WIM HORNMAN
HENK SCHOORL
12
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
ZATERDAG 2 OCTOBER 1954
WOLF hoorde Kruger van de stookplaat te
rugkomen en toen hij hem recht in het ge
zicht keek, zag hij dat de tweede machinist
zware wallen onder de ogen had, alsof hij
dagenlang niet had geslapen.
„We hebben een zeer waardevolle lading
aan boord", zei hij met gedempte stem.
Wolf knikte.
„Is dat het enige nieuws, dat u me te vertellen had
Dat weet ik zelf ook wel. Ik heb mijn ogen niet in
mijn zak
De tweede machinist liet hem niet uitspreken.
„Meer kan ik u niet zeggen".
Wolf moest er hardop om lachen. Maar diep in hem
zat de overtuiging, dat hij het ondanks alles te weten
zou komen. Daarom speelde hij hoog spel.
„Ik weet het al lang. Vertelt u me maar niets. Ner
gens voor nodig. Dacht u dat ik gek was 1 Ik ben er
achter gekomen".
Er verstrakte iets in de enigszins vermoeide ge
stalte van de man voor hem. Zijn stem was ongedul
dig toen hij vroeg: „En wat weet u dan?"
„Denkt U, dat ik dat ga vertellen. U neemt me toch
immers ook niet in vertrouwen. Waar bent U eigenlijk
bang voor? Dat ik de zaak aan de grote klok ga han
gen Dat ik ze ga vertellen, dat het schip door de la
ding zowel voor ons als voor de vijand in waarde toe
neemt Dat het er gevaarlijker op is geworden Waar
om
Zijn woorden maakten indruk. Wolf zag duidelijk, dat
Krliger met zichzelf beredeneerde of hij meer zou ver
tellen. Bovendien had hij hem misschien overtuigd, dat
hij Wolf er ook meer van wist. Er gingen minuten
overheen en nog kon de tweede machinist niet besluiten.
Hjj liep rusteloos op en neer en Wolf ging intussen naar
de stookplaat met het smoesje, dat daar zijn shagdoos
stond. Teruggekomen zag hij Krüger in gedachten voor
zich uitstaren. Hij stoorde hem niet, maar wachtte in
spanning af of hij hem verder uit zijn tent zou lokken.
En terwijl hij daar zo stond, kreeg hij plotseling het
gevoel, dat de tweede machinist doodsbang was, maar
tevens, dat het geheim dat hg bij zich droeg hem kilo's
zwaar woog. Een gevoel van medelijden met deze man.
die een veel te grote verantwoordelijkheid had gekregen,
overmeesterde hem. Misschien was het toch maar beter
verder niets te vragen. Wie weet welke moeilijkheden
KrUger kreeg als hij hem wat meer vertelde. Want dat
het een gevaarlijke zaak was, wist hij nu wel zeker.
Hij nam tenslotte het besluit het de man niet moeilij
ker te maken dan het al was en wilde aan dek gaan.
Maar met twee stappen was de machinist bij hem. trok
hem bij de schouder en fluisterde hees: „In de kistjes, die
U gisteravond zag, zat goud!! Goud!! Hoort U dat
Wolf? Millioenen. Goud en edelstenen!" Zijn ogen had
den een begerige glans. Er blonk zelfs hebzucht in. Het
was of er een steen van het hart van de donkey-man
viel. Hij sloot zijn ogen en ademde luid.
„GelukkigDus geen munitie
Maar de tweede machinist vatte dit verkeerd op. Zgn
stem klonk gejaagd toen hij verder sprak.
„Er zijn nu ongeveer vier honderd vijf en vijftig kistjes
aan boord. Ze zijn laat in de avond gebracht en de offi
cieren hebben ze zonder gebruik te maken van de lier
geladen. Begrijpt U Wolf. We liggen aan de boei, dus
kon het in het geheim gebeuren. Ze hebben gewacht tot
jullie allen aan wal waren gegaan, maar op U hebben ze
niet gerekend".
Wolf wist niet wat te antwoorden. Het was ook niet
nodig, want nu hg eenmaal het geheim had verraden,
wilde de tweede machinist alles kwijt.
„In een van de kistjes moeten ook staatspapieren van
enorme waarde zitten. Staatspapieren
Er waren matrozen wiens licht ontvlambare hart in
brand was gestoken door deze romantische geheimzin
nigheid en zij wachtten uren op haar. Als ze haar dan
gezien hadden, kwamen ze met opgewonden verhalen te
rug in het manschappenverblijf. Men noemde haar Rena-
te naar de naam van het schip en zo werd haar naam
onverbrekelijk met de vrachtboot verbonden.
Ook rondom kapitein Methling spon zich een sfeer van
romantiek. Hij moest de eenzaamste gezagvoerder zijn
die ooit op een schip had gevaren. Zelfs de stuurlui kre
gen weinig gelegenheid om met hem te praten. Hij kon
urenlang over de brug heen en weer lopen, precies het
zelfde als hij op zee had gedaan. Dan kon het gebeuren,
dat men hem in zichzelf hoorde praten, zoals alleen klui
zenaars dat doen. Rondom zgn figuur en de mooie vrouw
vertelden de matrozen allerlei verhalen, maar daar bleef
het ook bij, want de waarheid kwam men nooit te weten.
Sinds de dag, dat ze samen een geheim bewaarden,
sprak Wolf meerdere malen met de tweede machinist.
Er was een soort vertrouwen tussen hen gegroeid en hij
leerde hem kennen als een hoogstaand man, die ook zijn
eigen moeilijkheden had. Hij kon vaak ook bijzonder
opgewekt zgn, want een grote dosis humor maakte hem
het leven gemakkelijk.
Krüger had zgn gehele leven gevaren. Hij kende de zee
in al haar gedaanten. Vaak genoeg had hij haar brullend
tekeer horen gaan en dan had hij de strijd met haar aan
gebonden. Hij was zich van zijn kleinheid ten volle be
wust geweest, maar als de bonkige vuisten van de storm
het schip heen en weer sloegen, dan herademde hg pas.
Hij wist, dat een zeeman even rauw moet zijn als de
rauwste zee, kalm als de wind als een dolle te keer kon
gaan en bereid de woede van de elementen met een
glimlach tegemoet te treden. Maar soms, als het schip
begon te stggeren, als de oneindige eenzaamheid hem
overviel, omdat hg alleen maar schuimende vganden om
zich zag," dan trok een ontzagwekkende magneet hem
naar zijn kleine dorpje in de provincie Bommel, naar het
land, waar de zon scheef in de duisternis van een bos
drong.
Maar als hij de achterdeur van zijn woning opende en
een vleug voelde van de wind, die langs zgn gezicht
streelde, wilde hg weer naar zee, omdat je daar de na
tuur het beste kón léren kénnen. Over de oorlog sprak
hij zelden of nooit. Hg was eigenlijk bang er iets over te
zeggen en overigens had het niet het minste nut.
„Ik heb nog geen schot gehoord", kon hg vaak zeg
gen. „En als het moet, sterf ik liever in fris water, dan
in de vieze modder".
Langzaam naderde de datum, dat ze zouden moeten
uitvaren. En in de avond van 16 op 17 Juli kreeg men
bevel aan boord té blijven en zich klaar te maken voor
vertrek.
Wolf besefte, dat het goede, veilige bestaan voorbij
was en dat er nu andere dingen voor de deur stonden.
Maar hij vond geen reden om nu al te deserteren. Er
was nog niets gebeurd wat hem er toe dwong. Bovendien
bond het geheim, dat hij deelde met de tweede machinist
hem met zware kabels aan het schip.
Op die avond voor hun vertrek gebeurde er iets met
de 2e machinist, dat hg zich later nog lang zou her
inneren. Terwijl hg op de stookplaat aan het zwoegen
was en plotseling iets moest gaan halen in de machine
kamer, trof hij er Krüger aan, zittend op een bankje met
de handen voor de ogen. Denkende dat hg onwel was
geworden, ging Wolf voorzichtig naar hem toe en vroeg
wat er gaande was. Woedend sprong de ander overeind.
„Waar bemoeit U zich mee? Ik val U toch ook niet om
elke kleinigheid lastig?"
Geslagen droop hij af, maar het geval zat hem toch
dwars en hij vertelde het tegen Unglaube.
Deze grinnikte. „Er wordt verteld dat Krüger verliefd
Is op Renate".
Het vermoeden van de stoker werd echter nergens be
vestigd. Wolf vond het overigens ook vreemd. Krüger
was een goede vijftiger en niet iemand, die zich om een
liefdesavontuurtje druk zou maken. Hij dacht er anders
over. Misschien had de machinist een nieuw geheim op
het schip ontdekt. Een gevaarlijker geheim.
Hij ging zich hoe langer, hoe onprettiger voelen. Wat
was "er met KrUger gebeurd? Hij kende hem nu beter
dan de anderen. De machinist had een grote geestelijke
Geschreven doorj
Geïllustreerd door
reserve. Als hij zich zó gedroeg moest er Iets aan de
hand zijn. Hij kwam er echter niet achter, ook al niet,
omdat hg er eenvoudig de tijd niet voor kreeg.
's Avonds kwam hij nog even aan dek en zag hoe de
andere schepen van het convooi al de haven uitvoeren.
Daar gingen de „Pellworm", de „Brietzig", de „Marie
Horn" en de „Heinz Blumberg".
Om tien uur lichtte de Renate Leonhardt het anker,
gevolgd door de „Lavinia". Wolf kon geen afscheid ne
men van Rotterdam, omdat hrj volop werk had op de
stookplaat.
Kapitein Methling bleef binnen de territoriale wateren.
Waarom hij het deed, wist niemand, maar in elk geval
bood het een goede bescherming voor zijn schip met de
kostbare lading. Hij besefte, dat hij de Renate onbescha
digd naar Duitsland had terug te varen. Nu zeker. Het
had hem goed gedaan, dat de kostbare lading aan hem
was toevertrouwd en hij zou alles op alles zetten om
Hamburg veilig te bereiken.
Beter dan welk ander lid van de bemanning wist hij de
gevaren, die er aan verbonden waren. Daarom bleef h\j
Hij keek nog eens om zich heen en terwijl zgn ogen
koortsachtig brandden, knepen zijn vingers in de arm
van Wolf: „Maar denk erom, het blgft tussen U en mij.
Laat er tegen niemand een woord van los, want dan
brengt U uzelf en mij in gevaar".
Terwijl hij dit zei. blonk er angst in zijn ogen, een
angst, die bijna tot een paniek uitgroeide.
„Zwijg er over Wolf. Zwijg er over als het graf. Meer
kan ik je niet zeggen. Denk er in Godsnaam om, dat ik
U dat niet vraag, omdat ik de zaak wil overdrgven. De
gevolgen van loslippigheid kunnen erger zijn dan U ver
moedt. U zult me nu wel begrepen hebben".
Met haastige passen verliet hij daarop de machineka
mer en Wolf zag hem de eerste uren niet meer terug.
Als verdoofd bleef hij staan. Dus hij bevond zich niet
in de buurt van de Hollandse loods, een oude man, die
het water door en door kende. Hg sprak geen woord,
maar tuurde over de zee. Tot nu toe had hij niets gezien.
Misschien konden ze beschermd door de duisternis dit
gebied verlaten. Hij realiseerde zich dat er grote kans
bestond, dat de Engelsen iets van dit convooi wisten.
Hun geheime dienst had zeker goede contacten in Ne
derland en bovendien hadden ze lang genoeg in de ha
ven gelegen om het de Engelse spionnen gemakkelijk te
maken voorbereidingen te treffen.
De nacht stond als een muur tussen hem en de zee.
Hij dacht aan de twee vrouwen in de hut. Ze waren hy
pernerveus en hoe kon het ook anders. Ook in hem zelf
trilde de spanning om dit gevaarlijke avontuur.
De uren kropen langzaam voorbij. Als ze het haalden,
hadden ze Engeland een goede kool gestoofd. Hoe langer
de nacht duurde, hoe beter het was. Niemand had ogen
om door de zwarte sluier heen te kijken.
Maar al gaan de uren nog zo traag, zij gaan onherroe
pelijk voorbij. Methling had er nog graag enkele bij wil-
i plakken, maar tergend zeker naderde de morgen
enhet licht.
In de uren, dat hij naast de loods op de brug stond,
ging zijn leven aan hem voorbij. Hij kende zijn schip van -
stuurboord tot bakboord. Hij wist, dat er beneden ergens
een plank kraakte als hij er over liep, hij kende het man
schappenverblijf en de kombuis en kon met zijn ogen
dicht langs de ruimen lopen als die open stonden. Soms
schreef hij brieven naar huis. Daardoor kende zijn vrouw
hem als een open boek en als hij ze later weer eens over
las, schaamde hij zich voor zijn openhartigheid.
Enfin, het ging goed tot nu toe. Ze voeren overigens
binnen territoriale wateren, dus wat konden de Engelsen
hem doen. De neutraliteit schenden
Natuurlijk. Waarom niet? Zou him een zorg zijn als
ze zijn lading kenden.
Eindelijk kwamen de lichtende strepen van de morgen.
Ze voeren ter hoogte van Bergen. Langzaam week liet
zwart van de nacht om plaats te maken voor grijs licht.
Aarzelend verdrong het de duisternis, met langzame,
voorzichtige bewegingen, alsof de dag het vervelend
vond de nacht in haar slaaproes te storen.
Methling nam zijn kijker. Toen hij hem instelde, durfde
hij amper te kijken. Hij sloot eerst zijn ogen, terwijl hij
zgn hart voelde bonzen. Toen keek hij. Gretig namen zijn
ogen de zee in zich op.
Een dreunende vloek deed de loods opkgken. Wat zag
hg daar aan de horizon? Waren die zwarte stippen het
gevaar, dat hg niet-hoopte, maar toch diep in zich ver
wachtte Hg riep zijn eerste stuurman en overhandigde
hem driftig de kijker. Deze bleef lang staan als was hij
bang om de waarheid te moeten vertellen. Dan gaf hij de
kapitein met een kort gebaar de kijker terug en knikte.
Voor het eerst sinds de stuurman hem kende, zag hjj
Methling even met de ogen knipperen. Maar verder liet
hij geen angst blijken. Hij zocht opnieuw met zijn kijker
de horizon af en bemerkte tot zijn ontsteltenis dat twee
schepen zich los maakten van het flottille en in zijn
richting kwamen.
Eigenlijk, zo bekende hg zichzelf, had hij het verwacht.
Ze zouden dit gebied niet kunnen ontvluchten. Verdom
me, neen. De stippen werden groter en spoedig tekenden
zich de contouren af van twee Engelse torpedojagers. Hij
kon zelfs de nummers onderscheiden. De F 83 en de F 87.
Twee van het twintigtal grijze wolven, dat jacht maakte
op het convooi. De schepen, die voor hem uit in convooi
voeren, waren misschien al opgebracht. Deze twee had
den het kennelgk op de Renate en de Lavinia begrepen.
Methling liet de kijker zakken. Wat kon hij anders
doen, dan wachten op.de dingen die komen zouden? Zijn
plan was verraden. Een gemene spion moest hiervoor
gezorgd hebben. Langzaam kwam een driftige woe
de in hem omhoog. Van de F 83 kwam het sein „Stop.
V.erlaat het schip". Hij probeerde zich te beheersen,
maar toen de loods aarzelend naar hem keek, gaf hij met
een kort gebaar opdracht om met volle kracht naar het
strand te varen. Liever op de Hollandse kust dan opge
bracht te worden naar Engeland. Onder geen enkele
voorwaarde wilde hij dit schip met de kostbare lading in
Engelse handen laten vallen.
Dichter en dichter kwamen de oorlogsschepen. Lang
zaam rees een gouden schgf als een kroon op het hoofd
van de morgen uit de kim omhoog. En alsof de Britten
daarop gewacht hadden, donderde het eerste schot en
krakend boorde zich een granaat door de boeg van het
schip heen in de lading cokes.
(Wordt vervolgd)
op een munitieschip, maar op een goudschip. Waar
kwam dat goud vandaan? Waren ze met dit doel naar
Rotterdam gekomen en waren de cacaoboter en de rum-
lading maar een doekje voor het bloeden of had de ka
pitein een buitenkansje gekregen Hij besefte, dat hg
het antwoord nooit te weten zou komen. Als hij zou pra
ten, zouden er heel waarschijnlijk minder aangename
dingen gebeuren. Hij kende dat wel. Je verdween plotse
ling en niemand kon je vinden. Dat was vrij gemakke
lijk. Wat maakte één mens meer uit in deze tijd.
Hrj besefte dat zijn voorgevoel hem niet bedrogen had.
De Renate Leonhardt was dus een geheimzinnig schip.
Waarschijnlijk het belangrijkste van het gehele'convooi.
Een goudschip. En hij had gedacht, dat ze munitie aan
het laden waren. En dan bovendien nog staatspapieren.
Eigenlijk waren de mededelingen van de tweede ma
chinist een geruststelling voor hem. Munitie was heel
wat gevaarlijker dan goud.
Terwijl hg zo stond na te denken, werd hij in zgn ge
dachten gestoord door Unglaube. De eerste stoker bleek
ook al een geheim te hebben, want hij nam Wolf mee
naar de stookplaat, bood hem een sigaret aan en zei na
drukkelijk: „Weet je al dat we twee vrouwen aan boord
hebben?"
Vrouwen aan boord? Wolf moest er om lachen.
„Hoe weet je dat?"
„Ik heb ze zelf gezien. De jongste is verduveld knap,
zo'n meid, waar iedereen gek op zou worden. De andere
is een oude tang met een spitse vossenkop, maar ze
schijnt de jongste aardig er onder te hebben".
Een raar schip, dacht Wolf. Honderden kistjes goud
aan boord, waardevolle staatspapieren, edelstenen en
twee vrouwen waar nieniand iets van weet. We kunnen
ons plezier gewoon niet op.
„Wat doen die aan boord van een vrachtschip?"
„Weet ik het. Ik heb niet met ze gesproken. Toen ik in
de buurt kwam, trok de oudere de jongere mee naar
binnen. Sindsdien heb ik ze niet meer gezien. De kapitein
zal er wel meer van weten".
Zo werd de sfeer aan boord van de Renate Leonhardt
met de dag vreemder.
Wolf ging nogal eens aan dek. Dan liep hg wat op en
neer en h(j durfde zichzelf niet te bekennen, dat hij
nieuwsgierig was naar de mooie vrouw in de hut van de
kapitein. Had zij iets met het goud te maken
In het manschappenverblijf werd er regelmatig over
gesproken en vaak niet op de hoffelijkste manier. Maar
toch kwam er een waas van romantiek over het schip.
Het gerucht ging, dat de mooie vrouw midden in de
nacht naast de kapitein op de brug stond en lang en ge
dempt met hem sprak. Weer anderen vertelden, dat het
een prinses was, maar niemand wist eigenlijk iets.