Universitaire decentralisatie of
studentenloon
T>c Sleutel
„DE BREDERODE"GEZONKEN IN
1658 IN DE SONT
HOOP OP CONVERTIBILITEIT
WERD DE BODEM INGESLAGEN
Massale Castella-actie!
4
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
VRIJDAG 1 OCTOBER 1954
JEUGD SNAKT NAAR WIJSHEID (Slot)
Vijf categorieën waarvoor iets
gedaan moet worden
DE STUDENTENMAATSCHAPPIJ deugt niet. Kom, kom, zult u zeg
gen, z'n vaart loopt het nu ook weer niet. Goed dan, maar dat er Iets
gedaan moet worden is duideiyk. Er moet wat gedaan worden ten behoeve
van:
a. de kaststudenten, die alleen maar omgang hebben met „een klein stel
letje uitgezochte vriendjes";
b. de studenten, die in een universiteitsstad by hun ouders thuis wonen;
c. de werkstudenten;
d. de spoorstudenten;
e. de jongelui, die zouden willen studeren, maar er om financiële rede
nen van af moeten zien, omdat zy te ver van een universiteitsstad wonen.
Deze vyf categorieën lopen zover uiteen, dat één algemene oplossing
onmogelijk is. Het vraagstuk kan slechts door een complex van maat
regelen uit de wereld geholpen worden.
Er wordt gespeeld met de gedachte
aan studentenloon. Een aantrekkelijk
denkbeeld. Drie van de vijf genoemde
categorieën zouden ermee uit de
brand zijn. Maar wat betekent het in
de practyk
Dat het Rijk enorme bedragen moet
uittrekken. Op het ogenblik zijn er
dertigduizend studenten in Neder
land. Geef ze alle tweeduizend gulden
per jaar; dan betekent dat een uit-
gave van zestig milloen. Maar daar
s men er niet mee, want duizelden
die nu om financiële redenen niet
gaan studeren, melden zich dan in
zeer groten getale. Het getal studen
ten zou zeker verdubbeld worden.
Honderd-en-twintig-millioen per jaar
dus. Maar ook daar is men er natuur
lijk niet mee, want daar komen dan
sociale lasten by (een ruwe schatting:
dertig millioen per jaar). De grotere
toeloop zou de bouw van meer colle
ge-zalen, maar laboratoria, de benoe
ming van meer hoogleraren en andere
docenten en verder personeel met zich
mee brengen.
Dat betekent rente, aflossing, af
schrijving. salarissen, onkosten enz.
Als we nog eens mogen schatten:
twintig millioen per jaar. Waar is het
einde Het bedrag, dat het Rijk thans
jaarljiks aan het hoger onderwijs be
steedt, ligt in de buurt van vijftig
millioen gulden. De Staten-Generaal
zouden de minister van Onderwys. die
dat bedrag zomaar ineens zou willen
vervier- oi vervijfvoudigen, hoogst
waarschijnlijk de voet dwars zetten.
Maar ook als wij aannemen, dat de
Staten-Generaal geen bezwaar zouden
maken, is de vraag gewettigd of zul
ke bedragen niet beter op een andere
wijze besteed kunnen worden. Om
van een goedkopere oplossing dan nog
maar te zwijgen
Wij hadden zo gedacht, dat met de
centralisatie wel iets te bereiken valt.
Ook op dit punt hebben wij de opvat
tingen, die er leven onder de studen
ten gepolst. Ziehier enige antwoor
den:
Waar ik op wil wijzen is de wense
lijkheid tot oprichting van een uni
versiteit in het Oosten en het Zuiden
van het land. De centralisatie in voor
namelijk het Westen van het land zie
ik als verkeerd. Niet alleen op finan
ciële gronden, doch vooral ook op so
ciologische en culturele gronden. On
ze maatschappij schijnt echter alleen
rekening te kunnen houden met het
financiële.
Daar staat dan tegenover:
Een universitaire decentralisatie lijkt
ons geen oplossing voor dit probleem.
In ons kleine land ziln al veel univer
siteiten en hogescholen. De hooglera
ren hiervan zijn meestal reeds zwaar
belast en het lijkt ons bezwaarlijk,
van hen te eisen, dat zij hun werk
zaamheden nog meer verdelen. Een
groter bezwaar echter is, dat dergelij
ke universiteitjes niet in werkelijk
heid universiteiten zouden zijn, maar
kleine vakscholen, waai* de universi
taire sfeer, traditie en mogelijkheden
ontbreken. Het is juist voor de a-
student zo belangrijk, dat hij zich
kan vormen in een milieu, waarin ook
medici etc. hun plaats hebben.
Eenzijdigheid en beperking zouden
de student aan een door U voorgestel
de kleine hogeschool zeker bedreigen.
Tenslotte: wanneer bijvoorbeeld in
Zwolle een dergelijke hogeschool ge
sticht zou kunnen worden, zouden
voor de student uit Almelo of uit
Zutphen de oude bezwaren blijven be
staan: het maakt voor hem zeer wei
nig verschil of hij iets verder moet
reizen, wanneer hy niet thuis wil blij
ven wonen.
Natuuriyk maakt het wèl verschil:
2. Een korte afstand
tijdrovend.
4. Een korte afstand biedt de ge
legenheid avondbijeenkomsten by te
wonen.
En afgezien nog van dit alles stel
len wij voorop:
5. Een korte afstand dient de
rechtvaardigheid.
Het is te enen male onjuist, dat de
studie voor jongemensen uit de pro
vincie financieel bezwaarlijker is dan
voor jongemensen, die in of nabij de
universiteitssteden wonen. En het is
in hogere mate onjuist, dat een te
?rote afstand sommige jongelui om
inanciële redenen verhindert te stu
deren.
Als men een bezwaar wil noemen
dan is het dit: decentralisatie zal het
aantal reizende studenten zij het
dan over korte afstanden zo wel in
absolute als in relatieve zin vergro
ten.
Decentralisatie werkt het studen-
tengezelligheidsleven dus nog verder
uit elkaar. Dit ma echter geen reden
zyn om decentra' itie ongewenst of
nutteloos te verklaren. Het moet wel
een reden zyn zo die reden er al
niet lang zou zyn de maatschappe
lijke zyde van het student-zy'n in
overeenstemming te brengen met het
wezen van de twintigste eeuw.
6 In het gebied van Quetta (Baloetsjistan)
zijn talrijke oudheidkundige vondsten ge
daan, zoals aardewerk en de resten van
een tempel, waaruit men, volgens de
Pakistaanse archeologische dienst, mo
gelijk zal kunnen afleiden dat er verband
moet hebben bestaan tussen de cultuur
van de Indus-vallei (ongeveer 3000 voor
Chr.) en die van het voorhistorische Per-
zlë.
VLAGGESCH1P VAN WITTE DE WITH
Kan het schip geborgen worden?
(Van een speciale verslaggever)
De slag in de Sont in 1658, tijdens de Noordse oorlog, bracht een over
winning van de Nederlanders op de Zweden, maar het vlaggescliip van
Witte de With, de „Brederode" ging onder met zyn commandant, wiens lijk
in handen viel van de Zweden. Het schip kapseisde en zonk dicht onder de
Deense kust en heeft daar nu byna driehonderd jaar onder water gelegen.
Verdwenen schijnt het echter niet te zijn; verschillende keren is een wrak
van de omvang van de „Brederode" op deze vrij nauwkeurig bekende plaats
gesignaleerd, onder meer door duikers. En daar hier nadien geen schepen
van een dergelijke grootte zijn ondergegaan, moet dit beroemde oorlogs
schip uit onze Gouden Eeuw daar nog altijd liggen.
Het maandblad voor scheepvaart en
scheepsbouw „De Blauwe Wimpel",
onder redactie van Anthony van Kam
pen, heeft thans het plan geopperd het
geld voor het bergen van dit wrak bij
een te brengen. Wanneer het plan tot
uitvoering komt en het werk slaagt
dan zal het de eerste keer zijn, dat
zo'n rechtstreekse herinnering aan
Nederlands glorietijd ter zee terug
keert.
We lezen hierover in „De Blauwe
Wimpel":
In het begin van dit jaar consta
teerde de asdic van een vaartuig dei-
Deense marine, op patrouille in de
Sont, een wrak. Dit vond plaats bij
Snekkersten, even ten Zuiden van
Helsingborg in de Sont, in het linker
(dus Deense) gedeelte van dit vaar-
Koop gezondheid voor Uw
geld. Vraag dus uitdrukkelijk
FYFFES. Want d4n alleen
neemt U het béste van het
beste mee naar huia... voed
zaam én... verrukkelijk.
water. Het moest een gezonken schip
zyn, eivormig, met een lengte van iets
meer dan 50 meter en een breedte van
circa 12 meter. Door toevallige om
standigheden stootte enige maanden
later een Deense amateur-duikerclub
op hetzelfde wrak. De duikers beves
tigden de reeds eerder gedane waar
nemingen.
Door contact met Deense maritieme
relaties kon het volgende worden
vastgesteld: het moest een groot hou
ten schip zijn, daar gezonken tydens
de slag in de Sont, November 1658. De
plaats waar het schip lag, direct on
der de Deense kust, maakte het prac-
tisch uitgesloten dat het een Zweeds
schip zou zyn, omdat de Zweedse
vloot, na beëindiging van de slag,
naar Landskrona uitweek. Er ging in
die slag slechts één Nederlands schip
van deze grootte verloren: de „Brede
rode", het schip van Witte de With.
De With kwam met de „Brederode"
aan lager wal en het schip liep aan
de grond. Het "kapseisde tenslotte en
de With werd, na heldhaftig verzet,
stervend aan boord van een Zweedse
oorlogsbodem gebracht.
Hij had nog de wens te kennen ge
geven in Nederlandse aarde begraven
te mogen worden.
Het verloop van de Slag in de Sont
is nauwkeurig bekend, niet alleen
door de collectie beroemde schilderyen
van Van de Velde (die de slag per-
soonlyk als schetsend en tekenend
„oorlogscorrespondent" meemaakte),
maar vooral door de uitvoerige mili
taire verslagen van Nederlandse,
Deense en Zweedse zyde. Voorts door
de lange ry klachten die Wassenaar
van Obdam, de vlootvoogd, na de slag
goeddeels ongegrond overigens, naar
Amsterdam zond. Gezien de beschrij
vingen en de exacte gegevens mocht
redelykerwijze worden aangenomen,
dat het geconstateerde wrak dat van
de „Brederode" was. Zekerheid kon
echter in die omstandigheden niet
verkregen worden. Er was in dat sta
dium alleen nog maar sprake van
waarschijniykheden.
Er waren echter nog andere aan
vullende gegevens: in geen enkele pe
riode, gedurende de drie eeuwen na de
slag, was op de plaats in kwestie een
Deens of ander schip gezonken, noch
Teleurstellend verloop vergadering Int. Monetaire Fonds
(Door onze economische medewerker)
Zij die hun hoop hadden gevestigd op de vergadering van het Internatio
nale Monetaire Fonds in Washington, zyn bedrogen uitgekomen. Van een
realisatie van de convertibiliteit is eenvoudig geen sprake. Tenminste niet
op korte termyn, zoals dr Holtrop van Nederland en prof. L. Erhard van
Duitsland gehoopt hadden.
Is het niet opmerkeiyk, dat de president van onze Nederlandsclie Bank
met zoveel klem er op wees, dat de huidige situatie voor het I.M.F. een
laatste kans is om een waarlijk multilateraal (veelzydig) stelsel van Inter
nationale betalingen te scheppen? Ook de Duitse minister van Economi
sche Zaken hield een vurig pleidooi voor de inwisselbaarheid. Engeland en
Frankryk spraken echter him veto uit. Daar kwamen in elk geval de ver
klaringen van de Engelse en Franse ministers van Financiën op neer.
Nu was het toch al geen geheim
meer, dat in Engeland ae liefde voor
de convertibiliteit was bekoeld. Na
tuuriyk, er zyn ook nu nog kringen
genoeg in Engeland, die sterk gepor
teerd zijn voor een systeem van ex
terne convertibiliteit, waarby alle bui
tenlanders vryeiyk voor hun valuta
ponden sterling kunnen kopen en voor
ponden sterling weer vreemde valuta.
Die voorstanders zien hierin een
prachtige kans voor het universele
gebruik van het pond in de wereld
handel.
Er gingen echter steeds meer stem
men op van hen, die beducht waren
voor de buitenlandse concurrentie in
de Dominions en koloniën. Als men
daar nl. vryeiyk met ponden Ameri
kaanse dollars kan verkrijgen zal er
een vloed van Amerikaanse goederen
naar die landen kunnen vloeien, het
geen voor de Engelse fabrikanten, die
tot nu toe die markt min of meer on
gehinderd bedienen, een ferme tegen
slag kan vormen.
De protectionistische wind is dus in
Engeland harder gaan waaien. En er
kwam nog extra wind in de zeilen,
namelijk van de kant der voorstan
ders van volledige werkgelegenheid,
die beducht zyn, dat een te grote con
currentie tot ontslag en bijgevolg tot
werkloosheid zal leiden.
Toch geloven wij, dat niet dit soort
bezwaren de doorslag heeft gegeven.
Neen, de onzekere houding van de
Ver. Staten vormde wel de kern van
de weerstand. Wy beluisteren dit dui
delijk in de woorden van de Franse
minister van Financiën, de heer E.
Faure.
Een convertibiliteit en het oprui
men van de beperkingen op de import
van goederen uit het aollargebied
moeten z.i. gepaard gaan met de op
heffing van de beperkingen in de Ver.
Staten zelf. Duidelijker gezegd: laat
Amerika maar eerst het voorbeeld
geven en elke onzekerheid over een
eventuele protectionistische koers la
ten varen. Nog duidelijker gezegd:
willen de V.S. een convertibiliteit in
West-Europa, dan moesten zij in de
eerste plaats zelf zorgen voor een li
beralisatie van 100%
Hiermede is wel overtuigend bewe
zen, dat het niet voldoende is, als de
landen zich economisch krachtig ge
voelen, om de Inwisselbaarheid van
de valuta in te voeren.
Nederland en West-Duitsland heb
ben blyk gegeven, dat zy klaar staan
voor een convertibiliteit. Dit is onge-
twyfeld ook het geval met België,
Zwitserland en Zweden. Doch deze
landen kunnen zonder Engeland die
stap nooit wagen.
Het is spy tig te moeten constateren
dat de gang er plotseling uit is, waar
mee overigens niet gezegd is, dat de
inwisselbaarheid voorgoed op stal is
gezet. Over enkele weken vindt in
Londen de conferentie plaats van de
ministers van het Gemenebest en dan
zal weer deze kwestie op tafel wor
den gebracht.
NIET ALLEEN MOOIE
WOORDEN
Het beste wat wy er van kunnen
hopen, is een zeer geleideiyke vrijma
king van het internationale kapitaal
verkeer in de verschillende landen.
Onze Nederlandsclie Bank geeft daar-
by een verheugend voorbeeld. En ver
der moeten wij hopen, dat de duideiy-
ke critiek op de handelspolitiek van
de V.S. vooral in het Amerikaanse
congres begrepen zal worden. Men
geert in Europa niets om de mooie
woorden van de Amerikaanse minis
ters, als in de practy'k blijkt dat een
invoerverbod (of een drastische ver
hoging van het invoerrecht, hetgeen
nagenoeg hetzelfde effect heeft) plot
seling uit de hemel kan vallen.
En nu hebben wy nog maar niet
eens gesproken over de practische
moeilijkheden: het toezicht op het ka
pitaalverkeer en de hulp aan landen,
die door hun zwakke economische po
sitie toch nog niet hadden kunnen
converteren. Aan deze problematiek
heeft men wel gedacht, doch men is
er wijselyk niet diep op ingegaan.
Deze vergadering heeft niet de ver
wachte afroep tot een spoedige con
vertibiliteit gebracht. Moge zy in elk
geval als een katalysator werken voor
een verdere en versnelde liberalisatie.
Dan is toch uiteindelijk niet alle
moeite vergeefs geweest.
Tijdelyk hebben de Castella-fabrieken
alle winkeliers in staat gesteld twee
pakken Castella Actief Wit te leveren
voor slechts 74 cent (normale prys 84
cent). Gezien de énorme populariteit
van dit wasmiddel kan gerust worden
gezegd, dat er nu een dubbeltjesregen
op Nederland neerdaalt.
Castella Actief Wit, een vondst die een
ware sensatie veroorzaakte, biyft nog
altyd het wasmiddel, dat de huisvrouw
in verbazing brengt. Het gewassen
goed flonkert U letterlyk tegen! En
ondanks zyn weergaloze waskracht is
Castella Actief Wit uiterst mild, goed
en veilig voor Uw' textiel! Verzuim
niet, zo spoedig mogelyk van het Cas-
tella-aanbod te profiteren...... er is al
een ware stormloop!
werd. ooit meer op die plaats in de
Sont slag geleverd. Het feit dat het
wrak niet eerder geborgen werd, kon
worden verklaard uit de omstandig
heid, dat het kapseisde voor het zonk.
Het kwam op een kant te liggen: ver
der kantelen was door de masten, of
de resten daarvan èn door het ondiepe
water, niet mogelijk. Daar kwam by
dat de kust vóór het wrak nog twee
jaar in Zweedse handen bleef. De
Zweden hadden echter niet de be
schikking over bergingsmogelijkheden
aangezien hun vloot door ae Neder
landers in Landskrona was geblok
keerd.
Of er, en hoevele malen, naar het
gezonken wrak van het vlaggeschip
is gedoken, verliest zich goeddeels in
mist der historie van arie eeuwen,
er inmiddels overheen gingen.
Voor zover is na te gaan, dook in 1660
een zekere Trewleben er naar. Hy
haalde met grypers kanonnen en an
dere onderdelen van een gezonken
schip in de Sont op, van welke ge
beurtenis een gedenkpenning werd
geslagen.
Dit zyn officiële gegevens. Wy zou
den er aan kunnen toevoegen, dat het
meer dan waarschyniyk is, dat er
reeds eerder naar het wrak van de
„Brederode" is gedoken. Het is rede-
lyk aan te nemen dat de Zweden di
rect aan boord zyn geweest om te
bergen wat te bergen viel. Een deel
van het schip stak namelyk toen nog
boven water uit. De rol van Deense
vissers en strandjutters is uiteraard
niet bekend, maar ook in dit opzicht
mag men veronderstellen, de mentali-
liteit van de kustbevolking in aanmer
king nemend, dat ze getracht hebben
aan hun trekken te komen
vens omtrent de gezonken „Bredero
de", vormde een bezoek aan inspec
teur drs. Egon Eriksen, inspecteur
van het Wapenmuseum te Kopenha
gen. Drs. Eriksen deelde mede, dat in
1909 naar het wrak was gedoken,
door de schipper E. Hansen, van Es-
pergaerde, Kanonnen van de „Mor
genstern" en de „Brederode" waren
opgehaald, en de vondst werd blyk-
baar dermate belangrijk geacht, dat
hy vermeld staat als „De vondst van
Espergaerde". Van dit duiken, waar
bij het wrak van de „Brederode" geï
dentificeerd werd, werd een authen
tieke verklaring opgesteld.
FEUILLETON
k
k
k door PATRICIA WENTWORTH
16
„Was hy op zijn plaats toen juf
frouw Meade by u kwam?"
„Ja, meneer".
„Wanneer had u hem het laatst
gezien?"
„Om kwart over tienen, toen ik
voor de nacht sloot".
„Heeft u hem toen gezien".
„Ja, meneer".
„Was de kerkdeur op slot toen u er
met juffrouw Meade by kwam?"
„Ja, meneer".
„Weet u ook, of meneer Harsch
gewooniyk de deur afsloot?"
„O, nee, meneer, dat deed hy niet".
„U weet dat héél zeker?"
„Ja meneer. Ik ben dikwyis gaan
luisteren als hy speelde". Bush be
dacht zich even. Toen zei hy.* „Wel,
meneer... één- of tweemaal, als hy
erg laat was. Maar een gewoonte was
het niet".
De koster kon naar zyn plaats te
rug gaan.
Hierop getuigde de politie-inspec-
teur, dat de sleutel van meneer
Harsch in diens llnkerjaszak was ge
vonden. Er zat een erg vuile vinger
afdruk op. Die afdruk kwam vry-
wel geheel met de eveneens smerige
vingerafdruk op de revolver overeen,
terwijl de afdrukken van de duim en
de drie andere vingers klaarbiykelyk
van de overledene afkomstig waren.
„U bedoelt dat er maar eén vuile
afdruk op de sleutel en één vuile,
maar vier schone afdrukken op de re
volver zaten?"
„Ja, meneer", antwoordde de ins
pecteur, die daarna plaats maakte
voor de schrale, ascetische gestalte
van de dominee.
„Ik zou u iets willen vragen over
uw sleutel van de kerk dominee Ca
vendish. Hy was in uw bezit op de
avond dat meneer Harsch stierf?"
„Ja, zeker".
„Mag ik vragen, waar u hem be
waart?"
De dominee greep in zyn broekzak
en haalde een stel sleutels aan een
ketting te voorschyn. Hy maakte een
gewone deursleutel los en hield die
de „coroner" voor.
„Is dit de sleutel?"
„Ja. Zoals u ziet, is hy noch by-
zonder oud, noch bepaald modern. De
kerk zelf is oud, maar de originele
sleutels zijn te lomp en onhandig be
vonden; myn voarganger liet op
de zijdeur een nieuw slot maken
De twee hoofddeuren worden van
binnen gegrendeld. De oude sleu
tels zijn niet meer in gebruik".
„Zodat men, om de kerk binnen te
komen, één van de vier sleutels moet
gebruiken, waarvan de koster
sprak?"
„Ja".
„Ging u zelf ook Dinsdagavond
eens naar de kerk?"
„Neen".
„Maar hebt u wel by andere ge
legenheden, dat meneer Harsch het
orgel bespeelde de kerk bezocht?"
„O, ja; hy speelde heel goed. Ik
ging wel naar hem luisteren®'.
„Heeft u de deur wel eens afge
sloten gevonden?"
Juist zoals Bush gedaan had,
wachtte de dominee even met zyn
antwoord. Toen zei hy: „Ik geloof
het niet; ik kan my niets daarvan
herinneren".
„Dank u, dominee Cavendish. Dat
is dan alles",
Toen de dominee naar z^,_
terugkeerde, boog de „coroner'' zich
in de richting van juffrouw Feil en
noemde haar naam.
Garth bracht haar naar het po
dium. Ze had zyn arm stevig vast
gegrepen en zag er zo ongeveer uit,
alsof ze het schavot moest Oesty-
gen. Zeer tot haar opluchting werd
ze eerst omtrent de sleutel onder
vraagd. Biykbaar kon de „coroner"
haar antwoorden verstaan, want hy
schreef ze op en Garth, op de tweede
ry, hoorde ze ook, dus vermoedeiyk
de jury eveneens, maar deprest van
de zaal vernam slechts een zwak
gefluister.
De „coroner" had genoteerd, dat
juffrouw Feil haar sleutel bewaarde
in de niet-gesloten lade van 't schryf-
bureau in de zitkamer en dat juf
frouw Brown, die zo vriendeiyk was
geweest, als organiste te fungeren,
hem daaruit nam als ze hem nodig
had.
„Weet u zeker, dat de sleutel in de
lade was in de bewuste nacht?"
Uit het antwoord van juffrouw Feil
viel op te maken, dat hy daar altyd
lag, tenzy juffrouw Brown er hem
had uitgenomen.
„Wanneer hebt u de sleutel zelf
het laatst gezien?"
Dat kon Juffrouw FeU zich niet
herinneren. Ze had het verzorgen
van de bloemen in de kerk er aan
moeten geven en gebruikte zelf de
sleutel nooit meer.
Langzamerhand begon ze zich meer
op haar gemak te voelen. Ze her
innerde zich, dat ze de „coroner" vele
jaren geleden, toen hy nog een jong
advocaat was, had ontmoet. Inglesi-
de... ja, dat was de naam... Inglesi-
de. Haar gelaatskleur werd weer
normaal en haar stem werd veel be
ter verstaanbaar.
„Nu, juffrouw Fell, u heeft ver
klaard, dat u Dinsdagavond een
schot heeft gehoord. Staat uw buis
naast de kerk? Is het elgeniyk de
pastorie?"
„Waar" was u, toen u het schot
hoorde?"
„Wel, ik was in de zitkamer, maar
ik had de glazen deur naar de tuin
geopend en was de trapjes afgegaan.
Er zijn drie treden... Ik wilde de
nachtelnke geur van de bloemen rui
ken en noren, of meneer Harsch nog
op het orgel speelde".
Er ging iets als een zwak geritsel
door de zaal. 't Kwam Garth voor,
dat iedereen, die de woorden had ge
hoord, zich even had bewogen.
De „coroner" zette zyn ondervra
ging voort.
„U wist dus, dat meneer Harsch
bezig was het kerkorgel te bespe
len
„O, ja, het was een warme avond
en achter de gordynen stond het ven
ster open. Als dat zo Is, kan ik al
tyd het orgel horen; natuuriyk niet
de zachte accoorden, maar wel wan
neer iemand harder speelt".
„Hoe wist u, dat het meneer
Harsch was, die speelde?"
Juffrouw Sophy keek verrast op.
„Behalve meneer Harsch was juf
frouw Brown de enige, die het orgel
kon hebben bespeeld en zy was by my
in de zitkamer'
„Ook toen u het schot hoorde?"
„Neen... dat geloof ik niet... ik
denk, dat ze naar bed was gegaan.
O, ja, nu herinner ik my, dat ze in
derdaad was gaan slapen, want ik
heb het licht m de hall toen uitge
draaid".
„Hoe laat heeft u het schot ge
hoord? Weet u dat nog?"
„O, zeker, opperbest, 't Was een
kwartier voor tienen. Toevallig had
ik juist op myn horloge gekeken en
bedacht, dat het nogal vroeg was om
naar bed te gaan, maar dat ik het
toch moest doen, nu juffrouw Brown
al naar boven was".
„Juffrouw Feil... toen u dat schot
hoorde, dacht u toen, dat het uit de
kerk kwam?"
„O, nee, dat dacht ik niet!"
„Wat dacht u dan?"
Juffrouw Sophy boog haar hoofd
wat opzij, zoals altyd wanneer ze
over iets nadacht. Toen zei ze heel
beslist: „Ik meende dat het meneer
Giles was. Zijn land loopt door tot
de kerk aan de andere zijde van het
kerkpad. Ik wist, dat hij één van zyn
kippen miste, de vossen zijn erg bru
taal nu er niet meer gejaagd wordt".
By het horen van deze woorden
knikte meneer Giles, een bejaarde
boer met gebruinde wangen, die links
op de vierde ry zat, geestdriftig en
zei hardop: „Dat is zo!"
(wordt vervolgd),