WIM HORNMAN HENK SCHOORL VRIJDAG 1 OCTOBER 1954 PROVINCIAL F ZEEUWSE COURANT II OP DE NOORDZEE wist Wolf Duitsland ver achter zich. Ze koersten nu in de richting Rotterdam, de bekende havenstad van het neutrale Nederland. Als de wind de golven wit kartelde of onder de rook van de schoor steen sloeg, kreeg hij het gevoel of de we reld één oceaan was van stilte. Dan haatte hij het Duitsland, dat hij enkele dagen geleden verlaten had. Soms was hij ervan verzekerd, dat hij er nooit in zou terugkeren, 's Nachts lag hij uren wakker en luister de naar de ademhaling van de anderen. Hij kon dan de zee tegen bakboord horen slaan en soms rook hij het eten uit de kombuis. Op de stookplaat gooide hij met een onzinnig genoegen de kolen in de ketel en kon er glimlachend naar staan staren als ze wegge vreten werden door de hete vlammen. Elk uur werd de wetenschap, dat hij zou deserte ren sterker in hem. In het kleine, stille Nederland zou hij het einde van de oorlog afwachten. Hij zou Hamburg misschien nooit meer zien, maar wat kon hem dat eigenlijk schelen. Wat was Marika anders dan een glimlach onder goud? En de rest? Had hij de laatste jaren iemand echt hartelijk horen lachen? Gestamp van soldatenlaarzen, gebrul van bevelen, tienduizenden wapens, dat was Duitsland. Dicht onder de Nederlandse kust vloog een witte meeuw hem tegemoet en ging op de brug, dicht bij de roerganger zitten. Wolf, die juist aan dek was, zag het en staarde er naar of er iets bijzonders gebeurde. Met een beetje fantasie kon het de vredesduif zijn. Toen ze dichter en dichter bij de kust kwamen, verlangde hij om over boord te springen, maar met een grijns besefte hij, dat het niet nodig was, omdat hij over enkele uren ge woon aan land zou gaan, waar hij kon doen en laten wat hij wilde. En zo was het. Met August Unglaube, die er moe uit zag, ging hij de Schiedamsche dijk op. Waar ze die nacht geslapen hadden, kon hij zich maar amper herinneren, want de andere dag zochten ze Clara op, een vriendelijke Duitse, die er ook een kroegje hield. Daar hingen ze de verdere rest van de dag, sprekend over Duitsland en over de oorlog, voor het eerst eerlijk zeggend hoe ze over die waanzin dachten. Toen later de drank bezit van hen nam, schuifelden er vier matrozen binnen. Het waren harde varensgezellen, die hun mening over vrouwen niet onder stoelen of ban ken staken en natuurlijk draaide het gesprek tussen het zingen van liederen door terug op het schip, Renate Leonhardt. Van een lange, schichtige matroos hoorde Wolf voor 't eerst welke lading ze bunkerden. Cacao-boter en rum. Ze maakten er ruwe grappen over en vooral de rum had de belangstelling. „Hadden we maar vast een paar flessen hier", zei er een. „Jat er een paar", merkte een ander op en er ontstond een pijnlijke stilte. Over het gevaar, dat ze straks zouden lopen, sprak niemand. Het leek of ze daar een stilzwij gende afspraak over hadden gemaakt. Zo waren de avonden en nachten. Wolf ging niet altijd aan wal. Soms bleef hij op zijn krib liggen en ging niet uit passagieren. Dan keek hg' naar de portretten van de meisjes, die hij aan zijn ver zameling had toegevoegd of plakte er voorzichtig een bij. Hij had nu genoeg gehoord. Ze zouden met een aantal schepen in convooi terugvaren naar Duitsland met rum, cacaoboter en een deklading cokes. Lang en ernstig dacht hij weer aan zijn plan om te deserteren. Hij reali seerde zichzelf, dat hij het telkens uitstelde. Waarom ook niet. Er was nog tijd genoeg. Misschien nog één keer Duitsland en dan Als hij niet uitging, bleef hij daarover piekeren. Soms schold hij zichzelf uit voor een lafaard, te laf zelfs om te deserteren. Zo was het ook die avond enkele dagen voordat ze uit zouden varen. Hij Icon het met zichzelf niet eens worden en kreeg een gevoel alsof iemand heel voorzichtig een dolk op en neer draaide in zijn maag. Hij vloekte en wilde een sigaret opsteken, maar merkte, dat hij zijn shagdoosje op de stookplaat had laten liggen. Met een zucht kroop hij uit zijn krib en liep door de klare avond van het voordek naar midscheeps, de brug op en vandaar naar het vooronder. Terwijl hij zijn trapje afklom naar de stookplaat had hij in de verte de duizenden lichtjes van Rotterdam gezien en een ogenblik had hij gelachen en tegen zich zelf gezegd, dat hjj muizenissen in zijn hoofd haalde. Wat wilde hij eigenlijk nog meer? Terwijl andere Duitsers aan het front vochten en in de modder stierven, kon hij zich bezopen drinken in Rotterdam of hier ergens aan dek kijken naar de lichten van een neutrale haven. Het lot was hem gunstig gezind en toch was hij ondankbaar. Toen hij het deurtje van de ketel open maakte om het vuur te controleren, omdat het voor de nacht getemperd moest worden, floot hij zelfs een deuntje. „Kleine Mad- chen mtissen schlafen gehen". Met een klap gooide hij het deurtje weer dicht en zocht zijn shagdoos. Terwijl hij met zorg een sigaret rolde, hoorde hij gestommel in de machine-kamer. Wat had iemand nog zo laat daar te maken? Hij stak zijn sigaret aan en ging kijken, maar er was niemand te zien. Toch bleef 't gestommel aanhouden en na een minuut begreep hij. dat het boven hem te doen was. Een vreemde beklemming maakte zich van hem meester. Hij bleef midden in de machinekamer luisteren naar de doffe klanken boven hem. Soms leek het of iemand met een harde klap op het dek terecht kwam. Werd er gevochten op dit schip? Werd er iemand tot een bekentenis ge dwongen? Of waren er vreemden op het schip geslopen en sloegen ze nu hun slag Met een ruk bedwong hij zich en ging midscheeps op dek. Terwijl hij over de hoge drempel beeh- stapte, zag hjj in een flits hoe de eerste en de twee de stuurman hij gend enkele kistjes naar het achterdek droegen en ze daar in hoge stapels neerzetten. Er stond in het halve duister een derde bij. die hg" niet her kende. Hij schrok en wilde doorlopen, maar juist als bij zijn eerste bezoek aan de Renate, stond weer de ho ge figuur van de tweede machinist voor hem, donker en dreigend met een gezicht, dat hem nog spreken der deed lgken op Weissleben. Ditmaal had zijn stem echter niets vrien delijks. Ze was koud en hard als metaal. Hij spreidde de armen uit en kwam hem met korte, afgebeten stappen tegemoet. „Wat doet U hier nog zo laat?" vroeg hij en Wolf dacht dat ook de officieren aan het front zo tegen hun onder geschikten praten. Over het hoofd van de tweede ma chinist bleef hij echter kijken naar de op elkaar gestapel de kistjes. Hij zweeg. „Wat doet U hier nog zo laat?", herhaalde Krüger zijn woorden en ditmaal schreeuwde hij het woedend uit en kwam naar Wolf toe als wilde hij hem slaan. Wat mankeert hg?, dacht de donkeyman. Waarom is deze goedmoedige man plotseling zo driftig? Wat is er met dit schip aan de hand „Ik hoorde gestommel en kwam even kijken wat er te doen was. Je weet immers nooit", voegde hij er raadsel achtig aan toe. De rechterhand van de tweede machinist sloeg in de lucht. „Je hebt hier niets te maken, begrijp je dat. Maak dat je wegkomt. Donder op". Wolf zag het gezicht van de ander in radeloze woede vertrekken. Hij keek nog eenmaal naar de stapel kistjes, die hoger en hoger werd en keerde zich toen om. Met langzame passen ging hij naar het voorschip terug. Hö was geschrokken. Niet van de woede van de tweede machinist, maar van de op elkaar gestapelde kistjes. In het manschappenverblijf rolde hij zorgvuldig een tweede shagje. En terwgl hij een lucifer aanschraapte om de sigaret aan te steken, drong het plotseling als een boos aardige gedachte tot hem door, dat de kistjes munitie moesten bevatten. Koortsachtig probeerde hg het zich zelf te bewijzen. Het waren niet zulke grote kistjes. De eerste stuurman had er drie of vier in zijn handen toen hg keek. Het moe3t munitie zgn. Als dat waar was, dan werd het gevaarlgk op dit schip. Als de Engelsen het te weten kwamen, dan zouden er torpedoboot jagers klaar liggen om hen op te wachten. Eén schot en zij zouden de lucht in vliegen, één schot en na de enorme klap zou nie mand nog ooit kunnen navertellen, dat hij op de Renate Leonhardt had gevaren. Ook hijzelf niet. Ook Unglaube niet. Ook de tweede-machinist niet. Dus zgn voorgevoel had hem toch niet bedrogen. Ze zouden de gehele gevaarlijke reis naar Duitsland op een vulkaan varen. Zou het gehele convooi met munitie varen? Dan be vond hij zich nog op gevaarlijker terrein dan in Polen. Het kon nu bijna niet anders of ze zouden onderweg worden aangevallen. Hö kon het op het schip niet langer uithouden. Hij moest Unglaube vinden om hem deelgenoot te maken van zijn geheim. Unglaube was een verstandige vent. Haastig ging hij de wal op naar de Schiedamsche dijk. Natuurlijk was de eerste stoker in Clara's café. Unglau be was geen kerel om met een vrouw uit te gaan. Hij zou als gewoonlijk rustig achter zijn potje bier zitten en weinig zegger Maar bij Clara trof hij hem niet. Wel enkele matrozen, die het over de rum van de Renate hadden. Hij keek hen aan en wilde hen toeschreeuwen, dat ze idioten waren. Dat ze zich bij de neus lieten nemen. Dat onder de rum de kistjes munitie verborgen waren. Dat ze kaïis liepen uit elkaar gerukt te worden. Maar hij bedwong zich. Hij had medelijden met hen. Jonge, sterke kerels, die met een rum-smoesje aan de leiband werden gehouden. Ze moesten eens weten. Maar dat vertelde men hun niet. Dat moest een geheim blijven. Dit hele vervloekte schip was trouwens een ge heim. Maar nu zouden ze hem niet langer lijmen. Hij dankte er voor om op een munitieschip te varen. Hij zou hier in Rotterdam deserteren. Laat de rest maar in de lucht vliegen. Hijzelf dacht er niet aan .Waarom Om die gekke troep in Duitsland? Hij wilde verder leven. Een vrouw leren kennen en trouwen. Rust, eindelijk rust, na al die jaren van angst en onzekerheid. Toen hg Unglaube niet zag. vergat hij zelfs Clara te groeten, dronk zgn glas bier in één teug uit en verliet het café. Hij besefte dat het moeilijk werd om nu zijn vriend te vinden, maar hij moest en zou met hem praten. Kon hem niet schelen hoe laat. Hij ging van kroeg tot kroeg. Nergens was Unglaube. Hoe langer hij zocht, hoe meer hij zich vastklampte aan het idee-fixe, dat zijn wanhoop zou overgaan als hij eindelgk maar met Un glaube had gesproken, maar die was nergens. Hij zag er uit als een opgejaagde. Zgn pet had hij ergens verlo ren en zijn jasje hing als een slap vod om hem heen. Het begon te spoken in zgn binnenste. Munitie... muni tiehg dronk meer dan goed voor hem was. Soms stak hij zijn rauwe kop even om de deur van de rokeri ge bars en probeerde met zijn ogen de blauwe rookwalm te doordringen. Hij gaf veel te grote fooien aan de por tiers, die met vechtlustige ogen tegen de kroegdeuren aanhingen. Tenslotte had hij geen geld meer over om zgn biertje te betalen. Het liep bijna uit op een vechtpar tij, maar toevallig was er een matroos van de Renate in het café, die hem herkende en zijn gelag betaalde. Samen gingen ze toen verder op stap. De matroos vroeg hem wie hij zocht en opnieuw begonnen ze een speur tocht naar Unglaube. Ze vonden hem nergens. De ma troos werd nieuwsgierig. Waarom hij de eerste stoker moest hebben? Hing er soms een leven vanaf? Was er iets met de ketels aan de hand? Ze zouden toch niet de lucht inspringen Wolf stond stil en terwgl hij de ander bij zijn revers greep, zei hij langzaam en nadrukkelijk: „Ja, daar kon wel eens kans op zgn". De matroos nam hem niet ernstig. Waarom ook. De donkeyman had behoorlgk wat achter zijn kraag. „Kom, kom", zei hij, „je moet niet zo somber zijn. En als we de lucht invliegen, zijn we ineens van de hele rotzooi af'. Een ogenblik dacht Wolf er aan de ander deelgenoot te maken van zijn plannen om te deserteren. Maar hij zag een meisje en vergat het. Tenslotte hadden ze geen van beiden meer geld en ergens op de stoep van een ca- fétje hielden ze zware debatten over de dag, dat Duits land de oorlog zou gewonnen hebben. Aan de meisjes, die bij hen stil bleven staan, deelden ze plechtig mee, dat ze geen geld meer hadden en zo liet iedereen hen tenslotte met rust. Ze probeerden de weg naar het schip te zoeken, maar verdwaalden. Op zeker ogenblik ontdekte Wolf, dat hg toch nog wat geld bij zich had, ze hielden een aapje aan en vielen in slaap. De koetsier probeerde hen na het ritje eruit te krggen, maar dat lukte niet zo eenvoudig. Eindelgk kon hg hen met veel moeite uit de wagen rollen, liet hen liggen en reed weg of de duivel hem op de hielen zat. Ze werden wakker van de harde grond, maar toen Wolf het schip zag, wilde hg er niet op. De ander probeerde hem te overtuigen, maar hij zei, dat het een gevaarlijk schip was en dat hg niet van gevaarlgke schepen hield. Met veel moeite vonden ze het manschappenverblijf. De eer ste, die hij rustig slapend op zijn bed vond, was Unglaube Geschreven doorj Geïllustreerd door en Wolf wilde hem wakker stompen. Zijn metgezel belet te hem dat echter. Zo rolde hij gekleed zijn kooi in, zon der nog ergens aan te denken, dan dat hij tenminste zgn geheim morgenvroeg aan de stoker kon vertellen. Hij sliep zwaar en onrustig. De volgende morgen was het volkomen mis met hem en toen Unglaube driftig werd en vroeg of hij tenminste niet op tijd beneden kon komen, in plaats van de zuiplap te spelen, sloot hg zich opnieuw in zgn somberheid op. Maar tussen zijn drenzen de hoofdpgn. die als een mes door zijn kop schoot, speel de de gedachte aan de munitie. In de machinekamer, waar hg de pomp aanzette om de stoomketels te vullen, ontmoette hg de tweede-machinist. Ze spraken niet tegen elkaar en Krüger was nog stil ler dan anders. Het scheen Wolf toe, dat het geheim hem drukte. Dat hg eigenlijk zelfs een beetje spijt had van de driftige uitval van gisteravond- Maar koppig als hij was. zweeg ook Wolf en antwoordde kort op de dingen, die de tweede machinist hem vroeg. Er bleef die gehele morgen een gespannen sfeer tussen hen. Soms voelde hg, dat de ander wat wilde zeggen, maar hg gaf hem hiertoe niet de gelegenheid, ondanks zijn brandende nieuwsgierigheid. Hg was eigenlgk woe dend op zichzelf. Waarom was hg gisteravond als een gek achter Unglaube aangelopen? Laat hem toch bar sten. Die vent moest eens weten, dat hg' hem gezocht had. Verduveld stomme sentimentaliteit. Wat kon het hem eigenlgk schelen of Unglaube de lucht inging Wat wist hij van hem Dat hg een vrouw en een paar kinde ren had en dat zijn oudste zoon aan het front was Dui zenden mannen waren getrouwd en hadden vrouw en kinderen. Duizenden mannen moesten naar het front- Duizenden soldaten sneuvelden er. Wat kon hem Un glaube schelen. Trok Krüger zich iets van hen aan Ver telde Krüger soms dat ze munitie aan boord hadden? Waarschuwde Krüger hen er voor, dat ze straks in de lucht konden vliegen. Neen, Krüger zette een grote smoel op, zoals al die andere kerels, die iets meer te vertellen hadden. Hg' wiste zich het zweet van zgn voorhoofd, hg" had het warm. Achter zich hoorde hg voetstappen. Hij draaide zich om. Krüger bleef staan en presenteerde hem een si garet. Daarop zei hij fluisterend met zijn hoofd gebo gen: „Wolf, ik De donkey-man besloot hem voor te zgn: „Wat was dat eigenlgk gisteravond?" Krüger deed een paar stap pen terug. „Dat gaat U niets aan". Wolf lachte: „Maar ik zou het toch graag willen we ten". „Ik spreek er niet over. Het is me verboden. Ik mag er geen woord over zeggen". Wolf haalde de schouders op en deed een diepe haal ran zgn sigaret. Jk weet wel wat er in zit". Duidelgk merkte hg, dat de tweede»machinist schrok. Hij zag hem rondkgken. „Nou goed dan. Het is een ge heim. maar omdat ik U zo goed ken. zal ik het U zeggen. Denk erom het moet tussen ons blgven. Wacht een ogen blik. Ik moet er zeker van zgn, dat niemand ons af luistert". Hij ging naar de stookplaats en Wolf wachtte gespannen op zgn terugkomst. (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1954 | | pagina 7