Paganini's vierde vioolconcert
na ruim een eeuw herontdekt
Nederlandse Pegasus ging op
reis door de wereld
Predikantenzoon, zwerver
en auteur: Den Doolaard
Protestvergadering N.P.G.
Poëzie uit tientallen landen in
één bundel bijeengebracht
PEGASUS, DE NEDERLANDSE Pegasus wel te verstaan, Is op we
reldreis geweest, en hy heeft, weer thuis in de lage landen, een bont boek
je meegebracht dat we dankbaar gelezen hebben, maar dat by die lezing
weer eens zoveel oude problemen opgerakeld heeft dat we haast niet we
ten, waar te beginnen. Problemen als: dichtkunst-taal in het algemeen;
klimaat-landaard-poëzie, en, bovenal: de veelomstreden subtiele kwestie
van het vertalen van gedichten.
Vooral het laatste vraagstuk heeft ons uiteraard lang bezig gehouden.
Doch laten we allereerst ten gerieve van de lezer die wat onwennig is in
de omgang met gevleugelde paarden ter verduidelijking de volledige titel
van het boek van Dick Voerman en W. A. Braasem overschryven: „Pega
sus op Wereldreis, poëzie uit alle windstreken in Nederlandse vertaling"*).
Nader gepreciseerd: het betreft alleen vertalingen die sedert 1920 ver
vaardigd en met een literaire pretentie gepubliceerd zijn, terwyl geen frag
menten opgenomen werden uit de „boeken der mensheid" als Bijbel, Blia-
gavadgita en Edda of stukken van klassieke Griekse en Latynse auteurs.
Ook hebben de samenstellers, terecht, reeds algemeen vermaard geworden
vertalingen weggelaten. Daarentegen hebben zij zeer veel anonieme volks
poëzie opgenomen, waardoor een buitengemeen afwisselende, oorspron
kelijke bundel is ontstaan, die enig is in onze letteren. Men vindt hier de
verfijndste ivoren-toren dichters geconfronteerd met doodgewone „wil
den". En zulk een wereldtaal is de poëzie dat deze uitingen ernaar verdra
gen, ja, dat we soms veel feller bewogen worden door de heftige, bloed
warme klanken die uit het oerwoud opstijgen dan door de subtiele gepar
fumeerde ontrafelingen van een Rilke of een Baudelaire.
Alle irrationele subtiliteiten" van
een gedicht kunnen enkel en alleen
ten volle in het oorspronkelijk tot
uitdrukking worden gebracht en na-
geproefd. Maar zelfs al beheerst
men vijf of zes of meer levende ta
len, zelfs dan nog kan men slechts
een fractie lezen van wat dichters
over de hele wereld schrijven. Wil
men daar kennis van nemen, dan is
men dus onvermijdelijk op vertalin
gen, dus op een tolk, aangewezen, en
vertalingen, hoe geslaagd ook, zijn
altijd slechts benaderingen, repro
ducties. De samenstellers mérken
naai» aanleiding hiervan op: „Nie
mand kan er meer van overtuigd
zijn dan wijzelf, dat het overzetten
van poëzie in een andere taal zelden
of nooit volledig kan gelukken". Dit
hangt ten nauwste samen met de
Letterkundige kroniek
door HANS WARREN
omstandigheid, dat bij alle grote po
ëzie ieder woord een volstrekt on
vervangbare functie heeft. Men zou
to.v. in een vers van Valery al in het
origineel geen enkel woord door een
synoniem kunnen vervangen zonder
aan de klank, aan de concentratie
van het geheel, afbreuk te doen. En
bij het vertalen veranderen maar
liefst cille woorden! Om de essentie
van een gedicht althans enigermate
te kunnen bewaren, zal men er niet
alleen op uit moeten zijn om de in
houd op de voet te volgen, maar er
zal een heel herscheppingsproces
moeten plaats vinden op de wijze,
zoals Manfred Hausmann dat zo on
overtroffen uitdrukt als by naar
aanleiding van zijn vertalingen in
het Duits van Japanse gedichten
zegt: „Men dient de bloem die het
Japanse gedicht is, a.h.w. in een
zaadje terug te veranderen, en dan
dat zaadje in de moederaarde van
de Duitse geest te leggen. Mogelijk
bloeit er dan iets op, dat door zijn
uitheemse geur en betovering al
thans enig idee van zijn oorsprong
overbrengt".
Het is inderdaad een heel aardig
beeld, maar het begrip „Duitse
geest", en in ons geval dus „Neder
landse geest", is een wel zeer grote
noemer om alle dichters onder sa
men te brengen. Het is een van die
aardige ficties. De Nederlandse geest
vertaalt niet, maar afzonderlijke
dichters doen dat, en elk dichter-
vertaler geeft aan een gedicht on
herroepelijk iets van zijn eigen per
soonlijkheid mee, zet er zijn stempel
op, en als lezer zijt ge, wanneer ge
het origineel niet verstaan kunt,
gedwongen een bepaalde figuur via
een ander temperament te benaderen.
Bevalt de taal, het woordgebruik, de
gedachtenwereld van een bepaalde
vertaler u minder, dan wordt ook
de vertaalde dichter, althans voor
u, onherroepelijk gekleurd, zo niet
neergehaald.
Een voorbeeld: persoonlijk zijn we
niet erg gesteld op de poëzie, woord
keus e.d. van b.v. Albert Helman en
Johan Daisne, waarvan de eerste
veel poëzie uit het Spaans, de laatste
veel uit het Russisch vertaalt. Wat
we dan te lezen krijgen is niet vol
komen Garcia Lorca of Poesjkin,
maar deze dichters, gezien en ver
vormd door ogen en temperament
van Helman en Daisne. Nu kennen
we voldoende Spaans om een verta
ling uit die taal te kunnen toetsen
(en dus b.v. te kunnen nagaan dat
eenzelfde vers door Helman zeer
trouw en door Paul Rodenko wat
vrijer vertaald wordt, waarbij dan
blijkt dat de geest en de sprankeling
van het origineel door Rodenko veel
beter weergegeven worden) maar
hoewel we geen woord Russisch ke
nen, weigeren we toch te gelov
dat Poesjkin van die nare, spa
ningloze regels geschreven heeft c
Daisne hem in de schoenen schui:
Ze lijken te veel op het eigen gen
van Daisne! En nu moge Morge
stern beweerd hebben dat er alt:
nog wel iets van de schoonheid v;
een groots origineel in een slech
reproductie doorstraalt het is
blijft een schrale troost.
En zwjjgen we nog maar van ve
talingen, gemaakt naar andere ve
talingen, zoals dat vrij gebruikeli.
is voor zeer exotische talen (de con
binatie taalgeleerde-dichter is i
eenmaal zeldzaam). Soms, versch:
lende van zulke vertalingen verg
lijkend, twijfelt men of men wel mi
hetzelfde gedicht te doen heeft.
HOOG GEHALT
Wanneer we nu overzien wt
Voerman en Braasem hier hebbi
samengebracht, dan valt onmiddellj
in het oog, dat de kwaliteit, zow
van de vertalingen als van de orig
nelen, steeds zeer goed is (althai
varieert van boven-de-middelmaa
waar toch ook genoemde Helman e..
Daisne toe behoren, tot voortreffe
lijk) en dat de verscheidenheid ver
rassend is. Uit tientallen landen, uit
alle werelddelen, is hier poëzie b\j-
een gebracht, afwisselend, zoals
reeds gezegd, van de rituele zangen
der Pygmeeën tot sonnetten 1
Shakespeare en Dante.
Maar het zijn niet alleen primitie
ven en klassieken die men hier aan
treft. Een van de aantrekkelijkste
kanten van deze bimdel is ook, dat
er zo'n ruime plaats is ingeruimd
voor moderne dichters. Zo vindt men
hier ook Michaux en Leopold Sédar
Senghor; Ludvik Kundera, Juljan
Tuwin, Sidney Keyee, de zeer gro
te Cubaanse dichter Nicolas Giullén
(zelfs met vier verzen) en zeer jon
ge Indonesiërs als Muhammad Dju-
nasien en Asrul Sani, in merendeels
uitnemende vertalingen. Dit maakt
Hij werkt thans weer aan een nieuw boek
(Van een speciale verslaggever)
HET RAAM in de kamer geeft uitzicht op een zacht glooiende, met dennen
begroeide helling. Zo was er éénmaal in zyn leven ook een andere werkka
mer; een hoge zolderkamer aan de boulevard te Vlissingen met een uitzicht
over het gapend gat van de Scheldemond en een stukgeslagen Nolledijk.
Want daar schreef Den Doolaard zijn roman „Het verjaagde water". Tus
sen die beide ontmoetingen, in 1946 te Vlissingen en nu te Hoenderloo lig
gen acht jaar; acht jaar waarin „Het verjaagde water" zyn weg over de
wereld gevonden heeft, want het wordt nu gelezen in Frankryk, in Noorwe
gen, in Zweden, Denemarken, Engeland, Amerika en zelfs in het eerste
Nederlandse boek na Multatuli's Max Havelaar dat ooit in het Kroatisch
werd vertaald Joego-Slavië.
den Doolaardzwerver.
DE BUNGALOW in Hoenderloo
waarin Den Doolaard woont, legt van
diens liefde voor Joego-Slavië ge
tuigenis af. Natuurlijk bracht hy van
al zijn tochten mooie dingen mee naar
zijn meestal tijdelijke huis, maar
het Joego-Slavisch aardewerk over
heerst toch. Mooie schalen en kannen
zijn er uit „zijn" land van Tito, ge
kocht ginds op een markt voor een
habbekrats maar in hun bewonde
renswaardige eenvoud, roerend mooi.
Hij heeft twee spaarpotten voor zijn
kinderen drie dochters heeft hij
die niet meer dan een kwartje heb
ben gekost en die niet alleen maar
grappig doch ook mooi zijn en waar
!e liefde van de ontwerper een geluk
kig compromis wist te vinden tussen
kinderlijke geestigheid en schoonheid.
Een wanneer Den Doolaard ze in zijn
hand neemt en er van vertelt krijgt
zijn stem een warme gloed. Want hy
houdt van dat land!
NIEUWE ROMAN
Ja, hg werkt ook nu weer. Hy Is
bezig aan een nieuwe roman. Het
wordt iets als de „Herberg met het
hoefyzer". Meer wil hy er nog niet
van zeggen. Ook niet tegen de uitge
ver die voortdurend zit te soebatten
om de titel en een exposé. Hy werkt
gestaag. Het liefst schry'ft hy tussen
vier uur 's middags' en vier uit
's nachts. Soms vlot het goed.
Vier maanden maar schreef hg over
zijn „Verjaagde Water". Soms ook
gaat het niet zo vlot, want zy'n „Klei
ne mensen in de grote wereld" nam
vier iaar ty'd. In de ochtenduren corri
geert en verbetert hy dan wat hij
daags tevoren schreef en dat gecorri
geerde wordt dam door zyn vrouw
weer netjes uitgetikt.
Hg schryft zijn laatste hoofdstuk
steeds het eerst om een idee te heb
ben waarheen hg werken moet en
heeft zyn werktafel omgeven met
kaarten, foto's en courantenknipsels,
omdat hij steeds moet leven in de cou
leur locale waarin hij zgn figuren le
ven laat.
Bij de vraag naar zy'n liefste boek
trekt er even een glimlach langs zijn
ogen.
Dat is zijn volgende boek. Nee, niet
het verhaal waaraan hy nu bezig is,
het boek dat hij daarna zal gaan
schryven. Dat speelt gedeelteigk in
India en het volgend voorjaar gaat hij
dan ook over land daarheen.
Nee, zijn gezin gaat ditmaal niet
mee. De oudste zit al op school en dat
wordt dus bezwaarlijk. Maar hij gaat
wel. Hoe dat weet hij nog niet precies,
maar hij gaat. Hij is drie en vijftig
jaar nu en hij wil voor zyn zestigste
nog graag een paar grote zwerftoch
ten maken, want daarna ook deze
vagebond by de gratie Gods wordt nu
eenmaal een dagje ouder wordt
zijn trekkerij en slapen in de open
lucht misschien wel wat bezwaarlijk.
Heel zijn leven lang heeft deze pre-
dikantszoon gezworven sinds er op
zijn zeven en twintigste jaar vrij plot
seling een eind kwam aan zijn loop
baan als boekhouder omdat hij de lust
niet kon weerstaan lyrische ontboeze
mingen neer te schryven in de groot
boeken en journalen. Hy zwierf als
rozen-enter, dorser, druivenplukker,
dokwerker en straatfotograaf door
Frankryk en de Balkan en belandde
tenslotte in de journalistiek. Na veel
omzwervingen kwam liy in 1941 in
Londen en wy allen dronken toen gre
tig zijn woorden die van Bob van
Radio Oranje in. Na de oorlog is
hij weer gaan zwerven. Hy kan het
niet laten. Het volgend voorjaar gaat
hij weer. Voorlopig, zo zegt hg zelf,
blyft hg wat hy is, een zwerver, een
zoeker op pelgrimstocht over de aarde
naar het sterrelicht der eeuwigheid.
deze bundel, hoe „willekeurig" hg
uiteraard uit moest vallen (men
moest immers van beschikbaar, spon
taan materiaal uitgaan, en zeer node
missen we vele landen; hoe schamel
is ook de rijke Arabische poëzie ver
tegenwoordigd) zeer „up to date"
Het werd geen museum-achtige col
lectie van beproefde voortreffeiykhe-
den die de moderne lezer gauw drei-
E»n te vervelen. Hier zijn goeddeels
vende mensen, tijdgenoten van over
de hele werld, aan het woord en ze
spréken van problemen, die ons ook
raken. En zij zijn tevens geplaatst te
gen een achtergrond van beproefde,
soms eeuwenoude poëzie. (Hoe
boeiend is b.v. de vergelijking van de
moderne Indonesische dichters met
de voorbeelden van oude Indonesische
volkspoëzie). De verleiding is groot
om te citeren.
Het boek is goed verzorgd en ver
lucht met mooie tekeningen, gekozen
uit het werk van wijlen Leo Gestel.
Uitgave: C. P. J. van der Peet,
Amsterdam.
Vdder en zoon Gallini bespreken Pa-
ganini's vierde vioolconcert. Natale
Gallini (links) vond na jarenlang
speuren de solo-vioolpartij. Frances
co Gallini (rechts) leidde de uitvoe
ring op 7 November in Parijs.
Het is de laatste dagen opvallend
stil geweest in Amsterdam. De draai
orgels, die met de straatviolisten en
harmonicaspelers het muzikale ele
ment in het Amsterdamse leven langs
de straat en gracht brengen, waren
{ilotseling verdwenen. Was er een po-
itieverbod? Neen. Moesten de orgels
in de revisie? Ook al niet. Waren zij
in staking gegaan? Natuurlijk niet,
want er moet al heel wat gebeuren,
voordat een Amsterdamse orgeldraai
er het wiel van zijn orgel in de steek
laat.
Maar de heren orgeldraaiers teza
men met him mansers en duwers za
ten in protestvergadering in café „de
Uitkijk", een van die gezellige oude
kroegjes, zoals men die alleen nog
maar in de binnenstad van Mokum
aantreft en waar men de rook met
een mes kan snijden. Gaat U maar
niet naar het cafeetje zoeken, want U
vindt het toch nooit Het bestaat na
melijk helemaal niet echt, het is al
leen een bouwsel van latten en be
schildert linnen in een van de studio's
van Cinetone te Amsterdam, waar op
het ogenblik de opnamen gemaakt
worden voor de nieuwe Nederlandse
speelfilm „Het Wonderlyke Leven van
Willem Parel".
Deze Willem Parel (alias Wim Son-
neveld) bezoekt in de film een pro
testvergadering, uitgeschreven c'.oor
het bestuur van het alom bekende Ne
derlands Parel Genootschap, het N.P.
G., vertolkt door Hans Kaart, Thom
Kelling, Albert Mol, Joop Doderer en
J. Ellerbrak en deze protestvergade
ring wordt bijgewoond door alle ande
re Parelgenoten, dwz. door alle orgel
draaiers uit den lande.
Jack Apon, de productieleider van
deze film, die onder meer verantwoor
delijk is voor het byeenbrengen van
de figuranten, had al eerder met de
Amsterdamse orgeldraaiers samenge
werkt, n.l. toen hy hen met hun veer
tien pierementen byeentrommelde
voor de buitenopnamen en ook dit
maal waren deze populaire Amster
damse figuren er direct voor te vin
den hun medewerking aan de studio
opnamen te verlenen. Twee dagen
lang waren zy dus met z'n allen pre
sent om onder het genot van dikke
sigaren kracht bij te zetten aan de
protesten, die het bestuur van het N.
P.G. op de film de wereld in zond.
.Tovenaar met de strijkstok"
Werk werd begin November
opnieuw in Parijs uitgevoerd
Op een avond in Maart van het jaar 1831 stond Nicolo Paganinl, de
wonderlyke vioolvirtuoos wiens vermaardheid tot nu toe nog springlevend
bleef, op het podium van de Parijse Opera. Elf concerten zou de grootmees
ter in de Franse hoofdstad geven; maar het concert van die avond muntte
uit in belangrijkheid: muziekminnaars uit hofkringen en onder de politici,
fijnproevers uit de gelederen van wetenschapsmensen, literatoren en beel
dende kunstenaars, trokken naar de Opéra, om de première van Paganini's
vioolconcert in d kleine terts, een concert dat de meester tijdens een ver
blijf in Duitsland speciaal voor zyn Parijse concertenreeks schreef, mee
te beleven. Paganini had een ademloos luisterend gehoor: men werd ge
confronteerd met de veelzijdige kwaliteiten van de „tovenaar met de strijk
stok". De man van het fabelachtige kunnen demonstreerde hier zijn viool
meesterschap in een werk, dat hy zelf componeerde. De première werd een
groot succes.
kundig te maken. Hierop kwamen de
Paganini's, die het werk opeisten, in
het geweer. Er volgde een hevige
strya, die tenslotte hierin resulteerde,
dat men er in berustte dat bij ver
koop de baten gedeeld zouden worden.
De belangrijkheid van de vondst werd
echter tot geringere proporties terug
gebracht door het geheel ontbreken
van de solo-vïoolpartg.
In die staat kreeg de muziekuitge
ver en kunsthandelaar Gallini Paga
nini's partituur in handen. By nadere
bestudering werd deze muziekmin
naar getroffen door de uitzonderigke
kwaliteiten van het werk. Het ver
ging hem als de bewonderaar van een
gedeeltelijk vergaan fresco, die toch
uit de resten de meesterhand herkent
Gallini werd door Paganini's werk zo
gegrepen, dat hy zien voornam niet
te rusten eer al het mogeiyke gedaan
was om het ontbrekende deel op te
sporen.
Een toen begon die rusteloze speur
tocht door muziekbibliotheken en col
lecties van Midden-Europa. Ver van
huis trok Gallini, onkundig van het
feit, dat heel wat dichterbij de ver-
Seelde vioolpartij te vinden zou zyn.
de nalatenschap van de bassist
Giovanni Bottesini, een man, die even
als Gallini in Crema geboren en ge
togen was, werd tenslotte Paganini's
virtuoos concertfragment gevonden.
Een confrontatie met de partituur
verschafte zekerheid: Paganini's vier
de vioolconcert was weer compleet.
En wat belangrijker was: deze com-
Sositie bleek een meesterwerk te zijn,
at in alle opzichten Paganini's roem
versterkte.
OORDEEL.
Wie iets meer wil weten van het
werk kan te gast gaan by de critici
van de Paryse bladen die in 1831 aan
de première uitvoerig aandacht be
steedden.
Fétis wy'dde in de „Revue Musica-
le" uitvoerig aandacht aan het con
cert. Hij signaleerde de statige
weidsheid van het eerste deel, de
fraaie solistische gedeelten met duize
lingwekkende moeilykheden voor de
vioolsolist, hy noemde het Adagio op
merkelijk door zyn dramatische span
ning en geheel nieuwe vormgeving en
zegt van het Rondo dat het gedeelten
van een zodanige schoonheid heeft,
„dat men nauwelyks geloven kan dat
het beluisteren er van realiteit kan
zijn".
Zo schreef men toen over Paganini's
vioolconcert in d klein. Straks, als de
platen uitkomen, kan men zelf oorde
len
Een pagina uit het manuscript.
Paganini tijdens een concert in het
jaar 1831. Gedeeltelijk reproductie
van een lithographie uit dezelfde t\jd.
Men zou menen, dat op deze gran
dioze ontvangst een triomfantelijke
concertenreeks zou volgen met tel
kens en telkens weer dit vierde viool
concert als pièce de résistance. Maar
zo zou het niet gebeuren. De parti
tuur reisde met Paganini mee op zijn
vele tochten. Ze bleef echter gesloten.
Sinds de laatste klanken van die eer
ste uitvoering in de Paryse Opéra
verklonken, heeft geen violist meer de
snaren van zyn instrument beroerd
om nog eens dit werk van Paganini
te laten klinken.... Als zovele werken
van grote componisten, waarvan
slechts de naam of een simpele aan
duiding in een overzicht bewaard
bleef, scheen ook dit werk in de ver
getelheid vergleden.
Toch stond Paganini's vierde viool
concert in d klein, op het programma
van een uitvoering, die Zondag 7 No
vember werd gegeven door het orkest
van de „Association des concerts La-
moureux" in de Salie Pleyel .te Parijs.
Francesco Callini dirigeerde en
Arthur Grumiaux speelde de solopar
tij. Spoedig zal men dit werk nu ook
op de plaat kunnen horen, want twee
dagen later werden op dezelfde plaats
gramafoon-opnamen gemaakt.
Hoe kwam het werk weer binnen 't
bereik van de muziek? Voor een
groot deel is dat toeval, voor een an
der, een zeer belangrijk deel, echter
het resultaat van intensief speurwerk
door de Italiaanse muziekuitgever
Gallini. Afstammelingen van de groot
meester Nicolo verkochten in 1936 'n
hoeveelheid oud papier aan een vod
denkoopman uit Parma. Toen deze
aan het sorteren ging vond hg een
aantal bladen muziek onder het op
schrift: „partituur van het IV-de con
cert, door Nicolo Paganini".
De voddenkoopman wist, dat hy'
iets van waarde gevonden had en
talmde niet, zyn ontdekking wereld-
/H44
.-Lij- J
\m
- rifttfFï» /tf 'j (jv.
'f&jteetUïH, rn
j
ZATERDAG 27 NOVEMBER 1954
Oude problemen opgerakeld