Presentatie van Gelderlands
culturele leven
Mr. Ferdinand Bordewijk wordt
zeventig jaar
Het nieuwe toneelseizoen: drie reprises
Van Woensel Kooy: Spiegel
van een ontwikkelingsgang
Culiure/e Cavalcade
ZATERDAG 9 OCTOBER 1954
PROVINCIALE ZEEOWSE COURANT
9
„De Gelderse Bloem
Kan Zeeland ook niei met
een dergelijk werk komen?
DE PROVINCIALE STATEN van Gelderland hebben het Initiatief
genomen tot het stichten van „De Gelderse Bloem", een organisatie, die
o.a. tot doel heeft de bevordering van de uitgave van geschriften, betrek
king hebbend op het culturele leven in Gelderland, in de ruimste zin van
het woord. Van de bibliotheek die zodoende ontstaan zal, eveneens onder
de naam „De Gelderse Bloem", en die onder redactie staat van dr. Barend
de Goede, Bernard Verhoeven en Johan van der Woude, is thans het eer
ste deel van de pers gekomen, en wel gelijktijdig met de opening van het
nieuwe Gelderse Provinciehuis (In September j.L) Dit boek „De Gelder
se Bloem", wil een beeld geven, van wat de gehele serie beoogt, en het
is met meer dan gewone belangstelling dat we van deze bundel kennis
genomen hebben. Zo'n provinciale culturele demonstratie noopt immers
onwillekeurig tot vergelijking en tot de rivalistische overweging: zou
Zeeland óók met zon fraai boek van en over Zeeuwen (en door Zeeland
„gevoede" kunstenaars) voor den dag kunnen komen? Het antwoord
daarop is o.i. hoe goed de kwalitei t van de „Gelderse Bloem" ook is
een volmondige bevestiging.
We laten deze zeer aangename Speculaties echter varen (ieder kan ze
voor zichzelf maken, en wellicht worden ze eens gerealiseerd, nu ook in
Zeeland de overheid het culturele leven in steeds belangryker mate zyn
steun verleent) om ons tot de inhoud te bepalen van het mooie boek
waarmee Gelderland als provincie zijn eer hoog houdt.
Een mooi boek, inderdaad; ook
uiterlijk. Daarvoor staat de naam
van de uitgever (Van Loghum Sla
terus, Arnhem) borg. Typografisch
keurig verzorgd en gestoken in een
degelijke roodlinnen band, versierd
met een goud gelders roosje, waar
achter een pauwestaart-motief op
rijst, doet dit werk uiterlijk dadelijk
prettig, degelijk en gesoigneerd aan.
En zo is ook de inhoud. „Wie de
inhoud van deze bundel bekijkt, zal
tot de conclusie komen, dat de re
dactie zich bij haar keuze van
schrijvers en onderwerpen niet door
een begrensd provincialisme heeft
Letterkundige kroniek
door HANS WARREN
laten leiden, maar door de vraag,
wat uit Gelderlands cultuur en his
torie tevens tot het algemene Ne
derlandse culturele leven behoort"
staat er op het omslag; een opmer
king, die steekhoudt als men het
boek doorgelezen heeft.
Allereerst bevat het twee lange,
Gelderse novellen van Maria Der-
moüt en Johan van der Woude. Het
zijn, hoe verschillend van opvatting
en' uitwerking ook, twee zeer door
wrochte vertellingen, weinig origi
neel van opzet, maar rustig, intiem,
van voornaam gehalte. Beiden spelen
zij in de vorige eeuw. In „Hier"
zocht Maria Dermoüt haar stof in
de Molukse Opstand uit het begin
van de negentiende eeuw. Zij tekent
een jongeman die, na een vierjarig
verblijf in de Oost, bij zijn ouders
op een Gelderse buitenplaats thuis
komt, en eigenlijk volkomen ver
vreemd is van die verzorgde, ver
trouwde, in het geheel niet veran
derde omgeving. Zo ge ziet, een oud,
herhaaldelijk gebruikt motief, maar
door de liefde voor het détail, door
de zorgvuldige schildering van de
atmosfeer van het familieleven en
het authentieke tintje in de verha
len over de Molukse belevenissen
en gruwelen, weet de schrijfster ons
toch steeds te boeien met deze hel
dere, wat droevig stemmende no
velle.
Ook Johan van der Woude, Gro
ninger van geboorte, maar reeds
lang Gelderlander van adoptie (men
herinnere zich zjjn „Arnhem, be
twiste stad") neemt In „Het Veer"
zeer oude motieven op (vooral zijn
legendarische fluitspeler-zwerver
watergeest heeft een wel zeer uitge
breide familie en voorgeslacht in
onze letteren). Doch ook hy is er in
geslaagd een bre<>d-schilderend, ty-
pisch-Gelders verhaal te schryven.
In zekere zin vullen deze novellen
elkaar aan: Dermoüt geeft de in
tieme, besloten diepte van een aris
tocratisch familieleven, Van der
Woude de fris-open ruimte van de
eeuwig-voortstromende IJssel, de
natuur met zijn daarin gewortelde
mensen: de veerbaas, zijn vrouw,
hun dochter, de heer van het kas
teel, dorpelingen en marskramers.
Maar ook onder deze heldere hemel
blyft iets beschuts en afgeronds, dat
wellicht de essentie van het Gelder
se leven en de natuur daar vormt
en dat ons pas verlaat als we de
oeroude, geheimzinnige wouden en
zandverstuivingen van de Veluwe
betreden. Groots komt dit tot uit
drukking in het prachtige gedicht
.Hulshorst" van Gerrit Achterberg,
vrij sterk ook in „Op de Veluwe"
van Willem Hessels.
Behalve een tuiltje „Gelderse bloe
men", door Barend de Goede ge
plukt in de hof van menige dichter
die iets Gelders bezong, bevat deze
bundel ook het „Gelders Sonnet"
van Nico Verhoeven, dat met de li
teratuurprijs van de Provincie Gel-
dprland bekroond werd, uitgereikt
ter gelegenheid van de genoemde
ppening van het Provinciehuis.
Voorts bevat het boek een aantal
beschouwingen over kunstenaars die
in Gelderland leven en werken of
leefden en werkten. Zo schrijft Jos
de Gruyter over d^- beeldhouwster
Fri Heil een zeer interessante stu
die, waarin hij o.a. indringende op
merkingen maakt over de vrouw
als kunstenares.
Joh, Mekkink, zelf schilder, wijdt
een artikel aan de in 1940 gestor
ven Dick Ket, van wie vele schil
derijen reddeloos verzakken doordat
hy te veel en ondeugdelijke olie als
verdunningsmiddel gebruikte; Kees
Versteegh schryft over de musicus
Marius A. Brandts Buys; F. P. Huy-
gens over de stillevenschilder, dich
ter en poppespeler Johan Weiland.
Tenslotte is er een weelderige evo
catie van het Gelderse land en het
oude Gelderse boerenhuis rondom
Willem de Mérode, geschreven door
W:llma en getiteld „Willem de Mé-
rode en zjjn Eerbeekse land"; een
beschouwing van Anton van Duin
kerken over Mariken van Nimwe-
gen en een andere zeer interessante
historische bijdrage, ..Een oorlogs
correspondentie uit 1528", voorafge
gaan door een opstel „Uit de prille
jeugd van de journalistiek", van de
hand van dr. B. H. van 't Hooft.
Een elftal illustraties die op de
tekst betrekking hebben, verlucht
dit aantrekkelijke boek, dat op over
tuigende wijze toont dat Gelderland
zijn traditie van eeuwenoude cultuur
en historie nog steeds hoog weet te
houden. Met belangstelling zien we
dan ook de volgende delen uit deze
Gelderse bibliotheek tegemoet. Het
enige wat wij beslist misten, was
een pagina met de gebruikelijke bio
grafische mededelingen over de me
dewerkers aan dit boek.
En tot besluit nogmaals: onze ei
gen provinciale trots doet ons ho
pen, dat ook Zeeland eens met zo'n
manifestatie voor de dag zal ko
men, even ruim opgezet, even ver
zorgd, en, zo mogelijk, nóg strenger
van maatstaf.
Van Beinum voorde V N
Televisie omroepster.
DE V.A.R.A. HEEFT verscheidene
tientallen sollicitatiebrieven ontvan
gen op haar oproep voor een telcvlsie-
omroopster, die niet slechts Neder
land» en de moderne talen grondig
moet beheersen en vlekkeloos uitspre
ken doch die bovendien een ruime al
gemene ontwikkeling moet hebben,
grote belangstelling op artistiek ge
bied en een uiterlijk, dat van per
soonlijkheid blijk geeft Weliswaar
vallen die tientallen sollicitanten in
het niet, vergeleken bij de honderden
brieven welke de Nederlandse Tele
visie Stichting destijds ontving, toen
zij gegadigden opriep voor een tele-
visie-regïsseurscursus. maar de eisen
zijn in dit geval dan ook wel heel
streng geformuleerd. Maandag komt
een eerste groep van zes jongedame»
voor dc camera. Intussen ontvangt de
V.A.R.A. nog dagelijks sollicitaties en
men verwacht, dat dit nog verschei
dene dagen zo zal doorgaan.
De Gelderse Bloem.
Van Loghum Slaterus, Arnhem.
Woensdagavond ujs., 13 Octooa
zendt de V.A.R.A. opnamen uit van
het concert, dat het Amsterdamse
Concertgebouworkest op Maandag
a.s. in het gebouvx der Verenigde Na
ties te New York, onder leiding van
Eduard van Beinum zal geven, ter
gelegenheid van de receptie van de
president der Algemene Vergadering
en de secretaris-generaal der Verenig
de Naties. Uitgevoerd zullen worden
de ouverture Egmont van Van Beet
hoven, de symphonie no. 103 van
Uaydn, de Nacht op de Kale Berg van
Moesorgsky en Daphnis et Chloé
(tweede suite) van Ravel. Het con
cert zal met applaus en al worden op
genomen op banden, die per vliegtuig
naar Nederland zullen worden gezon
den. Men zal dus geen hinder onder
vinden van atmosferische storingen
en de luisteraars zullen een nauwkeu
rige indruk krygen van de ontvangst
van onze musici bij het hoge gezel
schap. Deze uitzending is mogelijk
geicorden door de bemiddeling van de
Europese dienst van dc radio-afde
ling der Verenigde Naties.
De twaalfde druk van „Van Woen- I de persen kwam heel veel veranderd:
sel Kooy" is verschenen, ruim veer- I de normen werden strenger, het sub-
tig jaar nadat de eerste uitgave jectief-individualistische element, dat
van deze liederenbundel „Oude en destijds nog oveial aansloeg, de on-
Nieuwe Zangen" het licht zag. In echte pathetiek, de ielse sentimenten
menig protestants-christelijk gezin
en in menig koor heeft deze bundel
zich in de loop du4 jaren een ere
plaats verworven. Het streven van
mej. Van Woensel Kooy om het gees
telijk lied ten bate van gezin en
koorzang te verbreiden, heeft grote
resultaten opgeleverd, waarvan de
draagwijdte niet mag worden onder-
schat. Zou de Hervormde Gezangen
bundel van 1938 zo spoedig ingebur
gerd zijn als daar niet dat grote
stuk pionierswerk was verricht door
mej. Van Woensel Kooy?
Gr is sinds die eerste bundel van
Op 10 October a s.
„Hef leven is nauwelijks begonnen
■OP HET INTERNATIONAAL film
festival te Cannes, in het begin van
dit jaar gehouden, maakte een film
uit India, „Do Bigha Zamin" („Om
een stukje grondvan regisseur
Bimal Roy, veel indruk. Dit werk, ge.
maakt in de neo-realistische stijl, die
men in de jaren na de oorlog vooral
van de Italiaanse cinematografie
heeft leren kennen, verwierf een In
ternationale Prijs. Later werd het ook
bekroond op het internationaal film
festival te Karlsbad. Men heeft deze
film, die zich bezighoudt met de lot
gevallen van een arm boerengezin,
waarvan de vader en het zoontje naai
de grote stad trekken, vergeleken met
de knapste Italiaanse film als Scius-
cia („De schoenpoetsertjes") en La-
dri di Biciclette („Fietsendieven") en
haar kwaliteiten bijzonder geroemd.
Het staat nu vast. dat dit werk bin
nenkort ook in Nederland in verto
ning komt.
OPGERICHT IS DE STICHTING
„Het schoolconcert" zetel te Am
sterdam met het doel het geven
van paedagogische concerten door
prominente Nederlandse kunstenaars
voor leerlingen van voortgezet lager
en middelbaar onderwijs. De concer
ten worden zoveel mogelijk gegeven
op de scholen tijdens de schooluren,
omdat zij worden beschouwd als aan
vulling van het onderwys. De afde
ling onderwijs van het departement
van O., K. en W. stelt de daarvoor in
aanmerking komende scholen zo no
dig voor een subsidie in staat deze
concerten te volgen. Directeur van de
stichting is de heer Piet Pijnenborg.
Gelijktijdig heeft de stichting „een
uur muziek", waarvan directeur-op
richter was de heer Franz Aufrecht,
haar werkzaamheden beëindigd.
EEN VAN DE SCHRIJNENDSTE
problemen van onze tijd is dat van
degenen, die door de oorlog of door
politieke omstandigheden van huis en
hof verdreven werden, de zogenaam
de „displaced persons". Woensdag
avond zal over Hilversum H in het
kader van de internationale hulpver
lening aan de vluchtelingen een hoor
spel 'over dit probleem worden uit
gezonden: „Zij vielen uit Gods Hand"
Dit is een bewerking van de gelijk
namige roman van Hans Werner
Richter, een boek. dat nogal wat stof
heef» doen opwaaien omdat het ve
len de ogen ooende voor de ontstel
lende omvang van dit probleem.
Geert Stevens vertaalde het hoorspel;
S. de Vries jr voert de regie.
DE BEKENDE NEGERZANGERES
Marian Anderson heeft een contract
getekend, waardoor zij voor het sei
zoen 19541955 aan de Metropolitan
Opera te New York wordt verbonden.
Dit is de eerste maal, dat een ge
kleurde lyrisch artiste aan de Metro
politan Opera verbonden wordt.
(Van onze speciale verslaggever).
„Op 10 October wordt mr. Ferdinand Bordewijk, advocaat en letterkun
dige, 70 jaar. Op zijn verzoek is hem met ingang van 1 November eervol
ontslag verleend uit zyn functie van kantonrechter-plaatsvervanger in het
kanton Schiedam." Dat was het bericht, dat ons aanleiding gaf mr. Borde
wyk om een onderhoud te vragen. „Och nee", verontschuldigde zich ech
ter deze Haagse Schiedammer. „Och nee, principieel heb ik de laatste ja
ren elk interview afgewezen. Ik vind de dingen van vandaag niet de
moeite waard, om dat principe aan de kant te zetten."
De journalist kan weinig anders dba zo'n standpunt respecteren. Maar
gelukkig staan hem andere wegen open óm de persoon van deze roman-
eier-advocaat nader te leren kennen. Is daar niet naast zijn eigen let
terkundig werk de korte levensschets, die Pierre H. Dubois over hem
geschreven heeft? En het gevoelige en speelse woord, dat de musicienne
mevr. Joh. BordewykKoepman, de echtgenote van deze Schiedamse kan
tonrechter-plaatsvervanger, aan die korte levensschets heeft toegevoegd?
En tenslotte de brief, die mr. Bordewyk 26 Maart 1946 aan Victor E.
van Vriesland schreef?
schap derhalve als een dilettanten
bezigheid moest worden beschouwd."
Enfin, dilettant of geen dilettant,
Ferdinand Bordewijk heeft onze litte
ratuur uit pure roeping een serie kos-
telyke werken toegevoegd. Voor de
meesten onzer ligt het debuut van
deze schrijver omtrent 1934, in welk
jaar z'n boek „Bint" verscheen, dat
hem grote bekendheid gaf. In werke
lijkheid was er in 1916 echter al een
dichtbundel „Paddestoelen" van hem
zy zijn thans terzijde geschoven, lie
deren uit de geschiedenis der Kerk
kwamen in het gezichtsveld, nieuwe
dichters n componisten meldden
zichEen ontwikkeling, die aan
deze twaalfde druk niet voorbij is
gegaan: verscheidene liederen uit
vorige drukken zyn niet meer opge
nomen. dan wel in een gewijzigde
versie, terwijl voorts nieuwe liederen
werden afgedrukt, deels vertaald,
deels nieuw gedicht (o.a. door Wili
Barnard, C. Boeke, Fedde Schurer)
en gecomponeerd (voornamelijk door
Adr. C. Schuurman). Alle toonzet
tingen werden gecontroleerd en zo
nodig bewerkt, waardoor deze bun
del met name voor koren uiterst
waardevol werd. De Stichting, die
het werk van mej. Van Woensel Kooy
voortzet, heeft met deze uitgave on
getwijfeld volgens haar opvatting
fewerkt: namelijk met in deze bun-
el het geestelijk lied te stimuleren
en te vernieuwen! Dat daarbij lie
deren zijn verdwenen, die velen toch
ook dierbaar waren, is nu eenmaal
het gevolg van de consequente op
vatting, waarva bewerkers blijk
geven en die door prof. Smelik al
dus werd geformuleerd: „In de tuin
der Christelijke liederen is veel kost
baars gegroeid, maar er moet ook
veel worden gesneden en gesnoeid".
Een oovatting waarvoor men respect
moet hebben.
(Uitgave: Voorhoeve, Bussum).
Laten we beginnen met fragmen
ten uit die brief: „Ik geloof niet, dat
een leven aan de letterkunde gewijd,
my zou kunnen bevredigen", schreef
mr. Bordewijk. „Ik kan tot schryven
eerst des avonds en op Zondag komen,
en dan nog lang met altijd. Overi
gens kan ik elk ogenblik van de dag
de schryverij onderbreken, en op
elk willekeurig tijdstip de draad weer
opvatten. Zo eenvoudig was het in
den beginne niet, maar schrijven is
een handwerk, waarin men, als in een
ander, routine kan krygen. Het is bo
vendien een liefhebberij. De rechts-
practijk, waarvan ik veel houd, is
voor mij de hoofdzaak."
Tegen de achtergrond van het feit,
dat mr. F. Bordewijk met Van Schen-
del beschouwd wordt, als een van de
sterkste en oorspronkelijkste schrij
vers van onze tyd en als de talentvol
ste vertegenwoordigers van de nieu
we zakelijkheid in onze letterkunde,
is vooral de laatste uitspraak in bo
venstaande brief verrassend.
„DILETTANT."
Mr. Bordewyk vindt zichzelf dus
alijtd nog een amateur. Enfin, een
amateur is altijd nog waardevoller
dan een dilettant."
Ook die titulatuur heeft hij op zijn
naam staan. Op 3 Maart 1945 is mee
zijn woning in 't Bezuidenhout-kwar-
tier te 's-Gravenhage door het bom
bardement getroffen, dat deze wijk
grotendeels vernietigde. Naast veel
andere zaken, verloor de schrijver ook
z'n hem na aan het hart liggende bi
bliotheek. Na de oorlog probeerde hy
als vele anderen een schade-vergoe
ding te krygen. Hij kreeg hoogst of
ficieel te horen van het Bureau voor
Oorlogsschade, dat de heer Bordewyk
advocaat was, en „dat zijn schrijver-
(Van onze
M toneelmedewerker),
oeten wij het als een
bewijs zien van het te
kort aan goede nieuwe to
neelstukken, dat het toneel
seizoen 195Jf1955 geopend
is met niet minder dan drie
reprises en bovendien met
het ophalen van een stuk,
dat hoogstens een histori
sche curiositeit genoemd
kan wordenHet antwoord
op deze vraag is niet voet
stoots te geven, omdat de
eerste maand van het nieu
we seizoen ook heeft verrast
met vier nieuwe stukken
als gebruikelijk van buiten
landse oorsprong waar
van er in ieder geval twee
van meer dan gewone bete
kenis moeten worden ge
acht'. „Muiterij op de Caine"
van Herman Wouk, gespeeld
door de Nederlandse Come-
die en ,Heslissixig" van
John Whiting, opgevoerd
door de Haagse Comedie.
De Amerikaan Herman
Wouk heeft van het laatste
gedeelte van zijn roman
„The Caine Mutiny" een to
neelstuk gemaakt, dat be
houdens een epiloog geheel
in de rechtzaal speelt en
waarin alleen mannen op
treden. Een marine-officier
staat terecht xcegens muite
rij, omdat hij de comman
dant van het schip het bevel
ontnomen heeft, die hy gees
telijk ongeschikt achtte om
het bevel te voeren. Het is
de taak van de verdediger
om dit aannemelijk te maken
en als hy daarin ten slotte
slaagt betekent dit de ver
nietiging van de figuur van
de afgezette commandant.
De schrijver is erin geslaagd
om het vraag, en antwoord
spel en de getuigenissen in
de rechtzaal een dergelijke
geladenheid en spanning te
geven, dat de menselijke tra
gedie, welke in de gebeurte
nissen besloten ligt, in haar
gehele diepte en omvang
voelbaar en zichtbaar wordt.
Daartoe hebben ook de ac
teurs onder regie van Henk
Rïgters in belangrijke mate
bijgedragen, in het bijzonder
Jean Remmelts, die in de
voor zijn werk in wezen on
geschikte commandant ein
delijk weer eens een rol
kreeg, welke by zijn talent
past en Han Bentz van den
Berg, die de verdediger met
grote subtiliteit speelt.
Beslissing", oorspronke
lijke titel „Marching
Song", ligt ook in de
militaire sfeer wat de
grondslag der menselijke
tragedie betreft, ofschoon
de schrijver het stuk een
„politiek drama" noemt. Na
een bezetting laat de kan
selier van een staat een ge
neraal terughalen uit krtjgs-
gevangenschap om de oppo
sitie tegemote te komen, die
de generaal wil laten von
nissen. De generaal had bij
het begin van de oorlog
namelijk een beslissende
slag verloren als gevolg van
de geestelijke schok, die hij
had ondergaan toen hy uit
oorlogsnoodzaak kinderen,
die zyn tanks omzwermden,
moest doodschieten.
De kanselier, rekenende op
het eergevoel van de gene
raal, stelt hem in de gele
genheid om zelfmoord te
plegen ten einde het land zo
kort na de bevrijding een de
nationale waardigheid aan
tastend proces te besparen.
De generaal, die levensmoed
tracht te vinden in de lief
de van een jonge vrouw,
ziet de hopeloosheid van zijn
door herinnering geteisterd
voortbestaan in en voldoet
aan de wens van de kanse
lier.
De Haagse Comedie geeft
van Beslissingonder regie
van Paul Steenbergen, die
zelf de rol van de generaal
speelt, een knavve voorstel
lingwaarin de vergeefse
worsteling van de mens te
gen de dominerende mach
ten van onze tijd tot een
aangrypende gebeurtenis
wordt. In deze vertoning,
zowel als in die van de Ne
derlandse Comedie, xcordt
het bexoijs geleverd, dat ook
een „probleemstuk" vol
doende sterk toneel kan bie
den om het hedendaagse
fubliek, dat in de schouw-
urg veelal eerder verstrooi
ing zoekt dan problemen, te
boeien.
De verstrooiing lean men
overigens ruimschoots
vinden in de voorstel
ling, die het Rotterdams To
neel in zjjn xxieuwe samen
stelling geeft van Asse
poesters in Wallstreet", van
Hoxvard Teichmanti en Geor
ge S. Kaufman (van ,Je
kunt het toch niet meene
men") en in de opvoering
door de Haagse Comedie
van ,,Een theehuis voor To-
biki" van John Patrick, die
ook „Het onstuimige hart"
schreef, waarvan de verdwe.
nen Rotterdamse Comedie
het vorige seizoen nog een
serie voorstellingen gaf.
Beide stukken, van Ameri
kaanse origine, hebben ge
meen, dat er op dikxoijls
geestige xcyze in gedold
xcordt met Amerikaanse
dierbaarheden; in het eerste
wordt een loopje genomen
met het Amerikaanse za
kenleven, in het tweede met
de Amerikaanse intentie om
op een Japans eiland de ze
geningen der Westerse de
mocratie te brengen.
„GROTE
VOORSTELLING
Dan is er voorts de opvoe
ring van ,J?eer Gynt"
„Theater" heeft daar
van onder regie van Van
Dalsxtm een „grote voorstel
ling" gemaakt, waarby alle
middelen van het toneel te
hulp zyn geroepen en l .ven
dien de muziek van Grieg,
met een goed orkest in de
bak. Met datis, maskers,
costuume, alles in een folk
loristische sfeer gehouden,
zweemde een deel der voor
stelling ietxeat naar de ro
mantische opera, waarvan
wij overigexis geen kxvaad
xcoord xvensen te zeggen. In
het midden latend of in een
voorstelling van Ibsen's
stuk de nadnik moet vallen
op het menselijke in de fi
guur van Peer dan teel op
het symbolische, moge xcor-
den getuigd, dat Rob de
Vries in de eerste richting
zeer wél is geslaagd, zodat
mede door zyn spel en dat
van Hetty Beck als moeder
Aase de gehele voorstelling
een knappe en boeiende
vrestatie ts gexcorden, icaar.
tegenover detailcritiek van
weinig belang is.
Het laatste geldt ook t:oor
de reprise, welke de Neder
landse Comedie onder regie
van Johan de Meester gaf
van Amphytrion" van Jean
Giraudou.
M
i et zware accenten uit
het naturalistische to
neeltijdperk soms her
innerend aan de succes jar en
van Herman Bouber,die het
stuk ook op zijn repertoire
heeft gehad, brengt de To
neelverenigingvan Defrestie
Anna Christie" van O'Neill
onder regie van Frits .van
Dijk.
Met Ao zijn onze manie
ren" (The way of the world)
van de laat-zeventiende-
eeuwse Engelse toneelschry-
ver William Congreve, die
de vergetelheid ruimschoots
verdient, heeft het Rotter
dams Toneel de xiieuwe
schouxcburg in Rotterdam-
Zuid geopend. Veel belang
stelling voor dit verschrik-
keltjk ingewikkelde, maar
mooi gecostumeerde geval,
kan men in ons land nau-
wel\jks verxoachten.
uitgekomen onder pseu
doniem Ton-Ven, en pu
bliceerde hij tussen 1919
en 1924 al drie delen
„Fantastische Vertellin
gen" onder eigen naam.
Pas tegen zijn vijftigste
jaar echter dus in de
begin dertiger jaren
begon hij op te vallen,
doordat hij ongezocht
en ongewild de stijl
bleek te gebruiken, die op
dat moment litteraire mo
de aan het worden was:
de stijl der nieuwe zake
lijkheid, die der korte
afgebeten zinnetjes. Men
ging Bordewijk schetsen
als de beginneling, waar
van nog veel verwacht
werd. In die verwachting
heeft hij „de litteraire
wereld" niet teleurge
steld. De roman „Bint"
is Bordewijks hoogte
en eindpunt geweest in
de zakelijke stijl.
Zijn later werk vooral
zijn veelgeprezen roman
„Karakter" ging een
veel vloeiender stijl ver
tonen.
Bepalen wij ons intussen tot
wat mevrouw Bordewijk-Roepman
over haar levensgezel gezegd heeft.
Zij heeft tal van persoonlijke voor
vallen geschetst, en komt daarbij ook
tenslotte aan de ernstige ziekte, die
de schrijver in 1947 getroffen heeft.
„Aanvankelijk zo schreef ze, leek
kans op genezing uitgesloten. Maar
met een geduld, wils- en geestkracht,
de gorte figuren uit zijn boeken waar
dig, droeg hij zyn ziekte. Zelfs zyn
ingeboren gevoel voor humor en zijn
hoffelijkheid verlieten hem in die da
gen niet. Toen hij uit een zware ver
doving ontwaakt was. waren z'n eer
ste woorden: ..Het spijt me, nu kan
ik je niet uitlaten."
Haar interessante schets besluit ze
dan met het woord van Oosterse wys-
geren, dat de eerste dertig levensja
ren van de mens ertoe dienen om te
leren, rond te zien en tot een eigen
altijd voorlopige mening over de tij
del yke en eeuwige dingen te trachten
te komen.
De tweede dertig jaren, zo zegt ver
der die leefregel, zal hij een gezin
stichten om door zyn taak als, opvoe
der mede zich zelf weer op te voeden.
De derde dertig jaren of meer
is hij vrij. indien hg dat wenst, zich
uit de wereld teru? te trekken, en de
blik niet buitenwaarts, maar naar
binnen te richten.
..Bordewijk", 7.0 7.egt mevr. Borde
wijk dan vervolgens, „is thans in dit
derde stadium en weet. dat het leven
nauweiyks begonnen is. Terugblik
kend op wat voorhij is. ziet de schrij
ver dat de kleuren van het achter
hem gespreide patroon, wonderlijk
harmonisch zijn samengesteld. Dat de
zwarte draden, die ziekte, tegenspoed,
afgunst en nyd daarover hebben ge
trokken, slechts dienst doen om de
fyne tinten der grillige figuren des
te beter te doen uitkomen. En hy is
tevreden."
Het is niet nodig hier iets aan toe
te voegen om de thans 70-jarige
schrijver tot in zyn diepste wezen te
kunnen peilen.