter graag mooi zie en zeer vrou welijk. Ik wist van Emile's ouders, dat die eerste armband van Emile was en ik was benieuwd hoelang mijn dochter een keurige jongen over het hoofd zou zien; dat is namelijk on-vrouwelijk". Nooit van mijn leven heb ik meer sla- venarmbanden gekregen, van nie- lie drie h< mand, maar die c heb ik heel lang :erklaasavond tussen krakend papier en touwrommel, verzen en cadeaux, bekroop mij een kleine weemoed en een stil respect voor die jonge mar kies van destijds. Ontstellend nieuws. Een schone illusie is ons gisteren ontvallen. Wi) en vermoedelijk duizenden nietsvermoedende Sinter- klaasvierdcrs met ons hebben al tijd gemeend, dat Sinterklaas een bejaarde, vriendelijke heer was, die ongehuwd door het leven ging. Sedert gisteren echter weten wU, dat Sinterklaas gehuwd Is. Deze rechtaf-ontstellende ontdekking Is reeds in 1895 gedaan, maar zij was ons onbekend gebleven. De heer Waling Dijkstra be kend schrijver over Friese volksge bruiken heeft in 1895 het grote nieuws wereldkundig gemaakt. Hij deed dat helaas In een boek: „Uit Frieslands volksleven van vroeger en later" en zulk soort boe ken worden weinig gelezen. Vandaar dat vrijwel niemand Ja ingelicht over de huwelijkse staat van Sinterklaas. Zijn vrouwtje heet „Sintele Zij" en ze heeft een zoon en een dochter (ook dit deelde de heer Waling Dijkstra mede). Het drietal werkt ijverig mee in het surprise-bedrijf van Pa Nicolaas, maar ze hebben een geheel aparte taak. Als Sinterklaas is teruggekeerd naar Spanje, blijft mevrouw „Sinte le Zij" met haar kroost nog drie da gen in Nederland logeren. Des avonds kan men haar dan in het donker (ze is erg lichtschuw), langs de huizen zien sluipen, om na te gaan, wat oud en jong gedaan hebben met de goede gaven van de Sint. Ze wil weten, of de gelukkigen die gaven wel waard waren. Later rapporteert „Sintele Zij" dat alles aan de Sint. Typisch vrouwelijk is dit alles en daarom zal het wel allemaal waar zgn, wat men in Friesland over de familie Sinterklaas vertelt. Maar voor ons was het toch een teleurstelling Sinterklaas getrouwd! Die eer biedwaardige man misschien zelfs onder de pantoffel! Het is rechtaf- ontstellend. We zullen een heel lan ge tijd nodig hebben om daaraan ge wend te raken. Tips voor de keuken Groenten en aardappelen verliezen bij het bewaren vitamine C; dit gaat vooral snel, wanneer zij gesneden zijn. Wie de groenten gesneden kan kopen, moet er daarom op toe zien, dat zij fris en stevig zijn. De vitami- newaarde van bllkgroenten en bevro ren groenten behoeft, indien zij op de juiste wijze zijn geconserveerd, niet of niet veel onder te doen voor die van verse groenten. Het mag echier als bekend worden verondersteld, dat gezouten groenten, met uitzondering van zuurkool, in dit opzicht geen waarde hebben. Degenen, die de beschikking heb ben over een hogedrukpan kunnen gerust zijn over de voedingswaarde van de hierin bereide spijzen. Het ver lies aan vitamines en voedingszouten, zoals kalk. en ijzerzouten, zal in het algemeen niet groter zijn door de korte verhitting bij hoge temperatuur dan door een langere kooktijd bij 100° C. MIDDELBAAR ONDERWIJS Bij de uitgeverij Wolters in Gronin gen verscheen een aantal leerboeken voor het middelbaar onderwijs. Aller eerst een met vele foto's en tekenin gen geïllustreerd aardrijkskundeboek van A. J. de Boer en A. Piersma, spe ciaal bestemd voor het voorbereidend middelbaar tech''sch onderwgs. EEN SPANNEND JONGENSVERHAAL. Het feest begon laat, maar het was er niet minder prettig om In een hoek van de kleine kamer zat Bram, een verkreukeld en besmeurd boekje op zijn knieën. Dat boekje had hij geleend van zijn vriend Kees, het was een spannend jongensverhaal, maar toch kon Bram er zijn gedachten niet bij houden. Iedere keer keek hij op, keek door het raam in de donkere, smalle straat en luisterde naar het tikken van de regen op het venster en het huilen van de wind om de hoek van de straat. Het was koud en de jongen rilde. Hij schoof de stoel bij de flauw brandende kachel, kroop in elkaar en probeerde verder te lezen, maar het lukte niet. Steeds gingen zijn gedachten op de loop. Het was Sint-Nicolaasavond en overal zaten an dere jongens en meisjes in warme kamers gezellig met hun ouders bij elkaar en kregen cadeautjes. In zijn fantasie zag hij het, precies zoals het was ge weest toen moeder nog leefde. Dan mochten hij en zijn jonger zusje Betty langer opblijven en dan was het groot feest. Moeder schonk chocolademelk en va der zat met een lachend gezicht aan tafel en deelde presentjes uit. Daar was een pakje voor Bram, daar een voor moeder, een voor Betty en ook vader werd niet vergeten. Lachend werden de pakjes en dozen opengemaakt en nieuwsgierig keek ieder welk ca deau de goede Sint hem of haar gegeven had. Ja, toen was het warm en gezellig. Met grote ogen staarde Bram in het niet en dacht na. Moeder was gestorven en vader was heel anders geworden. Hij liet hen steeds alleen en ging, net als nu, uit met zijn vrien den. Dan kwam hij wel eens zingende thuis, gooide met deuren en mopperde op alles en iedereen. Neen, het was niet meer zoals vroeger. Bram wist het heel goed, ook dit jaar zou Sint-Nicolaas hen over slaan. Betty lag al te sla pen, hij moest op haar passen als vader 's avonds weg was. Meestal kroop hg door de kou maar vroeg in bed, maar deze avond kon hij er niet toe komen. Bram was verdrietig. Hij hief zijn hoofd op en luis terde of er soms geluid kwam uit de kamer er naast. Neen, niets, Betty sliep dus. Naar buiten. Plotseling leek het hem of hij het benauwd kreeg. Hij kon het in deze kleine, koude kamer niet langer uithouden, hij moest er uit. Met een klap gooide hij het boek op de tafel en rende de gang in, rukte zijn oude, versleten jas van de kapstok, trok die aan en ging de deur uit. Diep in zijn kraag wegge doken, stapte hij het don kere, smalle straatje uit. De wind speelde met zijn haren en de regen striemde in zijn gezicht. Al was het weer slecht, toch liep hij liever buiten. Hier kon je ademhalen, iets dat in het kamertje bijna onmogelijk leek. Tranen sprongen hem in zijn ogen. Dit was nu zijn Sint - Nicolaasavond, alleen en verlaten. De stratenwaren leeg en de lantaarns wierpen glan zende bleke kringen op het natte wegdek. Doelloos slenterde Bram het straat je uit en ging linksaf langs het water. In gedachten doolde hij over de kade. Regendruppels dropen van zijn natte haren langs zijn nek en plotseling ging er een huivering door hem heen, die hem tot de wer kelijkheid terugbracht. Hij bleef staan naast een sta pel kisten, overdekt met een dekzeil, en keek om zich heen. Weer ging er een rilling over zgn rug. Hu, wat zag alles er triest uit, guur, koud en glim mend van de regen. De stapels kisten en vaten wierpen in het gfle licht der straatlantaarns lange spookachtige schaduwen over de kade. Bram besloot om te keren, naar huis te gaan en maar dadelijk on der de wol te kruipen. Eén dier. Juist wilde hij zich om keren, toen hij achter de kisten beweging hoorde. Wat kon dat zijn? Zeker ratten of zo. Nieuwsgierig liep hij naar de waterkant. Weer hoorde hij het geluid, gevolgd door een plons. Dadelijk holde hij naar de plek, waar hij het geluid had gehoord. Het water rimpelde en even later dook iets zwarts op dat bewoog en jankte. Bram knielde en keek scherp toe. Hij wist nog niet zeker wat het was, maar al spoedig bemerkte hij het. Er spartelde een klein zwart hondje in het water. Zonder zich om iets te bekommeren, ging hij plat op zijn buik op de natte stenen liggen en stak zijn arm zover mogelijk uit om te trachten het diertje te grijpen. Het lukte niet. Voorzichtig schoof hij een eindje naar voren en pro beerde het opnieuw. Nu had hij geluk. Stevig greep hij het natte beestje in zijn nek vel en met een flinke zwaai plantte hij het naast zich op de kade. Hij stond op en liep tot onder een lantaarn om te zien of zijn kleren erg vuil waren ge worden, want pas nu be sefte hij met schrik, wat hij gedaan had. Zou je vader horen, als die zijn natte plunje zag. Met de onderkant van zijn jas wreef hg de modder van zijn broek, toen hij naast zich een zacht gejank hoorde en een natte tong over zijn vuile handen lik te. Och ja, het hondje. Bram keek even naar het diertje, dat hij bij het licht van de lantaarn nu duidelijk zien kon. Grote glinsterogen keken hem aan en weer likte het hondje zijn hand. Duidelijk zag Bram hoe het diertje rilde in zijn kletsnatte vacht. „Kom maar," sprak hij, „ik ben nu toch al vuil en nat" en hij tilde het diertje op en duwde het onder zijn jas. Met flinke pas ging hij naar huis. „Jij blijft". Thuisgekomen was zijn eerste werk het hondje met een oude handdoek stevig droog te wrijven. Nu zag hij het dier goed, het was een leuk jong beestje. „Ik ben blij, dat ik jou uit het water heb gevist", zei Bram tegen de hond, terwijl hij op zijn hurken ging zitten en de hondekop in zijn handen nam. „Jij blijft bij mij, want ik vind je leuk", praatte hij ver der. „Was je ook zo een zaam aan het zwerven?", informeerde de jongen als of hij antwoord verwacht te. De hond drukte zich be haaglijk tegen zijn been en twee bruine ogen keken hem dankbaar aan. „Je bent eigenlijk mijn St.-Ni- cola as-cadeau" zei Bram en sprong op. „Ik heb al tijd zo graag een hond wil len hebben en nu heb ik er een". Uit 't zijkamertje klonk Betty's stem. „Bram, wie is daar? Tegen wie praat je?" Dadelijk ging de jongen naar het bed van zijn zus je. De hond trippelde met hem mee. Hij draaide het licht aan. „Je moet slapen Betty. Hoe komt het nu dat je wakker bent gewor den?", zei hij vermanend, terwijl hij haar dek recht trok. Maar Betty gaf geen antwoord. Met grote ogen keek zij naar het zwarte, krullige hondje, dat alie moeite deed om op het bed te springen. „Oh, Bram, 'n hondje", riep ze verheugd. „Hoe kom je daar aan?" Ze tilde het diertje op het bed en begon er mee te spelen. Bram vertelde het hele verhaal zonder te zeggen waarom hij het huis uitge gaan was. „En blijft hij nu hier?", vroeg Betty. „Ja", antwoordde Bram beslist. „Dit is ons St.-Nicolaas- cadeau, want hij is ook van jou". Betty lachte en er kwam een blosje op haar slaperige gezichtje. Vader komt. De voordeur ging open en dicht en de kinderen keken verwonderd toen hun vader binnenkwam. „Wat bent U vroeg vader", zei Bram verbaasd. Vader lachte. „Jullie zijn laat", merkte hij op. „Ik dacht dat mijn kinderen al lang in bed zouden liggen". Bram staarde zijn vader eens goed aan. Hij leek heel anders dan de jongen gewend was. Hij keek vriendelijk en lachte. Pre cies zoals hij vroeger was geweest. „Kijk eens, wat ik mee gebracht heb", zei vader en ging op de rand van het bed zitten. Uit zijn zakken haalde hij een paar pakjes. „Ik kwam St.-Nicolaas te gen en die gaf me dit voor jullie mee. Hij had het te druk om zelf te komen". Hij duwde Bram en Betty ieder een pakje in de hand. Nieuwsgierig gingen de kinderen het uitpakken en er kwam voor ieder een chocoladeletter uit. Voor Bram een B en voor Betty een B. Dankbaar en ge lukkig vielen ze hun vader om de hals en dié had moeite zich goed te hou den. Hij had toch nog voor een prettige Sint-Nicolaas avond gezorgd. „Hé, wat is dat?", riep hij lachend, terwijl hij Betty onder de wol stopte en zag hoe het hondje be lust op lekkers kwispel staartend tegen 't bed op stond. Voor de tweede keer vertelde Bram hoe hij zijn nieuwe vriendje had ont moet. Vader streek het dier eens over zijn kopje en Betty gaf het een stukje van haar chocoladeletter. „Ik beschouwde hem als ons Sint-Nicolaas-cadeau, vader" besloot Bram zijn verhaal Vader knikte. „Het is goed zo jongen, hij is onze nieuwe huisgenoot. Maar kom, ik heb nog iets in mijn zak, waarvan ik ook een stukje mag hebben. Dat heeft St.-Nicolaas ge zegd", grapte hij en haalde drie taaipoppen te voor schijn. Zo werd het voor Bram toch een goede Sint-Nico- laas. Zij smulden op de rand van Betty's bed van het lekkers en ook de hond kreeg zijn deel, misschien wel meer. En vader het was zijn gelukkigste dag sinds jaren.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1954 | | pagina 7