WIM HORNMAN
HENK SCHOORL
VRIJDAG 15 OCTOBER 1954.
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
9
ENKELE DAGEN, voordat Wolf van de Renate
Leonhardt deserteerde, zag schipper De Vries,
die met een kleine botter op de Noordzee dreef,
voor de zoveelste maal de Engelse duikboot.
Het scliip lag al ongeveer een maand als een
grote walvis roerloos te wachten op een
voor niemand zichtbare prooi.
De Vries huiverde toen hij weer op enige afstand
van de onderzeeër voer, Hij besefte heel goed, dat
bet iets met oorlog te maken had. Op wie wachtte
deze duikboot? Welk schip was een toekomstige
prooi van de torpedo's? De Vries wist het niet. Zijn
fantasie vertelde hem echter allerlei dingen. Hij
dacht aan een spannend verhaal van een kapitein,
die zich van de buitenwereld had afgesloten. Maar
dat deed deze kapitein niet. Integendeel. Hij zocht
de wereld op. Hij wil een nietig onderdeel er van ver
nietigen.
Langzaam werd schip
per De Vries hiervan
overtuigd. Hij had het er
met zijn vrouw over ge
had, maar die zei hem,
dat hij voorzichtig moest
zijn en zich niét moest
bemoeien met dingen
waarmee hij niets te ma
ken had.
Ook de Engelse kapi
tein kende schipper De
Vries. Hij had hem
meerdere malen in zijn
kijker gehad en tegen
een zijner officieren ge
zegd, dat die Hollandse
vissers toch niet bang
zijn.
Eenzaam bleef de onderzeeër op het water liggen. Een
enorme vis, die droomde. Ver van de mensen, ver van
de oorlog en er toch eigenlijk middenin. Want ze had
den torpedo's aan boord en niemand beter dan kapi
tein van een duikboot weet de trefzekerheid er van. Hij
zou zijn opdracht vervullen en goed ook. Zijn prooi zou
hem niet ontsnappen. En zo bleef hij liggen.
En in de nacht van de negentiende Augustus 1917,
toen de Renate Leonhardt de haven van LJmuiden uit
voer, lag hij er nog, roerloos maar gespannen, met men
sen aan boord, die wisten wat ze te doen hadden.
Unglaube keek niet meer om naar de woning, waar hij
Wolf had achtergelaten. Eigenlijk was hij jaloers op de
donkeyman. Jaloers, omdat hijzelf ook niet had door
gezet.
Snel liep hij terug naar de Renate. Langs de straat
zag hij de kleine huizen. Hjj keek er naar binnen en
benijdde de mensen om hun rust. Af en toe passeerde
hem een late wandelaar, die opgewekt groette. Unglaube
groette niet terug, omdat hij het beter voor Wolf vond,
dat niemand wist, dat er nóg een Duitser door deze
buurt had gewandeld.
Hij keek naar
de maan. In elk
geval helder
weer als ze uit
voeren. Geen
storm, geen re
gen, geen on
rustige zee
Aan de kade
werd hij door
matroos Rick-
lefs opgewacht
die direct te
rugroeide naar
de Renate.
Unglaube wist
niet goed wat
er met hemzelf
aan de hand
was. Hij voelde
zich onrustig en
teneergedrukt.
Hij haatte deze zwarte vrachtboot en waarom hij dat
deed, kon hijzelf niet verklaren. Misschien sprak hij ook
maar gewoon Wolf na, die er altijd op schold en soms
zelfs geheimzinnig was.
-Aan boord was het nog stil. Hij liep naar de stook
plaat en keek de vuren na. Wat had hij eigenlijk Miste
hij de donkeyman zo ofHij durfde niet meer verder
aan de toekomst dénken en ging naar het manschappen
verblijf. Iemand werd er wakker en richtte zich half
overeind: „En Wolf, ben je nog niet weg", zei hij half
slaperig.
Unglaube liep door. Dus meerderen hielden zich In
gedachten bezig met de desertie van Wolf. Eigenlijk
was het geen gewoon deserteren. Wolf had dit plan
reeds jaren gehad. Hij had hem eens het verhaal van
zijn leven verteld. Over de fronttijd in Polen, de gas
aanval en de dag waarop hjj van de oorlog hoorde.
Wolf liep niet weg uit angst. Zijn desertie was eigen
lijk meer een uit haat voor de oorlog geboren idee.
Daarom bewonderde hg Wolf, terwijl hij hem anders
waarschijnlijk gehaat zou hebben. Want Wolf had hem
meer van zijn denkbeelden overtuigd, dan deze zelf
wel wist. In het begin had hg zich diep' in gedachten
ook aangesloten bij de grote massa. Tot Wolf was ge
komen met zijn ingekankerde haat tegen alles was oor
log was. Daarom had hij .hem niet graag achtergelaten
bij die familie in Wgkeroog. Hg had zich aan de denk
beelden van de donkeyman omhoog gehesen. Hg was
er innerlijk door verrijkt. Soms waren er dagen, dat hij
niet begreep hoe een eenvoudig man als Wolf zo zuiver
kon denken.
Om twee uur 's nachts kwam er beweging op het schip.
Over een uur zouden ze vertrekken en plotseling gonsde
alles van bedrijvigheid. Als bij afspraak werd door nie
mand de naam Wolf genoemd en men ontdekte het
pas toen het schip al een half uur onderweg was.
Weer speelde zich precies hetzelfde af als een maand
geleden. Met dit verschil echter, dat het een heldere
nacht was en dat men zonder loods voer.
Kapitein Methling stond weer op de brug. Hij wist
echter, dat er diep in hemzelf iets gebeurd was. Hij
vertrouwde niet meer zo op de onoverwinnelijkheid
van Duitsland. Hij vertrouwde niet meer op zich zelf.
Op de dag, dat hij de Renate bg Bergen op het strand
had gezet, was hij zgn zelfvertrouwen kwijtgeraakt.
Hoe hij ook probeerde, hg had het de laatste maanden
niet meer herwonnen.
Hij besefte dat het vooral de jonge vrouw, Marie
Drostück was, die hiervan de oorzaak was. Ze had hem
met bittere verwijten overladen en daar hg verder wei
nig van haar wist, dan dat ze aan boord moest blijven,
had hij het geslikt en was niet eens woedend geworden.
De andere vrouw had later haar reisgezellin veront
schuldigd en gevraagd het haar niet euvel te duiden.
Hiermede had hij gedeeltelijk genoegen genomen, maar
hij was haar en haar geheimzinnigheid gaan mijden.
Er ontstond een verwrongen verhouding tussen hen,
want hg als oude zeerob gedoogde het niet, dat iemand
zich met zijn zaken bemoeide, al was die nog zo aan
trekkelijk.
Langzaam voer de vrachtboot verder. Unglaube had
intussen een gesprek met Ricklefs. Nu hij niet meer met
Wolf kon spreken, maakte hij de ander deelgenoot van
zijn zorgen. Wist Ricklefs misschien wie die twee vrou-j
wen aan boord waren? Neen, daar had de ander gee%.„-
flauw benul van.
„Ik heb horen zeggen, dat het de stewardes en de
kokkin zijn".
Maar juist daarover piekerde Unglaube. Hij geloofde
er niets van. Daarvoor was de jonge vrouw te goed
gekleed en bovendien te trots.
Het gesprek draaide op niets uit en woedend gooide
de stoker nieuwe kolen op het vuur. Eigenlijk was dit
Wolf's werk geweest, maar nog steeds wist niemand
van zijn vertrek af.
Tot de bootsman erachter kwam. Hij kwam met een
rood hoofd en buiten adem bij Unglaube binnengerend.
„Hebt U Wolf al gezien?"
Unglaube schudde zijn hoofd.
„Neen, hij zal wel in zijn kooi liggen. Hij heeft gister
avond de wacht gehad".
„Wat is er met hem?"
„Maar
„Hy is verdwenen".
„Toe nou. Hg kan toch niet overboord geslagen zijn".
„Neen, daar heb je gelgk in. Ik heb zo'n idee, dat de
knaap gedeserteerd is. Ik begrijp het alleen niet. Gister
avond spraken we nog af, dat we samen in Hamburg
zouden gaan passagieren".
Terwgl hg sprak, stroopte hg zgn mouw op en krabde
aan zgn arm.
„Mooie tatouering", zei Unglaube.
De bootsman schrok.
„Verrek ja, daar had hy het gisteravond ook nog
over. Hij had van een inktvis gedroomd, zo'n beest dat
ik hier op mgn arm heb laten branden".
„Ik begrijp het verband niet".
De bootsman werd woedend. „Dacht je dat ik dat
begreep. Ik heb Wolf nog nooit voor een lafbek aange
zien. Dacht je dat ik anders met die vent naar de wal
zou zgn gegaan?"
„Ik weet het ook niet", zei Unglaube en hg was big
dat de bootsman niet verder vroeg, want hg kreeg een
idee, dat hg dan door de mand zou vallen.
De zee was mooi en helder. De Renate voer nu op
volle snelheid en de kapitein kon met zijn nachtkgker
de zee goed overzien.
Hijzelf, de eerste en tweede stuurman stonden aan
dek. Vooral de eerste had herhaaldelijk gezegd, dat ze
gevaar liepen. „Ze hebben ons vorige maal niet kunnen
krijgen. Ik heb de vaste overtuiging, dat ze op ons
loeren", zei hij regelmatig, maar de kapitein wilde daar
tegen beter weten in, niets van horen. Ook nu niet.
„Binnen het uur worden we beschoten", zei de stuur
man nadrukkelyk. „Moet U maar kgken of het uit
komt Ik wil zelfs een flinke weddenschap met U aan
gaan".
Methling bromde wat terug en op zeker ogenblik be
gon het hem te vervelen en schreeuwde hg: „Waanzin.
Houdt toch op met uw demoraliserende praatjes, mijn
heer".
Zijn woorden lieten een koude stilte op de brug na,
die verbroken werd door een dreunende slag. Een gra
naat boorde zich in het schip en het enige dat de kapi
tein nog kon doen, was het schip op de Noorderhaaks bg
Den Helder vastzetten. De kapitein in de duikboot knik
te tevreden en wachtte af.
Tegen zij wil in werd schipper De Vries de volgende
morgen al zeer vroeg in de kwestie betrokken. Hij voer
toevallig voorbij, en zag direct dat het schip vast
zat. Hg bedacht zich geen ogenblik, stuurde zgn botter
in de richting van de zwarte vrachtboot en klom aan
boord. Hg zag een aantal zenuwachtige matrozen bij
elkaar gedromd en wat verderop merkte hg een mooie
vrouw op. Hg liep erheen.
„Hoe komt U hier aan boord, mevrouw?"
Ze smeekte hem niet verder te vragen, maar plotse
ling bukte ze zich en gejaagd zei ze: „Er zit goud aan
boord van dit schip. Honderden kistjes. Bovendien edel
stenen en staatspapieren. Men loert op ons. Men wil dit
schip koste wat het kost tot zinken brengen. Ach. toe,
komt U a.u.b. terug en breng me aan wal. Ik voel me
niet veilig meer".
De schipper knikte. „Afgesproken. Ik ga eerst brood
halen en kom dan terug".
De Vries zag haar
plotseling omkijken
of zij schrok en hg
hoorde een harde
vrouwestem: „Kom
naar je hut als je wilt.
Praat niet zo lang.
De man moet ook
werken".
Ze draaide zich om
en verdween zonder
groeten in de hut van
de kapitein.
Hg liep terug en
zag intussen hoe er
enkele experts aan
boord verschenen. Hg
ving flarden van een
gesprek op. Eerst een
Hollandse stem, die
betoogde, dat 't schip
naar Nederland moest
worden versleept en
daarna een Duitse
stem, die hier niets
van wilde horen.
Toen schipper De
Vries na uren weer
van wal stak, zag hg
hoe twee sleepboten
de „Assistent" eri de
„Cycloop" het schip
lostrokken, waarna
het door een loods
boot buiten de territoriale wateren werd gebracht. Hij
bleef gespannen kijken, want hij besefte nu plotseling
waarom de duikboot daar de hele tyd had gelegen, roer
loos als een monster, dat op een prooi wacht.
En wat hy dacht gebeurde. Nadat de loodsboot was
teruggevaren, hoorde hg een scheurende ontploffing en
voor zijn ogen zag hg hoe het schip in minder dan zeven
minuten zonk.
Ook Unglaube hoorde de explosie. Hg schrok hevig.
Waarom waren ze ook niet naar Nederland terugge
gaan? Gewoon zelfmoord om buiten territoriale wate
ren te komen.
Het drong eigenlgk nog niet tot hem door, dat de
Renate midscheeps getroffen was, maar toen het gol-
Geschieven door
Geïllustreerd door
vende water de stookplaat instroomde, voelde hij, dat
hg Hamburg nooit meer zou zien.
Hg probeerde naar buiten te lopen, maar dit ging niet
zo gemakkelgk. De golven werden groter en groter. Ze
begonnen op wilde dieren met schuimbekkende muilen te
lgken, die hem mee wilden sleuren. Hg hield zich aan een
van de ketels vast, verbrandde zijn handen, liet met een
schreeuw weer los en probeerde de uitgang te bereiken.
Maar het water werd een woedende stroom. De zee had
eindelgk vat op het schip gekregen en met ontzaglijke
kracht ramde zg alles omver en drong naar binnen.
„Ik moet er uit. Ik moet... ik zal... Opzij..." schuim
bekte Unglaube. „Ook nu zul je mg niet klein krygen,
smerige zee". Maar het water lachte om de kleine mens.
Hij werd als een strohalm opzy geslingerd, doch hij be
gon met de moed der wanhoop opnieuw. Hij schreeuwde
de naam van zijn vrouw en kinderen en sloeg zgn han
den stuk tegen het keiharde, brullen, briesende, schui
mende water, dat als een wilde bende belegeraars naar
binnen drong, alles vernielend wat hun in de weg kwam.
Tenslotte kon Unglaube er niet meer tegen op. Hy pro
beerde zich achter de ketel te verschuilen. Maar het
water steeg hoger en hoger en toen het bg zgn keel
stond, schreeuwde en brulde hg, tegelijkertijd beseffend,
dat niemand hem meer zou kunnen helpen.
Nog eenmaal probeerde hg in een laatste wanhopige
poging zgn leven te redden, maar hg verdronk, terwijl de
ketels als een symbool sissend door het water werden
gedoofd.
En in de hut van de kapitein werd de jonge vrouw
ook door het water overvallen. Zij had de explosie wel
gehoord, de ontzettende klap gevoeld, maar de omvang
van de ramp drong pas goed tot haar door, toen ook zij
het water zag, dat in de hut stroomde. Zij trachtte nog
weg te lopen, maar zij streed niet zo lang tegen de zee
als Unglaube, Een geweldige watermassa sloeg haar te
gen de grond en als had de rest daarop gewacht, wierpen
de bruisende golven zich boven op haar en verstikten
haar kreten.
Het schip zonk snel en helde over. Hierdoor dreef haar
lichaam naar buiten, stootte tegen de wand. werd weer
opgenomen door de zee en door haar pages, de golven,
als bg een uitvaart gedragen. Later werd zij. evenals de
rest van de bemanning door Hr. Ms. torpedoboot 8 ge
red, maar zy stierf in het hospitaal zonder nog eenmaal
de wereld te hebben gezien.
Op de stookplaat had stoker Unglaube de ketels
omarmd. Een uitsteeksel hield zijn dode lichaam
vast, zodat hij met de Renate naar de diepte zonk.
Hij hoorde de gillende kreten van zijn vrienden niet
meer. Zijn vrouw en kinderen zouden vergeefs naar
hem verlangen.
En terwyl het schip dieper en dieper zonk, raakte
zijn lichaam los. Het dreef rond boven de stook
plaat, langzaam op en neer met de golven.
Ergens in het met zware balken gesloten ruim
stonden netjes
op elkaar getast
de kistjes met
goud, waarvan
de stoker het
bestaan zelfs
niet vermoedde.
Maar de zee was
helder en wiegde
zijn lichaam lang
zaam heen en