Roman werd pas gepubliceerd na ruim een eeuw van „Midzomernachtsdroom Shakespeare in Den Haag SYMPHONISCN DRAMA" IN AMERIKA TREKT BELANGSTELLING Culturele Cavalcade EEN AUTOBIOGRAFIE TE GROTE VERWACHTINGEN? Fraaie boekjes met een Jelijke titel.... ZATERDAG 16 OCTOBER 1954. PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT Benjamin Constant schreef meesterwerk der Franse romankunst BENJAMIN CONSTANT heeft zijn roem te danken aan zijn letterkun dige werk, waaraan hy zelf niet erg veel waarde hechtte. Als diplomaat, politicus en redenaar interesseert hy mogelijk nog enkele historici. Voor de minnaars der schone Ietteren echter die hun oren spitsen by het horen van zijn naam, vormen zyn vele zwerftochten in Duitsland, Zwitserland, Engeland en Frankrijk, en zyn verbanningen gedurende de Napoleonti sche tijd (hij leefde van 1767-1830), slechts de kleurige, vroeg-roman- tische achtergrond van zijn bewogen leven, zijn ontmoetingen met vele zeer grote tijdgenoten, zyn talrijke intieme betrekkingen met beroemde en schone vrouwen en van het daaruit voortgesproten literaire oeuvre, gering van omvang, maar subliem van gehalte: het „Cahier Rouge" (on voltooid) de korte roman „Adolphe", en zyn brieven en dagboeken, die tot voor kort enkele in besnoeide edities.verkrijgbaar waren door de te rughoudendheid (om niet te zeggen bekrompenheid) van zyn familie, die deze uit letterkundig oogpunt zo belangrijke nalatenschap bezat en bezit. Zo kon het ook gebeuren dat een tweede roman van Constant, waar van men evenwel wist dat hij be staan moest, een goede honderd veertig jaar in een hoek heeft gele- §en voor hij „ontdekt" en voor pu- licatie vrijgegeven werd door de familie. Deze roman, „Cécile", twee jaar geleden voor het eerst in Frank rijk gepubliceerd en thans reeds in goede Nederlandse vertaling ver krijgbaar, heeft onmiddellijk grote opgang gemaakt, en velen achten hem niet minder van kwaliteit dan het beroemde „Adolphe" dat tot de grootste meersterwerken van de Franse romankunst gerekend wordt. Al het werk van Benjamin Con stant is autobiografischde Jour- naux intimes (dagboeken) uiteraard; letterkundige kroniek door HANS WARREN het Cahier Rouge (dat we persoon lijk het hoogst van al stellen) is een brok zuivere autobiografie, en ook in „Adolphe" en „Cécile" krijgen we Constant en zijn eigen liefdesperike len te voeten uit getekend. Het zou in het bestek van dit ar tikel te ver voeren, diep in te gaan op de verschillen tussen deze twee boeken die in zekere zin elkanders tegenhanger zijn en die allebei tot hoofdmotief de stormachtige maar niettemin langdurige liaison van Constant met de beroemde Mme de Staël hebben. In het kort dit: in het voltooide en tijdens Constants leven reeds gepubliceerde „Adophe" heeft Constant een poging gedaan de toe standen nog een beetje te camoufle ren, zodat de Ellénore uit dat boek eerder een soort negatief werd van Mme de Staël. Dat is echter niet het geval in „Cécile". Daaruit treedt Mme de Staël, on der de naam Mme de Malbée, naar voren met al haar tyrranieke, onver draaglijke heerszucht die zy vyftien jaar lang op de weifelmoedige, pas sieve Constant heeft uitgeoefend. „Cécile" is onvoltooid; het verhaal breekt af, en waarschjjnlyk heeft Constant het handschrift by een van zyn vele verplaatsingen ergens m een koffer achter gelaten en het nimmer meer teruggezien. Vergelyking met de dagboeken, brieven e.d. leert ons, dat dit werk als autobiografisch do cument zo goed als volkomen be trouwbaar is: de schrijver heeft al leen de namen van de betrokken per sonen veranderd en hier en daar mo gelijk wat gearrangeerd. HET HOOFDMOTIEF. In „Cécile" wordt verhaald, hoe de wilskrachtige, heerszuchtige Mme de Malbée vijftien jaar lang de verbin tenis in de weg staat tussen Benja min Constant en Cécile (in werke lijkheid de Duitse gravin Charlotte van Hardenberg), die elkander in 1793 aan het hof van de hertog van Brunswijk, waar Constant sedert 1788 kamerjonker was, hadden leren kennen. Zowel Constant als Cécile waren toen reeds gehuwd, maar bei der huwelijk was ongelukkig. Benja min was eerder uit verveling op zoek naar een avontuurtje, met de moge lijke hoop een „grote liefde" te tref fen voor Cécile wès deze ontmoe ting het begin van de grote liefde. Nu is een van de grootste char mes van Constant zijn onbarm hartige zelfcritiek en de haast schaamteloze eerlijkheid waarmee hy zyn zwakheden en feilen be lijdt. Soms bemantelend, maar dan toch weer ironisch die ca mouflage aantonend. Dat, met zijn uiterst beknopte, directe wij ze van vertellen en zijn ongeloof lijk scherpe, psychologisch ontle dende blik, maken hem tot een uiterst „modern" auteur, en stel lig is dat ook een van de redenen waarom hij de hedendaagse lezer nog steeds zo sterk pakt. Men ver geet werkelijk dat er bijna hon derdvijftig jaren verstreken zijn sedert deze sublieme misère aan het papier werd toevertrouwd. Benjamins liefde voor Cécile was, op zijn zachtst uitgedrukt, van een uiterst twijfelachtig gehalte. Zijn ge voelens sproten meer voort uit een behóéfte tot liefhebben en een ro- mantisch-idealiserende projectie op een afstand (wat licht in een vlucht omslaat, zodra een toenadering mo gelijk is) dan uit een waarachtige, bloedwarme grote liefde. Cécile van haar kant draagt hem echter een volkomen normale liefde toe, en dat maakt de tegenstelling des te schrij nender. Zy wil bij hem zijn hij wil met haar vluchten. Hij solt op de meest subtiele, egoïstische manier met haar. Is zij ver van hem, of dreigt hij haar te verliezen, dan schry'ft hij de gloeiendste liefdesbrie ven en vóélt hy ook de vurigste lief de voor haar komt zy echter, soms onder de moeilijkste omstan digheden, naar hem toe, dan bekoe len zijn gevoelns onmiddellijk, voelt hy weer twijfel opkomen, voelt hij zich gehinderd en zoekt hjj geraffi neerde uitvluchten of laat hij haar eenvoudig in de steek. Dan ontmoet hij, in 1794, Mme de Malbée, „de door haar geschriften en conversatie beroemdste persoon van onze eeuw. Nooit had ik haars- gelyke in de wereld gezien. Ik werd hartstochtelijk verliefde op haar" (De allereerste indruk was anders! Op de dag van de kennismaking met Mme de Staël staat er in zijn dag boek; „C'est k cracher", wat we in een beetje gepolst Nederlands kun nen vertalen door „Ze is een weer zinwekkend schepsel"). En dan be gint die vijftienjarig' liaison van vervoering, ruzies en ordinair ge scheld, van zenuwslopende crises en larmoyante verzoeningen, van weg lopen en terugkomen, die af en toe op onze lachspieren werken, hoewel dat leven zowel voor Constant als voor zijn partner een ware hel was. .Wanneer Constant zich eindelijk aan de invloed van zijn maïtresse weet te ontrukken (een proces dat nog bemoeilijkt wordt doordat hij zich uit een soort murwe, bex-ustende zelfkwelling tot het piëtisme had be keerd) er Cécile weer ontmoet, is deze ontmoeting, mede door grote grofheid van zijn kant, zo pijnlijk, dat de arme vrouw doodziek wordt. Er is geen hoop meer. Daar breekt het handschrift af. We weten echter, dat de werkelyke Cécile (Charlotte von Hardenberg) dus), tenslotte van dit ziekbed her steld is, en dat Constant haar daar na heeft gehuwd. Dat ook dit huwe lijk na enige tijd zeer ongelukkig was, zal niemand meer verwonderen: na alles wat zich had afgespeeld was een normale verhouding tussen die twee mensen een onmogelijkheid ge worden. Benjamin Constant: Cécile, vert. Dr. C. Serrurier. Wereldbibliotheek, Amsterdam. Albert van Dalsum (geheel linksin zijn rol van Gateus de Wevertemid den van de vrolijke dorpelingen, in een scène uit Midzomernachts- droom" van Shakespeare, dat ter ge legenheid van de Haagse Kunst- maand wordt opgevoerd in de Ko ninklijke Schouwburg te Den Haag, door de Haagse Comedie. in samen werking met het Residentie-orkest, onder leiding van Willem van Otter- loo en met het Nederlands Ballet. Kleurrijke vertolking, maar geen droomwereld (Van een onzer redacteuren) DEN HAAG, Vrydag Naar men ze gt schreef Shakespeare zijn „Mid- zomernaehtsdroom" in 1595 ter gelegenheid van een huwelijksfeest aan het hof van Koningin Elisabeth en gezien de „feestelijkheid" van dit magistra le blyspel blykt dit geenszins uitgesloten! Want feestelijk immers is de ge schiedenis, waarin de hertog Theseus en zyn aanstaande gemalin Hippoly ta, twee „Griekse" liefdesparen, de vorst en de vorstin van het elfenrijk Oberon en Titania de kleine tovenaar Puck en een aantal ambachtslie den, een romantische episode beleven. Ter gelegenheid van de Haagse Kunstmaand brengt de Haagse Comedie dit speelse meesterwerk van Shakespeare tezamen met het Residentie Or kest onder leiding van Willem van Otterloo en met medewerking van het Nederlandse Ballet. Een unieke combinatie, een combinatie, die terecht grote verwachtingen wekte. Te grote wellicht. Want ondanks de grote bekoring, welke dit schouwspel ontegenzegge lijk biedt, valt een zeker gevoel van teleurstelling moeilijk te onderdruk ken en na afloop van de opvoering verlaat ge de Koninklijke Schouw burg aan het Haagse Tournooiveld beslist niet als een gevangene van Shakespeare's luisterrijke droomwe reld. Althans, zo ging het ons. De Haagse Comedie, onder regie van Cees Laseur, verleent aan de Kunst maand met deze opvoeringen van de „Midzomernachtsdroom" ontegenzeg gelijk een uitzonderlijk cachet, maar dan toch alleen, dank zij de wijze, waarop zij in combinatie met het Re sidentieorkest en het Nederlandse Ballet gebracht worden. En beslist niet, omdat de leden van de Comedie Shakespeare's werk feilloos vertol ken Deze „Midzomernachtsdroom" werd geen historisch gebeuren en dat nu hadden velen zich, gezien de grootse opzet, gedroomd. Voor velen is het by een droom gebleven. Een droom, waar Pim Dikkers, als Theseus, vorst van Athene, hen niet uitgeholpen heeft, evenmin als Piet Kamermans, als Lysander, Jan Retèl, als Demetrius of Enny Meunier als Hippolyta, koningin der Ama zonen, zulks deden. De vorst Theseus miste te veel vorstelijkheid, de min naars Lysander en Demetrius over tuigden onvoldoende. Ze deden 't wat erg magertjes tegenover b.v. de wel waarlijk begeestend verliefde Helena van Bela Brandon, tegenover een be zield gebrachte Hermia van Annet Nieuwenhuizen, zodat het, zo kan men concluderen, de heren der schep ping waren, die het er over het al gemeen een weinig „by lieten zit ten." Gelukkig stak Albert van Dalsum daar niet alleen physiek met hoofd en schouders boven uit als Gateus de wever, zo geheten in de voortreffelij ke vertaling van Werumeus Buning. Zijn aandeel bleek een verademing, zijn optreden verjoeg de matheid, welke deze opvoering over het geheel kenmerkte; een matheid, waarin ook de figuren rond van Dalsum de kluchtige dorpelingen helaas deel den. Een bijzonder plezierig verras sing was het optreden van Sonja Gaskell's „Nederlands Ballet", in deze opvoering. Dat was het el- fenrijk, zoals men zich een elfen rijk in de midzomernacht droomt! Een elfenryk, waarin Do van Stek bovendien uitnemend gestalte gaf aan Puck, jle speelse geest, het lichtvoetige enfant terrible, dat schalkse zaken debiterend, door dit blijspel zweeft, waarin Gijsbert Tersteeg zich een waardige en niettemin alleszins soupele Obe ron toont, het elfenrijk ook. waar in Elisabeth Andersen verrukke lijk de koningin der elfen Titania, danste en waarin door alle mede werkenden ballet op niveau te zien werd gegeven, de faam van een Sonja Gaskell waardig! Het aan deel van het Nederlands Ballet bleek een puur artistiek genoe gen. De muziek van Mendelssohn tenslotte vormde, zoals zij onder leiding van Willem van Otterloo, door het Resi dentie-orkest werd uitgevoerd een over het algemeen bijzonder prettige, zij het soms iets te nadrukkelijke om lijsting. Resumerend komt men tot de con clusie, dat deze Haagse „Midzomer nachtsdroom" ongetwijfeld een boei end en dank zij ook de décors, cos- tuums een kleurrijk spel werd; maar dat het daar helaas bij gebleven is. Shakespeare's taalrijkdom kwam niet over het voetlicht, doch ongetwijfeld zullen tallozen dit gemis, zij het mis schien wat teleurgesteld, accepteren, omdat het geheel toch zeker een gang naar dé Schouwburg meer dan waard is. Een gang, die ge, tussen- haakjes, nog kunt maken op 24 en 30 October a.s. en bovendien nog op 19 October wanneer in het gebouw voor K. en W. een populaire voorstelling zal worden gegeven. Do uitgeverij „Contact" heeft een .antal „kunst-pockets" doen ver schijnen, die alleen maar het bezwaar hebben, dat zij zo'n onplezierige ti tel hebben. „Kunst-pocket", wat een afschuwelijke combinatie van Neder lands en EngelsMaar de erger nis hierover verdwijnt al spoedig wanneer mon in de boekjes gaat bla deren. „Contact" heeft in zes kleine, han dige deeltjes een groot aantal repro ducties samengebracht van enkele zeer groten: Botticelli. El Greco, Cé- zanne, Renoir, Van Gogh en Toulouse Lautrec. De keuze, zowel als de re producties zijn voortreffelijk, terwijl niet zoals bij soortgelijke buiten landse uitgaven uitsluitend een in leiding ter oriëntatie is afgedrukt, maar Dij vrijwel elke reproductie ook nog een afzonderlijke toelichting. Er worden daarbij enkele bijzonderhe den van het werk verteld, hoe het tot stand kwam, waar het zich bevindt, terwijl bovendien gewezen wordt op bepaalde kenmerken van het doek. „Contact" heeft met deze deeltjes uitmuntend werk gedaan. Men mag hopen, dat menige bewonderaar van bovengenoemde zes groten deze ml- niatuur-boekjes zal aanschaffen. Nevenstaande afbeelding is een re- groductie van een jeugdwerk van ëzanne, dat in het boekje over deze schilder is afgedrukt. „Oom Dommic als monnik". Cézanne's oom poseerde voor hem als monnik in een witte pij. De streek is grof en vrij en veel verf is aangebracht met het paletmes, dat de schilder gebruikte om zich te dis- tanciëren van de toen in de mode zijnde schilderijen van de Salon. De brede, eenvoudige compositie is een .•oorbode van zijn latere werk. Uitgave „Contact", Amsterdam Antwerpen. Een groot publiek woont de uitvoering bij van het symphonisch drama" „Un to these hills". Het theater in Chero kee biedt plaats aan bijna S000 personen. ER IS DE laatste jaren in Amerika een kunst vorm in zwang gekomen, die steeds meer belang stelling trekt en waar voor elk jaar grotere groepen van mensen war. me interesse blijken te hebben. Het is een soort sympliotiisch drama", omstreeks 1937 voor het eerst gecreeerd in het Zuiden van de Verenigde Staten, maar dat sinds dien in vele delen van het Zand werd opgevoerd: voornamelijk tn open lucht-theaters. De oör- sprong van dit Ameri kaanse symphonische drama ligt in de staat Noord-Carolina, waar in 1937 voor het eerst een spel van Paul Green werd opgevoerd: „The Lost Colony", dat gebaseerd was op een historisch ge geven. Er werd aan me degewerkt door een klein koor, een dansgroep en een orkestje, waarbij mu ziek, dajis en gesproken woord zorgden voor een evenement, dat enorm in sloeg bij het publiek. Sindsdien is de opvoering een traditie geworden en een voorbeeld voor soort gelijke voorstellingen in andere delen van t land. Paul Green schreef nog enkele van deze werken en ook andere auteurs gingen zich niet het symphonisch drama be zighouden, waarbij zy zich wisten gesteund door grote groepen van mensen, tot wie deze kunst blijkbaar sterk sprak. Er ontstonden or ganisaties, die zich be lastten met de voorberei dingen van de opvoering, organisaties, die niets te maken hadden met de of. fidele impressariaten, doch die werden samen gesteld uit zakenmensen, boeren, huisvrouwen enz. kortom lieden, voor wie het symphonisch drama iets betekende. Een van de geliefdste stukken is op dit ogenblik wel „The Common Glory" even eens van Paul Green. Het stuk beleefde zijn pre mière in l9Jf~ en behan delt de stichting van de Amerikaanse republiek. In Williamsburg in de staat Virginia wordt het de laatste jaren met groot succes opgevoerd. Een groot publiek leeft mee met de stoere figu ren uit het verleden, die elkaar vonden en die sa men een regering vorm den van vrije mannen. Het plan om dit stuk in Williamsburg op te voe ren kwam spontaan uit de bevolking naar voren waarbij de eerste opvoe ringen werden gefinan cierd uit giften, die van vele zijden binnenkwa men. Later werden ook uit openbare fondsen middelen ontvangen. In de bergen van Noord- Carolina is een drama van Kermit Hunter po pulair, dat de geschiede nis uitbeeldt van een Cherokee Indianenstam. By de spelers bevinden zich afstammelingen van deze stam, terwyl de mu ziek werd geschrevei door Jack Frederick Kil patrich, eveneens ee. Cherokee-afstammeling. Dit werk werd voor d eerste maal vertoond r 1950. Het nieuwste stul dateert van 1952, da eveneens voor de eerst maal in Noord-Carolitv ging en dat als tite draagt ,Morn in th West". Ook hier is het gegeven aan de histori ontleend: het behandel de moeilijkheden van d> pioniers van 1770. Kermit Hunter heeft ou langs in de „New Yor Times" over deze nieu we populaire kunstvortt geschreven en er daarb op gewezen, dat dez- openluchtspélen, opgc voerd door amateurs, ee< gelukkige combinati' zijn van volkskunst et schone kunsten. De wer ken hebben een religiev ze ondertoon en zijn wet licht karakteristiek voer de Amerikaanse menta liteit. Het gouden jubileum van het resi dentie-orkest, waarvan de viering op Zaterdag 20 November begint, wordt inmiddels in vele steden van ons land aangekondigd door een affiche, ont worpen door de Haagse kunstenaar W. J. Rozendaal. Met dit affiche hoopt men de actie voor het jubileum- instrumentenfonds voor het residen tieorkest effectvol te ondersteunen. Inmiddels zjjn ook in de steden Am- J sterdam. Leiden. Hilversum. Gouda en Delft plaatselijke comité's volop aar. het werk gegaan. De gezamenlij- 1 ke bijdragen uit deze steden zullen aan het bestuur van het residentie orkest worden aangeboden telkens op de jubileumconcerten, die na 20 November in deze plaatsen worden gegeven. Het gouden jubileum-album waarin alle handtekeningen van hen, die bijdragen zonden voor het jubi- leum-instrumentenfonds. worden op- fenomen, zal eerst aan het eind van et jubileum-seizoen geheel volledig zijn. In de nacht van de 13de op de 14de October is uit de tuin van het Haags Gemeente-Museum een beeldje ge stolen, voorstellende een jongetje aat een eendje in het water zet. Het bron- zen beeldje dat f S00 waard is en I 40 kilo weegt, is eigendom van de ge- Imeente. Het werd vervaardigd door de beeldhouwster mejuffrouw Car- dasius.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1954 | | pagina 5