IUmSCUOORL DONDERDAG 7 OCTOBER 1954 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT 11 Geïllustreerd door Geschreven door WOLF hoorde op de stookplaat het schot dat de Renate Leonhardt trof. Het ging als een drilboor door zijn zenuwen heen. Daar had je het gedonder. Hij wist dat het komen zou en hij was niet gedeserteerd. Driedubbel- achterovergehaalde idioot dat hij was. Nu hadden ze hem te pakken. Ze zouden het schip aan flarden schieten en dat kon hem eigenlijk nog niet eens zoveel schelen. Wat bond hem aan de Renate? Niets, niets, dan het geld, dat hij erop verdiende. Wat bond hem aan de rest Aan de tweede machinist, aan Unglaube? Goed, ze hadden elkaar beter leren ken nen. Ze deelden vriendschap en een geheim met elkaar. Maar dat was ook alles. En hij kende schoten. Hij had ze aan het front in Polen vaalt genoeg ge hoord. Stikken konden ze. StikkenIn de lucht vliegen, maar dan zonder hem. Hij had lust om het uit te gillen. Zonder mij, horen jullie dat goed. Zonder mij. Ik geen schot in mijn lichaam, ik geen granaat in mijn gezicht. Hij keek niet om zich heen In een flits zag hij evenwel Krüger en diens verwijtende ogen. Goed, kan me niet schelen. Je kunt kijken, zoals je wilt, Krüger. Als jij hier beneden blijft waar het gevaarlgker is dan boven, moet je dat zelf weten. Als jg zoveel trouw en liefde voor je land kunt opbrengen om af te wachten tot een torpedo jou en je machinekamer uit elkaar rukt, dan moet je dat maar op je eigen verantwoording nemen, maar ik doe het niet. Met haastige passen liep hij langs hem heen elk ogenblik het tweede schot verwachtend. Hij klapte de deur open en holde naar buiten. Hij hoorde kreten van mensen, afgewisseld door vloeken en op zeker ogenbük de harde stem van de ka pitein, die tot rust maande. In de ver te zag hij de En gelsen liggen, twee lichtgrijze schepen met donkere vuur monden, torpedo- boten, die de drei ging van de dood in zich verborgen hielden. Op 't mo ment dat hij keek en verder holde, trof een schot het achterschip boven het roer. Hij deed instinctmatig en kele passen naar achteren en voel de neiging zich op de grond te wer pen, zich te ver bergen, voor een derde schot hem zou treffen, maar hij deed het niet. Wel keek hij naar de kapitein, die bewegingloos op de brug stond en door liet varen. Waarom Waarom stopte de idioot niet en draaide bij. Dan hield dat ver vloekte schieten tenminste op. Maar de vent scheen er niet eens aan te denken. Waarom sloeg niemand het roer uit de handen van de loods? Was er dan geen enkel verstandig mens aan boord Wolf stond er machteloos bij. Hij was niet eens bang meer nu het tweede schot gevallen was. Hij wachtte op het derde, het vierde, het vijfde, op een reeks van schoten, die hun schip lek zouden schieten, zodat ze kolkend in de zee verdwenen. Plotseling moest hij lachen, er schreeuwde iets in hem, een lage stem die boven het rumoer uitlalde: ,,Hé, gekke Wolf, daar sta je dan. Aan boord van een schip, dat beschoten wordt. Jij deserteur. Met je gedachten althans. Je bent nooit weggelopen en je zult nooit weglopen. Als de oorlog voorbij is en ze je een been, een arm of nog meer hebben afgeschoten, dan zul je in een ligstoel zitten en tegen niemand durven zeggen, dat je had willen deserteren. In het begin zul je geëerd worden als oorlogsheld, maar later zal men je voorbij gaan, zal men je vergeten en misschien verafschuwen, omdat je een wrak bent en nergens meer toe dient en wanneer je eindelijk Crepeert zal men er blij om zijn, omdat je toch alleen maar tot last was. Als je het kunt dragen, als je de morele moed kunt opbrengen om je leven in dienst te stellen van een ideaal, dan zul je toch altijd diep in jezelf blijven denken, dat je de kroon die men op je hoofd gezet heeft, niet verdiende, omdat je hem altijd hebt willen smeren, maar de moed niet kon opbrengen toen het ogenblik er was. Zijn gedachten, zijn draaiende, angstige gedachten, wer den onderbroken door een schreeuwende stem in de machinekamer, de stem van Krüger. „Wolf kom hier, kom verdomme naar beneden. Hoor je wat ik zeg. Wolf, verrekte lafbek, kom hier". Hij hoorde het goed, maar haalde zijn schouders op. Hij dacht er niet aan. Daar beneden was het gevaarlijk, gevaarlijker dan hier. Krüger kon zoveel schreeuwen als hij wilde. Laat het hem maar doen. Moet je zijn stem horen. Hg is bang, doodsbang. Hij wil mij bij zich hebben. Maar Wolf is niet mesjokke. Als Krüger speciaal het hoekje wilde omgaan, moest hij dat weten. Kan mij geen donder schelen. Weer hoorde hij de stem van de tweede machinist en hij kreeg een gruwelijk plezier om ernaar te luisteren. Ha. hoor Krüger schreeuwen. Anders schreeuwt hij nooit. Ja toch. die ene keer toen hg met de weg wilde versperren, omdat ik volgens hem niets met die kistjes goud te maken had. Op dat moment ging hij ook zo te keer. Ook omdat hij bang was. Krüger, je bent bang. Beken het maar. Je zit daaronder te zweten van angst. Dat moet jij weten. Als jij angst leuker vindt dan iets anders, blijf dan maar daar. Wacht dan maar tot je geraakt wordt. Tot een granaat je in zijn haast om het schip te doorboren, meeneemt. Kan mij wat schelen. Ik blijf hier. Hoor je dat goed, Krüger? Ik blijf hier. Ik ga geen staaltjes van heldenmoed vertonen. Ik denk maar aan één ding, er nog een beetje onbeschadigd van daan te komen. Wolf keek naar de brug. Officieren liepen haastig heen en weer. Ze schreeuwden op schelle tonen bevelen. Duitsland op zijn best. dacht Wolf. Moet je ze horen. Net of ze met hun grote waffels de granaten en de torpedo's kunnen tegenhouden. Net of de commandant van die Engelse torpedoboot zich er iets van aantrekt. Hij vraagt maar één ding: bgdraaien. En dat zul je Methling. De gedachten vlo gen als vleermuizen tegen hem op. Wat gebeurde er nu weer. WatVerdom me, ze draaiden bij... En hoe. Aan de schok voelde hij, dat ze op een zandbak waren gelopen. Hij werd in zijn ge dachten gestoord door Unglaube, die hijgend bij hem stü bleef staan. De stoker had geen pet op en zijn gezicht was vertrok ken van angst. Nie mand heeft het erop om als een hond neer geschoten te worden, dacht Wolf, toen Un glaube begon te roe pen. „Opschieten, Wolf! Opschieten, man. We gaan de reddings sloepen vieren. Sta daar niet zo als een zoutzak. We moeten van dit vervloekte schip af en wel zo vlug mogelijk!" Wolf knikte en holde met hem mee naar de takel, waar door de reddingssloe pen uit de davits konden worden ge hesen. Daar was de tweede machinist al bezig. Je zult bijdraaien of je het wilt of niet, zelfs al ben je een Duitser, die de oorlog denkt te winnen Krüger keek niet op toen ze naderbij kwamen en hem begonnen te helpen Hij verweet Wolf ook niet dat hij boven gebleven was. Zijn handen trilden en op zijn voor hoofd stonden dikke zweetdruppels. Hij is doodsbang, dacht Wolf. Misschien nog banger dan ik. Hij wil hier vandaan. Hij wil niet sneuvelen, net zo min als ik. Een moment kreeg hij behoefte om Krü- gerfop zgn schouder te slaan en hem te zeggen: „Maak je niet ongerust, kerel. Je redt het wel". Maar hij kreeg er niet de tijd voor. „Opschieten", hggde Krüger. „Voortmaken, mannen. Die duivels blijven schieten. Ik wil Wat hg wüde, kwamen Wolf noch Unglaube ooit te weten. Want toen Wolf zich even omkeerde, viel er iets zwaars tegen zijn gebogen rug aan en toen hij het onge duldig van zich afschudde, hoorde hij een geluid of iemana met een smak op het dek viel. Hij draaide zich om en keek in het bloedende gezicht van de tweede ma chinist. Een granaatscherf had het opengerukt en er vormde zich een brede bloedplas op het dek. Hij liet voor een moment de takels in de steek, bukte zich en begreep op het zelfde ogen blik dat Krüger dood was. De mond stond half open en de ogen waren star en le venloos. Hij stoot te Unglaube aan, trok hem naar zich toe en wees zonder woorden op Krüger. Maar de stoker had geen tijd. Nu zeker niet meer. Wat moest hij zich om een gewonde Dekommeren „Dood!" schreeuwde Wolf. Was het maar schijn of straalde er plotseling op luchting uit de ogen van Unglau be. En had hij geen gelgk? Ze konder een dode niet meer tot leven wekken. Grana ten varen ook niet gevaarlijk meer voor hem. Voor de levende echter wel. Unglaube had gelijk. Ze moesten van dit schip af. voordat ze er zelf ook bg waren. Want het schieten bleef aanhouden. Lange dreunen als harde stom pen. Het bloed liep in straaltjes rond hun laarzen en verfde hun voetzolen rood. Het werd glibberig en bijna struikelde Wolf over het bloed van de tweede machinist. Een wilde angst greep hem aan. Hg moest hier zien weg te komen. Zo snel mogelijk. Want om het goud vie len de doden. Zij moeten sneuvelen, omdat een stelletje kerels in Duitsland er beter van zou worden. Maar dat verdomde hij. Krüger konden ze rustig hier laten liggen. Die kon niets meer gebeuren. Het was met hem gedaan. Z.jn geheim zou hij meenemen in het graf. Maar hij, Wolf, zou het weten, heel zijn leven. Want Krüger zou hij nooit vergeten, omdat hij in diens bloed had gestaan voordat hij van dit vervloekte onheüschip was gevlucht. Toen iedereen hoorde, dat Krüger was achterover ge tuimeld en dood was blijven liggen, maakte zich een paniek van de bemanning meester. Een jong matroos sptong schreeuwend overboord, maar tijdens zijn val wei d hij geraakt door de scherf van een granaat, zodat hij al doou was. voordat hij in het water terecht kwam. Van een andere matroos werd de arm afgerukt en hjj sprong met de bloedende stomp gillend tussen hen in, smakte daarna achterover en bleef bewusteloos liggen. Het schieten bleef aanhouden. Wolf dacht een ogenblik da: hy gek zou worden. Een matroos liep naar hem toe en begon te vloeken, omdat het zo lang duurde, voordat de reddingssloepen gewerd waren. Toen hij het lijk van de machinist zag, huilde hij als een kleine jongen. De k:»p5tein alleen bleef kalm. Hij stond er met de dood was de laatste maai. Hij hoorde nog schieten. Af en toe klonken kreten van mensen. Ergens in de verte hoorde hg het aanhou dende loeien van een koe, lang en klagelijk of ook dit dier door een granaat was getroffen. Hij vond het af schuwelijk. Plotseling hield het gedreun van het geschut op en er viel een doodse stilte over het landschap. Hg strompelde verder. Het zweet liep hem tappelings van het gezicht In de verte zag hy mensen staan en htf probeerde hard te lopen, maar hij viel. Hij krabbelde overeind en schudde zich het zand van de kleren. Het eerste dat hij zag, was een knappe vrouw in peignoir, die hem stond aan te kjj- ken of hij een of ander vreemdsoortig exemplaar uit de dierentuin was. Hij werd woedend, maar beheerste zich met geweld. Hij was jaloers op dit mooie wezen, deze jonge vrouw met blond haar, die hier prinsheerlijk aan het strand logeerde of er geen duizenden mensen uit elk aar gerukt werden. Hij besefte echter dat hij onredelijk was en liep door, omdat hij besefte opnieuw woedend te zullen worden als hij weer naar haar zou kijken. De mannen stelden nieuwsgierige vragen. De loods werd uitgehoord en ook de kapitein. De laatste weigerde echter te antwoorden en liep zwijgend naar de lunch room ..Juliana", waar hij zgn manschappen verzamelde. Hij bestelde bier. dat ze gulzig opdronken. Toen Wolf het witte schuim zag en het glas aan zgn mond zette, dat hij in één teug ieeg dronk, voelde hij onder zijn voeten weer het bloed van Krüger. Hij zag hoe de kapitein naar hem keek en draaide zich om. Maar even later kwam Methling naar hem toe. Diens stem was zwaar, toen hij vroeg: „En Wolf ga je mee terug naar het schip?" Met een klap zette de donkey-man het glas voor zich neer op de tafel. Hij keek Methling recht in de ogen en antwoordde: „Neen, ik denk er niet aan". „En jullie?", vroeg de kapitein. De rest van de bemanning zweeg. Kapitein Methling keek nog even rond, liep dan naar de tapkast, bestelde nog een glas bier, dronk het in één teug leeg en liep dan naar de uitgang. Langzaam sloot hij de deur achter zich, bleef nog even staan of hg iets had vergeten en ging dan met snel le pas en opgehe ven hoofd naar de sloep, die op het strand lag. Met een aantal man nen, die zich nog op het strand be vonden, sleepte hij de reddingsboot naar zee, nam de roeispanen ter hand en roeide te rug naar het een zame schip op de zandbank. Het was dood stil in het café. Een paar matro zen stonden op, gingen naar bui ten en staarden zwijgend de forse figuur na Eenzaam schoot de sloep over de kleine golven tot de zware figuur van kapitein Meth ling aan hun oog - onttrokken werd. Ergens anders keken twee vrouwen hem na. De oudste huüde, de jongste had haar wenkbrauwen gefronst en haar ogen stonden hard en bitter. Het goudschip, de Renate Leonhardt, leek nog zwarter dan anders. Methling klom aan dek en inspecteerde de lading. Er zweefde een glimlach om zijn mond. Nóg had niemand de hand naar de kistjes kunnen uitstrekken. Nóg was zijn opdracht niet mislukt. Hij ging naar zgn hut en schonk een borrel in. Op wie hg dronk wist hij zelf alleen. In het café keek Wolf naar de rood-gekleurde hakken van zijn laarzen. Hij wist dat het uur van deserteren ge komen was Dan zou hij zijn laarzen in het water gooien, want hij wüde het bloed van een dode niet altgd bg zich dragen. Wordt vervolgd. voer ogen, maar het deed hem niets. Alleen maakte hij zich ongerust over de twee vrouwen in zijn hut. Hg had echter opdracht gegeven, dat ze die veilige plaats onder geen enkel beding mochten verlaten. Met enige minach ting zag hij hoe de matrozen hun best deden de sloepen zo snel mogelijk te strijken. Hg zag Wolf en de anderen. Unglaube en de huüende matroos en zijn gezicht werd harder dan het metaal, dat men op hem afvuurde. Eindelgk was de sloep gestreken. Wolf kroop er in en zag hoe ook de anderen, vallend, duikelend, kreunend en vloekend hun plaatsje opzochten. Met stevige riemslag roeiden hij en Unglaube de boot naar de wal. Niemand kon voorspellen of ze het halen zouden, want de Engel sen begonnen ook de sloepen te beschieten. Rondom hen bvieste het water of spoot omhoog als een granaat voor of langs hen in de zee terecht kwam. Op het strand za gen ze mensen op en neer hollen. Wolf klemde de roei spanen stevig in zijn handen. Hij kliefde ze in het wa ter of hij de zee wilde slaan en keek naar de gezichten ven de anderen. Een van hen probeerde onverschillig te doen en rolde een shagje, maar een lange matroos zag hec, verloor zijn zelfbeheersing en sloeg hem de tabak uit de hand. Bijna werd het een handgemeen in het schommelende bootje, maar een hevig gesis en een gra naat, die nog geen drie meter voor hen in het water sloeg, deed hen de gedachten weer op iets anders rich ten. Ergens begon een vent hardop te bidden en er lachte niemand. Maar tussen het gebed door klonk een rauwe vloek, toen er weer een granaat dicht in hun buurt te recht kwam. Een gespannen zwijgen volgde er op Eindelgk schuurde hun bootje op het strand. Ze keken er niet verder naar om, want nog steeds regende het granaten om hem heen en hollend en dekkend moesten zo trachten hun leven zo goed mogelijk te beschermen. Wolf rende voor de anderen uit. De angst voor de dood had hem vleugels gegeven. Hij herinnerde zich Polen en vroeg zich af of op de koppen van de granaten altgd het gezicht van een dode geschilderd moest zijn. In Polen was het Weissleben geweest, hier was het Krüger, die echter op de eerste leek. Dicht boven zich hoor de hij weer het sissende geluid van een granaat en hij liet zich op het wit te zand vallen. Hij sloeg met zijn gezicht in de duinen en proefde de Hollandse aarde. Maar hij kon zich nu niet meer de weelde veroorloven om bang te zijn. Hij moest verder lopen tot dat een duinrand hem aan het oog zóu onttrek ken. Het zou dan de laatste wedren met de dood zgn. strand van Bergen kwam zijn besluit vast te staan. Hij zou deserteren. Nooit meer zou hij met de Renate Leon hardt terug varen naar Duitsland. Krüger zou de laatste man zijn, die hg door oorlogsgeweld had zien sterven. Hij zwoer het zichzelf. Hg zou vrienden maken en hen vragen om onder dak te verschaffen. Zgn besluit stond vast. Dit

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1954 | | pagina 7