~öe. ^>Uutel Overheid moest tienduizenden onder dak brengen NIEUWE INFILTRATIES OP NIEUW-GUINEA VERWACHT ONS BANKBILJET: MIJNENVELD VAN VOORSCHRIFTEN 4 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT DONDERDAG 2 DECEMBER 1954 PROBLEEM DER GEREPATRIEERDEN (II) Collectieve huisvesting slechts een noodoplossing (Van een onzer redacteuren.) B\j de komst van duizenden landgenoten uit Indonesië zag de Overheid zich in eerste instantie geplaatst voor het vraagstuk der huisvesting. On geveer zestig procent van de gerepatrieerden die in de loop der jaren in Nederland zyn aangekomen heeft kans gezien in eigen huisvesting te voor zien. De meesten van hen vonden de deuren van familieleden open, anderen beschikten over de middelen om zich voorlopig in een pension van een dak boven het hoofd te verzekeren. Alhoewel ook deze wyze van huis vesting in vele gevallen verre van ideaal genoemd kan worden, met deze categorie van gerepatrieerden had de Overheid by aankomst hoogstens bemoeienissen inzake het verstrekken van kledingvoorschotten en meu belvoorschotten. Wat haar voorts ten aanzien van deze gerepatrieerden nog met zorg kon vervullen, was do steeds langer wordende lyst van woningzoekenden. Maar naast het grote aantal, dat in eigen huisvesting kon voorzien, was er de categorie van uit Indone sië komende Nederlanders, die dit niet kon. Zij omvat ongeveer 40 pro cent van het totaal aantal gerepatri eerden en voor haar heeft ae Neder landse regering een primaire oplos sing moeten zoeken, dat wil zeggen, de Overheid heeft deze gerepatrieer den aan tijdelijke huisvesting moeten helpen. Deze oplossing wera gevon den in de vorm van z.g. woonoorden en contractpensions. Deze laatste werden hoofdzakelijk bestemd voor de burgers onder de gerepatrieerden. Contract pensions De contractpensions, waarvan het aantal van ruim zeshonderd inmid dels is teruggebracht tot honderd tachtig, zijn gewone particuliere pen sions, waarmee de Overheid contrac ten heeft afgesloten inzake voorlo pige huisvesting der gerepatrieerden. Het laat zich begrijpen, dat in het kader van het assimilatieproces het collectief huisvesten volkomen uit den boze is, maar het laat zich even eens begrijpen, dat er voor de Over: heid in verhand met het woning tekort geen andere voorlopige oplos sing mogelijk was toen zij tot taak kreeg, tienduizenden mannen, vrou wen en kinderen onder dak te bren gen. Staat de bittere noodzaak van het ontstaan der contractpensions dus wel vast en mogen zij dan enerzijds een voorlopige oplossing in het huisves tingsprobleem hebben gebracht, an derzijds wierpen zij nieuwe problemen op. Hotels en pensions zijn nu een maal ongeschikt om op lange termjjn door gezinnen te worden bewoond. Ja, als men er financieel zo voor staat, dat men zich de luxe van en kele comfortabele kamers kan per mitteren, dan is het in een hotel of een pension wel enige tijd uit te hou den. Maar wie wel eens een bezoek heeft gebracht aan een eontractpen- sion zal wel hebben opgemerkt, dat VIIAV ivAan onrilm i ü- \/0ïnvo &71 mm. hier geen sprake is van rose en com fort. Natuurlijk, niemand JW" dit mag ook verwachten, de gerepat niet en de bezoeker ook met. De gerepatrieerde is over het alge meen met zijn lot in een contract pension wel tevreden. Veelal heeft hjj sinds 1942 niets anders gekend dan het leven in kampen en „familie huizen". Voor hem is het zich behel pen in een klein kamertje, waarin vaak man, vrouw en drie of vier kin deren zijn ondergebracht niets nieuws. Hij vindt het eigenlijk heel gewoon. Jarenlang heeft hij geen naar Westerse begrippen normaal ge zinsleven gehad. Bij alle moeilijkheden, die hij thans moet ovenvinnen om zich volledig in Nederland thuis te voelen, is dit ab normale gezinsleven evenwel een soms door hem zelf niet gevoeld obstakel. Er zyn slechte en goede contractpensions. Er zijn pensions, waar de woonruimte redelijk genoemd mag worden, er zijn er ook, waar de bezoeker de haren ten berge riiz elki andere gt__ rommelige sfeer van een kamp van gedetineerden in oorlogstijd. In zulke pensions vindt men mensen, die het ongewone en het onwenselijke van de toestand wel aanvoelen, doch die zich er in de geest van „het kan niet an ders" gelaten bij neer leggen. Men ;pt jn Neder- niet vindt er ook mensen, die zich hier be- Êaald lekker senang, zegt men in idonesië voelen. Ze accepteren de omstandigheden, waarin zij land anno 1954 leven, ome anders gewend zijn. Hier ligt de kern van een groot probleem, dat zich opwerpt zodra de ze gerepatrieerden in een eigen huis komen. Hoe eerder zij zelf en het ker kelijk en particulier initiatief dat zich met de steun aan gerepatrieerden be last heeft, dat probleem kunnen aan vatten, des te groter de kans is, dat ook deze categorie van gerepatrieer den zich in de Nederlandse samenle ving een verantwoorde plaats ver werft. pensions heeft de Overheid zich dus Met het stichten van de contract als het ware direct voor een nieuwe taak gesteld en wel de taak om de contractpensions weer zo spoedig mo gelijk te doen verdwijnen. Indien zij hiernaar niet zou streven, dan zou zij blijk geven van een volkomen wan begrip van het totale probleem der ferepatrieerden. Uit richtlijnen van et Ministerie van Maatschappelijk werk, waarvan het Bureau Bijzonde re Maatschappelijke Zorg met de steun aan gerepatrieerden belast is blijkt evenwel, dat de Overheid als zo danig met haar materiële steun het assimilatieproces zo gunstig mogelijk wenst te bevorderen. Woningwetwoningen, Zo is daar, voor wat betreft de huisvesting, de bepaling, dat 5 pro cent van de woningwetwoningen be schikbaar moeten worden gesteld voor de gerepatrieerden. Deze bepaling heeft het mogelijk gemaakt, dat van af 1950 tot 1 Januari 1954 een kleine 9000 gezinnen van een totaal van 10.000 uit de contractpensions naar 'n eigen woning hebben kunnen ver trekken. In 1950 werden rond 4250 gezinnen in contractpensions opge vangen en in dat jaar werden 650 ge zinnen naar een zelfstandige hulsves ting afgevloeid. In 1951 kwamen er liefst 3300 gezinnen onder de hoede van de Overheid bij, maar tevens kon den er in dat jaar 3650 aan een wo ning worden geholpen. 1952 gaf een aanzienlijke terugloop in het aantal uit Indonesië arriverende gezinnen te zien. Er moesten toen door de Over heid 1500 in contractpensions worden ondergebracht. Voor 2600 gezinnen was in dit jaar een woning beschik baar. In 1953 trokken 1050 nieuwe gezinnen in pensions, terwijl er 2000 m verband met eigen huisvesting vertrokken. Bij het opmaken van de balans per 1 Januari 1954 bleek dus, dat er sinds de souvereiniteitsoverdracht in eind 1949 rond 10100 gezinnen door de Overheid in Contactpensions waren ondergebracht en dat inmiddels voor 8900 van deze gezinnen het bezit van een eigen huis een feit geworden was. De 1200 gezinnen, die per 1 Ja nuari j.l. in ae contractpensions huls den, omvatten in het totaal ongeveer 5000 personen. Per maand komen er thans nog 100 gezinnen, die zich, voor wat betreft de huisvesting, volledig aan de zorgen (Advertentie.) liiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiüiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiifiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii Voor alle mannen die ik verrassen wil COMMUNIQUÉ R.M.S. Spanningen op Molukken. De vertegenwoordiger van de Re publiek Zuid-Molukken, dr. Nikipiluw, zendt ons het volgende communiqué: „Het hoofdkwartier van de R.M.S.- strijdkrachten op Ceram meldt: Op 16 November j.l. arriveerden op Am- bon 2 R.M.S.-officieren, die een ulti matum overhandigden aan de com mandant van het 25ste T.N.I.-regi ment infanterie, lt, kol. Soekowati. Geëist werd. dat binnen 10 dagen alle nog aanwezige T.N.I.-troepen de kust van Midden- en Oost-Ceram zouden ontruimen en dat beide R.M.S.-offi cieren, die het ultimatum overbrach ten, binnen 4 etmalen op him basis zouden zijn teruggekeerd. Uit Ambon wordt gemeld: 1. Eind October landde plotseling een vliegtuig met Australische kente kenen op het voor alle buitenland se vliegtuigen gesloten zijnde vliegveld I.A.H.A. (by Ambon). Deze landing heeft zeer de aan dacht der Ambonese bevolking ge trokken. Nadat de bemanning van het vliegtuig aan gouverneur La- tuharhary een brief had overhan digd, steeg het vliegtuig weer op en vertrok in Oostelijke richting. 2. De spanning tussen enkele com- pagniën mobiele brigade politie (mobrig) op de Molukse eilanden en T.N.I.-eenheden heeft hier en daar reeds geleid tot ernstige bot singen. De gouverneur overweegt thans de grotendeels uit ex-knil militairen en leden van het Neder lands-Indisch korps veldpolitie be staande mobrig naar elders te diri geren. 4. 400 Javaanse emigranten, die per K.P.M.-ss „Baud" uit Soerabaja werden aangevoerd met bestem ming Kairatu (Ceram) verblijven geruime tQd in noodkampen ïbon wegens „de onveiligheid reeds op Ami op Ceram". Op Ambon spreken T.N.I.-officle_ ren openlijk en druk over de „her opening van de oorlog tegen Ne. derlana" en plannen voor de ver dere invasie van „Irian Barat". De volgende infiltratie zal moeten worden uitgevoerd door 3 tot 4 pe- letons mobrig (mobiele brigade), onder dekking van vliegtuigen", aldus het communiqué. van de Overheid toevertrouwden, uit Indonesië aan. Gemiddeld 100 k 110 f;ezinnen verlaten elke maand de con- ractpensions om een normaal huis houden te beginnen. Rekening hou dende met de 1000 woningen, aie voor 1954 extra, dus boven de 5 procent, voor gerepatrieerden beschikbaar ge steld zijn, alsmede met de mogelijke schommelingen in het aantal gezin nen, dat nog uit Indonesië zal arrive ren, hoopt men eind 1955 nog slechts 250 gezinnen in contractpensions te hebben. Uit deze cijfers blijkt dus, dat men op het Ministerie van Maat schappelijk Werk het einde van de misère van de door de Overheid col lectief gehuisveste gerepatrieerden meent te zien. Uiteraard is dit in de eerste plaats van groot belang voor de gerepatrieerden zelf, want eerst als zij in een eigen huis zijn, krijgen zij de kans een normaal gezinsleven te beginnen en zich in de Nederland se samenleving in te leven. Cijfermateriaal over het aantal ge repatrieerden, dat nog bij familie of in particuliere pensions is gehuisvest, is moeilijk te verzamelen. Indien men echter uitgaat van het feit, dat on geveer 40 procent van alle gerepatri eerden door de Overheid wordt opge vangen, dan zou men mogen aanne men, dat thans nog ongeveer 7500 gerepatrieerden of ongeveer 2 3000 gezinnen buiten de contractpensions een eigen woning zoeken. Niet in de landbouw Na in 1927 te slaagd te zijn voor zijn examen, is de tekenaar J. P. Doeve naar Nederland geko men om in Wageningen te gaan studeren voor landbouw kundig ingenieur. In zijn functie van redacteur van het studentenblad C.R.S., bleek weldra zijn tekentalent. Aange spoord door prof. Huib Luns, heeft hij zien na zijn candi- daatsexamen, dan ook geheel aan het tekenen gewijd. De heer Doeve verklaarde ons tot nog toe geen spijt van die beslissing te hebben. COMBINATIE VAN TECHNIEKEN Ontwerper J. F. Doeve over zijn werk (Van onze speciale verslaggever) De kunstenaar J. F. Doeve bescheiden persoonlijkheid, wiens wieg een maal onder de tropenzon stond kan zeggen, dat hij er baat by heeft, als hem zijn eigen ontwerpen worden teruggestuurd. Deze 47-jarige is namelijk de ontwerper van onze nieuwe Nederlandse bankbiljetten, waarvan.het tien en honderdguldenlnljet dezer dagen in circulatie kwamen, en het vjjf-en- twintig-gulden-biljet weldra zal volgen. Het is alweer een paar jaar geleden, dat de ontwerpen van die biljetten gereed kwamen. De heer Doeve vertelde ons, dat hy het niet alleen een eer volle, maar ook een plezierige opdracht had gevonden. Hij was aan zoveel restricties gebonden, dat hij het uiterste van zichzelf had moeten geven om de ontwerpen die waarden te laten behouden, die voor hem als kunste naar betekenis hebben. En het geeft uiteraard voldoening te weten met een zo zware opdracht geslaagd te zijn. Het laat zich niet moeilijk raden, waarin bij het ontwerpen van een bankbiljet de voornaamste restric ties zijn gelegen. Het moet practisch onmogelijk worden zo'n waarde-pa- pier na te maken. De motieven en versieringen mochten dan ook niet vryelijk worden gekozen of ge- plaaatst. Ze moesten bepaalde afme tingen hebben en elkaar op tevoren vastgestelde punten kruisen. Voorts moest er een ruimte uitgespaard worden voor het watermerk en moes ten er verborgen facetten in voor komen, die een reeks vormende nauwelijks los van elkaar te imite ren zouden zyn. „Voordat ik een pen op papier zette, ben ik dan ook bij de befaam de Nederlandse bankbiljettendruk- kers in Haarlem eens een paar da gen rond geleid door het mijnenveld van voorschriften, waaraan de nieu we bankbiljetten zouden moeten vol doen, om vervolgens kennis te ma ken met alle technici, die iets met de uitvoering van het ontwerp te maken zouden krijgen. Een combina tie van technieken is in de Neder landse bankbiljetten verwerkt. Nau we samenwerking met de vakmensen op elk dezer gebieden was naderhand nodig. Aesthetisch Ondanks alle restricties diende de kunstenaar toch nog iets te ontwer pen, wat smaakvol was. Bovendien mocht men van hem verwachten, dat hij er tevens een opvoedkundig ele ment in zou kunnen leggen. Dat op voedkundige element mocht hy put ten uit de opgaaf, dat er de beelte nis van nationale figuren op voor moesten komen. Welke figuren dat zouden moe ten zijn, daarin liet de Nederland se Bank de heer Doeve volkomen vi Dit laatste sprankje vryheid he< 7& de ontwerper goed weten te gebrui ken. Voor het tien-gulden-biljet koos hij zich de beeldenaar van Hugo de Groot, de man van de boekenkist, maar ook en hier ging het de heer Doeve om de man van het Inter nationale Recht. Waf zou de reactie van een dienaar van Hermandad zijn, die argeloos de studio van Doeve binnenstapt en de kunstenaar met de vervaardiging van bankbiljetten bezig zietf Voor het vïjf-en-twintig-gulden-bil- jet heeft Christiaan Huygens „gepo seerd", de uitvinder van het slinger uurwerk, die kosmisch kon denken, en voor het honderd-gulden-biljet Erasmus, de grote humanist, die evenals Hugo de Groot en Huygens, nog tot de verbeelding van de men sen van onze tyd kan spreken. In voorbereiding In voorbereiding zijn nog de bil jetten van 20.— en 1000.—. De heer Doeve wilde ons hierover liever nog geen details vertellen, maar wij menen te weten, dat hij hiervoor zijn keus heeft laten vallen op resp. Willem Beukelszoon uit Biervliet, de uitvinder van het haringkaken, en Hendrickje Stoffels, de tweede vrouw van Rembrandt. In de reeds verschenen biljetten heeft de heer Doeve rond de erop voorkomende historische figuur een rijkdom aan symbolen en beelden weten te gebruiken. By de Erasmus- figuur vinden we het is haast vanzelfsprekend een beeld terug van het oude Rotterdam. Maar daar naast zijn er de symbolen in ver werkt van scherpzinnigheid, zacht moedigheid en dergelijke. De strijd van Hugo de Groot voor de vrye zee vinden we op het tien-gulden biljet gesymboliseerd in twee sche pen uit de Groot's tijd een pinas en een fluitschip en voorts in een dolfijn. In een aardbol wordt op dit biljet voorts aan de Groot's ideeën over het volkerenrecht gestalte ge geven. Het slingeruurwerk en de waarschijnlykheidsrekening vindt men uiteraard terug op het 25-gul- den-biljet met de beeltenis van Huy gens. Men ziet, een omvangrijke studie diende de conceptie vooraf te gaan. Een studie in kleine spitsvondigheden en historisch feitenmateriaal. De speelse geest van de kunstenaar mocht deze schat aan gegevens en kennis tenslotte- trachten te bunde len tot een boeiend geheel, dat te vens een klare afdruk zou zijn van de ongecompliceerde persoonlijkheid van de kunstenaar. Wie eerder Doe- ve's ontwerp voor een Uno-postzegel, zijn illustraties van boeken, kranten artikelen en radio-programma's ge zien heeft en daarin zijn veelzijdig talent heeft onderkend weet, dat hij ook in deze veelomvattende opdracht alleen maar kon slagen. FEUILLETON •k door PATRICIA WENTW0RTH 70 Juffrouw Silver glimlachte. „Ja, ik geloof, dat hij daarop re kende. Hij ging om halftien weg en trad vier of vijf minuten later de kerk binnen. Ik was er zeker van, dat de moordenaar op goede voet stond met meneer Harsch en dat ze voor het schot viel nog samen ge praat hebben. Het gordyn voor de organist was immers weggetrokken en niemand schijnt het orgel later dan enkele minuten over halftien te hebben gehoord. Tenzij de moorde naar een verklaring aflegt, zullen we nooit precies weten wat er ge beurde. Maar omdat de schijn van zelfmoord moest worden bewaard, was het nodig, meneer Harsch af te leiden en hem aan de praat te hou den tot de klok om kwart voor tien zou beginnen te slaan. Bij de tweede slag schoot Schmidt a bout portant en viel meneer Harsch neer. Schmidt kop volstaan met het wapen af te vegen, de hand van het slachtoffer er even omheen te klemmen en die dan weer los te laten. Als Ezra Pin- cott die avond niet voor zijn stro perijen op het kerkpad had gelopen, zou het gemene plan ongetwijfeld zat achter de konijnen van Giles aan", zei Garth lachend. „Ko nijnen kon hij overal vangen, maar hij had er pret in, juist die van Giles te stelen, zoals hij al jaren had ge daan. En die slimme oude stroper zou zich niet vergissen in de rich ting van waaruit het schot had ge klonken. Wat geluiden betreft, vond Ezra zijn meester niet ik weet er alles van, want ik ben wel eens met hem meegegaan. Hij vertelde me o.a., dat hij een oorwurm op een blad kon horen lopen en volgens my loog hij niet". „Dat is heel interessant, majoor Albany. Maar hoe dan ook, Ezra hoorde het schot, snelde naai- de deur in de kerkhofmuur, wierp die open, zag Schmidt uit de kerk ko men en rende hem achterna. Nu we ten wij ook, dat hy hem heeft inge haald, want Sam en Gladys hébben, wel wat laat, verklaard, dat ze, van hun wandeling terug-kerend, meneer Everton en Ezra met elkaar by het huis van Everton in gesprek zagen. Ze hoorden ook Ezra's woorden: „Nu goed, dronken of nuchter, maar mor genochtend spreken we er nog wel eens over", waarop hy lachend weg- ,.Je verklaren óók", aldus Frank Abbott, „dat ze even later juffrouw Doncaster een brief naar de bus za gen brengen. Zodra ze verdwenen was, gingen ze het kerkhof op. Toen ik hn vroeg, waarom ze dit alles niet verteld hadden op een ogenblik, dat het van nut had kunnen zyn, zeiden ze, dat het die oude Ezra en meneer Everton maar waren en dat de oude juffrouw Doncaster altijd brieven postte. Gladys giebelde nog en vroeg of ik soms dacht, 'dat Ley Ellen er een vriendje op na hield!" Zich ver volgens tot juffrouw Silver wendend, zei hy eerbiedig: „Geachte meeste res, waarom verzwijgt u, dat u me dit had opgedragen?" Juffrouw Silver glimlachte vrien delijk, maar voor ze iets in het mid den kon brengen, klonken er voet stappen en werd de deur openge gooid. Mener Madoc liep met grote schreden de verontwaardigde Mabel voorbij, sloeg de deur dicht en keek by wijze van groet het gezelschap ietwat dreigend aan. Even knikte hij in de richting van juffrouw Sophy en van juffrouw Silver, maar toen wendde hij zich met gefronste wenk brauwen tot zijn vrouw, die daar als uit steen gehouwen zat. Kort en af gebeten zei hij waar 't op stond. „Als je soms thuis wilt komen, kun je beter je boeltje pakken! Pin- cott komt de rommel binnen een half uur halen". Zonder op .antwoord te wachten, keerde hij zich om en liep weg, de deur achter zich toeslaande. Ook de voordeur vloog met een geweldige slag dicht. Medora Madoc stond op. Haar marmerbleekheid scheen voorgoed verdwenen, ze bloosde hevig en keek alsof ze zou gaan schreien. Naar de sofa gaande, vroeg ze verlegen: „Mag ik, beste juffrouw Sophy?" en ren de toen letterlijk de kamer uit. „Goeie genade!" riep Garth. En liet er op volgen: „Hoe lang zal het duren?" Juffrouw Silver keek hem zacht verwytend aan. „Ze zyn allebei zo ongelukkig ge weest", sprak ze. „Ik geloof heus niet, dat ze veel met hem te stellen zal hebben. Tact en toewijding zullen hem van zijn waandenkbeelden gene zen. Ik heb dadelijk bemerkt, dat hy zo ruw optrad uit vrees, anders zelf de dupe te zullen zijn en ik denk, dat ze dat er wel uit krygt". Garth wachtte tot juffrouw Silver zich weer tot haar gehoor in het al gemeen wendde, boog zich toen over naar Janice, die heel dicht naast hem zat en fluisterde, naar ze hoop te onhoorbaar voor anderen: „Nu schat, zweer dan, ook altyd tactvol en toegewijd te zijn". „Er valt weinig meer te vertellen", ging juffrouw Silver voort. „Ik denk, dat Ezra wat geld op afreke ning heeft gekregen. Hij moet in de „Stier" rondjes hebben gegeven, wat niet zyn gewoonte was. Maar by hem vertoonde zich het typische verschijn sel van de chantage-pleger.hy be gon te zwetsen. Hij werd te gevaar lijk om nog langer in leven te wor den gelaten. Waarschijnlijk heeft Schmidt hem gevraagd, op een ta melijk laat uur by hem te komen, I hem in de garage, vroeger een koets huis, gelaten en daar brandewyn aangeboden. Ezra sloeg die gretig naar binnen, werd daarop neergesla gen, in een kruiwagen gelegd en vermoedelijk langs de veiligste weg, het dorpsplein naar de plaats waar hy later gevonden is gebracht. O, er was enig risico by, maar niet veel, want Bourne gaat vroeg naar bed en de lucht was bewolkt. Toen hy onopgemerkt weer thuis was geko men, moet Schmidt gedacht hebben, dat hy nu geheel veilig was. In zyn ogen waren de aanwijzingen tegen meneer Madoc sterk genoeg en wat Ezra betreft, zag hij vol vertrouwen de uitspraak „dood door ongeluk" tegemoet. Ik kan niet hoog genoeg de scherpzinnigheid van brigadier Abbott prijzen, die de stukjes droog grint, welke zich aan de bemodder- de schoenen van Ezra hadden vast gehecht, heeft opgemerkt en daaruit prachtig heeft afgeleid, dat de man niet naar de plek waar hy gevonden werd is gelopen, maar er neen ge bracht". Voor de eerste en enige maal in deze geschiedenis bloosde Frank Ab bott en Garth Albany had er schik in. Juffrouw Sophy stond op en ver klaarde, dat ze naar die arme Me dora moest gaan zien. Ida Mot tram omhelsde juffrouw Silver, rolde met haar blauwe ogen tegen Frank en kondigde met een licht gilletje aan, dat ze nu haar lieve Bunty niet lan ger alleen kon laten. Aan de deur keerde ze zich nog even om. „O, ja. meneer Abbott. U weet het zeker niet, maar ziet u, zou 't niet mogeiyk zyn, dat meneer Everton zijn mooie kippen onder ons verdeel de?" „Ik vrees, dat ik in die richting geen wenk kan geven, mevrouw Mottram". „Nu dan..." Ze wierp het gezel schap een kushand toe en verdween. Juffrouw Silver keek haar vol ge negenheid na en wendde zich toen tot Garth en Janice. „Ik moet nog enkele dingen In myn kamer bij elkaar zetten. Over ongeveer tien minuten zou myn taxi komen. Brigadier Abbott reist met me mee tot Marbury. 't Is altyd wat vervelend om bij het einde van een geval afscheid te moeten nemen, maar als de schuldige is ontdekt en de onschuldige van blaam gezuiverd, voel ik my opgewekt en bemoedigd. Er is geen groter zaak dan gerech tigheid en op mijn nederige manier tracht ik die zaak te dienen. Mag ik u myn beste wensen aanbieden en ernstig de hoop uitspreken, dat u heel gelukkig zult worden?" Daarop ging ze de kamer uit; een klein onooglyk persoontje in ouder wetse kleren, de eikenhouten roos op haar borst, haar keurig door een netje byeen gehouden haren, hoog op gebonden naar laat-negentiende eeuwse stijl, haar voeten in wollen kousen en met kraaltjes afgezette schoenen, terwijl een felkleurige, ge bloemde breitas aan haar arm ben gelde. Frank Abbott sloot de deur achter haar. Toen hij zich weer omwendde, vertoonden zyn wangen opnieuw een lichte blos. Op weinig-officiële, meer jongens-ac-htige toon riep hy uit: „In "één woord: ze is een wonder!"

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1954 | | pagina 4