Presentatie van Gelderlands culturele leven Mr. Ferdinand Bordewijk wordt zeventig jaar Het nieuwe toneelseizoen: drie reprises Van Woensel Kooy: Spiegel van een ontwikkelingsgang Culiure/e Cavalcade ZATERDAG 9 OCTOBER 1954 PROVINCIALE ZEEOWSE COURANT 9 „De Gelderse Bloem Kan Zeeland ook niei met een dergelijk werk komen? DE PROVINCIALE STATEN van Gelderland hebben het Initiatief genomen tot het stichten van „De Gelderse Bloem", een organisatie, die o.a. tot doel heeft de bevordering van de uitgave van geschriften, betrek king hebbend op het culturele leven in Gelderland, in de ruimste zin van het woord. Van de bibliotheek die zodoende ontstaan zal, eveneens onder de naam „De Gelderse Bloem", en die onder redactie staat van dr. Barend de Goede, Bernard Verhoeven en Johan van der Woude, is thans het eer ste deel van de pers gekomen, en wel gelijktijdig met de opening van het nieuwe Gelderse Provinciehuis (In September j.L) Dit boek „De Gelder se Bloem", wil een beeld geven, van wat de gehele serie beoogt, en het is met meer dan gewone belangstelling dat we van deze bundel kennis genomen hebben. Zo'n provinciale culturele demonstratie noopt immers onwillekeurig tot vergelijking en tot de rivalistische overweging: zou Zeeland óók met zon fraai boek van en over Zeeuwen (en door Zeeland „gevoede" kunstenaars) voor den dag kunnen komen? Het antwoord daarop is o.i. hoe goed de kwalitei t van de „Gelderse Bloem" ook is een volmondige bevestiging. We laten deze zeer aangename Speculaties echter varen (ieder kan ze voor zichzelf maken, en wellicht worden ze eens gerealiseerd, nu ook in Zeeland de overheid het culturele leven in steeds belangryker mate zyn steun verleent) om ons tot de inhoud te bepalen van het mooie boek waarmee Gelderland als provincie zijn eer hoog houdt. Een mooi boek, inderdaad; ook uiterlijk. Daarvoor staat de naam van de uitgever (Van Loghum Sla terus, Arnhem) borg. Typografisch keurig verzorgd en gestoken in een degelijke roodlinnen band, versierd met een goud gelders roosje, waar achter een pauwestaart-motief op rijst, doet dit werk uiterlijk dadelijk prettig, degelijk en gesoigneerd aan. En zo is ook de inhoud. „Wie de inhoud van deze bundel bekijkt, zal tot de conclusie komen, dat de re dactie zich bij haar keuze van schrijvers en onderwerpen niet door een begrensd provincialisme heeft Letterkundige kroniek door HANS WARREN laten leiden, maar door de vraag, wat uit Gelderlands cultuur en his torie tevens tot het algemene Ne derlandse culturele leven behoort" staat er op het omslag; een opmer king, die steekhoudt als men het boek doorgelezen heeft. Allereerst bevat het twee lange, Gelderse novellen van Maria Der- moüt en Johan van der Woude. Het zijn, hoe verschillend van opvatting en' uitwerking ook, twee zeer door wrochte vertellingen, weinig origi neel van opzet, maar rustig, intiem, van voornaam gehalte. Beiden spelen zij in de vorige eeuw. In „Hier" zocht Maria Dermoüt haar stof in de Molukse Opstand uit het begin van de negentiende eeuw. Zij tekent een jongeman die, na een vierjarig verblijf in de Oost, bij zijn ouders op een Gelderse buitenplaats thuis komt, en eigenlijk volkomen ver vreemd is van die verzorgde, ver trouwde, in het geheel niet veran derde omgeving. Zo ge ziet, een oud, herhaaldelijk gebruikt motief, maar door de liefde voor het détail, door de zorgvuldige schildering van de atmosfeer van het familieleven en het authentieke tintje in de verha len over de Molukse belevenissen en gruwelen, weet de schrijfster ons toch steeds te boeien met deze hel dere, wat droevig stemmende no velle. Ook Johan van der Woude, Gro ninger van geboorte, maar reeds lang Gelderlander van adoptie (men herinnere zich zjjn „Arnhem, be twiste stad") neemt In „Het Veer" zeer oude motieven op (vooral zijn legendarische fluitspeler-zwerver watergeest heeft een wel zeer uitge breide familie en voorgeslacht in onze letteren). Doch ook hy is er in geslaagd een bre<>d-schilderend, ty- pisch-Gelders verhaal te schryven. In zekere zin vullen deze novellen elkaar aan: Dermoüt geeft de in tieme, besloten diepte van een aris tocratisch familieleven, Van der Woude de fris-open ruimte van de eeuwig-voortstromende IJssel, de natuur met zijn daarin gewortelde mensen: de veerbaas, zijn vrouw, hun dochter, de heer van het kas teel, dorpelingen en marskramers. Maar ook onder deze heldere hemel blyft iets beschuts en afgeronds, dat wellicht de essentie van het Gelder se leven en de natuur daar vormt en dat ons pas verlaat als we de oeroude, geheimzinnige wouden en zandverstuivingen van de Veluwe betreden. Groots komt dit tot uit drukking in het prachtige gedicht .Hulshorst" van Gerrit Achterberg, vrij sterk ook in „Op de Veluwe" van Willem Hessels. Behalve een tuiltje „Gelderse bloe men", door Barend de Goede ge plukt in de hof van menige dichter die iets Gelders bezong, bevat deze bundel ook het „Gelders Sonnet" van Nico Verhoeven, dat met de li teratuurprijs van de Provincie Gel- dprland bekroond werd, uitgereikt ter gelegenheid van de genoemde ppening van het Provinciehuis. Voorts bevat het boek een aantal beschouwingen over kunstenaars die in Gelderland leven en werken of leefden en werkten. Zo schrijft Jos de Gruyter over d^- beeldhouwster Fri Heil een zeer interessante stu die, waarin hij o.a. indringende op merkingen maakt over de vrouw als kunstenares. Joh, Mekkink, zelf schilder, wijdt een artikel aan de in 1940 gestor ven Dick Ket, van wie vele schil derijen reddeloos verzakken doordat hy te veel en ondeugdelijke olie als verdunningsmiddel gebruikte; Kees Versteegh schryft over de musicus Marius A. Brandts Buys; F. P. Huy- gens over de stillevenschilder, dich ter en poppespeler Johan Weiland. Tenslotte is er een weelderige evo catie van het Gelderse land en het oude Gelderse boerenhuis rondom Willem de Mérode, geschreven door W:llma en getiteld „Willem de Mé- rode en zjjn Eerbeekse land"; een beschouwing van Anton van Duin kerken over Mariken van Nimwe- gen en een andere zeer interessante historische bijdrage, ..Een oorlogs correspondentie uit 1528", voorafge gaan door een opstel „Uit de prille jeugd van de journalistiek", van de hand van dr. B. H. van 't Hooft. Een elftal illustraties die op de tekst betrekking hebben, verlucht dit aantrekkelijke boek, dat op over tuigende wijze toont dat Gelderland zijn traditie van eeuwenoude cultuur en historie nog steeds hoog weet te houden. Met belangstelling zien we dan ook de volgende delen uit deze Gelderse bibliotheek tegemoet. Het enige wat wij beslist misten, was een pagina met de gebruikelijke bio grafische mededelingen over de me dewerkers aan dit boek. En tot besluit nogmaals: onze ei gen provinciale trots doet ons ho pen, dat ook Zeeland eens met zo'n manifestatie voor de dag zal ko men, even ruim opgezet, even ver zorgd, en, zo mogelijk, nóg strenger van maatstaf. Van Beinum voorde V N Televisie omroepster. DE V.A.R.A. HEEFT verscheidene tientallen sollicitatiebrieven ontvan gen op haar oproep voor een telcvlsie- omroopster, die niet slechts Neder land» en de moderne talen grondig moet beheersen en vlekkeloos uitspre ken doch die bovendien een ruime al gemene ontwikkeling moet hebben, grote belangstelling op artistiek ge bied en een uiterlijk, dat van per soonlijkheid blijk geeft Weliswaar vallen die tientallen sollicitanten in het niet, vergeleken bij de honderden brieven welke de Nederlandse Tele visie Stichting destijds ontving, toen zij gegadigden opriep voor een tele- visie-regïsseurscursus. maar de eisen zijn in dit geval dan ook wel heel streng geformuleerd. Maandag komt een eerste groep van zes jongedame» voor dc camera. Intussen ontvangt de V.A.R.A. nog dagelijks sollicitaties en men verwacht, dat dit nog verschei dene dagen zo zal doorgaan. De Gelderse Bloem. Van Loghum Slaterus, Arnhem. Woensdagavond ujs., 13 Octooa zendt de V.A.R.A. opnamen uit van het concert, dat het Amsterdamse Concertgebouworkest op Maandag a.s. in het gebouvx der Verenigde Na ties te New York, onder leiding van Eduard van Beinum zal geven, ter gelegenheid van de receptie van de president der Algemene Vergadering en de secretaris-generaal der Verenig de Naties. Uitgevoerd zullen worden de ouverture Egmont van Van Beet hoven, de symphonie no. 103 van Uaydn, de Nacht op de Kale Berg van Moesorgsky en Daphnis et Chloé (tweede suite) van Ravel. Het con cert zal met applaus en al worden op genomen op banden, die per vliegtuig naar Nederland zullen worden gezon den. Men zal dus geen hinder onder vinden van atmosferische storingen en de luisteraars zullen een nauwkeu rige indruk krygen van de ontvangst van onze musici bij het hoge gezel schap. Deze uitzending is mogelijk geicorden door de bemiddeling van de Europese dienst van dc radio-afde ling der Verenigde Naties. De twaalfde druk van „Van Woen- I de persen kwam heel veel veranderd: sel Kooy" is verschenen, ruim veer- I de normen werden strenger, het sub- tig jaar nadat de eerste uitgave jectief-individualistische element, dat van deze liederenbundel „Oude en destijds nog oveial aansloeg, de on- Nieuwe Zangen" het licht zag. In echte pathetiek, de ielse sentimenten menig protestants-christelijk gezin en in menig koor heeft deze bundel zich in de loop du4 jaren een ere plaats verworven. Het streven van mej. Van Woensel Kooy om het gees telijk lied ten bate van gezin en koorzang te verbreiden, heeft grote resultaten opgeleverd, waarvan de draagwijdte niet mag worden onder- schat. Zou de Hervormde Gezangen bundel van 1938 zo spoedig ingebur gerd zijn als daar niet dat grote stuk pionierswerk was verricht door mej. Van Woensel Kooy? Gr is sinds die eerste bundel van Op 10 October a s. „Hef leven is nauwelijks begonnen ■OP HET INTERNATIONAAL film festival te Cannes, in het begin van dit jaar gehouden, maakte een film uit India, „Do Bigha Zamin" („Om een stukje grondvan regisseur Bimal Roy, veel indruk. Dit werk, ge. maakt in de neo-realistische stijl, die men in de jaren na de oorlog vooral van de Italiaanse cinematografie heeft leren kennen, verwierf een In ternationale Prijs. Later werd het ook bekroond op het internationaal film festival te Karlsbad. Men heeft deze film, die zich bezighoudt met de lot gevallen van een arm boerengezin, waarvan de vader en het zoontje naai de grote stad trekken, vergeleken met de knapste Italiaanse film als Scius- cia („De schoenpoetsertjes") en La- dri di Biciclette („Fietsendieven") en haar kwaliteiten bijzonder geroemd. Het staat nu vast. dat dit werk bin nenkort ook in Nederland in verto ning komt. OPGERICHT IS DE STICHTING „Het schoolconcert" zetel te Am sterdam met het doel het geven van paedagogische concerten door prominente Nederlandse kunstenaars voor leerlingen van voortgezet lager en middelbaar onderwijs. De concer ten worden zoveel mogelijk gegeven op de scholen tijdens de schooluren, omdat zij worden beschouwd als aan vulling van het onderwys. De afde ling onderwijs van het departement van O., K. en W. stelt de daarvoor in aanmerking komende scholen zo no dig voor een subsidie in staat deze concerten te volgen. Directeur van de stichting is de heer Piet Pijnenborg. Gelijktijdig heeft de stichting „een uur muziek", waarvan directeur-op richter was de heer Franz Aufrecht, haar werkzaamheden beëindigd. EEN VAN DE SCHRIJNENDSTE problemen van onze tijd is dat van degenen, die door de oorlog of door politieke omstandigheden van huis en hof verdreven werden, de zogenaam de „displaced persons". Woensdag avond zal over Hilversum H in het kader van de internationale hulpver lening aan de vluchtelingen een hoor spel 'over dit probleem worden uit gezonden: „Zij vielen uit Gods Hand" Dit is een bewerking van de gelijk namige roman van Hans Werner Richter, een boek. dat nogal wat stof heef» doen opwaaien omdat het ve len de ogen ooende voor de ontstel lende omvang van dit probleem. Geert Stevens vertaalde het hoorspel; S. de Vries jr voert de regie. DE BEKENDE NEGERZANGERES Marian Anderson heeft een contract getekend, waardoor zij voor het sei zoen 19541955 aan de Metropolitan Opera te New York wordt verbonden. Dit is de eerste maal, dat een ge kleurde lyrisch artiste aan de Metro politan Opera verbonden wordt. (Van onze speciale verslaggever). „Op 10 October wordt mr. Ferdinand Bordewijk, advocaat en letterkun dige, 70 jaar. Op zijn verzoek is hem met ingang van 1 November eervol ontslag verleend uit zyn functie van kantonrechter-plaatsvervanger in het kanton Schiedam." Dat was het bericht, dat ons aanleiding gaf mr. Borde wyk om een onderhoud te vragen. „Och nee", verontschuldigde zich ech ter deze Haagse Schiedammer. „Och nee, principieel heb ik de laatste ja ren elk interview afgewezen. Ik vind de dingen van vandaag niet de moeite waard, om dat principe aan de kant te zetten." De journalist kan weinig anders dba zo'n standpunt respecteren. Maar gelukkig staan hem andere wegen open óm de persoon van deze roman- eier-advocaat nader te leren kennen. Is daar niet naast zijn eigen let terkundig werk de korte levensschets, die Pierre H. Dubois over hem geschreven heeft? En het gevoelige en speelse woord, dat de musicienne mevr. Joh. BordewykKoepman, de echtgenote van deze Schiedamse kan tonrechter-plaatsvervanger, aan die korte levensschets heeft toegevoegd? En tenslotte de brief, die mr. Bordewyk 26 Maart 1946 aan Victor E. van Vriesland schreef? schap derhalve als een dilettanten bezigheid moest worden beschouwd." Enfin, dilettant of geen dilettant, Ferdinand Bordewijk heeft onze litte ratuur uit pure roeping een serie kos- telyke werken toegevoegd. Voor de meesten onzer ligt het debuut van deze schrijver omtrent 1934, in welk jaar z'n boek „Bint" verscheen, dat hem grote bekendheid gaf. In werke lijkheid was er in 1916 echter al een dichtbundel „Paddestoelen" van hem zy zijn thans terzijde geschoven, lie deren uit de geschiedenis der Kerk kwamen in het gezichtsveld, nieuwe dichters n componisten meldden zichEen ontwikkeling, die aan deze twaalfde druk niet voorbij is gegaan: verscheidene liederen uit vorige drukken zyn niet meer opge nomen. dan wel in een gewijzigde versie, terwijl voorts nieuwe liederen werden afgedrukt, deels vertaald, deels nieuw gedicht (o.a. door Wili Barnard, C. Boeke, Fedde Schurer) en gecomponeerd (voornamelijk door Adr. C. Schuurman). Alle toonzet tingen werden gecontroleerd en zo nodig bewerkt, waardoor deze bun del met name voor koren uiterst waardevol werd. De Stichting, die het werk van mej. Van Woensel Kooy voortzet, heeft met deze uitgave on getwijfeld volgens haar opvatting fewerkt: namelijk met in deze bun- el het geestelijk lied te stimuleren en te vernieuwen! Dat daarbij lie deren zijn verdwenen, die velen toch ook dierbaar waren, is nu eenmaal het gevolg van de consequente op vatting, waarva bewerkers blijk geven en die door prof. Smelik al dus werd geformuleerd: „In de tuin der Christelijke liederen is veel kost baars gegroeid, maar er moet ook veel worden gesneden en gesnoeid". Een oovatting waarvoor men respect moet hebben. (Uitgave: Voorhoeve, Bussum). Laten we beginnen met fragmen ten uit die brief: „Ik geloof niet, dat een leven aan de letterkunde gewijd, my zou kunnen bevredigen", schreef mr. Bordewijk. „Ik kan tot schryven eerst des avonds en op Zondag komen, en dan nog lang met altijd. Overi gens kan ik elk ogenblik van de dag de schryverij onderbreken, en op elk willekeurig tijdstip de draad weer opvatten. Zo eenvoudig was het in den beginne niet, maar schrijven is een handwerk, waarin men, als in een ander, routine kan krygen. Het is bo vendien een liefhebberij. De rechts- practijk, waarvan ik veel houd, is voor mij de hoofdzaak." Tegen de achtergrond van het feit, dat mr. F. Bordewijk met Van Schen- del beschouwd wordt, als een van de sterkste en oorspronkelijkste schrij vers van onze tyd en als de talentvol ste vertegenwoordigers van de nieu we zakelijkheid in onze letterkunde, is vooral de laatste uitspraak in bo venstaande brief verrassend. „DILETTANT." Mr. Bordewyk vindt zichzelf dus alijtd nog een amateur. Enfin, een amateur is altijd nog waardevoller dan een dilettant." Ook die titulatuur heeft hij op zijn naam staan. Op 3 Maart 1945 is mee zijn woning in 't Bezuidenhout-kwar- tier te 's-Gravenhage door het bom bardement getroffen, dat deze wijk grotendeels vernietigde. Naast veel andere zaken, verloor de schrijver ook z'n hem na aan het hart liggende bi bliotheek. Na de oorlog probeerde hy als vele anderen een schade-vergoe ding te krygen. Hij kreeg hoogst of ficieel te horen van het Bureau voor Oorlogsschade, dat de heer Bordewyk advocaat was, en „dat zijn schrijver- (Van onze M toneelmedewerker), oeten wij het als een bewijs zien van het te kort aan goede nieuwe to neelstukken, dat het toneel seizoen 195Jf1955 geopend is met niet minder dan drie reprises en bovendien met het ophalen van een stuk, dat hoogstens een histori sche curiositeit genoemd kan wordenHet antwoord op deze vraag is niet voet stoots te geven, omdat de eerste maand van het nieu we seizoen ook heeft verrast met vier nieuwe stukken als gebruikelijk van buiten landse oorsprong waar van er in ieder geval twee van meer dan gewone bete kenis moeten worden ge acht'. „Muiterij op de Caine" van Herman Wouk, gespeeld door de Nederlandse Come- die en ,Heslissixig" van John Whiting, opgevoerd door de Haagse Comedie. De Amerikaan Herman Wouk heeft van het laatste gedeelte van zijn roman „The Caine Mutiny" een to neelstuk gemaakt, dat be houdens een epiloog geheel in de rechtzaal speelt en waarin alleen mannen op treden. Een marine-officier staat terecht xcegens muite rij, omdat hij de comman dant van het schip het bevel ontnomen heeft, die hy gees telijk ongeschikt achtte om het bevel te voeren. Het is de taak van de verdediger om dit aannemelijk te maken en als hy daarin ten slotte slaagt betekent dit de ver nietiging van de figuur van de afgezette commandant. De schrijver is erin geslaagd om het vraag, en antwoord spel en de getuigenissen in de rechtzaal een dergelijke geladenheid en spanning te geven, dat de menselijke tra gedie, welke in de gebeurte nissen besloten ligt, in haar gehele diepte en omvang voelbaar en zichtbaar wordt. Daartoe hebben ook de ac teurs onder regie van Henk Rïgters in belangrijke mate bijgedragen, in het bijzonder Jean Remmelts, die in de voor zijn werk in wezen on geschikte commandant ein delijk weer eens een rol kreeg, welke by zijn talent past en Han Bentz van den Berg, die de verdediger met grote subtiliteit speelt. Beslissing", oorspronke lijke titel „Marching Song", ligt ook in de militaire sfeer wat de grondslag der menselijke tragedie betreft, ofschoon de schrijver het stuk een „politiek drama" noemt. Na een bezetting laat de kan selier van een staat een ge neraal terughalen uit krtjgs- gevangenschap om de oppo sitie tegemote te komen, die de generaal wil laten von nissen. De generaal had bij het begin van de oorlog namelijk een beslissende slag verloren als gevolg van de geestelijke schok, die hij had ondergaan toen hy uit oorlogsnoodzaak kinderen, die zyn tanks omzwermden, moest doodschieten. De kanselier, rekenende op het eergevoel van de gene raal, stelt hem in de gele genheid om zelfmoord te plegen ten einde het land zo kort na de bevrijding een de nationale waardigheid aan tastend proces te besparen. De generaal, die levensmoed tracht te vinden in de lief de van een jonge vrouw, ziet de hopeloosheid van zijn door herinnering geteisterd voortbestaan in en voldoet aan de wens van de kanse lier. De Haagse Comedie geeft van Beslissingonder regie van Paul Steenbergen, die zelf de rol van de generaal speelt, een knavve voorstel lingwaarin de vergeefse worsteling van de mens te gen de dominerende mach ten van onze tijd tot een aangrypende gebeurtenis wordt. In deze vertoning, zowel als in die van de Ne derlandse Comedie, xcordt het bexoijs geleverd, dat ook een „probleemstuk" vol doende sterk toneel kan bie den om het hedendaagse fubliek, dat in de schouw- urg veelal eerder verstrooi ing zoekt dan problemen, te boeien. De verstrooiing lean men overigens ruimschoots vinden in de voorstel ling, die het Rotterdams To neel in zjjn xxieuwe samen stelling geeft van Asse poesters in Wallstreet", van Hoxvard Teichmanti en Geor ge S. Kaufman (van ,Je kunt het toch niet meene men") en in de opvoering door de Haagse Comedie van ,,Een theehuis voor To- biki" van John Patrick, die ook „Het onstuimige hart" schreef, waarvan de verdwe. nen Rotterdamse Comedie het vorige seizoen nog een serie voorstellingen gaf. Beide stukken, van Ameri kaanse origine, hebben ge meen, dat er op dikxoijls geestige xcyze in gedold xcordt met Amerikaanse dierbaarheden; in het eerste wordt een loopje genomen met het Amerikaanse za kenleven, in het tweede met de Amerikaanse intentie om op een Japans eiland de ze geningen der Westerse de mocratie te brengen. „GROTE VOORSTELLING Dan is er voorts de opvoe ring van ,J?eer Gynt" „Theater" heeft daar van onder regie van Van Dalsxtm een „grote voorstel ling" gemaakt, waarby alle middelen van het toneel te hulp zyn geroepen en l .ven dien de muziek van Grieg, met een goed orkest in de bak. Met datis, maskers, costuume, alles in een folk loristische sfeer gehouden, zweemde een deel der voor stelling ietxeat naar de ro mantische opera, waarvan wij overigexis geen kxvaad xcoord xvensen te zeggen. In het midden latend of in een voorstelling van Ibsen's stuk de nadnik moet vallen op het menselijke in de fi guur van Peer dan teel op het symbolische, moge xcor- den getuigd, dat Rob de Vries in de eerste richting zeer wél is geslaagd, zodat mede door zyn spel en dat van Hetty Beck als moeder Aase de gehele voorstelling een knappe en boeiende vrestatie ts gexcorden, icaar. tegenover detailcritiek van weinig belang is. Het laatste geldt ook t:oor de reprise, welke de Neder landse Comedie onder regie van Johan de Meester gaf van Amphytrion" van Jean Giraudou. M i et zware accenten uit het naturalistische to neeltijdperk soms her innerend aan de succes jar en van Herman Bouber,die het stuk ook op zijn repertoire heeft gehad, brengt de To neelverenigingvan Defrestie Anna Christie" van O'Neill onder regie van Frits .van Dijk. Met Ao zijn onze manie ren" (The way of the world) van de laat-zeventiende- eeuwse Engelse toneelschry- ver William Congreve, die de vergetelheid ruimschoots verdient, heeft het Rotter dams Toneel de xiieuwe schouxcburg in Rotterdam- Zuid geopend. Veel belang stelling voor dit verschrik- keltjk ingewikkelde, maar mooi gecostumeerde geval, kan men in ons land nau- wel\jks verxoachten. uitgekomen onder pseu doniem Ton-Ven, en pu bliceerde hij tussen 1919 en 1924 al drie delen „Fantastische Vertellin gen" onder eigen naam. Pas tegen zijn vijftigste jaar echter dus in de begin dertiger jaren begon hij op te vallen, doordat hij ongezocht en ongewild de stijl bleek te gebruiken, die op dat moment litteraire mo de aan het worden was: de stijl der nieuwe zake lijkheid, die der korte afgebeten zinnetjes. Men ging Bordewijk schetsen als de beginneling, waar van nog veel verwacht werd. In die verwachting heeft hij „de litteraire wereld" niet teleurge steld. De roman „Bint" is Bordewijks hoogte en eindpunt geweest in de zakelijke stijl. Zijn later werk vooral zijn veelgeprezen roman „Karakter" ging een veel vloeiender stijl ver tonen. Bepalen wij ons intussen tot wat mevrouw Bordewijk-Roepman over haar levensgezel gezegd heeft. Zij heeft tal van persoonlijke voor vallen geschetst, en komt daarbij ook tenslotte aan de ernstige ziekte, die de schrijver in 1947 getroffen heeft. „Aanvankelijk zo schreef ze, leek kans op genezing uitgesloten. Maar met een geduld, wils- en geestkracht, de gorte figuren uit zijn boeken waar dig, droeg hij zyn ziekte. Zelfs zyn ingeboren gevoel voor humor en zijn hoffelijkheid verlieten hem in die da gen niet. Toen hij uit een zware ver doving ontwaakt was. waren z'n eer ste woorden: ..Het spijt me, nu kan ik je niet uitlaten." Haar interessante schets besluit ze dan met het woord van Oosterse wys- geren, dat de eerste dertig levensja ren van de mens ertoe dienen om te leren, rond te zien en tot een eigen altijd voorlopige mening over de tij del yke en eeuwige dingen te trachten te komen. De tweede dertig jaren, zo zegt ver der die leefregel, zal hij een gezin stichten om door zyn taak als, opvoe der mede zich zelf weer op te voeden. De derde dertig jaren of meer is hij vrij. indien hg dat wenst, zich uit de wereld teru? te trekken, en de blik niet buitenwaarts, maar naar binnen te richten. ..Bordewijk", 7.0 7.egt mevr. Borde wijk dan vervolgens, „is thans in dit derde stadium en weet. dat het leven nauweiyks begonnen is. Terugblik kend op wat voorhij is. ziet de schrij ver dat de kleuren van het achter hem gespreide patroon, wonderlijk harmonisch zijn samengesteld. Dat de zwarte draden, die ziekte, tegenspoed, afgunst en nyd daarover hebben ge trokken, slechts dienst doen om de fyne tinten der grillige figuren des te beter te doen uitkomen. En hy is tevreden." Het is niet nodig hier iets aan toe te voegen om de thans 70-jarige schrijver tot in zyn diepste wezen te kunnen peilen.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1954 | | pagina 5