Universitaire decentralisatie of studentenloon T>c Sleutel „DE BREDERODE"GEZONKEN IN 1658 IN DE SONT HOOP OP CONVERTIBILITEIT WERD DE BODEM INGESLAGEN Massale Castella-actie! 4 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT VRIJDAG 1 OCTOBER 1954 JEUGD SNAKT NAAR WIJSHEID (Slot) Vijf categorieën waarvoor iets gedaan moet worden DE STUDENTENMAATSCHAPPIJ deugt niet. Kom, kom, zult u zeg gen, z'n vaart loopt het nu ook weer niet. Goed dan, maar dat er Iets gedaan moet worden is duideiyk. Er moet wat gedaan worden ten behoeve van: a. de kaststudenten, die alleen maar omgang hebben met „een klein stel letje uitgezochte vriendjes"; b. de studenten, die in een universiteitsstad by hun ouders thuis wonen; c. de werkstudenten; d. de spoorstudenten; e. de jongelui, die zouden willen studeren, maar er om financiële rede nen van af moeten zien, omdat zy te ver van een universiteitsstad wonen. Deze vyf categorieën lopen zover uiteen, dat één algemene oplossing onmogelijk is. Het vraagstuk kan slechts door een complex van maat regelen uit de wereld geholpen worden. Er wordt gespeeld met de gedachte aan studentenloon. Een aantrekkelijk denkbeeld. Drie van de vijf genoemde categorieën zouden ermee uit de brand zijn. Maar wat betekent het in de practyk Dat het Rijk enorme bedragen moet uittrekken. Op het ogenblik zijn er dertigduizend studenten in Neder land. Geef ze alle tweeduizend gulden per jaar; dan betekent dat een uit- gave van zestig milloen. Maar daar s men er niet mee, want duizelden die nu om financiële redenen niet gaan studeren, melden zich dan in zeer groten getale. Het getal studen ten zou zeker verdubbeld worden. Honderd-en-twintig-millioen per jaar dus. Maar ook daar is men er natuur lijk niet mee, want daar komen dan sociale lasten by (een ruwe schatting: dertig millioen per jaar). De grotere toeloop zou de bouw van meer colle ge-zalen, maar laboratoria, de benoe ming van meer hoogleraren en andere docenten en verder personeel met zich mee brengen. Dat betekent rente, aflossing, af schrijving. salarissen, onkosten enz. Als we nog eens mogen schatten: twintig millioen per jaar. Waar is het einde Het bedrag, dat het Rijk thans jaarljiks aan het hoger onderwijs be steedt, ligt in de buurt van vijftig millioen gulden. De Staten-Generaal zouden de minister van Onderwys. die dat bedrag zomaar ineens zou willen vervier- oi vervijfvoudigen, hoogst waarschijnlijk de voet dwars zetten. Maar ook als wij aannemen, dat de Staten-Generaal geen bezwaar zouden maken, is de vraag gewettigd of zul ke bedragen niet beter op een andere wijze besteed kunnen worden. Om van een goedkopere oplossing dan nog maar te zwijgen Wij hadden zo gedacht, dat met de centralisatie wel iets te bereiken valt. Ook op dit punt hebben wij de opvat tingen, die er leven onder de studen ten gepolst. Ziehier enige antwoor den: Waar ik op wil wijzen is de wense lijkheid tot oprichting van een uni versiteit in het Oosten en het Zuiden van het land. De centralisatie in voor namelijk het Westen van het land zie ik als verkeerd. Niet alleen op finan ciële gronden, doch vooral ook op so ciologische en culturele gronden. On ze maatschappij schijnt echter alleen rekening te kunnen houden met het financiële. Daar staat dan tegenover: Een universitaire decentralisatie lijkt ons geen oplossing voor dit probleem. In ons kleine land ziln al veel univer siteiten en hogescholen. De hooglera ren hiervan zijn meestal reeds zwaar belast en het lijkt ons bezwaarlijk, van hen te eisen, dat zij hun werk zaamheden nog meer verdelen. Een groter bezwaar echter is, dat dergelij ke universiteitjes niet in werkelijk heid universiteiten zouden zijn, maar kleine vakscholen, waai* de universi taire sfeer, traditie en mogelijkheden ontbreken. Het is juist voor de a- student zo belangrijk, dat hij zich kan vormen in een milieu, waarin ook medici etc. hun plaats hebben. Eenzijdigheid en beperking zouden de student aan een door U voorgestel de kleine hogeschool zeker bedreigen. Tenslotte: wanneer bijvoorbeeld in Zwolle een dergelijke hogeschool ge sticht zou kunnen worden, zouden voor de student uit Almelo of uit Zutphen de oude bezwaren blijven be staan: het maakt voor hem zeer wei nig verschil of hij iets verder moet reizen, wanneer hy niet thuis wil blij ven wonen. Natuuriyk maakt het wèl verschil: 2. Een korte afstand tijdrovend. 4. Een korte afstand biedt de ge legenheid avondbijeenkomsten by te wonen. En afgezien nog van dit alles stel len wij voorop: 5. Een korte afstand dient de rechtvaardigheid. Het is te enen male onjuist, dat de studie voor jongemensen uit de pro vincie financieel bezwaarlijker is dan voor jongemensen, die in of nabij de universiteitssteden wonen. En het is in hogere mate onjuist, dat een te ?rote afstand sommige jongelui om inanciële redenen verhindert te stu deren. Als men een bezwaar wil noemen dan is het dit: decentralisatie zal het aantal reizende studenten zij het dan over korte afstanden zo wel in absolute als in relatieve zin vergro ten. Decentralisatie werkt het studen- tengezelligheidsleven dus nog verder uit elkaar. Dit ma echter geen reden zyn om decentra' itie ongewenst of nutteloos te verklaren. Het moet wel een reden zyn zo die reden er al niet lang zou zyn de maatschappe lijke zyde van het student-zy'n in overeenstemming te brengen met het wezen van de twintigste eeuw. 6 In het gebied van Quetta (Baloetsjistan) zijn talrijke oudheidkundige vondsten ge daan, zoals aardewerk en de resten van een tempel, waaruit men, volgens de Pakistaanse archeologische dienst, mo gelijk zal kunnen afleiden dat er verband moet hebben bestaan tussen de cultuur van de Indus-vallei (ongeveer 3000 voor Chr.) en die van het voorhistorische Per- zlë. VLAGGESCH1P VAN WITTE DE WITH Kan het schip geborgen worden? (Van een speciale verslaggever) De slag in de Sont in 1658, tijdens de Noordse oorlog, bracht een over winning van de Nederlanders op de Zweden, maar het vlaggescliip van Witte de With, de „Brederode" ging onder met zyn commandant, wiens lijk in handen viel van de Zweden. Het schip kapseisde en zonk dicht onder de Deense kust en heeft daar nu byna driehonderd jaar onder water gelegen. Verdwenen schijnt het echter niet te zijn; verschillende keren is een wrak van de omvang van de „Brederode" op deze vrij nauwkeurig bekende plaats gesignaleerd, onder meer door duikers. En daar hier nadien geen schepen van een dergelijke grootte zijn ondergegaan, moet dit beroemde oorlogs schip uit onze Gouden Eeuw daar nog altijd liggen. Het maandblad voor scheepvaart en scheepsbouw „De Blauwe Wimpel", onder redactie van Anthony van Kam pen, heeft thans het plan geopperd het geld voor het bergen van dit wrak bij een te brengen. Wanneer het plan tot uitvoering komt en het werk slaagt dan zal het de eerste keer zijn, dat zo'n rechtstreekse herinnering aan Nederlands glorietijd ter zee terug keert. We lezen hierover in „De Blauwe Wimpel": In het begin van dit jaar consta teerde de asdic van een vaartuig dei- Deense marine, op patrouille in de Sont, een wrak. Dit vond plaats bij Snekkersten, even ten Zuiden van Helsingborg in de Sont, in het linker (dus Deense) gedeelte van dit vaar- Koop gezondheid voor Uw geld. Vraag dus uitdrukkelijk FYFFES. Want d4n alleen neemt U het béste van het beste mee naar huia... voed zaam én... verrukkelijk. water. Het moest een gezonken schip zyn, eivormig, met een lengte van iets meer dan 50 meter en een breedte van circa 12 meter. Door toevallige om standigheden stootte enige maanden later een Deense amateur-duikerclub op hetzelfde wrak. De duikers beves tigden de reeds eerder gedane waar nemingen. Door contact met Deense maritieme relaties kon het volgende worden vastgesteld: het moest een groot hou ten schip zijn, daar gezonken tydens de slag in de Sont, November 1658. De plaats waar het schip lag, direct on der de Deense kust, maakte het prac- tisch uitgesloten dat het een Zweeds schip zou zyn, omdat de Zweedse vloot, na beëindiging van de slag, naar Landskrona uitweek. Er ging in die slag slechts één Nederlands schip van deze grootte verloren: de „Brede rode", het schip van Witte de With. De With kwam met de „Brederode" aan lager wal en het schip liep aan de grond. Het "kapseisde tenslotte en de With werd, na heldhaftig verzet, stervend aan boord van een Zweedse oorlogsbodem gebracht. Hij had nog de wens te kennen ge geven in Nederlandse aarde begraven te mogen worden. Het verloop van de Slag in de Sont is nauwkeurig bekend, niet alleen door de collectie beroemde schilderyen van Van de Velde (die de slag per- soonlyk als schetsend en tekenend „oorlogscorrespondent" meemaakte), maar vooral door de uitvoerige mili taire verslagen van Nederlandse, Deense en Zweedse zyde. Voorts door de lange ry klachten die Wassenaar van Obdam, de vlootvoogd, na de slag goeddeels ongegrond overigens, naar Amsterdam zond. Gezien de beschrij vingen en de exacte gegevens mocht redelykerwijze worden aangenomen, dat het geconstateerde wrak dat van de „Brederode" was. Zekerheid kon echter in die omstandigheden niet verkregen worden. Er was in dat sta dium alleen nog maar sprake van waarschijniykheden. Er waren echter nog andere aan vullende gegevens: in geen enkele pe riode, gedurende de drie eeuwen na de slag, was op de plaats in kwestie een Deens of ander schip gezonken, noch Teleurstellend verloop vergadering Int. Monetaire Fonds (Door onze economische medewerker) Zij die hun hoop hadden gevestigd op de vergadering van het Internatio nale Monetaire Fonds in Washington, zyn bedrogen uitgekomen. Van een realisatie van de convertibiliteit is eenvoudig geen sprake. Tenminste niet op korte termyn, zoals dr Holtrop van Nederland en prof. L. Erhard van Duitsland gehoopt hadden. Is het niet opmerkeiyk, dat de president van onze Nederlandsclie Bank met zoveel klem er op wees, dat de huidige situatie voor het I.M.F. een laatste kans is om een waarlijk multilateraal (veelzydig) stelsel van Inter nationale betalingen te scheppen? Ook de Duitse minister van Economi sche Zaken hield een vurig pleidooi voor de inwisselbaarheid. Engeland en Frankryk spraken echter him veto uit. Daar kwamen in elk geval de ver klaringen van de Engelse en Franse ministers van Financiën op neer. Nu was het toch al geen geheim meer, dat in Engeland ae liefde voor de convertibiliteit was bekoeld. Na tuuriyk, er zyn ook nu nog kringen genoeg in Engeland, die sterk gepor teerd zijn voor een systeem van ex terne convertibiliteit, waarby alle bui tenlanders vryeiyk voor hun valuta ponden sterling kunnen kopen en voor ponden sterling weer vreemde valuta. Die voorstanders zien hierin een prachtige kans voor het universele gebruik van het pond in de wereld handel. Er gingen echter steeds meer stem men op van hen, die beducht waren voor de buitenlandse concurrentie in de Dominions en koloniën. Als men daar nl. vryeiyk met ponden Ameri kaanse dollars kan verkrijgen zal er een vloed van Amerikaanse goederen naar die landen kunnen vloeien, het geen voor de Engelse fabrikanten, die tot nu toe die markt min of meer on gehinderd bedienen, een ferme tegen slag kan vormen. De protectionistische wind is dus in Engeland harder gaan waaien. En er kwam nog extra wind in de zeilen, namelijk van de kant der voorstan ders van volledige werkgelegenheid, die beducht zyn, dat een te grote con currentie tot ontslag en bijgevolg tot werkloosheid zal leiden. Toch geloven wij, dat niet dit soort bezwaren de doorslag heeft gegeven. Neen, de onzekere houding van de Ver. Staten vormde wel de kern van de weerstand. Wy beluisteren dit dui delijk in de woorden van de Franse minister van Financiën, de heer E. Faure. Een convertibiliteit en het oprui men van de beperkingen op de import van goederen uit het aollargebied moeten z.i. gepaard gaan met de op heffing van de beperkingen in de Ver. Staten zelf. Duidelijker gezegd: laat Amerika maar eerst het voorbeeld geven en elke onzekerheid over een eventuele protectionistische koers la ten varen. Nog duidelijker gezegd: willen de V.S. een convertibiliteit in West-Europa, dan moesten zij in de eerste plaats zelf zorgen voor een li beralisatie van 100% Hiermede is wel overtuigend bewe zen, dat het niet voldoende is, als de landen zich economisch krachtig ge voelen, om de Inwisselbaarheid van de valuta in te voeren. Nederland en West-Duitsland heb ben blyk gegeven, dat zy klaar staan voor een convertibiliteit. Dit is onge- twyfeld ook het geval met België, Zwitserland en Zweden. Doch deze landen kunnen zonder Engeland die stap nooit wagen. Het is spy tig te moeten constateren dat de gang er plotseling uit is, waar mee overigens niet gezegd is, dat de inwisselbaarheid voorgoed op stal is gezet. Over enkele weken vindt in Londen de conferentie plaats van de ministers van het Gemenebest en dan zal weer deze kwestie op tafel wor den gebracht. NIET ALLEEN MOOIE WOORDEN Het beste wat wy er van kunnen hopen, is een zeer geleideiyke vrijma king van het internationale kapitaal verkeer in de verschillende landen. Onze Nederlandsclie Bank geeft daar- by een verheugend voorbeeld. En ver der moeten wij hopen, dat de duideiy- ke critiek op de handelspolitiek van de V.S. vooral in het Amerikaanse congres begrepen zal worden. Men geert in Europa niets om de mooie woorden van de Amerikaanse minis ters, als in de practy'k blijkt dat een invoerverbod (of een drastische ver hoging van het invoerrecht, hetgeen nagenoeg hetzelfde effect heeft) plot seling uit de hemel kan vallen. En nu hebben wy nog maar niet eens gesproken over de practische moeilijkheden: het toezicht op het ka pitaalverkeer en de hulp aan landen, die door hun zwakke economische po sitie toch nog niet hadden kunnen converteren. Aan deze problematiek heeft men wel gedacht, doch men is er wijselyk niet diep op ingegaan. Deze vergadering heeft niet de ver wachte afroep tot een spoedige con vertibiliteit gebracht. Moge zy in elk geval als een katalysator werken voor een verdere en versnelde liberalisatie. Dan is toch uiteindelijk niet alle moeite vergeefs geweest. Tijdelyk hebben de Castella-fabrieken alle winkeliers in staat gesteld twee pakken Castella Actief Wit te leveren voor slechts 74 cent (normale prys 84 cent). Gezien de énorme populariteit van dit wasmiddel kan gerust worden gezegd, dat er nu een dubbeltjesregen op Nederland neerdaalt. Castella Actief Wit, een vondst die een ware sensatie veroorzaakte, biyft nog altyd het wasmiddel, dat de huisvrouw in verbazing brengt. Het gewassen goed flonkert U letterlyk tegen! En ondanks zyn weergaloze waskracht is Castella Actief Wit uiterst mild, goed en veilig voor Uw' textiel! Verzuim niet, zo spoedig mogelyk van het Cas- tella-aanbod te profiteren...... er is al een ware stormloop! werd. ooit meer op die plaats in de Sont slag geleverd. Het feit dat het wrak niet eerder geborgen werd, kon worden verklaard uit de omstandig heid, dat het kapseisde voor het zonk. Het kwam op een kant te liggen: ver der kantelen was door de masten, of de resten daarvan èn door het ondiepe water, niet mogelijk. Daar kwam by dat de kust vóór het wrak nog twee jaar in Zweedse handen bleef. De Zweden hadden echter niet de be schikking over bergingsmogelijkheden aangezien hun vloot door ae Neder landers in Landskrona was geblok keerd. Of er, en hoevele malen, naar het gezonken wrak van het vlaggeschip is gedoken, verliest zich goeddeels in mist der historie van arie eeuwen, er inmiddels overheen gingen. Voor zover is na te gaan, dook in 1660 een zekere Trewleben er naar. Hy haalde met grypers kanonnen en an dere onderdelen van een gezonken schip in de Sont op, van welke ge beurtenis een gedenkpenning werd geslagen. Dit zyn officiële gegevens. Wy zou den er aan kunnen toevoegen, dat het meer dan waarschyniyk is, dat er reeds eerder naar het wrak van de „Brederode" is gedoken. Het is rede- lyk aan te nemen dat de Zweden di rect aan boord zyn geweest om te bergen wat te bergen viel. Een deel van het schip stak namelyk toen nog boven water uit. De rol van Deense vissers en strandjutters is uiteraard niet bekend, maar ook in dit opzicht mag men veronderstellen, de mentali- liteit van de kustbevolking in aanmer king nemend, dat ze getracht hebben aan hun trekken te komen vens omtrent de gezonken „Bredero de", vormde een bezoek aan inspec teur drs. Egon Eriksen, inspecteur van het Wapenmuseum te Kopenha gen. Drs. Eriksen deelde mede, dat in 1909 naar het wrak was gedoken, door de schipper E. Hansen, van Es- pergaerde, Kanonnen van de „Mor genstern" en de „Brederode" waren opgehaald, en de vondst werd blyk- baar dermate belangrijk geacht, dat hy vermeld staat als „De vondst van Espergaerde". Van dit duiken, waar bij het wrak van de „Brederode" geï dentificeerd werd, werd een authen tieke verklaring opgesteld. FEUILLETON k k k door PATRICIA WENTWORTH 16 „Was hy op zijn plaats toen juf frouw Meade by u kwam?" „Ja, meneer". „Wanneer had u hem het laatst gezien?" „Om kwart over tienen, toen ik voor de nacht sloot". „Heeft u hem toen gezien". „Ja, meneer". „Was de kerkdeur op slot toen u er met juffrouw Meade by kwam?" „Ja, meneer". „Weet u ook, of meneer Harsch gewooniyk de deur afsloot?" „O, nee, meneer, dat deed hy niet". „U weet dat héél zeker?" „Ja meneer. Ik ben dikwyis gaan luisteren als hy speelde". Bush be dacht zich even. Toen zei hy.* „Wel, meneer... één- of tweemaal, als hy erg laat was. Maar een gewoonte was het niet". De koster kon naar zyn plaats te rug gaan. Hierop getuigde de politie-inspec- teur, dat de sleutel van meneer Harsch in diens llnkerjaszak was ge vonden. Er zat een erg vuile vinger afdruk op. Die afdruk kwam vry- wel geheel met de eveneens smerige vingerafdruk op de revolver overeen, terwijl de afdrukken van de duim en de drie andere vingers klaarbiykelyk van de overledene afkomstig waren. „U bedoelt dat er maar eén vuile afdruk op de sleutel en één vuile, maar vier schone afdrukken op de re volver zaten?" „Ja, meneer", antwoordde de ins pecteur, die daarna plaats maakte voor de schrale, ascetische gestalte van de dominee. „Ik zou u iets willen vragen over uw sleutel van de kerk dominee Ca vendish. Hy was in uw bezit op de avond dat meneer Harsch stierf?" „Ja, zeker". „Mag ik vragen, waar u hem be waart?" De dominee greep in zyn broekzak en haalde een stel sleutels aan een ketting te voorschyn. Hy maakte een gewone deursleutel los en hield die de „coroner" voor. „Is dit de sleutel?" „Ja. Zoals u ziet, is hy noch by- zonder oud, noch bepaald modern. De kerk zelf is oud, maar de originele sleutels zijn te lomp en onhandig be vonden; myn voarganger liet op de zijdeur een nieuw slot maken De twee hoofddeuren worden van binnen gegrendeld. De oude sleu tels zijn niet meer in gebruik". „Zodat men, om de kerk binnen te komen, één van de vier sleutels moet gebruiken, waarvan de koster sprak?" „Ja". „Ging u zelf ook Dinsdagavond eens naar de kerk?" „Neen". „Maar hebt u wel by andere ge legenheden, dat meneer Harsch het orgel bespeelde de kerk bezocht?" „O, ja; hy speelde heel goed. Ik ging wel naar hem luisteren®'. „Heeft u de deur wel eens afge sloten gevonden?" Juist zoals Bush gedaan had, wachtte de dominee even met zyn antwoord. Toen zei hy: „Ik geloof het niet; ik kan my niets daarvan herinneren". „Dank u, dominee Cavendish. Dat is dan alles", Toen de dominee naar z^,_ terugkeerde, boog de „coroner'' zich in de richting van juffrouw Feil en noemde haar naam. Garth bracht haar naar het po dium. Ze had zyn arm stevig vast gegrepen en zag er zo ongeveer uit, alsof ze het schavot moest Oesty- gen. Zeer tot haar opluchting werd ze eerst omtrent de sleutel onder vraagd. Biykbaar kon de „coroner" haar antwoorden verstaan, want hy schreef ze op en Garth, op de tweede ry, hoorde ze ook, dus vermoedeiyk de jury eveneens, maar deprest van de zaal vernam slechts een zwak gefluister. De „coroner" had genoteerd, dat juffrouw Feil haar sleutel bewaarde in de niet-gesloten lade van 't schryf- bureau in de zitkamer en dat juf frouw Brown, die zo vriendeiyk was geweest, als organiste te fungeren, hem daaruit nam als ze hem nodig had. „Weet u zeker, dat de sleutel in de lade was in de bewuste nacht?" Uit het antwoord van juffrouw Feil viel op te maken, dat hy daar altyd lag, tenzy juffrouw Brown er hem had uitgenomen. „Wanneer hebt u de sleutel zelf het laatst gezien?" Dat kon Juffrouw FeU zich niet herinneren. Ze had het verzorgen van de bloemen in de kerk er aan moeten geven en gebruikte zelf de sleutel nooit meer. Langzamerhand begon ze zich meer op haar gemak te voelen. Ze her innerde zich, dat ze de „coroner" vele jaren geleden, toen hy nog een jong advocaat was, had ontmoet. Inglesi- de... ja, dat was de naam... Inglesi- de. Haar gelaatskleur werd weer normaal en haar stem werd veel be ter verstaanbaar. „Nu, juffrouw Fell, u heeft ver klaard, dat u Dinsdagavond een schot heeft gehoord. Staat uw buis naast de kerk? Is het elgeniyk de pastorie?" „Waar" was u, toen u het schot hoorde?" „Wel, ik was in de zitkamer, maar ik had de glazen deur naar de tuin geopend en was de trapjes afgegaan. Er zijn drie treden... Ik wilde de nachtelnke geur van de bloemen rui ken en noren, of meneer Harsch nog op het orgel speelde". Er ging iets als een zwak geritsel door de zaal. 't Kwam Garth voor, dat iedereen, die de woorden had ge hoord, zich even had bewogen. De „coroner" zette zyn ondervra ging voort. „U wist dus, dat meneer Harsch bezig was het kerkorgel te bespe len „O, ja, het was een warme avond en achter de gordynen stond het ven ster open. Als dat zo Is, kan ik al tyd het orgel horen; natuuriyk niet de zachte accoorden, maar wel wan neer iemand harder speelt". „Hoe wist u, dat het meneer Harsch was, die speelde?" Juffrouw Sophy keek verrast op. „Behalve meneer Harsch was juf frouw Brown de enige, die het orgel kon hebben bespeeld en zy was by my in de zitkamer' „Ook toen u het schot hoorde?" „Neen... dat geloof ik niet... ik denk, dat ze naar bed was gegaan. O, ja, nu herinner ik my, dat ze in derdaad was gaan slapen, want ik heb het licht m de hall toen uitge draaid". „Hoe laat heeft u het schot ge hoord? Weet u dat nog?" „O, zeker, opperbest, 't Was een kwartier voor tienen. Toevallig had ik juist op myn horloge gekeken en bedacht, dat het nogal vroeg was om naar bed te gaan, maar dat ik het toch moest doen, nu juffrouw Brown al naar boven was". „Juffrouw Feil... toen u dat schot hoorde, dacht u toen, dat het uit de kerk kwam?" „O, nee, dat dacht ik niet!" „Wat dacht u dan?" Juffrouw Sophy boog haar hoofd wat opzij, zoals altyd wanneer ze over iets nadacht. Toen zei ze heel beslist: „Ik meende dat het meneer Giles was. Zijn land loopt door tot de kerk aan de andere zijde van het kerkpad. Ik wist, dat hij één van zyn kippen miste, de vossen zijn erg bru taal nu er niet meer gejaagd wordt". By het horen van deze woorden knikte meneer Giles, een bejaarde boer met gebruinde wangen, die links op de vierde ry zat, geestdriftig en zei hardop: „Dat is zo!" (wordt vervolgd),

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1954 | | pagina 4