~öe. ^>Uutel
Overheid moest tienduizenden
onder dak brengen
NIEUWE INFILTRATIES OP
NIEUW-GUINEA VERWACHT
ONS BANKBILJET: MIJNENVELD
VAN VOORSCHRIFTEN
4
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
DONDERDAG 2 DECEMBER 1954
PROBLEEM DER GEREPATRIEERDEN (II)
Collectieve huisvesting slechts
een noodoplossing
(Van een onzer redacteuren.)
B\j de komst van duizenden landgenoten uit Indonesië zag de Overheid
zich in eerste instantie geplaatst voor het vraagstuk der huisvesting. On
geveer zestig procent van de gerepatrieerden die in de loop der jaren in
Nederland zyn aangekomen heeft kans gezien in eigen huisvesting te voor
zien. De meesten van hen vonden de deuren van familieleden open, anderen
beschikten over de middelen om zich voorlopig in een pension van een
dak boven het hoofd te verzekeren. Alhoewel ook deze wyze van huis
vesting in vele gevallen verre van ideaal genoemd kan worden, met deze
categorie van gerepatrieerden had de Overheid by aankomst hoogstens
bemoeienissen inzake het verstrekken van kledingvoorschotten en meu
belvoorschotten. Wat haar voorts ten aanzien van deze gerepatrieerden
nog met zorg kon vervullen, was do steeds langer wordende lyst van
woningzoekenden.
Maar naast het grote aantal, dat
in eigen huisvesting kon voorzien,
was er de categorie van uit Indone
sië komende Nederlanders, die dit
niet kon. Zij omvat ongeveer 40 pro
cent van het totaal aantal gerepatri
eerden en voor haar heeft ae Neder
landse regering een primaire oplos
sing moeten zoeken, dat wil zeggen,
de Overheid heeft deze gerepatrieer
den aan tijdelijke huisvesting moeten
helpen. Deze oplossing wera gevon
den in de vorm van z.g. woonoorden
en contractpensions. Deze laatste
werden hoofdzakelijk bestemd voor
de burgers onder de gerepatrieerden.
Contract pensions
De contractpensions, waarvan het
aantal van ruim zeshonderd inmid
dels is teruggebracht tot honderd
tachtig, zijn gewone particuliere pen
sions, waarmee de Overheid contrac
ten heeft afgesloten inzake voorlo
pige huisvesting der gerepatrieerden.
Het laat zich begrijpen, dat in het
kader van het assimilatieproces het
collectief huisvesten volkomen uit
den boze is, maar het laat zich even
eens begrijpen, dat er voor de Over:
heid in verhand met het woning
tekort geen andere voorlopige oplos
sing mogelijk was toen zij tot taak
kreeg, tienduizenden mannen, vrou
wen en kinderen onder dak te bren
gen.
Staat de bittere noodzaak van het
ontstaan der contractpensions dus wel
vast en mogen zij dan enerzijds een
voorlopige oplossing in het huisves
tingsprobleem hebben gebracht, an
derzijds wierpen zij nieuwe problemen
op. Hotels en pensions zijn nu een
maal ongeschikt om op lange termjjn
door gezinnen te worden bewoond.
Ja, als men er financieel zo voor
staat, dat men zich de luxe van en
kele comfortabele kamers kan per
mitteren, dan is het in een hotel of
een pension wel enige tijd uit te hou
den. Maar wie wel eens een bezoek
heeft gebracht aan een eontractpen-
sion zal wel hebben opgemerkt, dat
VIIAV ivAan onrilm i ü- \/0ïnvo &71 mm.
hier geen sprake is van rose en com
fort. Natuurlijk, niemand JW"
dit
mag
ook verwachten, de gerepat
niet en de bezoeker ook met.
De gerepatrieerde is over het alge
meen met zijn lot in een contract
pension wel tevreden. Veelal heeft hjj
sinds 1942 niets anders gekend dan
het leven in kampen en „familie
huizen". Voor hem is het zich behel
pen in een klein kamertje, waarin
vaak man, vrouw en drie of vier kin
deren zijn ondergebracht niets
nieuws. Hij vindt het eigenlijk heel
gewoon. Jarenlang heeft hij geen
naar Westerse begrippen normaal ge
zinsleven gehad.
Bij alle moeilijkheden, die hij thans
moet ovenvinnen om zich volledig in
Nederland thuis te voelen, is dit ab
normale gezinsleven evenwel een
soms door hem zelf niet gevoeld
obstakel. Er zyn slechte en goede
contractpensions. Er zijn pensions,
waar de woonruimte redelijk genoemd
mag worden, er zijn er ook, waar de
bezoeker de haren ten berge riiz
elki
andere gt__
rommelige sfeer van een kamp van
gedetineerden in oorlogstijd. In zulke
pensions vindt men mensen, die het
ongewone en het onwenselijke van de
toestand wel aanvoelen, doch die zich
er in de geest van „het kan niet an
ders" gelaten bij neer leggen. Men
;pt
jn Neder-
niet
vindt er ook mensen, die zich hier be-
Êaald lekker senang, zegt men in
idonesië voelen. Ze accepteren de
omstandigheden, waarin zij
land anno 1954 leven, ome
anders gewend zijn.
Hier ligt de kern van een groot
probleem, dat zich opwerpt zodra de
ze gerepatrieerden in een eigen huis
komen. Hoe eerder zij zelf en het ker
kelijk en particulier initiatief dat zich
met de steun aan gerepatrieerden be
last heeft, dat probleem kunnen aan
vatten, des te groter de kans is, dat
ook deze categorie van gerepatrieer
den zich in de Nederlandse samenle
ving een verantwoorde plaats ver
werft.
pensions heeft de Overheid zich dus
Met het stichten van de contract
als het ware direct voor een nieuwe
taak gesteld en wel de taak om de
contractpensions weer zo spoedig mo
gelijk te doen verdwijnen. Indien zij
hiernaar niet zou streven, dan zou zij
blijk geven van een volkomen wan
begrip van het totale probleem der
ferepatrieerden. Uit richtlijnen van
et Ministerie van Maatschappelijk
werk, waarvan het Bureau Bijzonde
re Maatschappelijke Zorg met de
steun aan gerepatrieerden belast is
blijkt evenwel, dat de Overheid als zo
danig met haar materiële steun het
assimilatieproces zo gunstig mogelijk
wenst te bevorderen.
Woningwetwoningen,
Zo is daar, voor wat betreft de
huisvesting, de bepaling, dat 5 pro
cent van de woningwetwoningen be
schikbaar moeten worden gesteld voor
de gerepatrieerden. Deze bepaling
heeft het mogelijk gemaakt, dat van
af 1950 tot 1 Januari 1954 een kleine
9000 gezinnen van een totaal van
10.000 uit de contractpensions naar 'n
eigen woning hebben kunnen ver
trekken. In 1950 werden rond 4250
gezinnen in contractpensions opge
vangen en in dat jaar werden 650 ge
zinnen naar een zelfstandige hulsves
ting afgevloeid. In 1951 kwamen er
liefst 3300 gezinnen onder de hoede
van de Overheid bij, maar tevens kon
den er in dat jaar 3650 aan een wo
ning worden geholpen. 1952 gaf een
aanzienlijke terugloop in het aantal
uit Indonesië arriverende gezinnen te
zien. Er moesten toen door de Over
heid 1500 in contractpensions worden
ondergebracht. Voor 2600 gezinnen
was in dit jaar een woning beschik
baar. In 1953 trokken 1050 nieuwe
gezinnen in pensions, terwijl er 2000
m verband met eigen huisvesting
vertrokken.
Bij het opmaken van de balans per
1 Januari 1954 bleek dus, dat er sinds
de souvereiniteitsoverdracht in eind
1949 rond 10100 gezinnen door de
Overheid in Contactpensions waren
ondergebracht en dat inmiddels voor
8900 van deze gezinnen het bezit van
een eigen huis een feit geworden was.
De 1200 gezinnen, die per 1 Ja
nuari j.l. in ae contractpensions huls
den, omvatten in het totaal ongeveer
5000 personen.
Per maand komen er thans nog 100
gezinnen, die zich, voor wat betreft de
huisvesting, volledig aan de zorgen
(Advertentie.)
liiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiüiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiifiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
Voor alle mannen die ik verrassen wil
COMMUNIQUÉ R.M.S.
Spanningen op Molukken.
De vertegenwoordiger van de Re
publiek Zuid-Molukken, dr. Nikipiluw,
zendt ons het volgende communiqué:
„Het hoofdkwartier van de R.M.S.-
strijdkrachten op Ceram meldt: Op
16 November j.l. arriveerden op Am-
bon 2 R.M.S.-officieren, die een ulti
matum overhandigden aan de com
mandant van het 25ste T.N.I.-regi
ment infanterie, lt, kol. Soekowati.
Geëist werd. dat binnen 10 dagen alle
nog aanwezige T.N.I.-troepen de kust
van Midden- en Oost-Ceram zouden
ontruimen en dat beide R.M.S.-offi
cieren, die het ultimatum overbrach
ten, binnen 4 etmalen op him basis
zouden zijn teruggekeerd.
Uit Ambon wordt gemeld:
1. Eind October landde plotseling een
vliegtuig met Australische kente
kenen op het voor alle buitenland
se vliegtuigen gesloten zijnde
vliegveld I.A.H.A. (by Ambon).
Deze landing heeft zeer de aan
dacht der Ambonese bevolking ge
trokken. Nadat de bemanning van
het vliegtuig aan gouverneur La-
tuharhary een brief had overhan
digd, steeg het vliegtuig weer op
en vertrok in Oostelijke richting.
2. De spanning tussen enkele com-
pagniën mobiele brigade politie
(mobrig) op de Molukse eilanden
en T.N.I.-eenheden heeft hier en
daar reeds geleid tot ernstige bot
singen. De gouverneur overweegt
thans de grotendeels uit ex-knil
militairen en leden van het Neder
lands-Indisch korps veldpolitie be
staande mobrig naar elders te diri
geren.
4. 400 Javaanse emigranten, die per
K.P.M.-ss „Baud" uit Soerabaja
werden aangevoerd met bestem
ming Kairatu (Ceram) verblijven
geruime tQd in noodkampen
ïbon wegens „de onveiligheid
reeds
op Ami
op Ceram".
Op Ambon spreken T.N.I.-officle_
ren openlijk en druk over de „her
opening van de oorlog tegen Ne.
derlana" en plannen voor de ver
dere invasie van „Irian Barat". De
volgende infiltratie zal moeten
worden uitgevoerd door 3 tot 4 pe-
letons mobrig (mobiele brigade),
onder dekking van vliegtuigen",
aldus het communiqué.
van de Overheid toevertrouwden, uit
Indonesië aan. Gemiddeld 100 k 110
f;ezinnen verlaten elke maand de con-
ractpensions om een normaal huis
houden te beginnen. Rekening hou
dende met de 1000 woningen, aie voor
1954 extra, dus boven de 5 procent,
voor gerepatrieerden beschikbaar ge
steld zijn, alsmede met de mogelijke
schommelingen in het aantal gezin
nen, dat nog uit Indonesië zal arrive
ren, hoopt men eind 1955 nog slechts
250 gezinnen in contractpensions te
hebben. Uit deze cijfers blijkt dus,
dat men op het Ministerie van Maat
schappelijk Werk het einde van de
misère van de door de Overheid col
lectief gehuisveste gerepatrieerden
meent te zien. Uiteraard is dit in de
eerste plaats van groot belang voor
de gerepatrieerden zelf, want eerst
als zij in een eigen huis zijn, krijgen
zij de kans een normaal gezinsleven
te beginnen en zich in de Nederland
se samenleving in te leven.
Cijfermateriaal over het aantal ge
repatrieerden, dat nog bij familie of
in particuliere pensions is gehuisvest,
is moeilijk te verzamelen. Indien men
echter uitgaat van het feit, dat on
geveer 40 procent van alle gerepatri
eerden door de Overheid wordt opge
vangen, dan zou men mogen aanne
men, dat thans nog ongeveer 7500
gerepatrieerden of ongeveer 2 3000
gezinnen buiten de contractpensions
een eigen woning zoeken.
Niet in de landbouw
Na in 1927 te
slaagd te zijn voor zijn
examen, is de tekenaar J. P.
Doeve naar Nederland geko
men om in Wageningen te
gaan studeren voor landbouw
kundig ingenieur. In zijn
functie van redacteur van
het studentenblad C.R.S., bleek
weldra zijn tekentalent. Aange
spoord door prof. Huib Luns,
heeft hij zien na zijn candi-
daatsexamen, dan ook geheel
aan het tekenen gewijd. De heer
Doeve verklaarde ons tot nog
toe geen spijt van die beslissing
te hebben.
COMBINATIE VAN TECHNIEKEN
Ontwerper J. F. Doeve over zijn werk
(Van onze speciale verslaggever)
De kunstenaar J. F. Doeve bescheiden persoonlijkheid, wiens wieg een
maal onder de tropenzon stond kan zeggen, dat hij er baat by heeft, als
hem zijn eigen ontwerpen worden teruggestuurd. Deze 47-jarige is namelijk
de ontwerper van onze nieuwe Nederlandse bankbiljetten, waarvan.het tien
en honderdguldenlnljet dezer dagen in circulatie kwamen, en het vjjf-en-
twintig-gulden-biljet weldra zal volgen.
Het is alweer een paar jaar geleden, dat de ontwerpen van die biljetten
gereed kwamen. De heer Doeve vertelde ons, dat hy het niet alleen een eer
volle, maar ook een plezierige opdracht had gevonden. Hij was aan zoveel
restricties gebonden, dat hij het uiterste van zichzelf had moeten geven
om de ontwerpen die waarden te laten behouden, die voor hem als kunste
naar betekenis hebben. En het geeft uiteraard voldoening te weten met een
zo zware opdracht geslaagd te zijn.
Het laat zich niet moeilijk raden,
waarin bij het ontwerpen van een
bankbiljet de voornaamste restric
ties zijn gelegen. Het moet practisch
onmogelijk worden zo'n waarde-pa-
pier na te maken. De motieven en
versieringen mochten dan ook niet
vryelijk worden gekozen of ge-
plaaatst. Ze moesten bepaalde afme
tingen hebben en elkaar op tevoren
vastgestelde punten kruisen. Voorts
moest er een ruimte uitgespaard
worden voor het watermerk en moes
ten er verborgen facetten in voor
komen, die een reeks vormende
nauwelijks los van elkaar te imite
ren zouden zyn.
„Voordat ik een pen op papier
zette, ben ik dan ook bij de befaam
de Nederlandse bankbiljettendruk-
kers in Haarlem eens een paar da
gen rond geleid door het mijnenveld
van voorschriften, waaraan de nieu
we bankbiljetten zouden moeten vol
doen, om vervolgens kennis te ma
ken met alle technici, die iets met
de uitvoering van het ontwerp te
maken zouden krijgen. Een combina
tie van technieken is in de Neder
landse bankbiljetten verwerkt. Nau
we samenwerking met de vakmensen
op elk dezer gebieden was naderhand
nodig.
Aesthetisch
Ondanks alle restricties diende de
kunstenaar toch nog iets te ontwer
pen, wat smaakvol was. Bovendien
mocht men van hem verwachten, dat
hij er tevens een opvoedkundig ele
ment in zou kunnen leggen. Dat op
voedkundige element mocht hy put
ten uit de opgaaf, dat er de beelte
nis van nationale figuren op voor
moesten komen.
Welke figuren dat zouden moe
ten zijn, daarin liet de Nederland
se Bank de heer Doeve volkomen vi
Dit laatste sprankje vryheid he<
7&
de ontwerper goed weten te gebrui
ken. Voor het tien-gulden-biljet koos
hij zich de beeldenaar van Hugo de
Groot, de man van de boekenkist,
maar ook en hier ging het de heer
Doeve om de man van het Inter
nationale Recht.
Waf zou de reactie van een dienaar
van Hermandad zijn, die argeloos de
studio van Doeve binnenstapt en de
kunstenaar met de vervaardiging van
bankbiljetten bezig zietf
Voor het vïjf-en-twintig-gulden-bil-
jet heeft Christiaan Huygens „gepo
seerd", de uitvinder van het slinger
uurwerk, die kosmisch kon denken,
en voor het honderd-gulden-biljet
Erasmus, de grote humanist, die
evenals Hugo de Groot en Huygens,
nog tot de verbeelding van de men
sen van onze tyd kan spreken.
In voorbereiding
In voorbereiding zijn nog de bil
jetten van 20.— en 1000.—. De
heer Doeve wilde ons hierover liever
nog geen details vertellen, maar wij
menen te weten, dat hij hiervoor zijn
keus heeft laten vallen op resp.
Willem Beukelszoon uit Biervliet, de
uitvinder van het haringkaken, en
Hendrickje Stoffels, de tweede vrouw
van Rembrandt.
In de reeds verschenen biljetten
heeft de heer Doeve rond de erop
voorkomende historische figuur een
rijkdom aan symbolen en beelden
weten te gebruiken. By de Erasmus-
figuur vinden we het is haast
vanzelfsprekend een beeld terug
van het oude Rotterdam. Maar daar
naast zijn er de symbolen in ver
werkt van scherpzinnigheid, zacht
moedigheid en dergelijke. De strijd
van Hugo de Groot voor de vrye
zee vinden we op het tien-gulden
biljet gesymboliseerd in twee sche
pen uit de Groot's tijd een pinas
en een fluitschip en voorts in een
dolfijn. In een aardbol wordt op dit
biljet voorts aan de Groot's ideeën
over het volkerenrecht gestalte ge
geven. Het slingeruurwerk en de
waarschijnlykheidsrekening vindt
men uiteraard terug op het 25-gul-
den-biljet met de beeltenis van Huy
gens.
Men ziet, een omvangrijke studie
diende de conceptie vooraf te gaan.
Een studie in kleine spitsvondigheden
en historisch feitenmateriaal. De
speelse geest van de kunstenaar
mocht deze schat aan gegevens en
kennis tenslotte- trachten te bunde
len tot een boeiend geheel, dat te
vens een klare afdruk zou zijn van
de ongecompliceerde persoonlijkheid
van de kunstenaar. Wie eerder Doe-
ve's ontwerp voor een Uno-postzegel,
zijn illustraties van boeken, kranten
artikelen en radio-programma's ge
zien heeft en daarin zijn veelzijdig
talent heeft onderkend weet, dat hij
ook in deze veelomvattende opdracht
alleen maar kon slagen.
FEUILLETON
•k door PATRICIA WENTW0RTH
70
Juffrouw Silver glimlachte.
„Ja, ik geloof, dat hij daarop re
kende. Hij ging om halftien weg en
trad vier of vijf minuten later de
kerk binnen. Ik was er zeker van,
dat de moordenaar op goede voet
stond met meneer Harsch en dat ze
voor het schot viel nog samen ge
praat hebben. Het gordyn voor de
organist was immers weggetrokken
en niemand schijnt het orgel later
dan enkele minuten over halftien te
hebben gehoord. Tenzij de moorde
naar een verklaring aflegt, zullen
we nooit precies weten wat er ge
beurde. Maar omdat de schijn van
zelfmoord moest worden bewaard,
was het nodig, meneer Harsch af te
leiden en hem aan de praat te hou
den tot de klok om kwart voor tien
zou beginnen te slaan. Bij de tweede
slag schoot Schmidt a bout portant
en viel meneer Harsch neer. Schmidt
kop volstaan met het wapen af te
vegen, de hand van het slachtoffer
er even omheen te klemmen en die
dan weer los te laten. Als Ezra Pin-
cott die avond niet voor zijn stro
perijen op het kerkpad had gelopen,
zou het gemene plan ongetwijfeld
zat achter de konijnen van
Giles aan", zei Garth lachend. „Ko
nijnen kon hij overal vangen, maar
hij had er pret in, juist die van Giles
te stelen, zoals hij al jaren had ge
daan. En die slimme oude stroper
zou zich niet vergissen in de rich
ting van waaruit het schot had ge
klonken. Wat geluiden betreft, vond
Ezra zijn meester niet ik weet er
alles van, want ik ben wel eens met
hem meegegaan. Hij vertelde me o.a.,
dat hij een oorwurm op een blad kon
horen lopen en volgens my loog hij
niet".
„Dat is heel interessant, majoor
Albany. Maar hoe dan ook, Ezra
hoorde het schot, snelde naai- de
deur in de kerkhofmuur, wierp die
open, zag Schmidt uit de kerk ko
men en rende hem achterna. Nu we
ten wij ook, dat hy hem heeft inge
haald, want Sam en Gladys hébben,
wel wat laat, verklaard, dat ze, van
hun wandeling terug-kerend, meneer
Everton en Ezra met elkaar by het
huis van Everton in gesprek zagen.
Ze hoorden ook Ezra's woorden: „Nu
goed, dronken of nuchter, maar mor
genochtend spreken we er nog wel
eens over", waarop hy lachend weg-
,.Je verklaren óók", aldus Frank
Abbott, „dat ze even later juffrouw
Doncaster een brief naar de bus za
gen brengen. Zodra ze verdwenen
was, gingen ze het kerkhof op. Toen
ik hn vroeg, waarom ze dit alles niet
verteld hadden op een ogenblik, dat
het van nut had kunnen zyn, zeiden
ze, dat het die oude Ezra en meneer
Everton maar waren en dat de oude
juffrouw Doncaster altijd brieven
postte. Gladys giebelde nog en vroeg
of ik soms dacht, 'dat Ley Ellen er
een vriendje op na hield!" Zich ver
volgens tot juffrouw Silver wendend,
zei hy eerbiedig: „Geachte meeste
res, waarom verzwijgt u, dat u me
dit had opgedragen?"
Juffrouw Silver glimlachte vrien
delijk, maar voor ze iets in het mid
den kon brengen, klonken er voet
stappen en werd de deur openge
gooid. Mener Madoc liep met grote
schreden de verontwaardigde Mabel
voorbij, sloeg de deur dicht en keek
by wijze van groet het gezelschap
ietwat dreigend aan. Even knikte hij
in de richting van juffrouw Sophy
en van juffrouw Silver, maar toen
wendde hij zich met gefronste wenk
brauwen tot zijn vrouw, die daar als
uit steen gehouwen zat. Kort en af
gebeten zei hij waar 't op stond.
„Als je soms thuis wilt komen,
kun je beter je boeltje pakken! Pin-
cott komt de rommel binnen een half
uur halen".
Zonder op .antwoord te wachten,
keerde hij zich om en liep weg, de
deur achter zich toeslaande. Ook de
voordeur vloog met een geweldige
slag dicht.
Medora Madoc stond op. Haar
marmerbleekheid scheen voorgoed
verdwenen, ze bloosde hevig en keek
alsof ze zou gaan schreien. Naar de
sofa gaande, vroeg ze verlegen: „Mag
ik, beste juffrouw Sophy?" en ren
de toen letterlijk de kamer uit.
„Goeie genade!" riep Garth. En
liet er op volgen: „Hoe lang zal het
duren?"
Juffrouw Silver keek hem zacht
verwytend aan.
„Ze zyn allebei zo ongelukkig ge
weest", sprak ze. „Ik geloof heus
niet, dat ze veel met hem te stellen
zal hebben. Tact en toewijding zullen
hem van zijn waandenkbeelden gene
zen. Ik heb dadelijk bemerkt, dat hy
zo ruw optrad uit vrees, anders zelf
de dupe te zullen zijn en ik denk, dat
ze dat er wel uit krygt".
Garth wachtte tot juffrouw Silver
zich weer tot haar gehoor in het al
gemeen wendde, boog zich toen over
naar Janice, die heel dicht naast
hem zat en fluisterde, naar ze hoop
te onhoorbaar voor anderen: „Nu
schat, zweer dan, ook altyd tactvol
en toegewijd te zijn".
„Er valt weinig meer te vertellen",
ging juffrouw Silver voort. „Ik
denk, dat Ezra wat geld op afreke
ning heeft gekregen. Hij moet in de
„Stier" rondjes hebben gegeven, wat
niet zyn gewoonte was. Maar by hem
vertoonde zich het typische verschijn
sel van de chantage-pleger.hy be
gon te zwetsen. Hij werd te gevaar
lijk om nog langer in leven te wor
den gelaten. Waarschijnlijk heeft
Schmidt hem gevraagd, op een ta
melijk laat uur by hem te komen, I
hem in de garage, vroeger een koets
huis, gelaten en daar brandewyn
aangeboden. Ezra sloeg die gretig
naar binnen, werd daarop neergesla
gen, in een kruiwagen gelegd en
vermoedelijk langs de veiligste weg,
het dorpsplein naar de plaats waar
hy later gevonden is gebracht. O,
er was enig risico by, maar niet veel,
want Bourne gaat vroeg naar bed
en de lucht was bewolkt. Toen hy
onopgemerkt weer thuis was geko
men, moet Schmidt gedacht hebben,
dat hy nu geheel veilig was. In zyn
ogen waren de aanwijzingen tegen
meneer Madoc sterk genoeg en wat
Ezra betreft, zag hij vol vertrouwen
de uitspraak „dood door ongeluk"
tegemoet. Ik kan niet hoog genoeg
de scherpzinnigheid van brigadier
Abbott prijzen, die de stukjes droog
grint, welke zich aan de bemodder-
de schoenen van Ezra hadden vast
gehecht, heeft opgemerkt en daaruit
prachtig heeft afgeleid, dat de man
niet naar de plek waar hy gevonden
werd is gelopen, maar er neen ge
bracht".
Voor de eerste en enige maal in
deze geschiedenis bloosde Frank Ab
bott en Garth Albany had er schik
in.
Juffrouw Sophy stond op en ver
klaarde, dat ze naar die arme Me
dora moest gaan zien. Ida Mot tram
omhelsde juffrouw Silver, rolde met
haar blauwe ogen tegen Frank en
kondigde met een licht gilletje aan,
dat ze nu haar lieve Bunty niet lan
ger alleen kon laten.
Aan de deur keerde ze zich nog
even om.
„O, ja. meneer Abbott. U weet het
zeker niet, maar ziet u, zou 't niet
mogeiyk zyn, dat meneer Everton
zijn mooie kippen onder ons verdeel
de?"
„Ik vrees, dat ik in die richting
geen wenk kan geven, mevrouw
Mottram".
„Nu dan..." Ze wierp het gezel
schap een kushand toe en verdween.
Juffrouw Silver keek haar vol ge
negenheid na en wendde zich toen
tot Garth en Janice.
„Ik moet nog enkele dingen In
myn kamer bij elkaar zetten. Over
ongeveer tien minuten zou myn taxi
komen. Brigadier Abbott reist met
me mee tot Marbury. 't Is altyd wat
vervelend om bij het einde van een
geval afscheid te moeten nemen,
maar als de schuldige is ontdekt en
de onschuldige van blaam gezuiverd,
voel ik my opgewekt en bemoedigd.
Er is geen groter zaak dan gerech
tigheid en op mijn nederige manier
tracht ik die zaak te dienen. Mag
ik u myn beste wensen aanbieden en
ernstig de hoop uitspreken, dat u
heel gelukkig zult worden?"
Daarop ging ze de kamer uit; een
klein onooglyk persoontje in ouder
wetse kleren, de eikenhouten roos op
haar borst, haar keurig door een
netje byeen gehouden haren, hoog op
gebonden naar laat-negentiende
eeuwse stijl, haar voeten in wollen
kousen en met kraaltjes afgezette
schoenen, terwijl een felkleurige, ge
bloemde breitas aan haar arm ben
gelde.
Frank Abbott sloot de deur achter
haar. Toen hij zich weer omwendde,
vertoonden zyn wangen opnieuw een
lichte blos. Op weinig-officiële, meer
jongens-ac-htige toon riep hy uit: „In
"één woord: ze is een wonder!"